direct naar inhoud van Artikel 13 Algemene aanduidingsregels
Plan: Bedrijventerreinen Westvoorne
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0614.BP01071-0100

Artikel 13 Algemene aanduidingsregels

13.1 geluidzone - industrie

Op de gronden gelegen binnen de aanduiding 'geluidszone - industrie' mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidgevoelige bebouwing worden opgericht of in gebruik worden genomen als geluidgevoelig object , tenzij een hogere waarde is vastgesteld en gebouwd wordt met inachtneming van die hogere waarde.

13.2 geluidzone - weg
13.2.1 Verbod
  • a. Op de gronden gelegen binnen de aanduiding 'geluidzone 1' mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidgevoelige bebouwing worden opgericht of in gebruik worden genomen als geluidgevoelig object .
  • b. Op de gronden gelegen binnen de aanduiding 'geluidzone 2' mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidgevoelige bebouwing worden opgericht of in gebruik worden genomen als geluidgevoelig object, tenzij nieuwe geluidsgevoelige gebouwen voldoen aan de afgegeven hogere grenswaarde voor wegverkeerslawaai.
13.2.2 Uitzondering

Op de gronden binnen de aanduidingen 'geluidzone - weg-1' en 'geluidzone - weg-2' geldt dat geen nieuwe geluidsgevoelige gebouwen mogen worden gebouwd, met uitzondering van ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw, in generlei opzicht wordt vergroot of veranderd.

13.3 vrijwaringszone - molenbiotoop
13.3.1 Bebouwing

In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone molenbiotoop' ten aanzien van de bebouwing de volgende regels:

  • a. binnen een afstand van 100 tot 400 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht met een hoogte die meer bedraagt dan 1/30 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  • b. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in dit lid onder a, indien:
    • 1. de vrije windvang of het zicht op de molen al is beperkt vanwege aanwezige bebouwing en de windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt vanwege de nieuw op te richten bebouwing;
    • 2. toepassing van de in dit lid onder a bedoelde afstands- en/of hoogtematen de belangen in verband met de nieuw op te richten bebouwing onevenredig zouden schaden;

indien op grond van hoofdstuk 2 een lagere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte ingevolge dit lid onder a, prevaleert de maximaal toelaatbare bouwhoogte van hoofdstuk 2.

13.4 veiligheidszone - lpg
13.4.1 Bestemmingsomschrijving

Op de gronden gelegen binnen de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten worden opgericht dan wel opgericht gehouden te worden.

13.4.2 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' te wijzigen of te verwijderen, indien dit op grond van gewijzigde inzichten omtrent milieuzonering of wijziging of beëindiging van de betreffende inrichting milieuhygiënisch verantwoord is dan wel indien door middel van onderzoek is aangetoond dat de externe veiligheidssituatie ter plaatse bij toevoeging van een nieuwe risicovolle inrichting milieuhygiënisch verantwoord is.