Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Herontwikkeling Campina-terrein
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0632.Campinaterrein-bVA1

2.3 Cultuurhistorische waarden

2.3.1 Archeologie
2.3.1.1 Kader
In 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Het Verdrag van Malta is geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving door middel van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz), waardoor het verdrag een juridisch fundament kreeg. Deze wijzigingswet heeft onder meer wijzigingen aangebracht in de Monumentenwet 1988.
 
Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren. In het kader van een goede ruimtelijke ordening in relatie tot de Monumentenwet kan vooronderzoek naar mogelijke waarden nodig zijn zodat waar nodig die waarden veiliggesteld kunnen worden en/of het initiatief aangepast kan worden.
2.3.1.2 Huidige situatie
Het archeologisch beleidsplan van de gemeente Woerden is vastgesteld in september 2007. In het beleidsplan is het archeologisch beleid van de gemeente Woerden in hoofdlijnen beschreven. Vervolgens is in december 2010 de archeologische maatregelenkaart vastgesteld. Onderdeel van het beleidsplan is de archeologische maatregelenkaart. Op de Archeologische waardenkaart wordt aangegeven voor welke gronden archeologische waarden in de ondergrond te verwachten zijn. In onderstaande afbeelding is een uitsnede van de kaart weergegeven met onderhavig plangebied in de rode ovaal.
 
Uitsnede maatregelenkaart archeologie (plangebied in rood ovaal)
 
Het plangebied wordt op de archeologische maatregelenkaart aangegeven als verstoord. Dit betekent dat er geen archeologisch onderzoek hoeft plaats te vinden. Er heeft reeds archeologisch vooronderzoek plaatsgevonden in de vorm van een bureauonderzoek en verkennend booronderzoek. Op basis van dit rapport blijkt eveneens dat het perceel grotendeels verstoord is.
 
Op basis van het bureauonderzoek blijkt dat mogelijk een historische weg uit de (late) middeleeuwen / nieuwe tijd door het plangebied heeft gelopen. Voorts heeft de Romeinse rijksgrens mogelijk in de nabiheid van het plangebied gelopen. Daarom wordt, ondanks de verstoring in het plangebied, aan amateurarcheologen de ruimte geboden om tijdens de werkzaamheden om waarnemingen te doen.
2.3.1.3 Conclusie
RAAP Archeologisch Adviesbureau heeft in juni 2006 een bureauonderzoek met veldtoets (verkennend boormonderzoek) uitgevoerd, zie bijlage 1. Het bureauonderzoek is uitgevoerd om na te gaan of er reeds archeologische vondsten uit het plangebied bekend zijn en om de gespecificeerde archeologische verwachting te bepalen. Tijdens het veldonderzoek zijn 10 (controle-) boringen verricht. In aanvulling op het bureauonderzoek heeft in het gehele plangebied een visuele inspectie plaatsgevonden.
 
Het onderzoek heeft geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische resten opgeleverd. Uit het onderzoek is gebleken dat de bodem is verstoord door kleiwinning (afgegraven). Tevens is de aanwezigheid van recente verstoringen vastgesteld. Eventueel oorspronkelijke aanwezige archeologische waarden zijn verstoord en/of verdwenen, er is derhalve geen nader onderzoek nodig. Gedurende de verdere planontwikkeling wordt de gelegenheid geboden aan de locale werkgroep van amateur archeologen om aanwezig te zijn bij de graafwerkzaamheden. Eventuele vondsten worden conform de wettelijke vereisten gemeld bij het bevoegd gezag.
2.3.2 Cultuurhistorische waarden
Met ingang van 1 januari 2012 is het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Het voostel tot wijziging is een uitvloeisel van de Beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg (MoMo) uit 2009. Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro dienen cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk te worden meegewogen bij het opstellen van bestemmingsplannen. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten verrichten van de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied en moeten aangeven welke conclusies ze daar aan verbinden.
 
In de bestaande situatie is de locatie braakliggend en zijn er geen cultuurhistorische waarden aan de locatie toe te kennen. De industriële bebouwing welke vanaf de jaren 50 aanwezig was is in de loop der jaren ten behoeve van Campina ingrijpend veranderd. Daarmee is, voorzover er enige cultuurhistorische waarde toe te kennen was aan de bebouwing uit de jaren 50, alle cultuurhistorische waarden verdwenen.
In de nieuwe situatie wordt de bebouwing in materiaalgebruik en verschijningsvorm familie van de bestaande bebouwing langs de Utrechtsestraatweg en Johan van Oldenbarneveltlaan. De architectuur geeft de stationsomgeving een meer samenhangend beeld. Dat betekent niet dat de architectuur op de Campina-locatie identiek wordt aan architectuur uit de context. Door hiervoor te kiezen wordt de omliggende beeldkwaliteit en de daarmee samenhangende cultuurhistorische waarden verder versterkt.