direct naar inhoud van 4.7 Externe veiligheid
Plan: Leverterrein
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0622.0224bpLever2010-0130

4.7 Externe veiligheid

4.7.1 Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door leidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken3 en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Een uitgebreid overzicht van de geldende wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid is opgenomen in Bijlage 4.

4.7.2 Onderzoek en conclusie

Risicovolle inrichtingen

Referentiesituatie

Binnen het plangebied bevinden zich op dit moment geen inrichtingen die vallen onder het Bevi. De vestiging van nieuwe Bevi-inrichtingen wordt in de regels uitgesloten. Volgens de risico-inventarisatie (zie Bijlage 5) en de provinciale risicokaart zijn op het terrein van Unilever Research gevaarlijke stoffen aanwezig. Er is echter geen sprake van relevante PR 10-6-contouren.

Ook in de omgeving van het plangebied bevinden zich verschillende risicovolle inrichtingen. De PR 10-6-contouren van deze bedrijven liggen volgens de externe veiligheidsvisie van de gemeente Vlaardingen over het algemeen niet over het plangebied. Uitzondering is het bedrijf Struyk Verwo Infra direct ten westen van het plangebied. Ter plaatse vindt opslag van propaan plaats. Het bedrijf valt onder het Bevi. De PR 10-6-contour ligt over een klein deel van het plangebied. Binnen deze contour is geen bestaande bebouwing gelegen.

In de omgeving van het plangebied is een aantal inrichtingen aanwezig waarvan het invloedsgebied voor het groepsrisico over het plangebied is gelegen. Het betreft onder andere inrichtingen die zijn gevestigd aan de overzijde van de Nieuwe Maas (zoals de raffinaderij van Shell Nederland). In de voorgenoemde risico-inventarisatie is inzicht gegeven in het GR rondom de inrichtingen binnen het plangebied en in de omgeving daarvan. Uit de resultaten blijkt dat in de huidige situatie geen geval sprake is van een overschrijding van de oriënterende waarde. In veel gevallen ligt het GR zelfs ver onder de oriënterende waarde.

Plansituatie

Het bestemmingsplan staat geen vestiging van Bevi-inrichtingen toe. De PR 10-6-contour van de buiten het plangebied gelegen inrichting Struyk Verwo Infra is opgenomen op de verbeelding. Het bestemmingsplan sluit kwetsbare objecten binnen deze PR 10-6-contour uit. Nieuwe beperkt kwetsbare objecten en uitbreiding van bestaande beperkt kwetsbare objecten binnen de contour zijn alleen mogelijk via een omgevingsvergunning. In dat kader moet worden aangetoond dat er gewichtige redenen zijn om de beperkt kwetsbare objecten te realiseren en dat het PR niet meer dan 10-5 bedraagt. Aangezien het bestemmingsplan consoliderend van aard is, zal de vaststelling van het bestemmingsplan geen gevolgen hebben voor de hoogte van het GR. Aan het slot van deze paragraaf is een verantwoording van het GR opgenomen.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Referentiesituatie

Binnen het plangebied en in de directe omgeving daarvan vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats.

Transport over de weg

De Deltaweg is aangewezen als gemeentelijke route voor gevaarlijke stoffen (tot aan de Heliniumweg). Op dit moment loopt deze route door in oostelijke richting over de Galgkade en Vulcaanweg. Op het moment dat de eerste nieuwe woningen in het Stationsgebied worden opgeleverd zal een deel van deze route komen te vervallen, waardoor ter hoogte van het plangebied geen gevaarlijke stoffen meer worden vervoerd over de Galgkade.

Transport over water

Ten zuiden van het plangebied vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de Nieuwe Maas. Door de DCMR is het GR berekend. Uit de resultaten blijkt dat de oriënterende waarde ter hoogte van het plangebied wordt benaderd, maar niet overschreden. Voor de Fn-curve wordt verwezen naar het onderzoek van DCMR dat is opgenomen in Bijlage 6. Dit onderzoek is uitgevoerd in het kader van het bestemmingsplan Maasoeverzone. Aangezien het plangebied direct aansluit op het westelijk gelegen plangebied Maasoeverzone, zijn de onderzoeksresultaten ook bruikbaar in het kader van het bestemmingsplan Leverterrein.

In het (concept) Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) worden plasbrandaandachtsgebieden aangewezen. Volgens het ontwerpBasisnet water is het plasbrandaandachtsgebied gelegen binnen 40 m vanaf de kade. Op basis van het (concept)Btev moet in de toelichting bij het bestemmingsplan worden ingegaan op de mogelijkheden om de door het plan toegelaten ruimtelijke ontwikkelingen te laten plaatsvinden buiten die gebieden, gelet op de mogelijke effecten van een ongeval met zeer brandbare vloeistoffen. Daarnaast of in samenhang met deze afweging dient in ieder geval aandacht te worden besteed aan de bestrijdbaarheid van een plasbrand (hulpverlening en zelfredzaamheid mede in relatie tot effectreducerende maatregelen of brandvertragende maatregelen aan het gebouw).

De Verordening Ruimte van de provincie Zuid-Holland geeft aan dat voor gebieden waar zeeschepen aanmeren binnen 65 m van de kade geen bebouwing is toegestaan (in verband met plasbrandrisico's). Afwijking is mogelijk voor bebouwing in het gebied tussen 40 en 65 m vanaf de kade indien:

  • sprake is van groot maatschappelijk of bedrijfseconomisch belang; én
  • de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond advies heeft uitgebracht.

Verder biedt de Provinciale Verordening Ruimte - onder voorwaarden - ruimte voor afwijking ten behoeve van (incidentele) nieuwe kleinschalige voorzieningen ter ondersteuning van het dagrecreatieve karakter van de oever en voor voorzieningen die noodzakelijk zijn voor het functioneren van de vaarweg of haven.

Transport door buisleidingen

Aan de westzijde ligt een aantal hoofdaardgastransportleidingen in en langs het plangebied. Het gaat om de volgende leidingen:

  • W-504: 40 bar, 14 inch;
  • W-521: 40 bar, 4 - 16 inch;
  • W-537: 40 bar, 14 inch;
  • A-517: 66 bar, 30 inch.

De leidingen zijn – voor zover binnen het plangebied gelegen – (inclusief de bijbehorende belemmeringenstrook aan weerszijden van de leiding) opgenomen op de plankaart. In de regels is een beschermende regeling opgenomen. Recent is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Daarmee is in aansluiting op het Bevi ook voor buisleidingen een systematiek met PR en GR geïntroduceerd. De PR 10-6-contouren liggen in alle gevallen op de leidingen. Door DCMR zijn berekeningen uitgevoerd om het GR langs de verschillende gasleidingen in beeld te brengen. Uit de resultaten blijkt dat het GR (ruimschoots) onder de oriënterende waarde is gelegen. Voor een gedetailleerd overzicht van de resultaten en de bijbehorende Fn-curves wordt verwezen naar het onderzoek van DCMR (zie Bijlage 6). Dit onderzoek is uitgevoerd in het kader van het bestemmingsplan Maasoeverzone. De betreffende leidingen liggen op de grens tussen beide bestemmingsplangebieden, waardoor de resultaten ook bruikbaar zijn in het kader van het bestemmingsplan Leverterrein. Voor het oostelijke deel van de leiding W521 is geen berekening uitgevoerd omdat binnen het plangebied geen bebouwing is gelegen binnen de inventarisatieafstand.

De westzijde van het plangebied wordt doorkruist door een DPO-leiding (diameter 12,75 inch, druk 80 bar). Uit deel 1 van de gemeentelijke externe veiligheidsvisie blijkt dat de PR 10-6-contour op 15 m van de leiding is gelegen. Het bestemmingsplan maakt geen kwetsbare objecten mogelijk binnen de PR 10-6-contour. Er is volgens de informatie uit de externe veiligheidsvisie geen sprake van een relevant GR vanwege de lage personendichtheden binnen het invloedsgebied, een verdere kwantificering van het GR is om deze reden niet noodzakelijk.

Plansituatie

Het transport van gevaarlijke stoffen over de weg en door leidingen leidt niet tot PR 10-6-contouren die beperkingen opleggen aan de bedrijfsactiviteiten binnen het plangebied. Voor de bouwmogelijkheden langs de Nieuwe Maas is in aansluiting op de Provinciale Verordening Ruimte een passende regeling opgenomen in het bestemmingsplan. In de risicoberekeningen voor de relevante risicobronnen is rekening gehouden met de bestemmingen binnen het plangebied. De uitvoering van het bestemmingsplan leidt niet tot een relevante toename van de personendichtheden en heeft daarmee geen gevolgen voor de hoogte van het groepsrisico.

Verantwoording groepsrisico

De verantwoordingsplicht van het GR houdt in dat inzicht moet worden gegeven in de hoogte van het GR en dat ook rekening moet worden gehouden met een aantal kwalitatieve aspecten. Hiertoe behoren met name de aspecten 'zelfredzaamheid' en 'bestrijdbaarheid'. In dit kader is de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR) om advies gevraagd.

In de voorgaande paragraaf is ingegaan op de risicobronnen binnen het plangebied en in de directe omgeving daarvan:

  • het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied voor het groepsrisico van verschillende inrichtingen. Het groepsrisico ligt in alle gevallen onder de oriënterende waarde;
  • ten zuiden van het plangebied vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de Nieuwe Maas, de oriëntatiewaarde voor de hoogte van het groepsrisico wordt benaderd maar niet overschreden;
  • binnen het plangebied ligt een aantal hoofdaardgastransportleidingen; het GR ligt onder de oriënterende waarde.

Het bestemmingsplan maakt ten opzichte van het op dit moment vigerende bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk (met uitzondering van een rotonde) en heeft daarmee geen gevolgen voor de hoogte van het GR.

Incidentscenario's

In het advies van de VRR is voor de verschillende risicobronnen een beschrijving opgenomen van de worstcase scenario's die kunnen optreden:

  • 1. Toxisch scenario (bezwijken opslag van waterstoffluoride) bij Shell Nederland Raffinaderij;
  • 2. Flashfire als gevolg van een grote lekkage van propaan bij Struyk Verwo Infra;
  • 3. Toxisch scenario (catastrofaal falen tankwagen) op de Deltaweg;
  • 4. BLEVE met een tankwagen met brandbare gassen op de Deltaweg;
  • 5. Toxisch scenario (catastrofaal falen tankcompartiment zeeschip met toxische stoffen) op de Nieuwe Maas;
  • 6. Flashfire (lekkage tankcompartiment zeeschip met brandbare gassen) op de Nieuwe Maas;
  • 7. Fakkelbrand als gevolg van een leidingbreuk met de hoofdaardgastransportleidingen.

Daarnaast is ook een overzicht opgenomen van de meest geloofwaardige scenario's:

  • 8. Toxisch scenario (lekkage tankwagen toxische stoffen) op de Deltaweg;
  • 9. Plasbrandscenario (bezwijken tankwagen met brandbare vloeistoffen) op de deltaweg;
  • 10. Plasbrandscenario (leidingbreuk buisleiding met brandbare vloeistoffen) met buisleiding DPO P31A;
  • 11. Plasbrandscenario (falen tankcompartiment zeeschip met brandbare vloeistoffen) op de Nieuwe Maas;
  • 12. Fakkelbrand als gevolg van een lekkage met de hoofdaardgastransportleidingen.

Zelfredzaamheid

In het bestemmingsplan worden woningen en functies waar kwetsbare groepen mensen verblijven (zoals kinderdagverblijven, verpleegtehuizen en scholen) niet toegestaan.

Per incidentscenario kan de mogelijkheid van zelfredding verschillen. In het advies van de VRR is een overzicht opgenomen. Tijdige alarmering en de infrastructuur om het gebied te ontvluchten spelen daarbij een belangrijke rol.

Beheersbaarheid

De bereikbaarheid van het plangebied wordt door de VRR als goed beoordeeld. Naast de hoofdingang van het terrein, zijn er verschillende ontsluitingsmogelijkheden die door hulpdiensten kunnen worden benut.

De primaire bluswatervoorziening in het gebied is volgens het advies van de VRR onvoldoende. Bij de herontwikkeling van het terrein zal de bluswatervoorziening bekeken moeten worden. Het open water (de Nieuw Maas) is niet direct bruikbaar door hulpdiensten.

Maatregelen

Bronmaatregelen om het GR rondom de bovengenoemde risicobronnen te beperken zijn niet te treffen in het kader van onderhavige ruimtelijke procedure. In het bestemmingsplan zijn waar mogelijk wel op andere manieren maatregelen getroffen om risico's te beperken:

  • nieuwbouw of uitbreiding van gebouwen is niet toegestaan binnen het plasbrandaandachtsgebied langs de Nieuwe Maas (tot een afstand van 65 m vanaf de oever, behoudens omgevingsvergunning);
  • in het hele plangebied worden geen zelfstandige kantoren toelaten;
  • er worden geen mogelijkheden geboden voor (volumineuze) detailhandel.

In het advies van de VRR is een aantal maatregelen opgenomen om de zelfredzaamheid te vergroten en beheersbaarheid te verbeteren. Het betreft voor een belangrijke deel maatregelen op gebouwniveau, zoals afsluitbare deuren, ramen en ventilatieopeningen, luchtverversingssystemen, situering van (nood)uitgangen. Toetsing vindt plaats in het kader van de omgevingsvergunning voor bouwen. Bereikbaarheid, ontsluiting en bluswatervoorziening dient te voldoen aan de richtlijn van de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR). Doormiddel van de campagne "Goed voorbereid heb je zelf in de hand" dient zorg te worden gedragen voor goede voorlichting en instructie van de binnen het gebied aanwezige personen.

Afweging

Het bestemmingsplan Leverterrein is consoliderend van aard. Het bestemmingsplan Leverterrein heeft geen relevante gevolgen voor de hoogte van het groepsrisico voor de omliggende risicobronnen. Voor de toekomstige herontwikkeling van een deel van het plangebied met woningbouw, zal een aparte ruimtelijke procedure worden doorlopen. De gemeente Vlaardingen onderschrijft de randvoorwaarden en maatregelen uit het advies van de VRR en zal deze bij de herontwikkeling van het gebied in acht nemen. Daarbij dient te worden opgemerkt dat de genoemde maatregelen nauwelijks tot geen kwantificeerbaar effect hebben op het berekende aantal slachtoffers. Er blijft hoe dan ook sprake van een resteffect. Met de vaststelling van het bestemmingsplan Leverterrein heeft de gemeente Vlaardingen kennis genomen van dit restrisico. De gemeente acht dit risico, mede gelet op het consoliderende karakter van het bestemmingsplan en het advies van de VRR, aanvaardbaar.

Conclusie

Uit het oogpunt van externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor de vaststelling van het bestemmingsplan.