direct naar inhoud van Regels
Plan: Park Vijfsluizen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0622.0287bpVijf2019-0030

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan "Park Vijfsluizen" met identificatienummer NL.IMRO.0622.0287bpVijf2019-0030 van de gemeente Vlaardingen;

1.2 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage.

Verdere begrippen in alfabetische volgorde:

1.3 aanduiding:

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 abri:

wachthuisje, schuilplaats (bijvoorbeeld bij tram- of bushalte) of kleinschalige voorziening voor centrale distributie voor pakket- en bezorgdiensten.

1.6 achtergevel:

de gevel achter de voorgevel, meestal evenwijdig daaraan, zoals deze oorspronkelijk bij de bouw is gerealiseerd.

1.7 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.9 bebouwingspercentage:

de verhouding van het oppervlakte van alle in een bouwvlak gelegen bouwwerken tezamen in relatie tot de oppervlakte van het bouwvlak, uitgedrukt in een percentage.

1.10 bedrijf aan huis:

het door de bewoner van de woning op een bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten waarvoor geen vergunnings- of meldingsplicht op grond van milieuwetgeving geldt en die door de beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing - met behoud van de woonfunctie - kunnen worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel.

1.11 bedrijf:

een inrichting of instelling, gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten; aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.12 beroep aan huis:

Het door de bewoner van de woning uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op medisch, paramedisch, therapeutisch, administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang, tot maximaal 30% van de woning of 50 m2, in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing - met behoud van de woonfunctie - kan worden uitgeoefend.

1.13 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen:

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand kunnen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.14 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 bevoegd gezag:

Bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.17 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.18 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.19 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.20 bouwlaag:

een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder.

1.21 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.22 bouwperceelsgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.23 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.24 bouwwerk:

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.25 cultuur en ontspanning met beperkte ruimtelijke uitstraling:

Het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en ontspanning met een beperkte ruimtelijke uitstraling (dat wil zeggen waarvan relatief weinig hinder in de vorm van geluid/verkeerstromen of anderszins kan worden ervaren/ of beperkte invloed op de fysieke leefomgeving); waaronder ateliers, podiumkunsten en/of muziek- en dansscholen, oefenruimten en creativiteitscentra. Casino’s en feestzalenverhuur worden niet gerekend tot activiteiten met een beperkte invloed op de fysieke leefomgeving.

1.26 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw, al dan niet met een hellingshoek.

1.27 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden van goederen, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren aan personen, die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; zulks met uitzondering van horeca-activiteiten.

1.28 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen op zakelijk, financieel, maatschappelijk, educatief of commercieel gebied; waaronder een belwinkel en een internetcafé; zulks met uitzondering van horecabedrijven en seksinrichtingen.

1.29 dove gevel:

een gevel, zoals bedoeld inlid 1.36, met dien verstande dat er sprake is van:

  • een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede
  • een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte. In dit verband wordt onder een geluidsgevoelige ruimte verstaan een ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon- of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd.
1.30 erf:

een al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat hoofdgebouw, en de bestemming het gebruik van deze inrichting niet verbiedt.

1.31 evenement:

elke voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak.

1.32 fysieke leefomgeving:

De fysieke leefomgeving zoals bedoeld in de Omgevingswet.

1.33 gastouderopvang:

Een specifieke vorm van kinderopvang in de eigen woning van de gastouder of woning waar de kinderen woonachtig zijn met, op grond van de wet kinderopvang, een maximum van 6 kindplaatsen, waarbij ook de eigen kinderen tot 10 jaar meetellen.

1.34 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.35 gestapelde woning:

een woning, die zich bevindt in een groter gebouw, dat bestaat uit twee of meer boven - of nagenoeg boven - elkaar gesitueerde woningen, waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid is gewaarborgd, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau

1.36 gevel:

een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak.

1.37 gevellijn:

een geometrisch bepaald figuur, waarmee de locatie is aangeduid, waar ingevolge de regels de voorgevel van een hoofdgebouw dient te worden gesitueerd.

1.38 grondgebonden woning:

een gebouw, dat een vrijstaande woning of meerdere aaneengebouwde, uitsluitend naast elkaar en niet boven elkaar gesitueerde, woningen omvat.

1.39 hogere grenswaarde:

Een bij besluit op grond van de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder vast te stellen wettelijke grenswaarde voor zoneringsplichtig wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai of industrielawaai, groter dan de voorkeursgrenswaarde maar lager dan de maximale ten hoogste toelaatbare waarde van de geluidbelasting op grond van de Wet en het uitvoeringsbesluit.

1.40 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.41 horeca:

een bedrijf, dat in zijn algemeenheid gericht is op het verstrekken van nachtverblijf, op het verstrekken en/of ter plaatse nuttigen van voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, zulks met uitzondering van seksinrichtingen.

1.42 horecaterras:

een buiten de besloten ruimte van een inrichting liggend onoverdekt en onverwarmd deel van een horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.

1.43 huishouden:

Eén of meer personen die in vast verband samenleven, waarbij sprake is van continuïteit in de samenstelling ervan en van onderlinge verbondenheid. Kamerverhuur wordt niet aangemerkt als huishouden.

1.44 kantoor:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodaties;

1.45 kap:

een gesloten en (gedeeltelijk) hellende bovenbeëindiging van een gebouw.

1.46 kleinschalige kantoren:

kantoren met een maximum bruto vloeroppervlak van 1.000 m² per vestiging.

1.47 maaiveld:

de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van een bouwwerk, al dan niet na ophoging van de gronden.

1.48 maatschappelijke voorzieningen:

het uitoefenen van activiteiten dan wel voorzieningen, gericht op de zorg en kinderopvang en sociale, culturele, medische, maatschappelijke, educatieve, religieuze en/of openbare dienstverlening.

1.49 mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.50 nutsvoorziening:

voorziening ten behoeve van een op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.

1.51 omgevingsvergunning:

een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.52 ondergronds bouwwerk:

een (gedeelte van) een bouwwerk, waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag onder dan wel gelijk aan het maaiveld is gelegen; waaronder in ieder geval begrepen een kelder.

1.53 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal twee wanden en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport.

1.54 peil:
  • a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de door de gemeenteraad of burgemeester en wethouders vastgestelde hoogte van de weg;
  • b. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. voor een ander bouwwerk: de hoogte van het terrein ter plaatse van de bouw, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.55 prostitutie:

het aanbieden van seksuele diensten tegen materiële vergoeding.

1.56 speelvoorzieningen:

voorzieningen die het spelen mogelijk maken, zoals een schommel of een wip, niet zijnde een speelplaats.

1.57 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privéhuis, een prostitutiebedrijf of een erotische massagesalon; al dan niet in combinatie met elkaar.

1.58 sportvoorzieningen:

het uitoefenen van activiteiten gericht op sport en/of spel, uitsluitend binnen gebouwen, waaronder fitnesscentra, sporthallen et cetera.

1.59 Staat van Bedrijfsactiviteiten:

Lijst met bedrijfsactiviteiten ingedeeld naar toelaatbaarheid in relatie tot de afstand tot al dan niet milieugevoelige locaties of gebieden, zoals opgenomen in Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten van deze regels.

1.60 straatmeubilair:

de op of bij de weg behorende bouwwerken, zoals verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, kunstobjecten, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, al dan niet ondergrondse afvalcontainers, brandkranen, informatie- en reclameconstructies, rijwielstandaarden, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, gedenktekens, speelvoorzieningen en abri's.

1.61 tophoek:

de hoek in graden aan de bovenzijde van een geluidafschermende voorziening, gemeten tussen de voorkant en de achterkant van een geluidafschermende voorziening, zoals aangegeven op onderstaande afbeelding:

afbeelding "i_NL.IMRO.0622.0287bpVijf2019-0030_0020.png"

1.62 vloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken op de begane grond.

1.63 voldoende parkeergelegenheid:

Parkeergelegenheid voor auto's en fietsen, waarvan het aantal parkeerplaatsen en de omvang daarvan voldoet aan de beleidsregels over parkeren en laden en lossen, die zijn vastgesteld door het bevoegd gezag.

1.64 voorgevel:

de voorgevel zoals deze bij de bouw van het betrokken gebouw oorspronkelijk is gerealiseerd. Van een woning op de hoek van twee straten is slechts één gevel de voorgevel. Voor de bepaling van de voorgevel geldt in eerste instantie de gevel waar de voordeur of hoofdingang van de woning is gelegen of in tweede instantie de zijde waaraan de hoofdontsluiting van het perceel is gesitueerd.

1.65 voorzieningen met een publieksgericht karakter:

voorzieningen die in overwegende mate overdag geopend zijn en in meer of mindere mate consumenten, bezoekers of anderszins geïnteresseerden, fysiek aantrekken en ontvangen, en waarbij in beginsel een ieder welkom is, al dan niet door eerst een persoonlijke afspraak te maken.

1.66 waterkering:

alle dijken, kaden, natuurlijke hoogten en ophogingen, bestemd om in het openbaar belang water te keren, met inbegrip van het gehele lichaam van de dijk en kaden.

1.67 Wet geluidhinder:

De Wet geluidhinder zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan.

1.68 wonen:

Huisvesting van één huishouden of maximaal twee personen die niet tot een huishouding behoren, in één woning.

1.69 woning / wooneenheid:

Besloten ruimte die, met inbegrip van daarbij bijbehorende ruimten, een eigen toegang heeft, bestemd en geschikt voor wonen, zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte. Als wezenlijke voorzieningen worden in ieder geval aangemerkt: slaapkamer, woon/eetkamer, keuken, badkamer of douche en toilet.

1.70 zijgevel:

de zijgevel links of rechts, meestal haaks op de voorgevel, zoals deze bij de bouw is gerealiseerd en grenst aan het zijerf.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.

2.6 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. plantsoenen en parken;
  • c. bermen en beplanting;
  • d. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • e. geluidafschermende voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. (fiets)paden en kruisende infrastructuur;
  • g. openbaar toegankelijk verblijfsgebied;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. sport- en speelvoorzieningen;
  • j. straatmeubilair;
  • k. kunstwerken;
  • l. oevers;
  • m. oeververbindingen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
  • a. Er mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd, met een oppervlakte van ten hoogste 12 m2 per gebouw.
  • b. De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
3.2.2 Andere bouwwerken
  • a. Er mogen andere bouwwerken worden gebouwd, met een oppervlakte van ten hoogste 25 m2 per bouwwerk, behalve ingeval expliciet anders is bepaald, bijvoorbeeld middels een aanduidingsvlak op de verbeelding;
  • b. De bouwhoogte van geluidafschermende voorzieningen bedraagt maximaal de waarde zoals aangegeven en geregeld ter plaatse van de aanduiding 'hoogte massa geluidberekening' of 'overige zone - volgordelijkheid geluid geluidwal A4' of 'overige zone - volgordelijkheid geluid herenhuizen Kesperweg' of 'overige zone - volgordelijkheid geluid geluidsscherm Kesperweg'; vermeerderd met maximaal 2 meter. Indien geen van deze aanduidingen is opgenomen, bedraagt de hoogte van geluidafschermende voorzieningen maximaal 12 m;
  • c. Er mogen geen overkappingen anders dan speelvoorzieningen zijnde, worden gebouwd.
  • d. De bouwhoogte van licht-, reclame- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 12 meter.
  • e. De bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5 meter.

Artikel 4 Horeca - Hotel

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Horeca - Hotel aangewezen gronden zijn bestemd voor:

al dan niet in combinatie met:

  • b. groenvoorzieningen;
  • c. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • d. ontsluitingen, wegen en paden en parkeervoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. straatmeubilair;
  • g. kunstwerken;
  • h. oevers;
  • i. oeververbindingen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. Gebouwen en overkappingen zijn slechts toegestaan binnen een bouwvlak;
  • b. De bouwhoogte van gebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  • c. Onder gebouwen is ondergronds bouwen toegestaan, waarbij de ondergrondse bouwdiepte niet meer mag bedragen dan 3 meter ten opzichte van het maaiveld;
4.2.2 Andere bouwwerken (exclusief overkappingen)
  • a. Er mogen andere bouwwerken (exclusief overkappingen) worden gebouwd, met een oppervlakte van ten hoogste 25 m2 per bouwwerk;
  • b. De bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 12 meter ten opzichte van het maaiveld voor licht-, reclame- en vlaggenmasten;
    • 2. de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw voor een overkapping;
    • 3. 1,60 meter ten opzichte van het maaiveld voor terrein- en terrasafscheidingen en/of windschermen;
    • 4. 2 meter ten opzichte van het maaiveld voor het overige.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ontsluitingen met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
  • b. wegen en paden;
  • c. parkeervoorzieningen, al dan niet gebouwd en/of ondergronds;

al dan niet in combinatie met:

  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. straatmeubilair;
  • g. kunstwerken;
  • h. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • i. oevers;
  • j. oeververbindingen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen
  • a. Er mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd, met een oppervlakte van ten hoogste 12 m2 per gebouw;
  • b. De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter.
5.2.2 Andere bouwwerken
  • a. Er mogen andere bouwwerken worden gebouwd, met een oppervlakte van ten hoogste 25 m2 per bouwwerk;
  • b. De bouwhoogte van licht-, reclame- en vlaggenmasten, bewegwijzering en verkeersregulering mag niet meer bedragen dan 12 meter.
  • c. De bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5 meter.

Artikel 6 Verkeer - 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een ontsluitingsweg;

al dan niet in combinatie met:

  • b. nutsvoorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. straatmeubilair;
  • e. kunstwerken.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen
  • a. Er mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd, met een oppervlakte van ten hoogste 12 m2 per gebouw;
  • b. De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter.
6.2.2 Andere bouwwerken
  • a. Er mogen andere bouwwerken worden gebouwd, met een oppervlakte van ten hoogste 25 m2 per bouwwerk;
  • b. De bouwhoogte van licht-, reclame- en vlaggenmasten, bewegwijzering en verkeersregulering mag niet meer bedragen dan 12 meter;
  • c. De bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5 meter.
6.3 Specifieke gebruiksregels

De rijba(a)n(en) van de ontsluitingsweg zoals bedoeld in lid 6.1 sub a dient een minimale breedte te hebben van 6 m, of een kleinere breedte indien aangetoond wordt dat dit voldoende is om een verkeersveilige afhandeling van verkeer mogelijk te maken, passend bij het gebruik van de aan deze ontsluitingsweg grenzende mogelijkheden voor gebruik.

Artikel 7 Woongebied

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen;
  • b. ontsluitingen, wegen en paden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' tevens voorzieningen met een publieksgericht karakter: in de vorm van maatschappelijke voorzieningen, horeca (tot maximaal categorie 1 van Bijlage 1 Staat van horeca-activiteiten) en/of detailhandel; uitsluitend op de begane grond. Bij een horecavoorziening zijn, direct aansluitend aan het aanduidingsvlak, tevens bijbehorende horecaterrassen toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - zorg' tevens een woonzorgvoorziening met maximaal 38 onzelfstandige woonruimtes; met bijbehorende (gezamenlijke) voorzieningen, en al dan niet met ondersteunende zorgfuncties die ook voor niet-bewoners toegankelijk zijn, zoals fysiotherapie, podotherapie, ergotherapie e.d.;
  • e. groenvoorzieningen, plantsoenen en parken;
  • f. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • g. bermen en beplanting;

met daaraan ondergeschikt:

  • h. beroep en bedrijf aan huis;

al dan niet in combinatie met:

  • i. geluidafschermende voorzieningen;
  • j. tuinen;
  • k. erven;
  • l. openbaar toegankelijk gebied;
  • m. parkeervoorzieningen, al dan niet gebouwd en al dan niet ondergronds;
  • n. speelvoorzieningen;
  • o. nutsvoorzieningen;
  • p. straatmeubilair;
  • q. kunstwerken;
  • r. oevers;
  • s. oeververbindingen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen mogen worden gebouwd, met in achtname van het bepaalde in Artikel 13, met dien verstande dat:

  • a. het aantal woningen niet meer mag bedragen dan 437;
  • b. woningen zijn toegestaan in de vorm van gestapelde woningen, rijwoningen, twee-aaneengebouwde woningen of vrijstaande woningen; behalve ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' waar woningen uitsluitend in gestapelde vorm zijn toegestaan;
  • c. de bouwhoogte maximaal de waarde bedraagt zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  • d. onder hoofdgebouwen ondergronds bouwen is toegestaan, waarbij de ondergrondse bouwdiepte niet meer mag bedragen dan 3 meter ten opzichte van het maaiveld;
  • e. anders dan hiervoor bepaald, ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' tevens een gebouwde parkeervoorziening (inclusief bijbehorende voorzieningen zoals hellingbaan, toegangen, stijgpunten e.d.) is toegestaan, met een maximale bouwhoogte van 8 meter en waarbij de ondergrondse bouwdiepte niet meer mag bedragen dan 8 meter.

Bijbehorende bouwwerken (inclusief overkappingen)

Bij ieder hoofdgebouw mogen bijbehorende bouwwerken (inclusief overkappingen) worden opgericht, met dien verstande dat:

  • a. De gezamenlijke grondoppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 50% van het deel van het perceel buiten het hoofdgebouw, met een maximum gezamenlijke oppervlakte van 50 m2 per bouwperceel;
  • b. Van vrijstaande bijbehorende bouwwerken de goothoogte ten hoogste 2,5 meter en de bouwhoogte ten hoogste 3,5 meter bedraagt;
  • c. Van aangebouwde bijbehorende bouwwerken en/of uitbreiding van hoofdgebouwen, de goothoogte ten hoogste gelijk mag zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
  • d. Naast de hoofdgebouwen te realiseren bijbehorende bouwwerken moeten worden gebouwd op een afstand van ten minste 3 meter achter (de lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • e. Indien de erfgrens grenst aan openbaar toegankelijk gebied moet worden gebouwd op een afstand van ten minste 2 meter achter (de lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van) het openbaar toegankelijk gebied.
7.2.2 Andere bouwwerken (exclusief overkappingen)
  • a. Er mogen andere bouwwerken (exclusief overkappingen) worden gebouwd, met een oppervlakte van ten hoogste 25 m2 per bouwwerk;
  • b. De bouwhoogte van terreinafscheidingen en/of windschermen mag niet meer bedragen dan 2 meter;
  • c. De bouwhoogte van geluidafschermende voorzieningen bedraagt maximaal de waarde zoals aangegeven en geregeld ter plaatse van de aanduiding 'hoogte massa geluidberekening' of 'overige zone - volgordelijkheid geluid geluidwal A4' of 'overige zone - volgordelijkheid geluid herenhuizen Kesperweg' of 'overige zone - volgordelijkheid geluid geluidsscherm Kesperweg'; vermeerderd met maximaal 2 meter. Indien geen van deze aanduidingen is opgenomen, bedraagt de hoogte van geluidafschermende voorzieningen maximaal 4 m;
  • d. De bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 2 meter.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2 en toestaan dat:

  • a. de maximum bouwhoogte wordt verhoogd met 3 m, met dien verstande dat:
    • 1. een goed woon- en leefklimaat is gegarandeerd;
    • 2. voldaan wordt aan de bepalingen uit de Wet geluidhinder;
    • 3. geen onevenredige hinder wordt veroorzaakt voor de directe omgeving;
    • 4. een positief advies is gegeven door de gemeentelijk stedenbouwkundige.
  • b. bijbehorende bouwwerken worden afgedekt met een kap, met dien verstande dat:
    • 1. de dakhelling is afgestemd, dan wel gelijk is aan de dakhelling van het hoofdgebouw;
    • 2. geen onevenredige hinder wordt veroorzaakt voor de directe omgeving;
    • 3. een positief advies is gegeven door de gemeentelijk stedenbouwkundige.
  • c. bijbehorende bouwwerken op minder dan 2 meter achter de erfgrens grenzend aan openbaar gebied mogen worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. een goed woon- en leefklimaat is gegarandeerd;
    • 2. geen onevenredige hinder wordt veroorzaakt voor de directe omgeving;
    • 3. een positief advies is gegeven door de gemeentelijk stedenbouwkundige.
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Beroep en bedrijf aan huis
  • a. Er is beroep en bedrijf (tot maximaal categorie 1 van Bijlage 2, voor zover in die lijst niet doorgehaald) aan huis toegestaan, mits dit ondergeschikt is aan de woonfunctie en de bewoner ook het beroep of bedrijf uitvoert.
  • b. Anders dan onder a bepaald, is ook bedrijf tot maximaal categorie 2 van Bijlage 2 (voor zover in die lijst niet doorgehaald) aan huis toegestaan, of bedrijvigheid die niet in de lijst genoemd is, mits dit qua milieubelasting richting de omgeving gelijk te stellen is aan categorie 1.
  • c. Het gezamenlijke oppervlak dat wordt gebruikt voor beroep en bedrijf aan huis mag niet meer bedragen dan 25% van de vloeroppervlakte van de wooneenheid, met een maximum van 50 m2.
7.4.2 Inwoning
  • a. Per woning is slechts één wooneenheid toegestaan;
  • b. Het is toegestaan om een deel van de wooneenheid of bijbehorend bouwwerk bij een wooneenheid als afhankelijke woonruimte (inwoning) te gebruiken, met dien verstande dat:
    • 1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
    • 2. op het perceel al een wooneenheid aanwezig is;
    • 3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
    • 4. per wooneenheid maximaal één situatie van inwoning ten behoeve van mantelzorg is toegestaan;
    • 5. inwoning in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de wooneenheid, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de wooneenheid dient te hebben; het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan de wooneenheid voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is;
    • 6. maximaal 75 m² van het hoofdgebouw en/of bijbehorend bouwwerk mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning.
7.4.3 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, in strijd met de bestemming, wordt in elk geval gerekend het gebruik van woningen en andere functies zoals bedoeld in lid 7.1, voor zover het woongebied niet wordt gerealiseerd conform het gedachtengoed uit het stedenbouwkundig plan zoals beschreven in 3.3 Stedenbouwkundige visie, waarbij in elk geval minimaal 20% van de oppervlakte van de bestemming moet worden ingericht als groen (waarbij in functioneel opzicht aangesloten dient te worden bij de bestemming 'Groen').

Artikel 8 Leiding - Water

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een ondergrondse waterleiding.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Primair

Op de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van niet meer dan 3 m.

8.2.2 Secundair

Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mogen geen bouwwerken worden gebouwd.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.2 voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen, onder de voorwaarde dat:

  • a. de belangen met betrekking tot de betrokken leidingen dit toelaten;
  • b. alvorens omgevingsvergunning te verlenen schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Verbod

Het is verboden ten behoeve van het leidingbelang ter plaatse van de gronden als bedoeld in lid 8.1 volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze ingraven dan wel indrijven van voorwerpen;
  • c. het uitvoeren van grondwerkzaamheden;
  • d. het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen.
8.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 8.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. worden uitgevoerd in het kader van het onderhoud en beheer van de leiding;
  • b. van geringe omvang zijn of gericht op en noodzakelijk zijn voor de instandhouding van de leiding;
  • c. niet van ingrijpende betekenis zijn.
8.4.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.4.1 wordt uitsluitend verleend indien gebleken is dat door de werkzaamheden geen schade kan ontstaan aan de leiding.

8.4.4 Advies

Burgemeester en wethouders winnen ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.4.1 schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder.

Artikel 9 Waarde - Archeologie 1

9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Algemeen

De voor Waarde - Archeologie 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de aanwezige archeologische waarden.

9.1.2 Prioriteitenstelling

Indien er strijd ontstaat tussen het bepaalde in de bestemming Waarde - Archeologie 1 en het bepaalde in de overige daar voorkomende bestemmingen (behoudens de bestemming Waterstaat - Waterkering), prevaleert het bepaalde in de bestemming Waarde - Archeologie 1.

9.2 Bouwregels
  • a. Er mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van de hierna genoemde.
  • b. Verbouwing en nieuwbouw van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, is toegestaan voor zover dit ook is toegestaan in de andere daar voorkomende bestemming.
  • c. De bouw van een bijbehorend bouwwerk of de uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw met een diepte onder NAP van ten hoogste 320 cm is toegestaan, voor zover dit ook is toegestaan in de andere daar voorkomende bestemming.
  • d. De bouw van bouwwerken waarvan de ondergrondse bouwdiepte niet meer bedraagt dan 320 cm onder NAP, is toegestaan, voor zover dit ook is toegestaan in de andere daar voorkomende bestemming.
  • e. De bouw van vergunningsvrije bouwwerken is toegestaan, voor zover dit ook is toegestaan in de andere daar voorkomende bestemming.
  • f. De bouw van bouwwerken die uitsluitend zijn bedoeld voor archeologisch onderzoek, is toegestaan.
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels en toestaan dat ten behoeve van en volgens de regels van de andere daar voorkomende bestemming, gebouwen en andere bouwwerken worden gerealiseerd, mits is gebleken dat het oprichten van het gebouw, waarvoor afwijking wordt gevraagd, niet zal leiden tot een onevenredige verstoring van de archeologische resten.
  • b. De afwijking wordt niet toegepast dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
  • c. Alvorens over een afwijking te beslissen winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de gemeentelijke archeoloog.
9.3.2 Voorwaarden aan de afwijking
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen voorwaarden verbinden aan een afwijking, voor zover het oprichten van het gebouw, waarvoor afwijking wordt gevraagd, kan leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal.
  • b. Een mogelijke voorwaarde is de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden.
  • c. Een mogelijke voorwaarde is de verplichting tot het doen van opgravingen.
  • d. Een mogelijke voorwaarde is de verplichting de oprichting van het gebouw te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructie, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
9.4.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. waarvan de ondergrondse diepte niet dieper gaat dan 320 cm onder NAP;
  • b. die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend;
  • c. die normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • d. die betrekking hebben op reeds in uitvoering zijn op het tijd van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  • e. die ten behoeve van archeologisch onderzoek uitgevoerd worden.
9.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het (mogelijk) aanwezige archeologische materiaal,
  • b. een rapport wordt overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, is onderzocht en naar het oordeel van burgemeester en wethouders is gebleken dat het terrein in voldoende mate is vastgesteld;
  • c. schriftelijk advies is ingewonnen bij de gemeentelijk archeoloog.
9.4.4 Voorwaarden aan de omgevingsvergunning
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning, voor zover de werken en werkzaamheden, waarvoor een omgevingsvergunning wordt gevraagd, dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden, kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal;
  • b. Een mogelijke voorwaarde is de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden.
  • c. Een mogelijke voorwaarde is de verplichting tot het doen van opgravingen.
  • d. Een mogelijke voorwaarde is de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een erkende partij op het gebied van de archeologische monumentenzorg.
9.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Waarde - Archeologie 1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 10 Waarde - Archeologie 3

10.1 Bestemmingsomschrijving
10.1.1 Algemeen

De voor Waarde - Archeologie 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de aanwezige archeologische waarden.

10.1.2 Prioriteitenstelling

Indien er strijd ontstaat tussen het bepaalde in de bestemming Waarde - Archeologie 3 en het bepaalde in de overige daar voorkomende bestemmingen (behoudens de bestemming Waterstaat - Waterkering), prevaleert het bepaalde in de bestemming Waarde - Archeologie 3.

10.2 Bouwregels
  • a. Er mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van de hierna genoemde.
  • b. Verbouwing en nieuwbouw van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, is toegestaan voor zover dit ook is toegestaan in de andere daar voorkomende bestemming.
  • c. De bouw van een bijbehorend bouwwerk of de uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw met een diepte onder maaiveld van ten hoogste 100 cm of een oppervlakte van ten hoogste 100 m2 is toegestaan, voor zover dit ook is toegestaan in de andere daar voorkomende bestemming.
  • d. De bouw van bouwwerken waarvan de ondergrondse bouwdiepte niet meer bedraagt dan 1 m ten opzichte van het maaiveld of een oppervlakte van ten hoogste 100 m2, is toegestaan, voor zover dit ook is toegestaan in de andere daar voorkomende bestemming.
  • e. De bouw van vergunningsvrije bouwwerken is toegestaan, voor zover dit ook is toegestaan in de andere daar voorkomende bestemming.
  • f. De bouw van bouwwerken die uitsluitend zijn bedoeld voor archeologisch onderzoek, is toegestaan.
10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels en toestaan dat ten behoeve van en volgens de regels van de andere daar voorkomende bestemming, gebouwen en andere bouwwerken worden gerealiseerd, mits is gebleken dat het oprichten van het gebouw, waarvoor afwijking wordt gevraagd, niet zal leiden tot een onevenredige verstoring van de archeologische resten.
  • b. De afwijking wordt niet toegepast dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
  • c. Alvorens over een afwijking te beslissen winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de gemeentelijke archeoloog.
10.3.2 Voorwaarden aan de afwijking
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen voorwaarden verbinden aan een afwijking, voor zover het oprichten van het gebouw, waarvoor afwijking wordt gevraagd, kan leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal.
  • b. Een mogelijke voorwaarde is de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden.
  • c. Een mogelijke voorwaarde is de verplichting tot het doen van opgravingen.
  • d. Een mogelijke voorwaarde is de verplichting de oprichting van het gebouw te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
10.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructie, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
10.4.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. waarvan de ondergrondse diepte niet meer bedraagt dan 100 cm ten opzichte van het maaiveld of de oppervlakte niet meer dan 100 m2;
  • b. die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend;
  • c. die normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • d. die betrekking hebben op reeds in uitvoering zijn op het tijd van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  • e. die nodig zijn voor archeologisch onderzoek.
10.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het (mogelijk) aanwezige archeologische materiaal,
  • b. een rapport wordt overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, is onderzocht en naar het oordeel van burgemeester en wethouders is gebleken dat het terrein in voldoende mate is vastgesteld;
  • c. schriftelijk advies is ingewonnen bij de gemeentelijk archeoloog.
10.4.4 Voorwaarden aan de omgevingsvergunning
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning, voor zover de werken en werkzaamheden, waarvoor een omgevingsvergunning wordt gevraagd, dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden, kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal;
  • b. Een mogelijke voorwaarde is de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden.
  • c. Een mogelijke voorwaarde is de verplichting tot het doen van opgravingen.
  • d. Een mogelijke voorwaarde is de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een erkende partij op het gebied van de archeologische monumentenzorg.
10.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Waarde - Archeologie 3 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 11 Waarde - Archeologie 5

11.1 Bestemmingsomschrijving
11.1.1 Algemeen

De voor Waarde - Archeologie 5 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de aanwezige archeologische waarden.

11.1.2 Prioriteitenstelling

Indien er strijd ontstaat tussen het bepaalde in de bestemming Waarde - Archeologie 5 en het bepaalde in de overige daar voorkomende bestemmingen (behoudens de bestemming Waterstaat - Waterkering), prevaleert het bepaalde in de bestemming Waarde - Archeologie 5.

11.2 Bouwregels
  • a. Er mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van de hierna genoemde.
  • b. Verbouwing en nieuwbouw van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, is toegestaan voor zover dit ook is toegestaan in de andere daar voorkomende bestemming.
  • c. De bouw van een bijbehorend bouwwerk of de uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw met een diepte onder NAP van ten hoogste 200 cm of een oppervlakte van ten hoogste 100 m2 is toegestaan, voor zover dit ook is toegestaan in de andere daar voorkomende bestemming.
  • d. De bouw van bouwwerken waarvan de ondergrondse bouwdiepte niet meer bedraagt dan 200 cm ten opzichte van NAP of een oppervlakte van ten hoogste 100 m2, is toegestaan, voor zover dit ook is toegestaan in de andere daar voorkomende bestemming.
  • e. De bouw van vergunningsvrije bouwwerken is toegestaan, voor zover dit ook is toegestaan in de andere daar voorkomende bestemming.
  • f. De bouw van bouwwerken die uitsluitend zijn bedoeld voor archeologisch onderzoek is toegestaan.
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels en toestaan dat ten behoeve van en volgens de regels van de andere daar voorkomende bestemming, gebouwen en andere bouwwerken worden gerealiseerd, mits is gebleken dat het oprichten van het gebouw, waarvoor afwijking wordt gevraagd, niet zal leiden tot een onevenredige verstoring van de archeologische resten.
  • b. De afwijking wordt niet toegepast dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
  • c. Alvorens over een afwijking te beslissen winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de gemeentelijke archeoloog.
11.3.2 Voorwaarden aan de afwijking
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen voorwaarden verbinden aan een afwijking, voor zover het oprichten van het gebouw, waarvoor afwijking wordt gevraagd, kan leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal.
  • b. Een mogelijke voorwaarde is de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden.
  • c. Een mogelijke voorwaarde is de verplichting tot het doen van opgravingen.
  • d. Een mogelijke voorwaarde is de verplichting de oprichting van het gebouw te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
11.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructie, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
11.4.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. waarvan de ondergrondse diepte niet meer bedraagt dan 200 cm onder NAP of de oppervlakte niet meer dan 100 m2;
  • b. die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend;
  • c. die normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • d. die betrekking hebben op reeds in uitvoering zijn op het tijd van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  • e. die nodig zijn voor archeologisch onderzoek.
11.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het (mogelijk) aanwezige archeologische materiaal,
  • b. een rapport wordt overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, is onderzocht en naar het oordeel van burgemeester en wethouders is gebleken dat het terrein in voldoende mate is vastgesteld;
  • c. schriftelijk advies is ingewonnen bij de gemeentelijk archeoloog.
11.4.4 Voorwaarden aan de omgevingsvergunning
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning, voor zover de werken en werkzaamheden, waarvoor een omgevingsvergunning wordt gevraagd, dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden, kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal;
  • b. Een mogelijke voorwaarde is de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden.
  • c. Een mogelijke voorwaarde is de verplichting tot het doen van opgravingen.
  • d. Een mogelijke voorwaarde is de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een erkende partij op het gebied van de archeologische monumentenzorg.
11.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Waarde - Archeologie 5 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 12 Waterstaat - Waterkering

12.1 Bestemmingsomschrijving
12.1.1 Algemeen

De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor (de bescherming van) waterkeringen, watersystemen als fysiek systeem van waterlopen en andere met de waterhuishouding samenhangende voorzieningen en waterbergingsgebieden.

12.1.2 Prioriteitenstelling

Indien er strijd ontstaat tussen het bepaalde in de bestemming Waterstaat - Waterkering en het bepaalde in de overige daar voorkomende bestemmingen, prevaleert het bepaalde in de bestemming Waterstaat - Waterkering.

12.2 Bouwregels
  • a. Er mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming als bedoeld in lid 12.1.1.
  • b. Er mogen geen gebouwen worden gebouwd.
  • c. De maximum hoogte voor het bouwen van andere bouwwerken bedraagt 2,5 meter.
12.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken bepaalde in lid 12.2 sub a en toestaan dat ten behoeve van en volgens de regels van de secundaire bestemming en (eventuele) dubbelbestemming gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterhuishouding en de waterkering, en er vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende watergang en waterkering.

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
12.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructie, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
12.4.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen
  • c. werken of werken die betrekking hebben op reeds in uitvoering zijn op het tijd van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
12.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
  • a. De werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering en vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende beheerder van de waterkering.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 13 Overige regels

13.1 Werking wettelijke regels

De wettelijke regelingen, waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.

13.2 Voorwaardelijke verplichting akoestiek
  • a. Tot een gebruik, in strijd met het plan, wordt in elk geval begrepen het gebruik van woningen of andere geluidgevoelige functies, als niet wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de hoofdgebouwen van de betreffende woning(en) of andere geluidgevoelige functie(s) (of bebouwing die nodig is voor afscherming van geluid blijkens het akoestisch onderzoek zoals opgenomen als Bijlage 8, Bijlage 9 en/of Bijlage 10), voor wat betreft situering, hoogte en afmetingen zijn gebouwd conform het bepaalde ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - massa geluidberekening' en de bijbehorende aanduiding 'hoogte massa geluidberekening' (in meters), waarbij geldt dat:
      • ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing' de aangegeven massa alleen aanwezig is vanaf de tweede bouwlaag en eventueel hoger, op de begane grond is ter plaatse van deze aanduiding geen bebouwing aanwezig;
      • voor wat betreft de hoogte, voor de hoofdgebouwen langs de randen van het plangebied (de eerstelijns bebouwing) een marge van maximaal 0,5 m hoger is toegestaan;
      • voor wat betreft de hoogte, voor de overige hoofdgebouwen in het plangebied een marge van maximaal 0,5 m hoger en lager is toegestaan;

en:

    • 1. de gevels van de betreffende hoofdgebouwen als dove gevel worden uitgevoerd (en in stand worden gehouden), behalve als de berekende geluidbelasting (uitgaande van de realisatie van alle bebouwing in het plan) op de betreffende gevel niet méér bedraagt dan de maximale ontheffingswaarde per bronsoort uit de Wet geluidhinder (Wgh) zoals deze geldt ten tijde van het in ontwerp ter inzage gaan van het plan. Ook is het toegestaan om een bouwkundige oplossing toe te passen (en in stand te houden) waarmee de geluidbelasting op de gevel kan worden teruggebracht tot maximaal de ontheffingswaarde;

en:

    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - volgordelijkheid geluid geluidwal A4' een geluidafschermende voorziening is opgericht en in stand wordt gehouden die voldoet aan de volgende voorwaarden:
      • Het hoogste punt van de geluidafschermende voorziening wordt gerealiseerd op of ten hoogste 0,5 m uit de oostelijke bordeauxrode lijn in Bijlage 3;
      • De hoogte van de geluidafschermende voorziening bedraagt minimaal de hoogte zoals aangegeven ter plaatse van de oostelijke bordeauxrode lijn in Bijlage 3, waarbij in afwijking van het bepaalde in lid 1.54 de in die bijlage weergegeven maaiveldhoogten als plaatselijk peil gelden;
      • De geluidafschermende voorziening aan beide zijdes voor minimaal 80% absorberend is uitgevoerd;
      • De tophoek: van de geluidafschermende voorziening bedraagt maximaal 70 graden;

en:

    • 1. voor zover het woning(en) of andere geluidgevoelige functies betreft die niet is of zijn gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - volgordelijkheid geluid herenhuizen Kesperweg': ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - volgordelijkheid geluid herenhuizen Kesperweg' de bebouwing is opgericht en in stand wordt gehouden conform de situering, hoogte en afmetingen zoals aangegeven middels de gebiedsaanduiding 'overige zone - massa geluidberekening' en de bijbehorende aanduiding 'hoogte massa geluidberekening' (in meters), waarbij voor wat betreft de hoogte, voor deze hoofdgebouwen een marge van maximaal 0,5 m hoger is toegestaan;

en:

    • 1. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - volgordelijkheid geluid geluidsscherm Kesperweg' een geluidafschermende voorziening is opgericht en in stand wordt gehouden die voldoet aan de volgende voorwaarden:
      • de geluidafschermende voorziening wordt gerealiseerd ter plaatse van de zuidelijke bordeauxrode lijn in Bijlage 3; met minimaal de daarbij behorende bouwhoogtes, waarbij in afwijking van het bepaalde in lid 1.54 de in die bijlage weergegeven maaiveldhoogten als plaatselijk peil gelden. De situering van de geluidafschermende voorziening op een andere locatie binnen de aanduiding en met een andere bouwhoogte dan zoals aangegeven, is ook toegestaan ingeval uit akoestisch onderzoek blijkt dat het geluidafschermende effect minimaal gelijk is aan het effect van de voorziening conform Bijlage 3;
      • De geluidafschermende voorziening aan de zijde van Park Vijfsluizen voor minimaal 80% absorberend is uitgevoerd;
      • De tophoek: van de geluidafschermende voorziening bedraagt maximaal 70 graden;

en:

    • 1. Voldaan wordt aan het hogere waarden-besluit (Bijlage 11).

  • b. Anders dan bepaald onder a, wordt het gebruik van woningen of andere geluidgevoelige functies niet als in strijd zijnde met het plan beschouwd, als er sprake is van een andere situering, hoogte en/of afmetingen dan zoals voorgeschreven onder a1, en/of in geval er niet wordt voldaan aan het bepaalde in a2, a3, a4 en/of a5, mits wordt aangetoond dat de uit het akoestisch onderzoek (Bijlage 8 en Bijlage 9) volgende geluidbelastingen niet worden overschreden, en mits voldaan wordt aan het hogere waarden-besluit (Bijlage 11).
13.3 Voorwaardelijke verplichting windhinder ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld'

Een omgevingsvergunning voor het bouwen of het gebruik van gronden of bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' wordt slechts verleend indien volgens de NEN 8100 'Windhinder en windgevaar in de gebouwde omgeving' ten minste een goed windklimaat gerealiseerd kan worden voor de activiteit 'doorlopen'.

13.4 Voorwaardelijke verplichting woonzorgvoorziening (gebruik van gronden of bouwwerken)

Het gebruik van gronden of bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - zorg' is slechts toegestaan in combinatie met het gebruik van gronden of bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' voor de functies zoals bedoeld in 7.1 sub c, met een oppervlakte van 90 tot 120 m2 b.v.o.

13.5 Voorwaardelijke verplichting woonzorgvoorziening (omgevingsvergunning voor het bouwen dan wel het wijzigen van het gebruik)
  • a. Een omgevingsvergunning voor de bouw van en/of het wijzigen van het gebruik naar een woonzorgvoorziening, zoals bedoeld in artikel 7.1 sub d, wordt alleen verleend indien voldaan wordt aan de richtafstand van 10 meter zoals bedoeld in de VNG-brochure 'bedrijven en milieuzonering' 2009.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a, wordt een omgevingsvergunning voor de bouw van en/of het wijzigen van het gebruik naar een woonzorgvoorziening, zoals bedoeld in artikel 7.1 sub d, ook verleend als niet wordt voldaan aan de richtafstand zoals bedoeld onder a, indien uit nader akoestisch onderzoek (al dan niet na het treffen van maatregelen) blijkt dat wel sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat bij de nabijgelegen woningen.
13.6 Voorwaardelijke verplichting wonen
  • a. Een omgevingsvergunning voor de bouw van een woning wordt alleen verleend indien voldaan wordt aan de richtafstand van 10 meter zoals bedoeld in de VNG-brochure 'bedrijven en milieuzonering' 2009 tussen de betreffende woning en de woonzorgvoorziening, zoals bedoeld in artikel 7.1 sub d;
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a, wordt een omgevingsvergunning voor de bouw van een woning ook verleend als niet wordt voldaan aan de richtafstand zoals bedoeld onder a, indien uit nader akoestisch onderzoek (al dan niet na het treffen van maatregelen) blijkt dat wel sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat bij de betreffende woning.
13.7 Voorwaardelijke verplichting horeca

Een omgevingsvergunning voor horeca, zoals bedoeld in lid 7.1 sub c, wordt alleen verleend indien:

  • a. de horeca alleen in de dag- en avondperiode geopend is (07.00 - 23.00u); en
  • b. een eventueel horecaterras uitsluitend onverwarmd en onoverdekt is; en
  • c. installaties dusdanig worden gebouwd of geplaatst dat zij, naar redelijkheid, zo min mogelijk overlast opleveren voor omliggende woningen.
13.8 Voorwaardelijke verplichting parkeren
13.8.1 Bouwen en gebruik

Een omgevingsvergunning voor het bouwen of het gebruik van gronden of bouwwerken wordt slechts verleend indien:

  • a. bij de aanvraag is aangetoond dat voorzien is in voldoende parkeergelegenheid, daar onder begrepen parkeer- of stallingsgelegenheid en laad- en losmogelijkheden, overeenkomstig de geldende beleidsregel Parkeernormen 2019 of de rechtsopvolger daarvan, waarbij voor het plangebied geldt dat wordt uitgegaan van het gebiedstype 'woonwijken' en niet van 'rest bebouwde kom';
  • b. in aanvulling op het gestelde onder a geldt dat binnen de aanduiding 'gestapeld' het parkeren ten behoeve van de woningen aldaar in het aanduidingsvlak wordt opgelost.
13.8.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.8.1 overeenkomstig de afwijkingsmogelijkheden genoemd in de geldende beleidsregel Parkeren 2019, of de rechtsopvolger daarvan, voor zover geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de parkeersituatie in de openbare ruimte en de woon- en leefsituatie.

13.8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de aard, plaats en inrichting van de parkeergelegenheid, daar onder begrepen parkeer- of stallingsgelegenheid en laad- en losmogelijkheden, indien dit noodzakelijk is voor het in stand houden dan wel tot stand brengen van een verkeersveilige situatie of van een in stedenbouwkundig opzicht samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.

13.8.4 Voorwaardelijk gebruik

Het gebruik van gronden en bouwwerken is slechts toegestaan indien voorzien is in voldoende parkeergelegenheid, daar onder begrepen parkeer- of stallingsgelegenheid en laad- en losmogelijkheden, overeenkomstig de geldende beleidsregel Parkeernormen 2019 of de rechtsopvolger daarvan (met inbegrip van de daarin opgenomen afwijkingsmogelijkheden) waarbij voor het plangebied geldt dat wordt uitgegaan van het gebiedstype 'woonwijken' en niet van 'rest bebouwde kom'.

13.8.5 Beleidsregel

Burgemeester en wethouders passen deze parkeerregel toe met inachtneming van de beleidsregels met betrekking tot het parkeren, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning.

13.9 Geluidzone - industrie
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - industrie' geldt een zone vanwege een gezoneerd industrieterrein zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
  • b. Nieuwe geluidgevoelige objecten zijn slechts toegestaan indien de geluidbelasting vanwege de gezoneerde industrieterreinen op de betreffende gevels niet hoger is dan de wettelijke voorkeursgrenswaarde of een verleende hogere grenswaarde.
13.10 Overige zone - groen raamwerk

Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - groen raamwerk' dient functioneel aansluiting te worden gezocht bij de bestemming 'Groen' en is de bouw van hoofdgebouwen in de vorm van woningen niet toegestaan. Dit houdt onder meer in dat autoprarkeerplaatsen slechts in ondergeschikte zin zijn toegestaan.

13.11 Voorwaardelijke verplichting waterberging
13.11.1 Gebruik

Het gebruik van de woningen en gebouwen voor de andere functies zoals bedoeld in de bestemming 'Woongebied', lid 7.1 sub a en c, is slechts toegestaan als in het plangebied is voorzien in de aanleg en instandhouding van waterhuishoudkundige voorzieningen met een minimale waterbergende inhoud van in totaal 1520 m³.

13.11.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.11.1, en een andere waterbergende inhoud toestaan, ingeval:

  • a. in verband met de gefaseerde ontwikkeling van het gebied op enig moment (nog) niet aan de totale waterbergende inhoud kan worden voldaan; en/of
  • b. uit voortschrijdend inzicht en/of gewijzigde uitgangspunten blijkt dat een andere waterbergende inhoud noodzakelijk is,

mits hieromtrent advies is ingewonnen bij de waterbeheerder.

Artikel 14 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 15 Algemene gebruiksregels

15.1 Strijdig gebruik
15.1.1 Opslag
  • a. Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
  • b. Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
15.1.2 Seksinrichtingen
  • a. Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor seksinrichtingen.
15.1.3 Bewoning van bijbehorende bouwwerken
  • a. Tot een strijdig gebruik van bijbehorende bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik als permanente of tijdelijke woning.
15.2 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels omtrent het gebruik van gronden en gebouwen, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 16 Algemene bouwregels

16.1 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen, worden ondergeschikte bouwdelen, zoals trappenhuizen, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, bijbehorende bouwwerken, balkons en overstekende daken, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 2,5 meter bedraagt.

16.2 Bestaande maten
  • a. De op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden geacht.
  • b. De op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS is voorgeschreven, mogen als tenminste toelaatbaar worden aangehouden.
  • c. Ingeval van herbouw is het bepaalde onder a. en b. slechts van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

Artikel 17 Algemene aanduidingsregels

17.1 Karakteristieke bebouwing
17.1.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing.

17.1.2 Sloopverbod zonder omgevingsvergunning
  • a. Het is verboden zonder, of in afwijking van, een omgevingsvergunning voor het slopen ter plaatse van de in lid 17.1.1 bedoelde aanduiding, bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen.
  • b. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van de bebouwing.
  • c. De onder a. genoemde vergunning wordt slechts verleend:
    • 1. indien er sprake is van de sloop van een heel bouwwerk:
      • slechts wanneer is aangetoond dat de technische toestand van het gebouw niet houdbaar is;
      • slechts wanneer dit gepaard gaat met de herbouw van vergelijkbare bebouwing;
      • slechts nadat schriftelijk advies over de sloop is ingewonnen bij de geïntegreerde Commissie voor welstand en monumenten;
    • 2. indien er sprake is van de sloop van een gedeelte van een bouwwerk:
      • slechts wanneer het te slopen gedeelte zelf niet beschermenswaardig is en de bescherming van de resterende deel is gewaarborgd;
      • slechts nadat schriftelijk advies over de gedeeltelijke sloop is ingewonnen bij de geïntegreerde Commissie voor welstand en monumenten.
  • d. Aan een vergunning als bedoeld onder a. kunnen door burgemeester en wethouders voorwaarden worden verbonden.
17.1.3 Aanlegverbod zonder sloopvergunning
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 2. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
    • 3. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructie, installaties of apparatuur;
    • 4. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    • 5. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
    • 6. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
  • b. Het verbod onder a. is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:
    • 1. die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend;
    • 2. die normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
    • 3. die betrekking hebben op reeds in uitvoering zijn op het tijd van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
  • c. De onder a. genoemde vergunning wordt slechts verleend:
    • 1. indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de vanuit cultuurhistorisch oogpunt karakteristieke waarden van plantsoenen en parken,
    • 2. schriftelijk advies is ingewonnen bij de geïntegreerde Commissie voor welstand en monumenten.
  • d. Aan een vergunning als bedoeld onder a. kunnen door burgemeester en wethouders voorwaarden worden verbonden.

Artikel 18 Algemene afwijkingsregels

18.1 Afwijken van voorgeschreven maatvoering

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de in de regels voorgeschreven maatvoering, met ten hoogste 10%.

18.2 Overschrijden van bouwgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.

18.3 Vergroten bouwhoogte van andere bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van andere bouwwerken, en toestaan dat de bouwhoogte van andere bouwwerken wordt vergroot met maximaal 10 meter.

18.4 Vergroten bouwhoogte van zend-, ontvangst- en/of sirenemasten
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van andere bouwwerken, en toestaan dat de hoogte van andere bouwwerken ten behoeve van zend-, ontvangst- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 meter.
  • b. Losse masten met hekwerken, gebouwtjes e.d. zijn niet toegestaan.
  • c. Installaties op of aan een gebouw zijn alleen toegestaan op hoge gebouwen, bij voorkeur op een plat dak en zo ver mogelijk van een dakrand; met dien verstande dat bijzondere en waardevolle gebouwen in beginsel geheel dienen te worden ontzien, zo nodig in overleg met de welstand- en monumentencommissie; wanneer de invloed van die installaties geen afbreuk doen aan de aanwezige kwaliteiten.
18.5 Toestaan van gebouwtjes voor voorzieningen van algemeen nut

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsbepalingen ten behoeve van het realiseren van gebouwtjes voor voorzieningen van algemeen nut, zoals telefooncellen, abri's (inclusief dienstregelingaanduiding), nutsvoorzieningen, dienstgebouwen ten behoeve van het onderhoud of gebruik van openbaar groen, wegen en speelplaatsen, mits deze gebouwtjes geen grotere inhoud hebben dan 50 m3.

Artikel 19 Algemene wijzigingsregels

19.1 Overschrijding van bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen, ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen en/of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

19.2 Overschrijding van de bouwgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen, ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 20 Overgangsrecht

20.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a., een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
20.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 21 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan "Park Vijfsluizen".