4.4 Ecologie
In het kader van het 'Milieukundig advies 'Uitwerkingsplannen Tweede Bloksweg en
Tuinbouwweg' te Waddinxveen' heeft een actualisering van eerder onderzoek plaatsgevonden. Op basis van dit onderzoek wordt geconcludeerd dat er geen verschillen zijn wat betreft de conclusies tussen het gehele Park Triangelgebied en het plangebied van de uitwerkingsplannen Tweede Bloksweg/Tuinbouwweg. De effecten en daarmee eventuele vervolgonderzoeken hangen af van het type werkzaamheden.
Er ligt beschermd gebied binnen de invloedssfeer van het onderzoeksgebied. Effecten voor de Smient zijn reeds in detail onderzocht, maar een gedetailleerde GIS-analyse wordt aanbevolen in het rapport uit 2008. Ook is het nodig te onderzoeken in hoeverre er sprake kan zijn van effecten op de kleine zwaan door de ontwikkelingen. Effecten op het Natura2000-gebied dienen nog te worden beoordeeld.
Voor de ontwikkellocatie Park Triangel is naast de Natuurbeschermingswet 1998 ook de Flora- en faunawet van toepassing. Getoetst is of tengevolge van de uitwerkingsplannen de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet worden overtreden (planologische uitvoerbaarheid).
Gedurende alle werkzaamheden (uitwerkingsplannen Tweede Bloksweg/Tuinbouwweg en gehele Park Triangel gebied) is voor alle in het onderzoeksgebied aanwezige dier- en plantensoorten de zorgplicht van kracht. Er is geen ontheffing nodig voor algemene soorten en mogelijk aanwezige tabel 1- soorten.
Uit de toetsing aan de Flora- en faunawet komt dat bij werkzaamheden rekening moet worden gehouden met:
-
Vleermuizen:
Het voorkomen van vleermuizen en de aanwezigheid van gebruiksfuncties (verblijfplaats in stenen bebouwing, foerageergebied en/of vliegroute) in het onderzoeksgebied kan niet op voorhand worden uitgesloten. Om negatieve effecten op de functionaliteit van het leefgebied uit te sluiten dan wel te voorkomen, dient een vleermuizeninventarisatie te worden uitgevoerd in geval van sloop van stenen gebouwen, bij verwijdering van groenstructuren en/of bomenrijen of bij sterke verlichting van het terrein.
-
Vogels:
Werkzaamheden als sloop van stenen gebouwen (schuren en/of woningen) en het verwijderen van bomen en struikgewas, dienen gezien te worden als een voor vogels verstorende activiteit. Om verstoring te voorkomen dienen dergelijke werkzaamheden buiten de broedperiode te starten of uitgevoerd te worden. De broedperiode loopt grofweg van 15 maart tot 15 juli, maar ook buiten het broedseizoen zijn in gebruik zijnde nesten en de functionele omgeving hiervan beschermd. De aanwezigheid van mogelijke verblijfplaatsen van de gierzwaluw en huismus (beiden categorie 2) in het onderzoeksgebied kan niet worden uitgesloten. De nestlocaties van deze soorten genieten een jaarronde bescherming. Nader onderzoek voorafgaand aan eventuele sloopwerkzaamheden is daarom noodzakelijk. In de boom langs het spoor zijn hoogstwaarschijnlijk enkele nestlocaties aanwezig van een zwarte kraai. Er zijn geen zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden zijn die deze verblijfplaatsen een jaarronde beschermde toekennen. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk.
De aanwezigheid van de huiszwaluw (categorie 5-soort), kan niet met zekerheid worden uitgesloten. De nestlocaties van deze soort geniet een jaarronde bescherming, indien zwaarwegende feiten en ecologische omstandigheden dit rechtvaardigen. Nader onderzoek voorafgaand aan eventuele sloopwerkzaamheden is daarom noodzakelijk. Nestlocaties van overige vogelsoorten opgenomen in categorie 5, die een jaarronde bescherming kunnen verkrijgen door zwaarwegende feiten en ecologische omstandigheden, worden niet verwacht.
Indien sloopwerkzaamheden worden uitgevoerd, dan dient rekening te worden gehouden met broedvogels die in en rondom de huidige bebouwing kunnen zitten. Als in een later stadium gebouwen gesloopt moeten worden kan nader onderzoek naar vogels met een jaarrond beschermde nestplaats (huismus, zwaluwen) nodig zijn.
-
Vissen:
De aanwezigheid van kleine modderkruiper, bittervoorn en grote modderkruiper in het onderzoeksgebied kan niet op voorhand worden uitgesloten. Indien werkzaamheden worden verricht aan de watergangen (dempen, vergraven etc.) dient vooraf een visseninventarisatie te worden uitgevoerd om aan- of afwezigheid van genoemde soorten vast te stellen. Bij aanwezigheid van de soorten dienen mitigerende maatregelen te worden getroffen volgens een goedgekeurd ecologisch werkprotocol.
-
Amfibieën:
Gezien de mobiliteit van de rugstreeppad en het voorkomen van de soort in de nabije omgeving van het onderzoeksgebied, kan aanwezigheid van de rugstreeppad rondom kassen en op locaties met graafwerkzaamheden niet op voorhand worden uitgesloten. Indien kassen worden gesloopt, dan is een inventarisatie naar rugstreeppadden noodzakelijk. Bovendien is het raadzaam om voorzorgsmaatregelen te treffen voor aanvang van (graaf)werkzaamheden, bijvoorbeeld door het plaatsen van een amfibieënscherm, om te voorkomen dat de soort zich alsnog in het onderzoeksgebied vestigt.
-
Platte schijfhoren:
Aanwezigheid van de platte schijfhoren in het onderzoeksgebied kan niet met zekerheid worden uitgesloten, daarom is nader onderzoek noodzakelijk wanneer werkzaamheden worden verricht aan de watergangen (dempen, vergraven etc.).
Afhankelijk van de aard van de werkzaamheden en de te verwijderen gebouwen en groenstructuren, dient mogelijk aanvullend onderzoek plaats te vinden. Voor de uitwerkingsplannen geldt dat de ingrepen lokaal zijn en op perceelsniveau plaatsvinden. Indien de beschreven werkzaamheden waarbij effecten optreden niet plaatsvinden is geen nader onderzoek noodzakelijk.
Hieronder zijn de werkzaamheden nogmaals opgesomd:
Mogelijk benodigd soortgericht onderzoek ten behoeve van
uitwerkingsplannen:
- indien sloop van stenen gebouwen plaatsvindt:
- vleermuizeninventarisatie naar mogelijk aanwezig(e) verblijfplaatsen;
- nader onderzoek naar vogels met een jaarrond beschermde nestplaats (huismus, zwaluwen);
- indien werkzaamheden aan watergangen worden uitgevoerd:
- visseninventarisatie;
- inventarisatie platte schijfhoren;
- indien sloop van kassen plaatsvindt:
- inventarisatie rugstreeppad;
- indien groenstructuren en/of bomenrijen worden verwijderd of sterk verlicht:
- vleermuizeninventarisatie naar mogelijk aanwezig(e) vliegroutes en foerageergebied.
Benodigde maatregelen en planning ten behoeve van uitvoeringsfase:
- vogels: werkzaamheden dienen te worden gestart of uitgevoerd buiten het broedseizoen (circa 15 maart tot 15 juli);
- amfibieën: voorzorgsmaatregelen dienen te worden uitgevoerd ter voorkoming van vestiging van Rugstreeppad in het onderzoeksgebied.
Wanneer aanwezigheid van beschermde soorten (vleermuizen, vissen, vogels, rugstreeppad en/of platte schijfhoren) wordt vastgesteld tijdens soortgericht onderzoek, dienen specifieke mitigerende maatregelen te worden genomen op basis van een goedgekeurd mitigatieplan