direct naar inhoud van Hoofdstuk 3 Algemene regels
Plan: 359.304.00 (Dorpskernen 2009)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0623.BP0950DK001-VG01

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 22 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 23 Algemene bouwregels

23.1 Overschrijding bouwgrenzen
23.1.1 Bouwregels

De in deze regels opgenomen bepalingen ten aanzien van bouwgrenzen zijn niet van toepassing voor wat betreft overschrijdingen met betrekking tot:

  • a. stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen;
  • b. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien de overschrijding van de voorgevelbouwgrens niet meer dan 50 cm bedraagt;
  • c. gevel en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, erkers, balkons, galerijen en luifels, mits zij de voorgevelbouwgrens met niet meer dan 50 cm overschrijden;
  • d. ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voor zover deze de bouwgrens met niet meer dan 1 m overschrijden;
  • e. hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voor zover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand de voorgevelbouwgrens met meer dan 1 m overschrijden;
  • f. voor panden met de aanduiding "monument" geldt dat erkers, balkons, dakoprekkingen niet zijn toegestaan voorzover deze zichtbaar zijn vanaf de straat.
23.1.2 Ontheffing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het overschrijden van de op de kaart aangegeven bouwgrenzen met ten hoogste 1,5 m, indien het betreft:

  • a. overbouwingen ten dienste van de verbinding van twee gebouwen;
  • b. toegangen van bouwwerken;
  • c. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen;
  • d. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
  • e. erkers, balkons en galerijen;
  • f. luifels, reclametoestellen en draagconstructies voor reclame;
  • g. hijsinrichtingen, laadbruggen, stortgoten, stort- en zuigbuizen;
  • h. kelderingangen en kelderkoekoeken;
  • i. of daarmee gelijk te stellen ondergeschikte bouwwerken.

23.2 Bestaande bebouwing

Voor zover in dit plan de bestaande bebouwing buiten het bouwvlak qua hoogte of situering afwijkt van de planregels, geldt deze afwijkende maatvoering als maximale maatvoering.

23.3 Ondergronds bouwen en kelders
23.3.1

De planregels inzake de toelaatbaarheid, de aard, de omvang en de situering van gebouwen zijn in geval van kelders van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat deze uitsluitend is toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de kelder is loodrecht onder de woning en/ of het aan- en bijgebouw geprojecteerd, en;
  • b. de kelder mag maximaal 1 bouwlaag (maximaal 4 meter diep, gemeten vanuit onderkant
    begane grondvloer) zijn, en;
  • c. indien de kelder onder een bijgebouw is geprojecteerd, dan mag de kelder niet van buitenaf
    bereikbaar zijn.

23.3.2

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 23.3.1 ten behoeve van kelders niet loodrecht onder het hoofdgebouw gelegen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de kelder mag maximaal 1 bouwlaag (maximaal 4 meter diep, gemeten vanuit onderkant
    begane grondvloer) zijn, en;
  • b. de kelder is niet van buitenaf bereikbaar, en;
  • c. de maximale oppervlakte van de kelder is gelijk aan datgene wat is toegestaan voor aan- en
    bijgebouwen zoals genoemd in artikel 17.

23.4 Toepasselijkheid Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  • b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • c. het bouwen bij bovengrondse hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  • d. de parkeernormen, parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij en/of in gebouwen;
  • e. de ruimte tussen gebouwen.

Artikel 24 Algemene gebruiksregels

24.1 Algemeen verbod op strijdig gebruik

Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken in strijd met de bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro.

24.2 Bijzonder gebruiksverbod
24.2.1

Onverminderd het bepaalde in lid 24.1 van dit artikel is het in ieder geval verboden onbebouwde gronden te gebruiken voor:

  • a. het storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  • b. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, voer- en vaartuigen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
  • c. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

24.2.2

Onverminderd het bepaalde in lid 24.1 is het in ieder geval verboden bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor een seksinrichting en voor detailhandelsdoeleinden, voor zover zulks niet expliciet is toegestaan ingevolge de bestemmingsomschrijving.

24.3 Uitzonderingen gebruiksverbod
24.3.1

Het bepaalde in lid 24.1 is niet van toepassing op het medegebruik van woningen en/of aangebouwde bijgebouwen voor beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd, waarbij geldt dat de brutovloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 40% van de woning met een maximum van 50 m²;
  • b. de gewenste bedrijvigheid mag niet onder de werkingssfeer van de Wet Milieubeheer vallen en niet vergunningsplichtig zijn overeenkomstig de APV;
  • c. het gewenste gebruik mag geen detailhandel betreffen, tenzij het als een ondergeschikte nevenactiviteit van de in de woning uitgeoefende bedrijvigheid plaatsvindt;
  • d. in geval van een aan huis gebonden bedrijf mag in de nabije omgeving van de woning geen onevenredige vergroting van de verkeers-/parkeerdruk optreden;
  • e. er mogen geen bedrijfsmatige activiteiten buiten de woning plaatsvinden, behoudens in- en uitladen;
  • f. de ruimte(-s) waarin het gebruik plaats vindt, moeten voldoen aan de bepalingen van de bouwverordening en het Bouwbesluit;
  • g. het uiterlijk van de woning mag niet zodanig veranderen dat de woning het karakter van een woning verliest. De bedrijvigheid dient qua aard, intensiteit van gebruik en uitstraling te passen binnen de woonomgeving.

24.3.2

Het bepaalde in lid 24.2.1 van dit artikel is niet van toepassing op:

  • a. het (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden;
  • b. de opslag van goederen in het kader van de in het plan toegestane bedrijfsvoering;
  • c. het opslaan of storten van afval- en meststoffen, voor zover noodzakelijk voor het normale onderhoud van de gronden en de watergangen.

Artikel 25 Algemene aanduidingsregels

25.1 LPG risico-contour

Op de gronden binnen de aanduiding "veiligheidszone - lpg" geldt dat:

  • a. geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogen worden gebouwd;
  • b. burgemeester en wethouders bevoegd zijn ontheffing te verlenen van het bepaalde onder a indien dit op grond van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, zoals deze luidt op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan toelaatbaar wordt geacht.

25.2 Vrijwaringszone molenbiotoop


Op de gronden gelegen binnen de aanduiding "vrijwaringszone - molenbiotoop" gelden voor het oprichten van bouwwerken en beplantingen de volgende regels:

  • a. binnen 100 m van de molen mogen geen bouwwerken en/of beplanting hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek (maat + NAP) worden opgericht;
  • b. binnen het gebied tussen de 100 m en 400 m van de molen mag de bouwhoogte van bouwwerken en/of beplanting niet meer bedragen dan:
    • 1. tussen de molen en de grens tussen buitengebied en stedelijk gebied: 1/100 van de afstand tussen bouwwerk en het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek (maat + NAP);
    • 2. vanaf de grens tussen buitengebied en stads- en dorpsgebied tot in het stads- en dorpsgebied: 1/30 van de afstand tussen het bouwwerk en de grens van stedelijk gebied, gerekend vanaf de maximaal toegestane bebouwings- en /of beplantingshoogte op deze grens;

afbeelding "i_NL.IMRO.0623.BP0950DK001-VG01_0001.jpg"

  • c. burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde onder b teneinde een hogere bouwhoogte toe te staan mits daardoor de windvang en/of het functioneren en/of de zichtbaarheid van de molen niet in onevenredige mate wordt en/of kan worden aangetast.

25.3 Onderdoorgang

Ter plaatse van de aanduiding "onderdoorgang" dient de bestaand onderdoorgang te worden gehandhaafd.

25.4 Aanlegvergunning archeologie
25.4.1

Het is verboden op de gronden met den gebiedsaanduiding "archeologie" de navolgende werken, bouwwerken of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning ex artikel 3.16 Wro) van burgemeester en wethouders:

  • a. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  • b. het bodemverlagen of afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  • c. het uitvoeren van grondbewerkingen;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  • e. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen of parkeergegelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten;
  • h. verhogen of verlagen van de grondwaterstand.
25.4.2

Het bepaalde in lid 25.4.1 is niet van toepassing op:

  • a. werkzaamheden die een kleiner oppervlak beslaan dan 100 m2 en niet dieper reiken dan 30 cm;
  • b. normale onderhoudswerkzaamheden die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische waarde van niet ingrijpende betekenis zijn;
  • c. andere werken en/of werkzaamheden die uit een oogpunt op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied zijn;
  • d. werkzaamheden waarvoor voorafgaand archeologisch onderzoek heeft plaats gevonden en waarbij - voor zover archeologische waarden zijn aangetroffen - maatregelen zijn beschreven die de initiatiefnemer in acht zal nemen bij de uitvoering van de werkzaamheden om te voorkomen dat het bodemarchief wordt beschadigd of niet zal worden gedocumenteerd.
25.4.3

Het bepaalde in lid 25.4.1 is slechts toelaatbaar, indien is gebleken dat de onder a t/m h genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal.

Artikel 26 Algemene ontheffingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in deze regels ten behoeve van:

  • a. de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van het openbaar nut, waarbij de inhoud ten hoogste 75 m3 en de goothoogte ten hoogste 3 m mag bedragen, gasdrukregel- en gasdrukmeetstations uitgezonderd;
  • b. de bouw van antennemasten voor communicatiedoeleinden, waarbij de hoogte niet meer dan 45 m mag bedragen en waarbij het beleid gericht is op het combineren van deze voorzieningen, op een koppeling van voorzieningen met bebouwing en op een dusdanige situering dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gewenste stedenbouwkundige kwaliteit van het plangebied.
  • c. de bouw van andere bouwwerken zoals een vlaggenmast, een artistiek kunstwerk, antennes en dergelijke tot een hoogte van 15 m.

Artikel 27 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:

  • a. het oprichten van gebouwen ten dienste van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 150 m3 en een goothoogte van ten hoogste 3 m, dit voor zover deze op grond van de Algemene ontheffingsbepalingen niet kunnen worden gebouwd;
  • b. een enigszins andere situering en/of begrenzing van bouwpercelen, dan wel bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en bouwvlakken en/of aanduidingen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, op voorwaarde, dat de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, bestemmingsvlak dan wel bouwvlak met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd;
  • c. het schrappen van de bestemming "Waarde - Archeologie " of de gebiedsaanduiding "archeologie", indien uit nader archeologisch onderzoek is gebleken, dat niet langer sprake is van een gebied met oudheidkundige (verwachtings)waarden, dan wel nadat er sprake is van opgravingen en documentatie waardoor de planologische bescherming niet langer gehandhaafd behoeft te blijven;
  • d. het wijzigen van de bestemming "Waterstaat - Waterkering", indien dit noodzakelijk is geworden door de aanleg of gewijzigde ligging van een hoofdwatergang.

Artikel 28 Algemene procedureregels

28.1 Procedureregels bij ontheffingen

Op de in voorbereiding van een besluit tot ontheffing zoals opgenomen in dit plan, is de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.

28.2 Procedureregels bij wijzigen ex artikel 3.6 Wro

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van dit bestemmingsplan (op basis van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening), is in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.