direct naar inhoud van 4.3 Ecologie
Plan: Oranjewijk, fase I
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0617.bpor-vg99

4.3 Ecologie

Deze paragraaf betreft een samenvatting van het uitgebreide bureauonderzoek zoals opgenomen in bijlage 4 en het uitgevoerde veldonderzoek zoals opgenomen in bijlage 8.

Huidige situatie

Het plangebied is gesitueerd in het zuidoosten van Strijen en bestaat uit gebouwen, opgaande begroeiing (bomen en struiken) en verharding.

Beoogde ontwikkelingen

Binnen het betreffende plangebied zullen woningen worden gerealiseerd.

De voorgenomen ontwikkeling kan als volgt worden omschreven:

  • kappen van opgaande begroeiing;
  • sloop van gebouwen;
  • bouwrijp maken grond;
  • bouw van woningen;
  • nieuwe groeninrichting (tuinen).

Resultaten onderzoek

Gebiedsbescherming

Het dichtstbijzijnde beschermde natuurgebied (Natura 2000-gebied 'Oudeland van Strijen') is op ongeveer 700 m afstand van het plangebied gelegen (zie figuur B3.1). Gezien de relatief grote afstand (van het plangebied tot het beschermde natuurgebied) en de tussenliggende wegen en gebouwen (buffers) zijn er geen negatieve effecten te verwachten vanuit het plangebied. De Natuurbeschermingswet staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

Het plangebied maakt geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS, provincie Zuid-Holland, 2009).

Soortenbescherming

Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Flora- en faunawet nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend. De betreffende planwerkzaamheden leiden tot verstoring van alle aanwezige soorten.

  • Voor deze ingrepen zal geen ontheffing nodig zijn voor de tabel 1-soorten (algemene soorten), aangezien hiervoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet geldt.
  • De aantasting en verstoring van vogels dient te worden voorkomen door werkzaamheden buiten het broedseizoen (broedseizoen is globaal van 15 maart tot en met 15 juli) te laten starten.
  • Uit het veldonderzoek blijkt dat vaste verblijfplaatsen van de gewone en ruige dwergvleermuis, gierzwaluw en huismus worden aangetast door de ontwikkeling. Om overtreding van de Flora- en faunawet te voorkomen dienen mitigerende maatregelen genomen te worden. Hiervoor wordt voorafgaand aan de aanvraag omgevingsvergunning inzake sloop een plan van aanpak opgesteld.

Aangezien de benodigde maatregelen ter voorkoming van overtreding van de Flora- en faunawet worden genomen, staat deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg.