Artikel 29 Waarde - Archeologisch gebiedstype 2
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologisch gebiedstype 2' aangewezen gronden zijn primair bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
29.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
-
a. ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag niet worden gebouwd;
-
b. het bepaalde in lid 29.2, sub a. is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende bouwwerken:
-
1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder het maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
-
2. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
-
3. een bouwwerk waarvoor geen omgevingsvergunning is vereist.
29.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 29.2 onder b. ten behoeve van het bouwen, indien en voor zover:
-
a. afwijking kan slechts worden verleend voor bouwwerken, voor zover deze zijn toegestaan op grond van de regels van de andere bestemmingen, waarmee de dubbelbestemming samenvalt;
-
b. de aanvrager van de afwijking een rapport heeft overlegd van archeologisch onderzoek, waarbij de richtlijnen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie in acht zijn genomen en de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Voornoemde rapport hoeft niet overlegd te worden indien het college van burgemeester en wethouders reeds over voldoende gegevens beschikt om de archeologische waarde van de betrokken locatie vast te stellen.
-
c. de betrokken archeologische waarden, zoals onder lid 29.3 sub b. bedoeld, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de afwijking voorschriften te verbinden, gericht op:
-
1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
-
2. het doen van opgravingen waarbij de richtlijnen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie in acht worden genomen;
-
3. begeleiding van de bouwactiviteiten door een deskundige waarbij de richtlijnen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie in acht worden genomen.
29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
29.4.1 Werkzaamheden
Het is verboden om op of in de gronden als bedoeld in artikel 29.1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
a. het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
-
b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
-
c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
-
d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
-
e. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
-
f. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen.
29.4.2 Uitzondering
Het verbod als bedoeld in lid 29.4.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
-
a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in artikel 38.3, sub b en sub c in acht is genomen;
-
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
-
c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning;
-
d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
-
e. de werkzaamheden zoals bedoeld onder artikel 29.4.1 onder f. worden uitgevoerd in het kader van regulier onderhoud en beheer.
29.4.3 Voorwaarden
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 29.4.1 wordt slechts verleend, indien:
-
a. de werkzaamheden waarvoor de omgevingsvergunning wordt aangevraagd zijn toegestaan op grond van de regels van de andere bestemmingen, waarmee de dubbelbestemming samenvalt;
-
b. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd van archeologisch onderzoek, waarbij de richtlijnen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie in acht zijn genomen en de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Voornoemde rapport hoeft niet overlegd te worden indien het college van burgemeester en wethouders reeds over voldoende gegevens beschikt om de archeologische waarde van de betrokken locatie vast te stellen;
-
c. de betrokken archeologische waarden, gelet op artikel 29.4.3 sub b bedoeld, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorschriften te verbinden, gericht op:
-
1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
-
2. het doen van opgraving waarbij de richtlijnen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie in acht worden genomen;
-
3. het begeleiden van de activiteiten door een archeoloog, waarbij de richtlijnen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie in acht worden genomen.
29.5 Advies
Alvorens de gevraagde omgevingsvergunning als bedoeld in lid 29.4 te verlenen, vraagt het college van burgemeester en wethouders aan een archeologisch deskundige advies, waarbij de archeologisch deskundige voldoet aan de eisen zoals deze gesteld worden in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
29.6 Wijzigingsbevoegdheid
Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de dubbelbestemming te wijzigen door voor één of meer bestemmingsvlakken de dubbelbestemming:
-
a. geheel of gedeeltelijk van de plankaart te verwijderen, indien:
-
1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
-
2. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
-
b. de begrenzingen van de dubbelbestemming te wijzigen en/of de begrenzingen tussen de verschillende archeologische gebiedstypen te verschuiven indien:
-
1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarde of archeologische verwachting voor de betreffende gebiedsdelen moet worden aangepast.