16.3 Omgevingsvergunning
In geval van een aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen op gronden als bedoeld in lid 16.1, waarbij dieper dan 0,3 m zal worden gegraven over een oppervlakte groter dan 100 m2:
-
a. dient vooraf door aanvrager van de bouwvergunning een rapport te worden overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en;
-
b. kunnen aan de vergunning de volgende verplichtingen worden verbonden:
-
1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
-
2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
-
3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die werkzaam is bij een instantie die in het bezit is van een opgravingsvergunning.
16.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
16.5.1 Algemeen
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden binnen de in lid 16.1 bedoelde bestemming(en) de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:
-
a. het verlagen van de bodem en het afgraven van gronden en roeren en omwoelen van gronden dieper dan 0,3 m onder peil over een oppervlakte van meer dan 100 m2;
-
b. het ophogen en egaliseren van gronden over een oppervlakte van meer dan 100 m2 en hoger dan 0,3 m;
-
c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen over een oppervlakte van meer dan 100 m2.
16.5.2 Uitzondering
Het bepaalde in lid 16.1 is niet van toepassing op het uitvoeren van werken en werkzaamheden:
-
a. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
-
b. waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
-
c. voor het verlagen van de bodem en het afgraven van gronden, voor zover daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet.
16.5.3 Afwijken van de ondergrens oppervlakte
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.5.1 voor zover het betreft de als ondergrens aangegeven oppervlakte van 100 m² of meer, tot een oppervlakte van 2.500 m² of meer, mits:
-
a. de betreffende gronden niet zijn gelegen in of binnen een afstand van 250 m van een op de Archeologische Monumenten Kaart aangewezen archeologisch waardevol terrein of een archeologisch Rijksmonument;
-
b. er geen concrete aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van archeologische resten op basis van vondsten of waarnemingen ter plaatse van of binnen een afstand van 100 m tot de betreffende gronden;
-
c. de betreffende gronden zijn gelegen buiten de zone met de aanduiding 'vermoedelijke ligging Limes-weg" zoals aangegeven op de kaart "Romeinse Limes van de provincie Utrecht';
-
d. zich ter plaatse van de betreffende gronden geen historisch (lijn)element volgens de Cultuurhistorische Hoofd Structuur van de provincie Utrecht bevindt dat verstoord zal worden;
-
e. de bodemingreep geen lineair element betreft, zoals een sleuf voor kabels of leidingen of een uitgraving voor een sloot of waterweg;
-
f. de archeologische belangen niet onevenredig worden geschaad;
-
g. vooraf advies wordt ingewonnen door een ter zake deskundige.
16.5.4 Voorwaarden
Een vergunning als bedoeld in lid 16.5.1 wordt slechts verleend indien:
-
a. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in lid 1 bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
-
b. bij archeologische waardevolle gebieden als bedoeld in lid 16.1 een hoge archeologische verwachtingswaarde vooraf door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarden van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
16.5.5 Verplichting
Aan een vergunning als bedoeld in lid 16.5.1 kunnen de volgende verplichtingen worden verbonden:
-
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
-
b. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
-
c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die werkzaam is bij een instantie die in het bezit is van een opgravingsvergunning.
16.5.6 Beoordeling aanvraag
Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in lid 16.5.1 kunnen burgemeester en wethouders advies inwinnen van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige.