direct naar inhoud van 2.3 Provinciaal en regionaal beleid
Plan: Leverterrein
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0622.0224bpLever2010-0130

2.3 Provinciaal en regionaal beleid

Provinciale Structuurvisie Visie op Zuid-Holland (na herziening)

Het gebied is onderdeel van de Mainport Rotterdam. De Mainport Rotterdam is een complex van industrie, handel, transport en logistiek, gevestigd op het haven- en industriegebied langs de Nieuwe Waterweg, Oude Maas, Merwede en Dordtsche Kil. De provincie heeft de ambitie om de vestigingsfactoren van bedrijven en organisaties die bijdragen aan de mainportfunctie, verder te ontwikkelen.

Het Bedrijventerrein Mainport omvat het aaneengesloten bebouwd gebied met als hoofdfunctie water- en havengebonden bedrijvigheid, veelal in de hogere milieucategorieën, met productie, opslag, transport en distributie, nutsvoorzieningen, evenals de hieraan verbonden kantoorfuncties in het haven- en industriegebied van Rotterdam en de Drechtsteden.

Binnen deze aanduiding moet alle aan de Mainport gerelateerde bedrijvigheid een locatie kunnen vinden. Ruimte daarvoor kan nog gewonnen worden door verouderde complexen te herstructureren en verwante activiteiten te clusteren.

Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam 2020 (RR2020) (2005)

Het RR2020 is als streekplan en als een regionaal structuurplan vastgesteld. Met de vaststelling van de Provinciale Structuurvisie is de status van streekplan vervallen. De hoofdlijnen van het RR2020 zijn overgenomen in de Provinciale Structuurvisie. Het RR2020 blijft wel bestaan als regionaal structuurplan, voor de gemeenten in de Stadsregio Rotterdam.

De drie hoofddoelstellingen van RR2020 zijn:

  • verbeteren van de woon- en leefomgeving;
  • versterken en diversifiëren van het ruimtelijk-economisch ontwikkelingsperspectief;
  • bevorderen van de sociaal-culturele diversiteit.

De kern van de gezamenlijke ontwikkelingsopgave bestaat uit tien punten. In deze tien punten zit de essentie van de regionale opgave voor de komende vijftien jaar. De ontwikkeling van de Maasoeverzone als onderdeel van de Rivierzone Vlaardingen geeft inhoud aan de volgende punten:

  • rivierzones;
  • trendbreuk in de herstructurering;
  • proactieve aanpak van de milieuproblematiek.

Eén van de opgaven die genoemd wordt voor de regio Rotterdam is het creëren van een grote diversiteit aan kwalitatief goede woon-, werk- en verblijfsgebieden. Op de plankaart is het plangebied weergegeven als 'stads- en dorpsgebied': aaneengesloten bebouwd gebied met als hoofdfunctie wonen, maar waarin ook functies voorkomen als bedrijvigheid, (soms grootschalige) kantoorconcentraties en andere stedelijke voorzieningen waaronder ook stedelijk groen en water. De ambitie is om het aanbod aan aantrekkelijke woningen en woonmilieus te vergroten, zowel in kwaliteit als in aantallen en ze bovendien beter te spreiden over de regio. In Vlaardingen is het de bedoeling om kleine, gestapelde huurwoningen te onttrekken en woningen met meer kwaliteit toe te voegen. Het indicatieve woningbouwprogramma gaat uit van het onttrekken van 1.700 woningen en de bouw van 2.800 woningen (geheel binnenstedelijk).

Verordening Ruimte (na herziening)

In deze verordening zijn specifieke eisen gesteld waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.

Bedrijventerreinen

Met betrekking tot bedrijventerreinen stelt de verordening het volgende.

Bestemmingsplannen voor gronden die zijn gelegen op bedrijventerreinen:

  • wijzen geen bestemmingen aan en stellen geen regels die nieuwe bedrijfswoningen mogelijk maken, behoudens woningen behorende bij woonwerkeenheden op (delen van) bedrijventerreinen waar maximaal milieucategorie 2 is toegestaan en die niet binnen de invloedssfeer liggen van (delen van) bedrijventerreinen waar bedrijven in een hogere milieucategorie zijn toegestaan;
  • moeten bedrijven uit de hoogst mogelijke milieucategorie passend bij de omgeving van het bedrijventerrein mogelijk maken, waarbij rekening wordt gehouden met toekomstige ontwikkelingen die mogelijk zijn op grond van een onherroepelijk bestemmingsplan of een provinciale structuurvisie. Afwijking hiervan is mogelijk indien in regionaal verband afspraken zijn gemaakt over het voorzien in voldoende ruimte voor bedrijven.

Transportroutes vervoer van gevaarlijke stoffen

Bestemmingsplannen voor gronden langs transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen dienen, voor wat betreft het aanwijzen van bestemmingen en het stellen van regels die nieuwe kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten, in de zin van de circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (zoals die luidde op 1 augustus 2008), mogelijk maken, te voldoen aan de grenswaarde PR 10-6 voor kwetsbare objecten en de richtwaarde PR 10-6 voor beperkt kwetsbare objecten.

De groepsrisicoafweging geldt voor het invloedsgebied van de transportroutes. Bij een toename van het groepsrisico moet een groepsrisicoafweging gemaakt worden.

Onder transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt verstaan alle routes zoals opgenomen in de circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (zoals die luidde op 1 augustus 2008) die niet uitgesloten zijn van het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Indien op grond van het bovenstaande een groepsrisicoafweging moet worden gemaakt, dient hierbij de CHAMP-methodiek te worden gehanteerd, zoals opgenomen in de nota 'Risico's in Balans' (vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 4 juli 2006).

ROM Rijnmond: 'Herstructurering Rechtermaasoever Rijnmond' (2000)

De revitalisering van het rivierfront is ondergebracht in het ROM Rijnmondproject 'Herstructurering rivierfront Rechtermaasoever'. Dit project is een gezamenlijk initiatief van onder meer de gemeenten Maassluis, Vlaardingen, Schiedam en Rotterdam, de Stadsregio, provincie Zuid-Holland, Kamer van Koophandel en Ministeries van EZ, V&W en VROM. Als eerste fase is de Contourennota Herstructurering Rechtermaasoever Rijnmond (januari 2000) verschenen. Het rapport gaat in op het dilemma van economische revitalisering en de noodzaak van verbetering van de leefbaarheid in het gebied. De verbetering van de leefbaarheid staat onder druk omdat de verwachting is dat de milieuhinder vanwege geluid in de toekomst onvoldoende zal afnemen ondanks geluidsbeperkende maatregelen. Herontwikkeling van de Rechtermaasoever is zowel vanuit economisch perspectief als vanuit leefbaarheidsoverwegingen dringend gewenst. Begin 2002 is een regionale ontwikkelingsvisie verschenen, gevolgd door een bestuurlijke intentieovereenkomst en een bestuursovereenkomst. De bestuursovereenkomst wordt verlengd tot en met 2015.

De werkgroep RO/Milieu, waarin de provincie is vertegenwoordigd, heeft inmiddels voorstellen ontwikkeld voor een zogenoemde 'milieuaandachtszone'. Achterliggende gedachte bij het instellen van een dergelijke zone is het feit dat de matige milieukwaliteit op de Rechtermaasoever kan worden gecompenseerd door een hoge ruimtelijke kwaliteit (bijvoorbeeld karakteristieke oude binnenhaven). Bij het bepalen van de begrenzing van de aandachtszone zijn alle milieuaspecten in beschouwing genomen (Bestuurlijk afsprakenkader Herstructurering Rechtermaasoever, december 2004).

Structuurvisie detailhandel Zuid-Holland, 2007

De provincie voert een actief detailhandelsbeleid vanwege de veelal bovenlokale gevolgen van bestemmings- of bouwplannen voor omvangrijke winkelcentrumprojecten of perifere detailhandel. De structuurvisie heeft als doelstelling een toetsingskader voor zulke plannen te bieden, de dynamiek in de detailhandel te bevorderen en de bestaande structuur te versterken.

Meer verantwoordelijkheid lagere overheden

De provincie kent de gemeenten een grotere beleidsvrijheid toe om de dynamiek in de detailhandel te bevorderen en om deze dynamiek zoveel mogelijk aan de bestaande structuur ten goede te laten komen. Daarbij legt de provincie de grens, waarbij het REO moet adviseren, voor winkelcentra op 2.000 m² bvo, onder de voorwaarde van een 'goede ruimtelijke onderbouwing', bij voorkeur in de vorm van een lokale structuurvisie detailhandel. Voor ontwikkelingen buiten de winkelcentra legt de provincie de grens waarbij REO's moeten adviseren bij 1.000 m² bvo (vanwege de mogelijk structuurverstorende effecten van perifere ontwikkelingen1). 

Geen nieuwe winkelcentra

De provincie ziet het als haar taak om de dynamiek te bevorderen, de structuur te versterken en ernstige verstoringen daarvan te voorkomen; niet om de concurrentie te beperken of de dynamiek in de detailhandel te belemmeren door een volumebeleid te voeren. De provincie wil de dynamiek zoveel mogelijk binnen de bestaande structuur accommoderen en slechts bij uitzondering instemmen met nieuwe regionale aankoopplaatsen, omdat de winkelmarkt op de lange termijn van een groeimarkt zal veranderen in een vervangingsmarkt.

Provinciale visie perifere detailhandel

De richtlijnen voor vestiging van perifere detailhandel zijn:

  • nieuwe voorzieningen dienen regionaal te worden afgestemd op de verzorgingsfunctie en het inwonertal van kernen, waarbij rekening moet worden gehouden met de effecten op de functie van omliggende winkelcentra;
  • nieuwe voorzieningen mogen niet leiden tot een structurele aantasting van het voorzieningenniveau elders;
  • nieuwe voorzieningen moeten worden gerealiseerd in de centra van steden, dorpen en wijken; een uitzondering hierop is mogelijk in de volgende gevallen:
    • 1. buurt- en gemakswinkels;
    • 2. op knopen, voor zover passend binnen het knoopprofiel;
    • 3. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
    • 4. detailhandel in zeer volumineuze goederen: auto's, motoren, boten, caravans, keukens, badkamers, vloerbedekking, parket, zonwering, tenten, grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen;
    • 5. tuincentra;
    • 6. bouwmarkten of grootschalige meubelbedrijven (inclusief in ondergeschikte mate woninginrichting en stoffering) met een bedrijfsvloeroppervlak van minimaal 1.000 m² en na onderzoek naar de bovengemeentelijke effecten en na instemming van Gedeputeerde Staten;
  • nieuwe perifere detailhandel is alleen toegestaan indien het om reeds elders in de gemeente gevestigde bedrijven gaat, of wanneer het terrein in een regionale of provinciale structuurvisie detailhandel is aangewezen als opvanglocatie voor grootschalige detailhandel.

Perifere detailhandel in de Stadsregio Rotterdam

De Stadsregio beschikt over een groot aantal locaties voor perifere detailhandel. Uit inventarisatie is gebleken dat de meeste gemeenten voldoende ruimte hebben voor de eventuele aanvraag of verplaatsing van perifere detailhandel.

Een aantal locaties functioneert nauwelijks bovenlokaal of trekt weinig bestedingen uit de eigen gemeente. Het betreft de locaties Hoogstad in Vlaardingen, Donkersloot in Ridderkerk, Kickersbloem in Hellevoetsluis en Elektraweg in Maassluis. Om verdere versnippering van het aanbod te voorkomen, stelt de provincie voor om van uitbreiding van deze locaties af te zien. Toekomstige marktruimte kan beter ten goede komen aan levensvatbare concentraties elders in de regio.

Structuurvisie retail en leisure Stadsregio Rotterdam, 2003

Dit beleidsdocument is de formele beleidsinzet vanuit de stadsregio Rotterdam en de stuurgroep REO Rijnmond.

Inzet REO

Het REO streeft een beleidsmatig evenwicht na tussen enerzijds het open staan voor nieuwe ontwikkelingen en nieuwe formules en anderzijds het voorkomen van nadelige effecten op te behouden bestaande structuren of ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen. Er blijft gelden dat detailhandel conform het bestaande beleid moet worden gehuisvest op de huidige, daartoe aangewezen locaties conform bestemmingsplannen en streekplan. De bestaande toelatingsprocedure hiervoor, met de adviserende rol voor REO en werkgroep detailhandel bij de bestemmingsplanvrijstellingprocedure2, wordt gehandhaafd.

Visie PDV

De bestaande PDV's die goed functioneren kunnen gehandhaafd blijven. PDV-clusters die dreigen hun levensvatbaarheid te verliezen moeten een functieverandering ondergaan. Het bestemmingsplan moet zodanig gewijzigd worden dat geen reguliere detailhandel zich kan vestigen.

Middelgrote en kleinschalige bouwmarkten (tussen 1.000 en 10.000 m²) moeten zoveel mogelijk geaccommodeerd worden aansluitend op lokaal of regionaal verzorgende perifere retailclusters of verspreid in woonbuurten, bij voorkeur aansluitend aan bestaande retail- en/of PDV-clusters.