1.1 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.2 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.3 afvalinzamelsysteem:
geheel of gedeeltelijk onder peil gelegen bouwwerken/ voorzieningen ten behoeve van de inzameling van huishoudelijk afval, glas en dergelijke.
1.4 ander bouwwerk
een bouwwerk, geen gebouw zijnde.
1.5 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.6 bedrijfsmatige activiteiten in de woning:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten - geen detailhandelsbedrijf zijnde - en de ambachtelijke bedrijvigheid geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij de aard (qua milieuplanologische hinder) en omvang van de bedrijfsactiviteiten zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.
1.7 beroepsmatige activiteiten in de woning
het beroeps- of bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermede naar de aard gelijk te stellen beroep dat door zijn aard en omvang in een woning zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.
1.8 bestaand (in relatie tot bebouwing)
bebouwing aanwezig ten tijde van van het in werking treden van het bestemmingsplan.
1.9 bestaand (in relatie tot gebruik):
gebruik dat bestaat ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan.
1.10 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.11 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0623.BP1351DK001-VG01 met de bijbehorende regels en de bijlage.
1.12 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.13 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.14 bouwen:
plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten.
1.15 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.16 bouwlaag, laag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met inbegrip van de begane grond, hieronder wordt niet begrepen:
- een onderbouw: een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven peil is gelegen;
- een vide (open ruimte in een gebouw), waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50% van de onderliggende laag;
- een zolder waarvan de oppervlakte, voor zover de hoogte groter is dan 1,50 m, niet meer bedraagt dan 50% van de oppervlakte van de onderliggende laag.
1.17 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.18 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.19 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.20 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.
1.21 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden van goederen, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren aan personen, die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.22 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan het publiek, zoals een kapsalon, reisbureau, uitzendbureau, bankfiliaal, wasserette of apotheek, eventueel met bijbehorend kantoor, magazijn of ambacht, zulks met uitzondering van horecabedrijven en seksinrichtingen.
1.23 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.24 grondgebonden woningen:
een gebouw, dat een vrijstaande woning of meerdere aaneengebouwde, uitsluitend naast elkaar en niet boven elkaar gelegen, woningen omvat, en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd.
1.25 horecavoorziening:
een bedrijf, dat in zijn algemeenheid is gericht op het verstrekken van nachtverblijf, op het ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en/of op het exploiteren van zaalaccommodatie; in dit plan worden de volgende horecavoorzieningen onderscheiden:
- winkelondersteunende horeca zoals:
- koffiebar;
- lunchroom;
- tearoom;
- traiteur;
- lichte horeca, zoals:
- automatiek;
- broodjeszaak;
- cafetaria;
- snackbar;
- bistro
- restaurant (zonder bezorg- en /of afhaalservice)
- hotel, pension, logeerhuis;
- zware horeca, zoals:
- bar;
- biljartcentrum;
- café;
- restaurant met bezorg- en afhaalservice (o.a. pizza, chinees);
- zalenverhuur;
- partycentrum.
1.26 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.27 kantoor:
een ruimte welke door haar indeling en inrichting is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden.
1.29 maatschappelijke voorzieningen:
overheids-, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, recreatieve en vergelijkbare maatschappelijke voorzieningen, waaronder mede begrepen een brandweerkazerne.
1.30 ondergeschikte expositie en verkoop:
expositie- en verkoopactiviteiten die worden uitgeoefend ten dienste van de hoofdfunctie zoals toegestaan in dit plan, waarbij de expositie- en verkoopactiviteiten een ondergeschikt onderdeel is van de hoofdactiviteit met een maximum van 20% van het bedrijfsvloeroppervlak.
1.31 ondergeschikte horeca /detailhandel:
horeca- en/of detailhandelsactiviteiten die worden uitgeoefend ten dienste van de hoofdfunctie zoals toegestaan in dit plan, waarbij de horeca- en/of detailhandelsactiviteit een ondergeschikt onderdeel is van de hoofdactiviteit met een maximum van 20% van het bedrijfsvloeroppervlak.
1.32 peil:
- voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
1.33 plan:
het bestemmingsplan "Poort van Stolwijk" van de gemeente Vlist.
1.34 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting worden in elk geval verstaan:
- een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen erotische massagesalon;
- een seksbioscoop of sekstheater;
- een seksautomatenhal;
- een seksclub of parenclub,
al dan niet in combinatie met elkaar, een escortbedrijf wordt niet onder een seksinrichting verstaan.
1.35 seksbioscoop/- theater:
een inrichting of een daarmee gelijk te stellen gelegenheid waari vertoningen van erotische en/of pornografische aard worden gegeven.
1.36 seksautomatenhal:
een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door middel van automaten of filmvoorstellingen en/of liveshows van erotische en/of pornografische aard worden gegeven.
1.37 sekswinkel:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarbinnen hoofdzakelijk (minimaal 70% van de vloeroppervlakte) goederen van erotisch- pornografische aard worden verkocht of verhuurd.
1.38 straatmeubilair:
bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts-)voorzieningen, zoals:
- verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken en bloembakken;
- telefooncellen, abri's kunstwerken, fietsenstallingen, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame;
- kleinschalige bouwwerken ten behoeve van openbare (nuts-)voorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50 m3 en een hoogte van ten hoogste 3 m, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen;
- afvalinzamelsystemen.
1.39 voorgevelbouwgrens
de naar de weg gekeerde bouwgrens; indien meerdere bouwgrenzen naar de weg gekeerd zijn, wijst het bevoegd gezag een voorste bouwgrens aan.
1.40 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.4 de afstand:
van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens wordt gemeten vanaf het dichtst bij de perceelgrens gelegen punt van het gebouw tot die perceelsgrens op 1 m boven peil en haaks op de perceelsgrens.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 de grondoppervlakte:
van een gebouw of ander bouwwerk wordt gemeten buitenwerks en boven peil.
2.7 bedrijfsvloeroppervlakte:
wordt gemeten binnenwerks, met dien verstande, dat de totale vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels of bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnen en overige dienstruimte worden opgeteld.
2.8 verkoopvloeroppervlakte:
wordt gemeten binnenwerks, met dien verstande, dat de totale vloeroppervlakte van ruimten welke rechtstreeks ten dienste staan van de detailhandelsactiviteiten en voor publiek toegankelijk zijn worden opgeteld; kantoren magazijnen en overige dienstruimten worden hieronder niet begrepen.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "
Gemengd" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- overheids-, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke en vergelijkbare maatschappelijke voorzieningen;
- zelfstandige kantoren tot maximaal 1.000 m2 bvo;
- ondergeschikte horeca ten dienste van de bestemming;
- ondergeschikte expositie en verkoop van met de maatschappelijke functie samenhangende artikelen;
- straatmeubilair;
- bijbehorende erven, water, parkeer- en groenvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op de in
artikel 3 lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
- gebouwen uitsluitend binnen bouwvlakken mogen worden gebouwd;
- de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan aangegeven binnen het bouwvlak;
- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan:
- op de gronden voor de naar een openbare weg gekeerde gevel: 1 m;
- voor het overige 2 m;
- de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 5 m.
3.3 Parkeren
Voor het parkeren ten behoeve van de bestemming zijn de gemeentelijke parkeernormen van toepassing zoals deze gelden ten tijde van de aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen waarbij geldt dat deze parkeerplaatsen binnen de bestemmingsgrenzen worden gerealiseerd.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "
Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- groenvoorzieningen en water;
- voet- en fietspaden;
- speelvoorzieningen;
- straatmeubilair;
- nutsvoorzieningen en gemalen;
- parkeervoorzieningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeren'.
4.2 Bouwregels
Op de in
artikel 4 lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat de hoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘
Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- voortuinen, erven en verhardingen behorende bij het hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming.
5.2 Bouwregels
Op de in
artikel 5 lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.
5.3 Specifieke gebruiksregels
Verhardingen zijn toegestaan tot maximaal 50% van de tot Tuin bestemde gronden behorende bij een bouwperceel.
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "
Verkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wegen (met stroom- of verblijfsfunctie);
- pleinen;
- voet- en fietspaden;
- parkeervoorzieningen;
- speelvoorzieningen;
- groenvoorzieningen en water;
- straatmeubilair;
- nutsvoorzieningen en gemalen;
- bruggen.
6.2 Bouwregels
Op de in
artikel 6 lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 8 m.
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "
Water" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- water;
- duikers en gemalen;
- groenvoorzieningen;
- bruggen;
- beschoeiingen.
7.2 Bouwregels
Op de in
artikel 7 lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd tot een hoogte van 5 m.
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "
Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- maximaal 44 woningen, met in achtname van de geldende parkeernormen;
- tuinen, erven, water en groenvoorzieningen;
- beroepsuitoefening aan huis;
- ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' dient te worden voorzien in parkeergelegenheid voor minimaal 2 auto's op eigen terrein;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - spelen en parkeren': een speelvoorziening van kinderen met een oppervlak van minimaal 320 m2 en parkeervoorzieningen.
8.2 Bouwregels
Op de in
artikel 8 lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
- het aantal nieuw te bouwen woningen mag niet meer bedragen dan 44 woningen;
- hoofdgebouwen uitsluitend binnen de bouwvlakken mogen worden gebouwd;
- uitsluitend grondgebonden woningen mogen worden gebouwd;
- ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' uitsluitend vrijstaande woningen mogen worden gebouwd;
- de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan aangegeven binnen het bouwvlak;
- bij iedere woning bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd, mits:
- deze niet meer bedragen dan 30% van de oppervlakte van het perceel, direct behorend bij de woning, met een maximum van 100 m2;
- de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 0,25 m boven de eerste verdiepingsvloer, met een maximum van 4 m;
- de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
- de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5 m;
- de bijbehorende bouwwerken ten minste 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevel wordt gebouwd;
- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan:
- op de gronden voor de naar een openbare weg gekeerde gevel: 1 m;
- voor het overige 2 m;
- de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 5 m;
- dakkappellen, uitsluitend op hoofdgebouwen, zijn toegestaan, mits:
- de breedte maximaal 75% van het zij- of achterdakvlak is en de dakkapel minimaal 0,5 m uit de zij-, onder- en bovenkant van het dakvlak en minimaal 0,5 m en maximaal 2 m uit de dakvoet van de desbestreffende woning wordt gesitueerd;
- de breedte maximaal 50% van het voorgeveldakvlak is en de dakkapel minimaal 1 m uit de zijkanten en minimaal 0,5 m uit de bovenkant van het dakvlak en minimaal 0,5 m en maximaal 2 m uit de dakvoet van de desbetreffende woning wordt gesitueerd.
- voorzover de goot- en/of bouwhoogte(s) van bestaande bebouwing afwijken van de bepalingen in dit lid, geldt als maximale maatvoering de bestaande maatvoering.
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan:
- de situering van woningen en buitenruimten;
- de indeling van de geluidsgevoelige ruimten;
- te treffen geluidswerende maatregelen;
van een bestemming waarvan de geluidsbelasting hoger is dan 53 dB.
8.4 Specifieke gebruiksregels
Onverminderd het bepaald in
artikel 8 lid 1 is het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken anders dan als huishoudelijke bergruimte of stalling van voertuigen in strijd met het plan.
8.4.1 Beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten
Binnen deze bestemming is de uitoefening van beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
- de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd, waarbij geldt dat de brutovloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 40% van de woning met een maximum van 50 m²;
- de gewenste bedrijvigheid mag niet onder de werkingssfeer van de Wet Milieubeheer vallen en niet vergunningsplichtig zijn overeenkomstig de APV;
- het gewenste gebruik mag geen detailhandel betreffen, tenzij het als een ondergeschikte nevenactiviteit van de in de woning uitgeoefende bedrijvigheid plaatsvindt;
- in geval van een aan huis gebonden bedrijf mag in de nabije omgeving van de woning geen onevenredige vergroting van de verkeers-/parkeerdruk optreden;
- er mogen geen bedrijfsmatige activiteiten buiten de woning plaatsvinden, behoudens in- en uitladen;
- de ruimte(-s) waarin het gebruik plaats vindt, moeten voldoen aan de bepalingen van de bouwverordening en het Bouwbesluit;
- het uiterlijk van de woning mag niet zodanig veranderen dat de woning het karakter van een woning verliest. De bedrijvigheid dient qua aard, intensiteit van gebruik en uitstraling te passen binnen de woonomgeving.
8.4.2 Parkeren op eigen erf
In aanvulling op het bepaalde in
artikel 8 lid 1 sub a geldt voor vrijstaande- en twee onder een kap woningen dat op eigen terrein minimaal voorzien wordt in respectievelijk 2 en 1 parkeerplaatsen.
8.4.3 Beperkte zelfredzaamheid
Huisvesting van groepen personen met een verminderde zelfredzaamheid wordt aangemerkt als strijdig gebruik.
8.5 Parkeren
Voor het parkeren ten behoeve van de bestemming zijn de gemeentelijke parkeernormen van toepassing zoals deze gelden ten tijde van de aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen.
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene bouwregels
10.1 Overschrijding bouwgrenzen
10.1.1 Bouwregels
De in deze regels opgenomen bepalingen ten aanzien van bouwgrenzen zijn niet van toepassing voor wat betreft overschrijdingen met betrekking tot:
- stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen;
- plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien de overschrijding van de voorgevelbouwgrens niet meer dan 1,5 m bedraagt;
- gevel en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, erkers en luifels, mits zij de bouwgrens met niet meer dan 1,5m overschrijden, hierbij mag de voorgevelbouwgrens niet overschreden worden;
- ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voor zover deze de bouwgrens met niet meer dan 1 m overschrijden.
10.1.2 Afwijking
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsverguning af te wijken van de op de verbeelding aangegeven bouwgrenzen met ten hoogste 1,5 m, indien het betreft:
- overbouwingen ten dienste van de verbinding van twee gebouwen;
- toegangen van bouwwerken;
- plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen;
- gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
- erkers, balkons en galerijen;
- luifels, reclametoestellen en draagconstructies voor reclame;
- hijsinrichtingen, laadbruggen, stortgoten, stort- en zuigbuizen;
- kelderingangen en kelderkoekoeken;
- of daarmee gelijk te stellen ondergeschikte bouwwerken.
10.2 Ondergronds bouwen en kelders
10.2.1
De planregels inzake de toelaatbaarheid, de aard, de omvang en de situering van gebouwen zijn in geval van kelders van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat deze uitsluitend is toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- de kelder is loodrecht onder de woning en/ of aangebouwde bijbehorende bouwwerk geprojecteerd, en;
- de kelder mag maximaal 1 bouwlaag (maximaal 4 meter diep, gemeten vanuit onderkant
begane grondvloer) zijn, en;
- indien de kelder onder een aangebouwd bijbehorende bouwwerk is geprojecteerd, dan mag de kelder niet van buitenaf bereikbaar zijn.
10.2.2
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in
artikel 10 lid 2.1 ten behoeve van kelders niet loodrecht onder het hoofdgebouw gelegen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- de kelder mag maximaal 1 bouwlaag (maximaal 4 meter diep, gemeten vanuit onderkant
begane grondvloer) zijn, en;
- de kelder is niet van buitenaf bereikbaar, en;
- de maximale oppervlakte van de kelder is gelijk aan datgene wat is toegestaan voor bijbehorende bouwwerken zoals genoemd in artikel Wonen.
10.3 Toepasselijkheid Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- het bouwen bij bovengrondse hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
- de parkeernormen, parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij en/of in gebouwen;
- de ruimte tussen gebouwen.
Artikel 11 Algemene gebruiksregels
11.1 Algemeen verbod op strijdig gebruik
Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken in strijd met de bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht .
11.2 Bijzonder gebruiksverbod
11.2.1
Onverminderd het bepaalde in
artikel 11 lid 1 is het in ieder geval verboden onbebouwde gronden te gebruiken voor:
- het storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
- het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, voer- en vaartuigen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
- het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
- bedrijfsmatige huisvesting van verminderd zelfredzame groepen.
11.2.2
Onverminderd het bepaalde in
artikel 11 lid 1 is het in ieder geval verboden bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor een seksinrichting en voor detailhandelsdoeleinden, voor zover zulks niet expliciet is toegestaan ingevolge de bestemmingsomschrijving.
11.3 Uitzonderingen gebruiksverbod
11.3.1
- het (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden;
- de opslag van goederen in het kader van de in het plan toegestane bedrijfsvoering;
- het opslaan of storten van afval- en meststoffen, voor zover noodzakelijk voor het normale onderhoud van de gronden en de watergangen.
Artikel 12 Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in deze regels ten behoeve van:
- de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van het openbaar nut, waarbij de inhoud ten hoogste 75 m3 en de goot- en bouwhoogte ten hoogste 3 m en 5 m mag bedragen, gasdrukregel- en gasdrukmeetstations uitgezonderd;
- de bouw van antennemasten voor communicatiedoeleinden, waarbij de hoogte niet meer dan 45 m mag bedragen en waarbij het beleid gericht is op het combineren van deze voorzieningen, op een koppeling van voorzieningen met bebouwing en op een dusdanige situering dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gewenste stedenbouwkundige kwaliteit van het plangebied.
- de bouw van andere bouwwerken zoals een vlaggenmast, een artistiek kunstwerk, antennes en dergelijke tot een hoogte van 15 m.
Artikel 13 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:
- het oprichten van gebouwen ten dienste van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 150 m3 en een goot- en bouwhoogte van ten hoogste 3 m en 6 m, dit voor zover deze op grond van de Algemene afwijkingsregels niet kunnen worden gebouwd;
- een enigszins andere situering en/of begrenzing van bouwpercelen, dan wel bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en bouwvlakken en/of aanduidingen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, op voorwaarde, dat de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, bestemmingsvlak dan wel bouwvlak met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd en voldaan kan worden aan de voorkeursgrenswaarde voor geluid dan wel een hoger verkregen grenswaarde.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 14 lid 2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in artikel 14 lid 2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- artikel 14 lid 2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Dit bestemmingsplan kan worden aangehaald onder de titel bestemmingsplan "Poort van Stolwijk" van de gemeente Vlist.
Aldus vastgesteld door gemeenteraad van de gemeente Vlist op ........