direct naar inhoud van 4.1 Milieu
Plan: Mookhoek
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0617.bpmo-vg01

4.1 Milieu

4.1.1 Wegverkeerslawaai

Inleiding

In het plangebied is aan de Zweedsestraat de ontwikkeling van maximaal 12 nieuwe woningen beoogd. Verder worden er in het plangebied geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die door de Wet geluidhinder als geluidsgevoelig zijn aan te merken. Akoestisch onderzoek naar de gevolgen van wegverkeerslawaai is daarom alleen toegespitst op de ontwikkeling aan de Zweedsestraat.

Beleid

Normstelling

Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven- bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege het verkeer op deze wegen getoetst moet worden aan de normen van de Wgh. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/h-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting te worden onderbouwd.

De geluidshinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.

Nieuwe situaties

Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend nadat is vastgesteld dat maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Deze hogere grenswaarde mag de uiterste grenswaarde niet te boven gaan. Voor de beoogde binnenstedelijke ontwikkeling geldt een uiterste grenswaarde van 63 dB. Wanneer de gestelde uiterste grenswaarde wordt overschreden, biedt de Wgh de mogelijkheid woningen te realiseren met een dove gevel, dat wil zeggen, een gevel met slechts incidenteel te openen delen. De geluidswaarde binnen de woningen (binnenwaarde) dient in alle gevallen te voldoen aan de in het Bouwbesluit neergelegde norm van 33 dB. Krachtens artikel 110g van de Wet geluidhinder mag het berekende geluidsniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Van deze aftrek is gebruikgemaakt.

Niet-gezoneerde wegen

Zoals gesteld zijn wegen met een maximumsnelheid van 30 km/h of lager op basis van de Wgh niet gezoneerd. Akoestisch onderzoek zou achterwege kunnen blijven. De locatie ligt binnen de invloedsfeer van een niet-gezoneerde weg. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening inzichtelijk te worden gemaakt of er sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Daarom wordt het akoestisch klimaat als gevolg van de direct aan de locaties grenzende 30 km/h-wegen onderzocht.

Voor de beoordeling van de geluidsbelasting wordt gebruikgemaakt van de classificering van de kwaliteit van de akoestische omgeving in een milieukwaliteitsmaat volgens de 'methode Miedema', zoals weergegeven in tabel 4.1.

Hierin wordt de geluidsbelasting geclassificeerd en beoordeeld op basis van klassen van 5 dB. Omdat de Wgh niet van toepassing is, wordt bij de berekening van de geluidsbelasting geen correctie ex artikel 110g Wgh toegepast.

Tabel 4.1 Lden classificering milieukwaliteit volgens de methode Miedema

geluidsklasse   beoordeling  
< 50 dB   goed  
50 - 54 dB   redelijk  
55 - 59 dB   matig  
60 - 64 dB   tamelijk slecht  
65 - 69 dB   slecht  
>= 70 dB   zeer slecht  

Onderzoek

De ontwikkeling is gelegen binnen de geluidszone van de Mookhoek. Deze weg met een maximumsnelheid van 50 km/h heeft een geluidszone van 200 m, uitgaande van twee rijstroken en een binnenstedelijke ligging. In de directe nabijheid van de ontwikkelingslocatie ligt de Zweedsestraat. Deze weg kent een maximumsnelheid van 30 km/h en is vanwege dit snelheidsregime niet gezoneerd. Op basis van jurisprudentie voor 30 km/h-wegen, is ook een berekening voor de Zweedsestraat uitgevoerd om de aanvaardbaarheid van het geluidsniveau te kunnen beoordelen.

Rekenmethodiek en invoergegevens

Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd volgens Standaard Rekenmethode I (SRM I) conform het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006. De berekeningen zijn opgenomen in bijlage 3. De verkeersgegevens die ten grondslag liggen aan dit akoestisch onderzoek staan vermeld in de tabellen 3.1, 3.2 en 3.3 (zie paragraaf 3.2.3 Verkeersontsluiting, onder het kopje 'Verkeersgegevens').

Om een representatief beeld te krijgen van de geluidsbelasting op de gevels door ontwikkelingen, is de geluidsbelasting berekend op een hoogte van 1,5 m, 4,5 m en 7,5 m ten opzichte van het maaiveld. De Mookhoek ligt op een dijk. De rijlijn van de Mookhoek ligt circa 1,7 m hoger dan de locatie. Hiermee is rekening gehouden.

Resultaten gezoneerde wegen

Uit de berekeningen blijkt dat de maximale geluidsbelasting aan de gevels van de nieuwe woningen 46 dB bedraagt als gevolg van verkeer op de Mookhoek. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB die geldt voor gezoneerde wegen wordt hierbij niet overschreden zodat voldaan wordt aan de eisen vanuit de Wet geluidhinder.

Resultaten niet-gezoneerde wegen

Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening is onderzoek gedaan naar geluidsbelasting aan de gevels van de nieuwe woningen ten gevolge van het verkeer op de Zweedsestraat (30 km/h). De geluidsbelasting aan de gevel als gevolg van het verkeer op de Zweedsestraat bedraagt maximaal 50 dB. Op basis van tabel 4.1 wordt de geluidsbelasting daarom gekwalificeerd als redelijk.

Conclusie

De nieuwe woningen ondervinden ten gevolge van de gezoneerde Mookhoek geen hogere geluidsbelasting dan de in de Wet geluidhinder vastgestelde voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

Het akoestisch klimaat ten gevolge van het verkeer op de Zweedsestraat wordt niet getoetst aan de Wet geluidhinder, omdat 30 km/h-wegen niet gezoneerd zijn. Op basis van beoordeling met de systematiek van de methode Miedema wordt het akoestisch klimaat als redelijk gekwalificeerd, aangezien de geluidsbelasting op de gevel 50 dB bedraagt. Dit akoestisch klimaat wordt acceptabel geacht. De Wet geluidhinder staat de ontwikkeling van de woningen niet in de weg. Vervolgprocedures in het kader van de Wet geluidhinder zijn niet noodzakelijk.

4.1.2 Luchtkwaliteit

Beleid en normstelling

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door titel 5.2 van de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.2 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.

Tabel 4.2 Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk

stof   toetsing van   grenswaarde   geldig  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   60 µg/m³   2010 tot en met 2014  
  jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³   vanaf 2015  
fijn stof (PM10)1)    jaargemiddelde concentratie   40 µg  m³   vanaf 11 juni 2011  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³   vanaf 11 juni 2011  

1) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).

Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien:

  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
  • de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
  • bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
  • het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van ruimtelijke plannen uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied.

Besluit niet in betekenende mate (nibm)

In het Besluit nibm en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Dit kan het geval zijn wanneer een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10.

Onderzoek

Het bestemmingsplan Mookhoek is voor een groot gedeelte consoliderend van aard. Wel is er een ontwikkeling beoogd aan de Zweedsestraat. Het betreft de ontwikkeling van maximaal 12 nieuwe woningen waar in de huidige situatie 3 woningen planologisch zijn toegestaan. Gezien de geringe verkeersaantrekkende werking is op het plan het Besluit nibm van toepassing. De extra bijdrage aan de concentraties van luchtverontreinigende zal namelijk minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarden bedragen. Toetsing een de grenswaarden voor luchtkwaliteit kan daarom achterwege blijven.

Wel wordt inzicht gegeven in de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied. Gezien het feit dat in de omgeving van het plangebied slechts wegen gelegen zijn met een lage verkeersintensiteit, biedt de achtergrondconcentratie voldoende inzicht in de luchtkwaliteit ter plaatse.

Uit de saneringstool (www.saneringstool.nl) blijkt dat de jaargemiddeldeconcentratie van stikstofdioxide 18,8 µg/m³ bedraagt in 2011. Voor fijn stof gaat het voor datzelfde jaar om een jaargemiddeldeconcentratie van 23,3 µg/m³. De concentraties voldoen hiermee ruimschoots aan de grenswaarden die zijn gesteld in de Wlk.

Conclusie

Er wordt geconcludeerd dat de Wlk de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is ter plaatse van de beoogde ontwikkeling sprake van een goed woon- en leefmilieu.

4.1.3 Externe veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor of water en door buisleidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken (Dat wil zeggen 24 uur per dag en gedurende het gehele jaar) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) in werking getreden. Met het besluit wordt beoogd een wettelijke grondslag te geven aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten.

Grenswaarden moeten in acht worden genomen, van richtwaarden kan uitsluitend om gewichtige redenen worden afgeweken. Voorbeelden van kwetsbare objecten zijn in woningen (op enkele uitzonderingen na), gebouwen waar kwetsbare groepen mensen verblijven en gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig te zijn. Voorbeelden van beperkt kwetsbare objecten zijn bedrijfsgebouwen, kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlak van maximaal 1.500 m² per object en winkels/winkelcomplexen die niet als kwetsbaar object zijn aangemerkt.

Zowel de grenswaarden voor kwetsbare objecten als de richtwaarden voor beperkt kwetsbare objecten liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties.

Onderzoek

In de omgeving van het plangebied vindt geen structureel vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg, het spoor of het water. De wegen in en om het plangebied maken geen deel uit van een routering voor vervoer van gevaarlijke stoffen. Incidenteel vervoer is mogelijk na het verkrijgen van ontheffing. Vanwege de geringe omvang van dit vervoer zal er echter geen sprake zijn van risico's in de omgeving van de weg.

Risicovolle inrichtingen

Er bevindt zich één risicovolle inrichting in de omgeving van het plangebied die niet onder de werking van het Bevi valt. Het gaat om Wapenhandel Verschoor B.V. gelegen aan de Schenkeldijk 9. Deze inrichting heeft een opslag voor ontplofbare stoffen waardoor de generieke veiligheidsafstanden uit de Circulaire civiele ontplofbare stoffen van toepassing zijn. Gezien het feit dat de afstand tot het plangebied circa 400 m bedraagt en het feit dat slechts een beperkte hoeveelheid opgeslagen stoffen is vergund, zal aan de generieke veiligheidsafstand worden voldaan. Vanwege de ruime afstand tot het plangebied is er tevens geen sprake van invloed op de hoogte van het groepsrisico als gevolg van de beoogde ontwikkeling van woningen aan de Zweedsestraat.

Buisleidingen

Uit informatie van de risicokaart blijkt dat er ten westen van het plangebied, parallel aan de Kromme Elleboogsweg in het verlengde van de Schenkeldijk, een tweetal K1-buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen is gelegen. Deze leidingen worden beheerd door Rotterdam-Rijn Pijpleiding Maatschappij. Het gaat om de leidingen in onderstaande tabel.

Tabel 4.3 Vervoer van gevaarlijke stoffen door leidingen nabij het plangebied

buisleiding   druk (bar)   uitwendige diameter (inch)   afstand
PR10-6- contour  
invloeds- gebied GR*   afstand tot het plangebied  
24-inch olieproductenleiding   62,0   24,00   25 m   enkele meters> 25 m   circa 350 m  
36-inch
ruwe olieleiding  
43,0   36,00   33 m   enkele meters> 33 m   circa 350 m  

* RIVM, Risicoafstanden voor buisleidingen met brandbare vloeistoffen K1K2K3, 2008

Gezien de afstand tot het plangebied is er geen sprake van invloed van de externe veiligheidsrisico's van buisleidingen binnen het plangebied.

Conclusie

De ontwikkeling voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Er wordt geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

4.1.4 Bedrijven en milieuhinder

Beleid en normstelling

Ten aanzien van ontwikkelingen in het plan dient rekening te worden gehouden met eventuele milieuhinder door omliggende bedrijven. Uitgangspunt daarbij is dat bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van milieugevoelige functies sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor de afstemming tussen milieugevoelige en milieuhinderlijke functies wordt milieuzonering toegepast. Daarbij wordt gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (editie 2009). Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.

Onderzoek

In de omgeving van het plangebied bevinden zich enkele agrarische bedrijven. Omdat het voorliggende plan consoliderend van aard is moeten deze bedrijven in de huidige situatie al rekening houden met de woningen in het plangebied.

Voor de beoogde woningen aan de westzijde van het plangebied, aan de Zweedsestraat, geldt dat in de huidige situatie reeds sprake is van een woonbestemming. De beoogde woningen komen niet op kortere afstand van de agrarische bedrijven te liggen zodat de bedrijven niet in bedrijfsvoering worden beperkt.

Ten zuiden van het plangebied, op het adres Mookhoek 1, is het transportbedrijf Firma A. Quist en Zonen gelegen. Voor een transportbedrijf geldt dat een richtafstand van 50 m moet worden aangehouden ten opzichte van een rustige woonwijk. Aan de overzijde van de Mookhoek (ten hoogte van Mookhoek 10) is een caravanstalling is gelegen waarvoor een richtafstand van 30 m geldt. Omdat de afstand tot de beoogde woningen tot beide objecten circa 85 m bedraagt wordt ruimschoots aan de richtafstanden voldaan.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat ter plaatse van het plangebied sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat de ontwikkeling geen belemmering vormt voor bedrijven in de omgeving. Het aspect bedrijven en milieuhinder staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

4.1.5 Bodem

Normstelling en beleid

Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone gronden te worden gerealiseerd.

Onderzoek en conclusie

Het plan is grotendeels consoliderend van aard waardoor het plangebied in het voorliggende bestemmingsplan dezelfde bestemming en invulling krijgt. Ter plaatse van de beoogde ontwikkeling van maximaal 12 woningen is in de huidige situatie reeds sprake van een woonbestemming. Aangezien er geen sprake is van een functiewijziging, is het uitvoeren van bodemonderzoek, in het kader van het aantonen van de uitvoerbaarheid van het plan, niet noodzakelijk. Uit het Bodemloket (www.bodemloket.nl) blijkt dat in 1984 oriënterend onderzoek is uitgevoerd naar de sloot aan de westrand van het plangebied in verband met een mogelijke demping (niet gespecificeerd). De locatie is voldoende onderzocht en er is geen vervolgonderzoek noodzakelijk geweest. Geconcludeerd wordt dat de bodemkwaliteit ter plaatse van het plangebied de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

4.1.6 Kabels en leidingen

In de directe omgeving van het plangebied zijn twee planologisch relevante leidingen gelegen. Voor deze leidingen is een beschrijving opgenomen in de paragraaf externe veiligheid. Op een afstand van circa 800 m zijn verder twee hoogspanningverbindingen gelegen. Het gaat om de 380 kV-hoogspanningsverbinding Crayestein-Maasvlakte en een 50 kV-hoogspanningsverbinding Klaaswaal-Sterrenburg. Voor deze hoogspannings- verbindingen geldt een indicatieve afstand van respectievelijk 200 m en 40 m aan weerszijden van de verbinding. Bij de ontwikkeling van gevoelige bestemmingen binnen de indicatieve zone wordt geadviseerd om onderzoek uit te voeren naar de magneetveldsterkte. Gezien het feit dat het plangebied op ruime afstand van de indicatieve zone is gelegen, is er geen sprake van invloed van de hoogspanningsverbindingen op ontwikkelingen in het plangebied. Er wordt geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen geen belemmering oplevert voor de uitvoering van het plan.

Daarnaast bevindt zich in het plangebied één leiding die niet planologisch relevant is, maar die wel van invloed kan zijn op de ontwikkeling van de nieuwe woningen aan de Zweedsestraat. Dit betreft een rioolpersleiding, met een leidingstrook van in totaal 6 m. In onderstaande figuur is de ligging van deze leiding opgenomen. Bij werkzaamheden verdient het de aanbeveling in een vroeg stadium met de beheerder van deze leiding (het Waterschap Hollandse Delta) in overleg te treden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0617.bpmo-vg01_0006.jpg"

Figuur 4.1 Ligging leiding met zone