direct naar inhoud van Artikel 30 Waarde - Archeologisch gebiedstype 3
Plan: Voorschoten Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0626.2011Oost-BP40

Artikel 30 Waarde - Archeologisch gebiedstype 3

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologisch gebiedstype 3' aangewezen gronden zijn primair bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende en te verwachten archeologische waarden.

30.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag niet worden gebouwd.
  • b. het bepaalde in artikel 30.2 sub a. is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder het maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte kleiner dan 10 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
    • 4. een bouwwerk waarvoor geen omgevingsvergunning is vereist.

30.3 Afwijken van de bouwregels

Het college van burgemeester en wethouders kan afwijken van het bepaalde in lid 30.2 sub a. met inachtneming van de volgende regels:

  • a. afwijking kan slechts worden verleend voor bouwwerken, voor zover deze zijn toegestaan op grond van de regels van de andere bestemmingen, waarmee de dubbelbestemming samenvalt;
  • b. de aanvrager van de afwijking een rapport heeft overlegd van archeologisch onderzoek, waarbij de richtlijnen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie in acht zijn genomen en waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Voornoemde rapport hoeft niet overlegd te worden indien het college van burgemeester en wethouders reeds over voldoende gegevens beschikt om de archeologische waarde van de betrokken locatie vast te stellen.
  • c. de betrokken archeologische waarden, gelet op het rapport zoals onder artikel 30.3 sub b. bedoeld, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de afwijking voorschriften te verbinden, gericht op:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen waarbij de richtlijnen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie in acht worden genomen;
    • 3. begeleiding van de bouwactiviteiten door een deskundige waarbij de richtlijnen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie in acht worden genomen.

30.4 Omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

30.4.1 Werkzaamheden

Het is verboden om op of in de gronden als bedoeld in artikel 30.1 zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen.

30.4.2 Uitzondering

Het verbod van 30.4.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in artikel 30.3 sub a., b. en c. in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 10 m²;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • f. de werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 30.4.1 onder f. worden uitgevoerd in het kader van regulier onderhoud en beheer.

30.4.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning wordt verleend, indien:

  • a. de werkzaamheden waarvoor de omgevingsvergunning wordt aangevraagd zijn toegestaan op grond van de regels van de andere bestemmingen, waarmee de dubbelbestemming samenvalt;
  • b. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd van archeologisch onderzoek, waarbij de richtlijnen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie in acht zijn genomen en de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld; Voornoemde rapport hoeft niet overlegd te worden indien het college reeds over voldoende gegevens beschikt om de archeologische waarde van de betrokken locatie vast te stellen;
  • c. de betrokken archeologische waarden, gelet op het rapport zoals in artikel 30.4.3 sub b. bedoeld, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorschriften te verbinden, gericht op:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen waarbij de richtlijnen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie in acht worden genomen;
    • 3. het begeleiden van de activiteiten door een archeoloog die voldoet aan de normen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

30.5 Advies

Alvorens de gevraagde omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 30.4 te verlenen, vraagt het college van burgemeester en wethouders aan een archeologisch deskundige advies, waarbij de archeologisch deskundige voldoet aan de eisen zoals deze gesteld worden in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

30.6 Wijzigingsbevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de dubbelbestemming te wijzigen door voor één of meer bestemmingsvlakken de dubbelbestemming:

  • a. geheel of gedeeltelijk van de plankaart te verwijderen, indien:
    • 1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    • 2. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
  • b. de begrenzingen van de dubbelbestemming te wijzigen en/of de begrenzingen tussen de verschillende archeologische gebiedstypen te verschuiven indien:
    • 1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarde of archeologische verwachting voor de betreffende gebiedsdelen moet worden aangepast.