direct naar inhoud van Regels
Plan: De Blauwpoort
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0620.bp0018-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan De Blauwpoort met identificatienummer NL.IMRO.0620.bp0018-VG01 van de gemeente Vianen;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan- of uitbouw

een gebouw dat aangebouwd is aan een woning of woongebouw en rechtstreeks van daaruit toegankelijk is;

1.6 archeologisch deskundige

de gemeentelijke (beleids)archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologie;

1.7 archeologische monument

terrein dat van algemeen belang is wegens de daar aanwezige zaken die ten minste 50 jaar geleden zijn vervaardigd en die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde;

1.8 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het belang voor de archeologie en de kennis van de beschavingsgeschiedenis;

1.9 archeologisch onderzoek

het verrichten van werkzaamheden met als doel het verzamelen van kennis en wetenschap van bekende of verwachte overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 bebouwingspercentage

het percentage dat aangeeft tot welke oppervlakte het bouwperceel of een ander in deze regels bepaald vlak, mag worden bebouwd;

1.12 bedrijf aan huis

een bedrijf dat vanwege zijn kleinschalige omvang en geringe invloed op de omgeving kan worden uitgeoefend in of bij een woning, door de gebruik(st)er van die woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, waaronder mede een bed&breakfast is begrepen;

1.13 begane grondlaag

het gedeelte van een gebouw, bestaande uit een of meer bouwlagen - waaronder begrepen een kelder, souterrain of beletage - waarvan de bovenste begrenzende vloer of balklaag niet hoger komt dan 4 m gemeten ten opzichte van het straatpeil;

1.14 beroep aan huis

een dienstverlenend of kunstzinnig beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, door de gebruik(st)er van die woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.15 beschermd stadsgezicht

het gebied dat bij ministeriële beschikking nr. 179.814 I, d.d. 23 juni 1975 is aangewezen als beschermd stadsgezicht in de zin van de Monumentenwet 1988;

1.16 bestaand bouwwerk

een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan legaal is, wordt of mag worden gebouwd;

1.17 bestaand gebruik

een gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan legaal wordt of mag worden uitgeoefend;

1.18 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.19 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.20 bevoegd gezag

bevoegd gezag als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.21 bijgebouw

een gebouw dat architectonisch ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en ten dienste staat van dat hoofdgebouw;

1.22 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.23 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.24 bouwmassa

Het geheel van een bouwwerk, bepaald door de hoogte, de (gevel)breedte, de vorm en de helling van het dak, alsmede door de plaats van gevels en dakvlakken;

1.25 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.26 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.27 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.28 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.29 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.30 Erfgoedcommissie

een commissie als bedoeld in artikel 15 van de Monumentenwet 1988;

1.31 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.32 hoofdgebouw

een of meer panden of gebouwen, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.33 huishouden

een persoon, gezin of andere groep van personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren;

1.34 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse, en van logies en het bedrijfsmatig exploiteren van zalen, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.35 overkapping

een overdekt bouwwerk zonder eigen wanden;

1.36 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.37 peil
  • a. voor bouwwerken op gronden binnen een afstand van 20 m vanuit de dichtstbij zijnde naar de weg gekeerde bouwgrens: de kruin van de weg;
  • b. voor bouwwerken op gronden elders dan bedoeld onder a:
    het aan een bouwwerk aansluitende, afgewerkte terrein;
1.38 seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht met een ander tegen vergoeding;

1.39 Stadsbeeld B

het historisch karakteristieke beeld van zone B van het beschermde stadsgezicht Vianen, dat bepaald wordt door het patroon van straten en wegen, de rooilijnen van de bebouwing aan de openbare ruimten en de "schaal" van de bebouwing;

1.40 Stadsbeeld C

het historische beeld van zone C van het beschermde stadsgezicht Vianen dat bepaald wordt door de hoofdstructuur van straten en wegen, benevens de hoogte van de bebouwing;

1.41 veranderen van een bouwmassa

het veranderen van de hoogte, de (gevel)breedte, de vorm en de helling van het dak, alsmede van de plaats van gevels en dakvlakken of delen daarvan, van een bouwwerk;

1.42 vloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van ruimten -met een binnenwerkse hoogte van meer dan 1,5 m- binnen gebouwen;

1.43 webwinkel

ruimte waar detailhandel via internet plaatsvindt, waarbij:

  • a. het te koop aanbieden, de uitstalling ten verkoop en het verkopen uitsluitend geschieden via internet en niet fysiek ter plaatse,
  • b. het leveren van goederen in principe plaatsvindt via post-, pakket- of soortgelijke bezorgdiensten;
1.44 woning

een gebouw, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één huishouden;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
in geval van dakkapellen of dakopbouwen, waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 1/3 van de voorgevelbreedte respectievelijk 1/2 van de achtergevelbreedte van het betreffende gebouw, is de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel van de dakkapellen of dakopbouwen maatgevend voor het meten van de goothoogte;

2.4 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk, inclusief de maat van de verticale projectie van dakoverstekken in het geval dat die maat meer dan 1 m bedraagt.

Bij onduidelijkheid betreffende de wijze van meten in een bepaald geval beslissen burgemeester en wethouders.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Tuin

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;
  • b. een parkeerterrein uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • c. water en waterberging, met bijbehorende taluds.
3.2 Bouwregels

Op of in de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend met de bestemming verband houdende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. een overkapping boven de voordeur van een gebouw is toegestaan, mits:
    • 1. de breedte maximaal 120% bedraagt van de breedte van de entreepartij;
    • 2. de horizontale diepte niet meer dan 1,5 m bedraagt, gemeten uit de voorgevel van het gebouw waaraan wordt aangebouwd;
    • 3. het om een open constructie zonder zijwanden gaat;
    • 4. de bouwhoogte niet meer dan 6 m bedraagt;
  • b. bij elke woning is ten hoogste één vlaggenmast toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 3 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 1,2 m bedragen.

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. straten met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie;
  • b. laagblijvende groenvoorzieningen;
  • c. water en waterberging, met bijbehorende taluds.
4.2 Bouwregels

Op of in de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend met de bestemming verband houdende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan hierna is aangegeven:

bouwwerken   max. bouwhoogte  
licht- en andere masten   6 m  
overige bouwwerken   1,2 m  

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. maximaal 4 zorgwooneenheden met gemeenschappelijke ruimten ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning';
  • c. beroep of bedrijf aan huis;
  • d. erven.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op of in de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd met de bestemming verband houdende gebouwen, waaronder begrepen woningen, aan- of uitbouwen, bijgebouwen en gebouwen ten dienste van de in lid 5.1, onder c en d bedoelde functies, en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2.2 Binnen het bouwvlak

Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. het bebouwingspercentage bedraagt 100% of binnen elk bouwvlak zoveel als ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  • b. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • c. de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.
5.2.3 Buiten het bouwvlak

Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. het bebouwingspercentage bedraagt op elk bouwperceel 100%;
  • b. de goothoogte van aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 3 m en de bouwhoogte niet meer dan 5 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 1 m bedragen en op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn, niet meer dan 2 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijking bouwhoogte gebouwen buiten bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in sublid 5.2.3, onder b, en voor een kap op aan- of uitbouwen of aangebouwde bijgebouwen een hogere bouwhoogte toestaan, mits:

  • a. de dakhelling gelijk is aan de dakhelling van het hoofdgebouw;
  • b. de bouwhoogte ten minste 2 m onder de bouwhoogte van het hoofdgebouw ligt.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Beroep- en bedrijf aan huis

Een woning en daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen mogen worden gebruikt voor de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis, mits:

  • a. niet meer dan 25% van de vloeroppervlakte van de gebouwen daarvoor wordt gebruikt met een maximum van 100 m²;
  • b. het gebruik geen invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaakt;
  • c. uitsluitend beroeps- of bedrijfsactiviteiten worden toegestaan in categorie 1 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten aan huis;
  • d. er geen detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van webwinkels mits de daarbij behorende opslag elders is gevestigd;
  • e. er geen horeca plaatsvindt, met uitzondering van een bed & breakfast;
  • f. bed & breakfast uitsluitend plaatsvindt in hoofdgebouwen;
  • g. er geen buitenopslag plaatsvindt.

Artikel 6 Waarde - Archeologie - 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud en bescherming van aanwezige en beschermde archeologische waarden.

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen op of in de in lid 6.1 bedoelde gronden gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming en van archeologisch onderzoek zijn toegestaan;
  • b. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen zijn uitsluitend toegestaan, indien:
    • 1. het bouwplan betreft vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte van de bouwwerken niet wordt vergroot en de bestaande fundering wordt benut;
    • 2. op basis van archeologisch onderzoek, waarvan het rapport is gevoegd bij de vergunningaanvraag, is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
    • 3. het bouwplan geen bodemverstorende activiteiten met zich meebrengt dieper dan 0,3 m beneden het maaiveld.
6.3 Afwijking van de bouwregels
6.3.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 6.2, onder b, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad.

6.3.2 Voorschriften bij afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen de volgende voorschriften aan de in sublid 6.3.1 bedoelde omgevingsvergunning verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
6.3.3 Advies bij afwijking

Alvorens burgemeester en wethouders beslissen over een in sublid 6.3.1 bedoelde omgevingsvergunning winnen zij bij de archeologisch deskundige schriftelijk advies in omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische waarden onevenredig worden of kunnen worden aangetast, en welke regels aan de vergunning zouden moeten worden verbonden.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op of in de in lid 6.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,3 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
  • b. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • c. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
  • d. het ophogen van de bodem met meer dan 1 m.
6.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in sublid 6.4.1 bedoelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud of beheer betreffen;
  • b. die het archeologisch onderzoek betreffen;
  • c. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
    • 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
    • 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.
  • d. die noodzakelijk zijn voor het realiseren van bouwplannen, die ingevolge het plan zijn toegestaan.
6.4.3 Criteria voor vergunningverlening

De omgevingsvergunning wordt slechts verleend, indien de in sublid 6.4.1 bedoelde werken of werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de archeologische waarden, of indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

6.4.4 Voorschriften bij vergunningverlening

Burgemeester en wethouders kunnen aan een in sublid 6.4.1 bedoelde omgevingsvergunning de volgende voorschriften verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
6.4.5 Advies bij omgevingsvergunning

Alvorens burgemeester en wethouders beslissen over een in sublid 6.4.1 bedoelde omgevingsvergunning winnen zij bij de archeologisch deskundige schriftelijk advies in omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische waarden onevenredig worden of kunnen worden aangetast, en welke regels aan de vergunning zouden moeten worden verbonden.

6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 1' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval wordt verwijderd, voorzover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft of de aanwijzing als beschermd monument is ingetrokken.

Artikel 7 Waarde - Beschermd stadsgezicht

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. behoud en bescherming van de cultuurhistorische waarden van het beschermd stadsgezicht, welke waarden bestaan uit:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - zone B', het historisch karakteristieke beeld van zone B van het beschermde stadsgezicht Vianen, dat bepaald wordt door het patroon van straten en wegen, de rooilijnen van de bebouwing aan de openbare ruimten en de schaal van de bebouwing;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - zone C', het historische beeld van zone C van het beschermde stadsgezicht Vianen dat bepaald wordt door de hoofdstructuur van straten en wegen, benevens de hoogte van de bebouwing;
  • b. behoud en bescherming van de bouwhistorische en architectonische waarden van objecten die op de bij deze regels behorende bijlage 'Bouwhistorische verwachtingskaart Vianen' zijn aangeduid als:
    • 1. met aanwijzingen voor waarden (oranje);
    • 2. met onbekende waarden (geel);
  • c. behoud en bescherming van de cultuurhistorische waardevolle bouwwerken, bestaande uit delen van de stadsmuur en vestingwerken, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - historisch bouwwerk'.
7.2 Bouwregels

Voor het bouwen op of in de in lid 7.1 bedoelde gronden gelden de volgende regels:

Algemeen

  • a. een omgevingsvergunning voor het bouwen overeenkomstig de andere hier voorkomende bestemmingen wordt slechts verleend, indien is aangetoond dat de op de betreffende gronden aanwezige cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden verstoord, waarbij de volgende principes gelden:
    • 1. behoud, onderhoud en versterking van waarden gaan voor vernieuwen en ontwikkelen;
    • 2. vernieuwen en ontwikkelen geschieden op basis van en met respect voor de cultuurhistorische waarden;
  • b. over het (ver)bouwen, vernieuwen of veranderen van bouwwerken dient de Erfgoedcommissie te zijn gehoord, tenzij het bouwwerkzaamheden betreft van ondergeschikte betekenis;

Daken en dakhelling

  • c. alle gebouwen moeten voorzien zijn, dan wel voorzien blijven van een zadeldak of schilddak;
  • d. de dakhelling van dakvlakken van gebouwen gesitueerd binnen 10 m vanuit een naar de weg gekeerde bestemmingsgrens mag tussen 35º -60º bedragen;
  • e. de dakhelling van dakvlakken van gebouwen gesitueerd buiten 10 m vanuit een naar de weg gekeerde bestemmingsgrens mag tussen 35º -60º bedragen;
  • f. op plat afgedekte hoofdgebouwen mag een kap worden gebouwd, met inachtneming van het bepaalde onder d en e;

Voorgevelbreedte

  • g. van hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'hoge cultuurhistorische waarden' of 'belangrijke cultuurhistorische waarden' op de bij deze regels behorende bijlage 'Cultuurhistorische kaart Vianen', mag de voorgevelbreedte niet minder en niet meer bedragen dan de bestaande breedte;
  • h. van andere dan onder i bedoelde hoofdgebouwen mag de voorgevelbreedte niet minder dan 4,5 m en niet meer dan 10 m bedragen;

Gevels en muurvlakken

  • i. het vernieuwen of het veranderen van de indeling of detaillering van de gevels of muurvlakken van hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'hoge cultuurhistorische waarden' of 'belangrijke cultuurhistorische waarden' op de bij deze regels behorende bijlage 'Cultuurhistorische kaart Vianen', is slechts toegestaan indien de vernieuwde of veranderde gevels of muurvlakken geen onevenredige afbreuk doen aan de bestaande architectonische waarde;

Bouwmassa

  • j. het vernieuwen of veranderen van de bouwmassa's van bouwwerken met de aanduiding 'hoge cultuurhistorische waarden' of 'belangrijke cultuurhistorische waarden' op de bij deze regels behorende bijlage 'Cultuurhistorische kaart Vianen', is slechts toegestaan, indien de vernieuwde of veranderde bouwmassa geen onevenredige afbreuk doet aan de bestaande verschijningsvorm van het betreffende pand en de straatwand;

Bouwen op of bij 'Historisch bouwwerken'

  • k. het veranderen of bouwen van bouwwerken, niet zijnde historische bouwwerken, op, in of nabij de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - historisch bouwwerk' is slechts toegestaan, indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan cultuurhistorische waarden van de zich ter plaatse bevindende historische bouwwerken.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 7.2:

  • a. onder c, ten behoeve van het bouwen van de afdekking van gebouwen met een andere nokrichting en kapvorm;
  • b. onder d en e, ten behoeve van het bouwen met een andere dakhelling;
  • c. onder g en h, ten behoeve van het bouwen met een andere voorgevelbreedte;
  • d. onder g en k, ten behoeve van het samenvoegen van panden, mits:
    • 1. er geen (delen van) muren worden verwijderd met monumentale (bouwhistorische) waarde;
    • 2. de samenvoeging niet onomkeerbaar is;

mits:

  • 1. het bouwwerk, voor zover het staat ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - zone B' of de aanduiding 'overige zone - zone C', redelijkerwijs past of blijft passen in Stadsbeeld B of Stadsbeeld C;
  • 2. de Erfgoedcommissie hierover een advies heeft uitgebracht.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op of in de in lid 7.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het geheel of gedeeltelijk slopen van hoofdgebouwen;
  • b. het geheel of gedeeltelijk slopen van bouwwerken met de aanduiding 'met aanwijzingen voor waarden' of 'met onbekende waarden' op de bij deze regels behorende bijlage Bouwhistorische verwachtingskaart Vianen;
  • c. het geheel of gedeeltelijk slopen van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - historisch bouwwerk';
  • d. het geheel of gedeeltelijk slopen van bestaande waardevolle stoepen en hekken;
  • e. het met meer dan 0,5 m afgraven of ophogen van gronden met de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied';
  • f. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen aansluitend aan karakteristieke bomen;
  • g. het beplanten van grondstroken, smaller dan 2 m, gelegen tussen een rijbaan of voetpad en een voorgevel van een hoofdgebouw;
  • h. het aanleggen van meer dan één parkeerplaats per hoofdgebouw, anders dan op gronden met de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied';
  • i. het aanleggen van bestratingen en andere terreinverhardingen van betonprodukten, asfalt of materiaal van een soortgelijke structuur op gronden, voor zover zichtbaar vanaf de openbare weg.
7.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in sublid 7.4.1 bedoelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud of beheer betreffen;
  • b. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
    • 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
    • 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.
  • c. als bedoeld in sublid 7.4.1, onder a, voor zover het betreft sloopwerkzaamheden:
    • 1. ingevolge een aanschrijving of een besluit van burgemeester en wethouders;
    • 2. voortvloeiende uit het gewone onderhoud;
    • 3. van ondergeschikte betekenis en waarvoor schriftelijk door of namens burgemeester en wethouders is meegedeeld dat geen omgevingsvergunning is vereist;
  • d. die dienen tot onderhoud of voltooiing van werken, die op de dag van het in ontwerp ter inzage leggen van dit plan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen;
  • e. die plaatsvinden op grond van het gestelde bij of krachtens een voorwaardelijke omgevingsvergunning voor het bouwen en het werken betreft als genoemd in sublid 7.4.1, onder i;
  • f. als bedoeld in sublid 7.4.1, onder m, voor zover daarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist.
7.4.3 Criteria voor vergunningverlening

Een omgevingsvergunning als bedoeld in sublid 7.4.1 wordt slechts verleend, indien:

  • a. door de werken of werkzaamheden of door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen geen blijvende afbreuk wordt gedaan aan het Beschermd Stadsgezicht;
  • b. door het weigeren van de vergunning de aanvrager onevenredig in zijn belangen wordt geschaad;
  • c. het betreft werken en werkzaamheden als bedoeld in sublid 7.4.1, onder b, betreffende bouwwerken met de aanduiding 'met aanwijzingen voor waarden' of 'met onbekende waarden' op de bij deze regels behorende bijlage Bouwhistorische verwachtingskaart Vianen, indien:
    • 1. uit bouwhistorisch onderzoek is gebleken dat er geen onevenredige aantasting van aanwezige waarden plaatsvindt,
    • 2. redelijkerwijs vast is komen te staan dat in geval van aantasting van aanwezige waarden herstel daarvan in redelijke mate zal plaatsvinden;
    • 3. de Erfgoedcommissie hierover een advies heeft uitgebracht.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Bestaande afmetingen en afstanden

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, afstand tot enige grens van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de ter zake geldende wet- en regelgeving tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, afstand of plaats in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

9.2 Dakkapellen en gevelopbouwen
9.2.1 Bouwregels

Dakkapellen en gevelopbouwen mogen voor zover gebouwd aan de naar de weg gekeerde zijde van een gebouw een breedte hebben van ten hoogste een derde van de breedte van deze zijde van dat gebouw en voor zover gebouwd aan de achtergevel van een gebouw een breedte hebben van ten hoogste de helft van de breedte van de achtergevel van dat gebouw en mits de hoogte van de dakkapel of gevelopbouw, gemeten ten opzichte van de goothoogte van de onderliggende gevel niet meer bedraagt dan 3 m.

9.2.2 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in sublid 9.2.1 voor dakkapellen tot over de volle breedte van een gebouw, mits:

  • a. indien het een gebouw betreft ter plaatse van de aanduiding 'hoge cultuurhistorische waarden' of 'belangrijke cultuurhistorische waarden' op de bij deze regels behorende bijlage 'Cultuurhistorische kaart Vianen', geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bestaande architectonische waarde;
  • b. advies wordt ingewonnen bij de Erfgoedcommissie.
9.3 Ondergeschikte bouwdelen

Ondergeschikte delen van een bouwwerk mogen de bouwgrens als volgt overschrijden:

  • a. tot gebouwen behorende plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor regenwater, gevelversieringen en wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen mogen de bouwgrens met maximaal 20 cm overschrijden;
  • b. tot gebouwen behorende gevellijsten, kroonlijsten, overstekende daken, luifels en hijsinrichtingen mogen, mits gelegen op een hoogte van ten minste 2,2 m boven een voetpad of ten minste 4,2 m boven een rijweg, de bouwgrens met maximaal 50 cm overschrijden.
9.4 Parkeernormen

Een omgevingsvergunning voor het bouwen van hoofdgebouwen op gronden met de bestemming 'Wonen', wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat ten behoeve van de betreffende vestiging waar de gebouwen worden gebouwd, op eigen terrein of elders, in voldoende parkeergelegenheid wordt of zal worden voorzien.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Strijdig gebruik

Een gebruik in strijd met het bestemmingsplan is in ieder geval het gebruik:

  • a. van gronden en bouwwerken als of ten behoeve van een seksinrichting;
  • b. van onbebouwde gronden als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met de verwerkelijking van de bestemming of het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  • c. van onbebouwde gronden als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met de verwerkelijking van de bestemming of het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

11.1 vrijwaringszone - dijk 2

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ' vrijwaringszone - dijk 2 ' zijn de gronden naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, aangeduid als buitenbeschermingszone van de primaire waterkering.

11.2 milieuzone - waterwingebied

Ter plaatse van de aanduiding ' milieuzone - waterwingebied ' zijn de gronden naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, mede bestemd voor de exploitatie en bescherming van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening.

11.3 milieuzone-boringsvrije zone

Ter plaatse van de aanduiding ' milieuzone-boringsvrije zone ' zijn de gronden naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de beschermende kleilaag in de bodem van de boringsvrije zone van het waterwingebied Vianen. Op deze zone zijn de provinciale regels van toepassing.

Het roeren van gronden, zoals het maken van boorputten, grond- en funderingswerken, dieper dan 40 m onder maaiveld is niet toegestaan, tenzij hiervoor toestemming van de provincie Utrecht is verkregen.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

12.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het plan:

  • a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de oppervlakte niet meer dan 30 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
  • b. indien en voorzover afwijkingen ten aanzien van de ligging van bestemmings- en bouwgrenzen en van aanduidingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
  • c. voor afwijkingen van regels, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages.

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

13.1 Algemene wijzigingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, voorzover daaraan behoefte bestaat en zulks het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied niet schaadt, de ligging van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en aanduidingen te wijzigen zodanig, dat:

  • a. de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot, en
  • b. geen van de grenzen met meer dan 10 m wordt verschoven,

mits, naar gelang de ligging van de bedoelde grenzen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - zone B' of 'overige zone - zone C', het Stadsbeeld B respectievelijk het Stadsbeeld C, door de wijziging niet onevenredig wordt aangetast.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan De Blauwpoort.