direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Sanering Glastuinbouw Boomweg 13b Rockanje
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0614.1210bpBoomweg13b-0100

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de sanering van het glastuinbouwbedrijf dat is gevestigd aan de Boomweg 13b in Rockanje.

Het tegengaan van verspreid gelegen kassen vormt een belangrijk uitgangspunt in het ruimtelijke beleid van zowel de provincie Zuid-Holland als de gemeente Westvoorne. Met ondersteuning van de provincie spant de gemeente zich in om het aantal verspreid liggende kassencomplexen buiten het glastuinbouwintensiveringsgebied Tinte te verminderen. De afgelopen jaren zijn diverse bestemmingsplannen vastgesteld voor bedrijfslocaties van glastuinbouwbedrijven, waarbij de mogelijkheden voor uitoefening van glastuinbouw weg zijn genomen. Ter compensatie voor de sanering wordt vaak de mogelijkheid geboden om een of enkele woningen te bouwen (gebaseerd op de provinciale Ruimte voor Ruimte regeling).

De sanering vindt op vrijwillige basis plaats. Dit is de reden dat de sanering gefaseerd wordt uitgevoerd. Er moet immers eerst overeenstemming zijn bereikt met de betrokken (grond)eigenaren over de voorwaarden voor sanering. Eind 2013 is overeenstemming bereikt over de sanering van het glastuinbouwbedrijf Boomweg 13b Rockanje. De afspraken over de sanering zijn vastgelegd in een anterieure exploitatieovereenkomst tussen gemeente en grondeigenaar.

Om te voorkomen dat de gronden in de toekomst nog voor glastuinbouw worden gebruikt en om de compensatiewoningen mogelijk te maken, is dit bestemmingsplan opgesteld.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied bestaat uit een kadastraal perceel van circa twee hectare groot, gelegen aan de zuidzijde van de Boomweg in Rockanje.

In paragraaf 2.2 is de huidige situatie in het plangebied nader beschreven.

1.3 Geldend bestemmingsplan

Het geldende bestemmingsplan voor het plangebied is Landelijk Gebied Westvoorne. Dit bestemmingsplan is op 29 mei 2007 vastgesteld door de gemeenteraad van Westvoorne en op 9 december 2009 onherroepelijk geworden na uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Het bestemmingsplan Landelijk Gebied Westvoorne is inmiddels viermaal gedeeltelijk herzien. Daarbij zijn zowel aanpassingen aan de plankaarten als in de voorschriften vastgesteld. De 4e herziening is vastgesteld op 25 september 2012 en is op 19 november 2012 onherroepelijk in werking getreden.
Op de bijgaande afbeelding is een uitsnede van de geldende plankaart weergegeven met in rode lijnen de contouren van het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan.  
afbeelding "i_NL.IMRO.0614.1210bpBoomweg13b-0100_0001.png"  

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting is als volgt opgebouwd:

  • hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de huidige en toekomstige situatie in het plangebied. In dit hoofdstuk wordt ook de ruimtelijke kwaliteitsverbetering als gevolg van de sanering beschreven;
  • het relevante ruimtelijke beleidskader is beschreven in hoofdstuk 3. Daarbij is toegelicht op welke manier dit bestemmingsplan past binnen de beleidskaders van de diverse overheden;
  • hoofdstuk 4 beschrijft de juridische opzet van dit bestemmingsplan;
  • het onderzoek dat voor dit bestemmingsplan is uitgevoerd komt in hoofdstuk 5 aan de orde;
  • op de economische uitvoerbaarheid en het aspect handhaving wordt in hoofdstuk 6 ingegaan;
  • hoofdstuk 7 bevat de samenvatting en toelichting op het gevoerde overleg met de andere overheden en een toelichting op de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Om de toelichting beknopt te houden zijn een aantal zaken als bijlage bij de toelichting gevoegd.

Hoofdstuk 2 Plangebied en voorgenomen ontwikkeling

2.1 Inleiding

Dit hoofdstuk beschrijft de huidige situatie in het plangebied en geeft een toelichting op de voorgenomen ontwikkeling. In de laatste paragraaf is de ruimtelijke kwaliteitsverbetering gemotiveerd.

2.2 Beschrijving huidige situatie

Het glastuinbouwbedrijf is gelegen aan de Boomweg 13b in Rockanje. Op de bijgaande afbeelding is het plangebied van dit bestemmingsplan (rode lijnen) geprojecteerd op een luchtfoto van de bestaande situatie.
Het perceel beslaat een oppervlak van bijna twee hectare. Op het perceel is een bedrijfsgebouw aanwezig van 100m2 en een watersilo met een oppervlak van circa 400m2. Verder staat op het perceel een kassencomplex met een oppervlak van circa 6.200m2. Het onbebouwde deel van de gronden behorend bij het bedrijf is in gebruik voor opengrond tuinbouwactiviteiten als onderdeel van het agrarische bedrijf (teelt van snijbloemen). Kleinschalig worden eigen producten verkocht vanuit het bedrijfsgebouw.  
afbeelding "i_NL.IMRO.0614.1210bpBoomweg13b-0100_0002.png"  

Op grond van het geldende bestemmingsplan is het op het perceel, binnen het daarvoor opgenomen bouwvlak, toegestaan bebouwing op te richten ten behoeve van een volwaardig akkerbouw, veeteelt,- open grond- of (glas)tuinbouwbedrijf, uitgezonderd een productiegerichte paardenhouderij. Het bouwvlak mag onder voorwaarden volledig worden bebouwd met agrarische bedrijfsbebouwing. Het toegestane oppervlak kassen behorend bij het bedrijf bedraagt ten hoogste twee hectare. De kassen moeten binnen het bouwvlak worden opgericht. Mits aaneengesloten wordt gebouwd zijn kassen ook op de agrarische gronden buiten het bouwvlak toegestaan. Verkoop van eigen producten op het perceel is als ondergeschikt en niet-zelfstandig onderdeel van de agrarische bedrijfsvoering toegestaan.

Op het perceel is geen bedrijfswoning toegestaan. De vroeger bij het bedrijf behorende bedrijfswoning is in het verleden kadastraal afgesplitst, waarna de bedrijfsgronden afzonderlijk zijn verkocht. Deze situatie is nadien verwerkt in het bestemmingsplan Landelijk Gebied Westvoorne.

2.3 Beschrijving voorgenomen ontwikkeling

Met de eigenaar is overeengekomen dat de mogelijkheden voor het uitoefenen van een agrarisch bedrijf, met de daarbij behorende bouwmogelijkheden, op het perceel permanent en in het geheel komen te vervallen. Ook sloopt de eigenaar alle aanwezige bebouwing, waaronder het bestaande kassencomplex.

Ter compensatie van de bedrijfsbeëindiging en het saneren van de bebouwing worden in het bestaande bebouwingslint langs de Boomweg, ter plaatse van het huidige agrarische bouwvlak, mogelijkheden geboden voor het oprichten van twee vrijstaande woningen (zogenaamde burgerwoningen). Het achterliggende perceeldeel krijgt een reguliere agrarische bestemming, zonder substantiële bouwmogelijkheden. Het perceel kan voor een regulier grondgebonden agrarisch gebruik worden benut.

2.4 Ruimtelijke kwaliteitsverbetering

Het plangebied maakt deel uit van de binnenduinrand, waarbij de gronden direct aan de zuidzijde van de Boomweg gezien worden als de rand van deze zone. Ten zuidoosten van de Boomweg, richting de N496 (Westvoorneweg), gaan de zandgronden van het (binnen)duinlandschap via het kreekrestant van de Strypse Wetering over in de open zeekleipolders.

Van oudsher werd het gebied rondom het plangebied gekenmerkt door een diversiteit aan activiteiten. Aan de Boomweg werden kleinschalige agrarische bedrijven met een gemengde bedrijfsvoering afgewisseld met burgerwoningen. De ligging op de wat hogere zandgronden maakte een gebruik van de gronden voor tuinbouw en akkerbouw mogelijk. In de loop van de 20e eeuw werden de tuinbouwproducten steeds vaker onder glas geteeld in kassen. Bij veel van de agrarische bedrijven in de binnenduinrand zijn op enig moment kassen gebouwd. Ook bij het bedrijf aan de Boomweg 13b zijn als onderdeel van de bedrijfsvoering kassen opgericht.

Sinds medio jaren '80 van de vorige eeuw is de omvang van het agrarische gebruik in de omgeving van het plangebied langzaam verminderd. Een groot aantal kleinschalige agrarische bedrijven werd beëindigd. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan Landelijk Gebied Rockanje in 1991 zijn deze vroegere agrarische bedrijfspercelen omgezet naar een woonbestemming. Ook nadien zijn de functiewijzigingen in het gebied doorgegaan. Bij de vaststelling van het nu geldende bestemmingsplan Landelijk Gebied Westvoorne in 2007 zijn opnieuw enkele vroegere agrarische percelen in de omgeving omgezet naar een woonbestemming. Het gebied heeft steeds meer een functie als woongebied gekregen, waarbij de vrijstaande woningen op relatief ruime percelen zijn gesitueerd. De resterende agrarische gronden worden vanuit bedrijfspercelen elders bewerkt of gebruikt voor het hobbymatige weiden van vee.

Tot voor kort waren in de omgeving van het bedrijf Boomweg 13b nog diverse (glas)tuinbouwbedrijven gevestigd. In 2007 is het glastuinbouwbedrijf op het naastgelegen perceel Boomweg 15/15a met behulp van de Ruimte voor Ruimte regeling gesaneerd, evenals het glastuinbouwbedrijf aan de Verlengde Lodderlandsedijk 1. In 2013 zijn opnieuw twee glastuinbouwbedrijven gesaneerd, dit waren de bedrijven Boomweg 19 en Boomweg 25a. In februari 2014 is het bestemmingsplan Sanering glastuinbouw Boomweg 18a Rockanje vastgesteld, waarmee opnieuw een bedrijf in de directe omgeving is wegbestemd. Door deze sanering van de afgelopen jaren is het bedrijf Boomweg 13b op dit moment het enige resterende glastuinbouwbedrijf aan dit deel van de Boomweg. Met diverse eigenaren van andere (voormalige) glastuinbouwbedrijven in de omgeving wordt nog gesproken over sanering.

Toekomstperspectief en alternatieven

Het toekomstperspectief voor het bedrijf Boomweg 13b is mede door de recente veranderingen in de omgeving niet meer van dien aard dat sprake is van een op de lange termijn duurzaam voort te zetten agrarisch bedrijf. Er zijn geen (glas)tuinbouwbedrijven in de directe omgeving meer aanwezig en het oppervlak agrarische grond bij het bedrijf is relatief beperkt. Het perceel wordt aan drie zijden omgeven door burgerwoningen. Het bedrijf is relatief geïsoleerd gelegen ten opzichte van bijvoorbeeld de glastuinbouwgebieden bij Tinte en Vierpolders. Ook de economische binding met de greenports elders in Zuid-Holland is beperkt.

Een duurzame toekomst voor het bedrijf is slechts beperkt te realiseren. Deze zou waarschijnlijk gepaard moeten gaan met een uitbreiding en vernieuwing van het bestaande kassenareaal zodat dit voldoet aan de huidige eisen en standaarden binnen de glastuinbouwsector. Gelet op de ligging buiten een glastuinbouwgebied zijn de mogelijkheden hiertoe in het bestemmingsplan Landelijk Gebied Westvoorne echter terughoudend. Het bedrijf is in het gemeentelijke glastuinbouwbeleid aangewezen als een op termijn te saneren glastuinbouwbedrijf vanwege de ligging buiten het glastuinbouwgebied Tinte. Ook in het provinciale ruimtelijke beleid is het bedrijf aangemerkt als te saneren glastuinbouwlocatie (verspreid glas).

Alternatief gebruik van het kassencomplex, anders dan voor de teelt van tuinbouwproducten, is niet gewenst. Een in het verleden vaak toegepast alternatief is bijvoorbeeld de stalling van caravans, met de bijbehorende verkeersbewegingen van dien. Dergelijke bedrijfsmatige activiteiten zijn niet toegestaan binnen de geldende agrarische bestemming en passen niet binnen het gemeentelijk ruimtelijk beleid. Ook stuiten dergelijke alternatieve invullingen op beperkingen vanuit het provinciale ruimtelijke beleid doordat de provincie een gebruik van kassen anders dan voor de teelt van tuinbouwproducten niet toestaat.

Gelet op de specifieke opzet van het bedrijf is sloop van de kassen en een overschakeling naar een volledige teelt in de open grond niet reëel. Het bedrijf teelt (snij)bloemen. Sloop van de kassen en overschakeling naar teelt in de open grond is niet rendabel. Het teeltseizoen wordt daardoor te beperkt, waardoor de basis voor inkomsten te zeer wordt ingeperkt.

Ook verbreding van de bedrijfsactiviteiten is slechts beperkt mogelijk. Het bedrijf bevat bijvoorbeeld geen akkerbouw- of veeteelttak, welke zou kunnen worden uitgebreid om de beëindiging van de glastuinbouwactiviteiten mogelijk te maken. Nieuwvestiging van deze activiteiten met een volwaardige omvang is, hoewel het geldende bestemmingsplan hiertoe mogelijkheden biedt, door de eigenaar niet nagestreefd. Een eventuele verkoop van het perceel aan derden met dit doel is evenmin realistisch. Dit vooral gelet op de omvang van de bedrijfsgronden en de op grond van andere wet- en regelgeving geldende beperkingen ten aanzien van nieuwvestiging van dergelijke bedrijven.

Gelet op deze omstandigheden zijn op verzoek van de eigenaar van het bedrijf afspraken gemaakt over de permanente beëindiging van het glastuinbouwbedrijf.

Ruimtelijke kwaliteitsverbetering

De belangrijkste ruimtelijke kwaliteitsverbetering wordt gevonden in de blijvende sanering van de bestaande glasopstanden en het planologisch onmogelijk maken om op deze plek nieuwe bedrijfsbebouwing te plaatsen en (agrarische) bedrijfsactiviteiten van enige omvang te ontplooien (anders dan regulier agrarisch gebruik van de grond). Was er in het verleden door de aanwezigheid van diverse andere (glas)tuinbouwbedrijven in de directe omgeving sprake van een kleinschalig (glas)tuinbouwcluster, door de sanering van de overige bedrijven is het bedrijf Boomweg 13b inmiddels het enige glastuinbouwbedrijf in de omgeving.

Hoewel het huidige bedrijf in omvang relatief klein is, zou de ruimtelijke impact van de bedrijfsactiviteiten eenvoudig sterk kunnen worden vergroot. Op eigen grond kan het oppervlak kassen, uitgaande van een enigszins courante indeling, uitgebreid worden naar circa 1.6 hectare. Met beperkt gebruik van direct aangrenzende agrarische gronden aan de zuidwestzijde van het plangebied kan het ten hoogste toegestaan oppervlak kassen van twee hectare worden gerealiseerd. Daarnaast is uitbreiding en vergroting van de bedrijfsbebouwing binnen het bouwvlak mogelijk.

In de huidige situatie is dus sprake van een bedrijf met een, gelet op de planologische mogelijkheden, nog relatief geringe ruimtelijke impact. Een deel van de bouwrechten is immers nog niet benut.

Kijkend naar de uitstraling van het bedrijf in relatie tot de omringende woonpercelen dan is de impact echter fors. De kassen zijn in de ruime omgeving verreweg het grootste bebouwingscomplex. De ruimtelijke impact van het bedrijf op de omgeving is versterkt doordat de overige (glas)tuinbouwbedrijven in de directe omgeving de afgelopen jaren zijn beëindigd en de bijbehorende bebouwing is verwijderd. Een eventuele uitbreiding van bedrijfsbebouwing of kassen op het perceel Boomweg 13b zou daarmee een sterk negatieve invloed hebben op de (beoogde) ruimtelijke kwaliteit in het gebied. Het zou de inmiddels al bereikte ruimtelijke kwaliteitsverbetering door de gerealiseerde sanering van andere glastuinbouwbedrijven elders aan de Boomweg zelfs gedeeltelijk teniet doen. De negatieve impact op de omgeving wordt tot slot nog versterkt doordat het bedrijf vanaf de oostzijde, vanaf de Westvoorneweg (N496) prominent zichtbaar is. Vanaf de Westvoorneweg is er, mede door de herinrichting van de polders rondom de Strypse Wetering, sprake van een bijna panoramisch zicht naar de Boomweg. Het verstorende effect van de kassen is, mede door het saneren van kassen en bedrijfsgebouwen elders aan de Boomweg, groot en de mogelijke uitbreiding van het areaal kassen ter plaatse van het bedrijf is daarom onwenselijk.

Het ontbreken van een bedrijfswoning bij het bedrijf Boomweg 13b betekent daarnaast dat voor elke bedrijfsmatige activiteit verkeersbewegingen nodig zijn. Dit zowel voor de aan- en afvoer van producten als ook voor de verplaatsing van medewerkers en leveranciers.

Behalve de genoemde argumenten heeft de eigenaar van het glastuinbouwbedrijf aanvullend een financiële bijdrage geleverd waarmee op een andere plek in de gemeente de sanering van de verspreid liggende glastuinbouwbedrijven wordt bekostigd. De bijdrage wordt door de gemeente gebruikt, de verantwoording vindt plaats in het kader van de bij de structuurvisie Glasherstructurering behorende Businesscase. Deze Businesscase wordt jaarlijks geactualiseerd en herzien door de gemeenteraad.

De eigenaar van het glastuinbouwbedrijf levert met deze bijdrage, naast de ruimtelijke kwaliteitsverbetering ter plaatse van het bedrijf zelf, dus tevens een bijdrage aan de kwaliteitsverbetering elders in Westvoorne. Deze maatschappelijke tegenprestatie is onderdeel van de motivering van dit bestemmingsplan.

Borging en afspraken

De afspraken over de sanering van het bedrijf zijn vastgelegd in een anterieure exploitatieovereenkomst die is gesloten tussen de gemeente en de betrokken grondeigenaar.

In de overeenkomst is onder andere vastgelegd dat alle bedrijfsopstanden binnen een jaar na het onherroepelijk worden van het voorliggende bestemmingsplan door de eigenaar worden gesloopt. Ook is vastgelegd dat het agrarische bedrijf permanent wordt beëindigd en dat de eigenaar alle vergunningen, ontheffingen, meldingen en toestemmingen die gerelateerd zijn aan de uitoefening van het agrarische bedrijf intrekt of laat vervallen.

De nieuw te bestemmen woningen worden opgericht op de plaats van de huidige bedrijfsbebouwing en (een deel van) de kassen. Sanering van het bedrijf zal dus plaats moeten vinden voordat met de bouw kan worden gestart. In de exploitatieovereenkomst is echter ook vastgelegd dat niet mag worden gestart met de bouw van een woning voordat aan alle sloopverplichtingen is voldaan.

In de overeenkomst is tot slot opgenomen dat bij een eventuele (gedeeltelijke) overdracht van het eigendom van de gronden de bepalingen uit de overeenkomst via een kettingbeding aan de rechtsopvolgers worden doorgelegd. Wanneer afspraken uit de overeenkomst niet worden nageleefd kan de gemeente, naast het vorderen van naleving van de overeenkomst, ook boetes opleggen aan de eigenaar. Hiermee is een extra zekerheid ingebouwd tot nakoming van de gemaakte afspraken.

Met het sluiten van de exploitatieovereenkomst bestaat er voldoende zekerheid over de daadwerkelijke sanering van het bedrijf Boomweg 13b.

De voor dit bestemmingsplan gevolgde systematiek is in het kader van de subsidieverlening voor de sanering van verspreide glastuinbouwlocaties door de provincie Zuid-Holland, afgestemd en in overleg met de provincie uitgewerkt. De werkwijze is eerder ook toegepast in de bestemmingsplannen Sanering glastuinbouw Westvoorne (februari 2012) en Sanering glastuinbouw Boomweg 18a Rockanje (februari 2014). Ten tijde van de opstelling van het (voor)ontwerp van dit bestemmingsplan werd door de provincie nog gewerkt aan de algehele herziening van haar ruimtelijk beleid. Gelet hierop is het voorontwerp in het kader van het wettelijk vooroverleg aan de provincie voorgelegd (zie hoofdstuk 7).

Gevolgen (woon)omgeving

Dit bestemmingsplan voorziet in een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, niet alleen voor de perceel binnen het plangebied zelf, maar ook voor de omliggende woningen. De bebouwingsdichtheid wordt verlaagd en de potentiële overlastgevende bedrijfsactiviteiten worden beëindigd. Bovendien wordt de bebouwing langs het lint geconcentreerd. Het plan voorziet dan ook in positieve ontwikkeling voor de nabij het plangebied aanwezige woonpercelen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt het relevante ruimtelijke beleidskader beschreven. Achtereenvolgens komt het rijksbeleid, het provinciale beleid en het gemeentelijke beleid aan bod. Het beleid van het waterschap is verwerkt in de watertoets, die in hoofdstuk 5 bij de sectorale onderzoeken is opgenomen.

3.2 Rijksbeleid

Het rijksbeleid voor de ruimtelijke ordening is vastgelegd in de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (maart 2012). Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Om dit te bereiken is een aanpak geformuleerd die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Bij deze aanpak gaat het Rijk uit van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden en eenvoudige regels. Zo ontstaat er ruimte voor maatwerk en initiatieven van burgers en bedrijven.

Vertrouwen in medeoverheden is de basis voor het bepalen van verantwoordelijkheden, regelgeving en rijksbetrokkenheid. De gemeente is de overheid die het dichtst bij de burger staat en in eerste instantie zorg draagt voor een veilige en leefbare woon- en werkomgeving. Bij de inrichting van de ruimte gaat het om de ruimtelijke ontwikkeling van stad en platteland in brede zin, waarbij onder meer de belangen van mobiliteit, milieu, natuur, water, economie en wonen worden afgewogen.

Het Rijk kiest drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht door het versterken van de ruimtelijk- economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid van Nederland, waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte heeft het Rijk verder dertien zogenaamde 'nationale belangen' geformuleerd. Deze nationale belangen geven aan voor welke onderwerpen het Rijk verantwoordelijk is en waarvoor zij resultaten wil bereiken.

De sanering van het glastuinbouwbedrijf Boomweg 13b Rockanje is geen onderwerp vallend binnen een van de nationale belangen. Wel draagt de sanering bij aan het waarborgen en verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving. Met de sanering vervallen de ruimtelijke impact en de mogelijke negatieve effecten op de kwaliteit van het milieu en de leefomgeving die gepaard (kunnen) gaan met een glastuinbouwbedrijf. Het bestemmingsplan past hiermee binnen de door het Rijk gestelde doelen.

De uitwerking en verantwoordelijkheid voor de realisatie wordt aan de gemeentelijke overheid gelaten.

De ontwikkeling waarin dit bestemmingsplan voorziet kan niet worden aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling zoals bedoeld in artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening, zodat een toetsing aan de betreffende voorwaarden achterwege kan blijven.

3.3 Ruimtelijk beleid provincie

NB Tijdens de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan is het ruimtelijke beleid zoals vastgelegd in de provinciale structuurvisie Visie op Zuid-Holland (2010) en de diverse herzieningen en actualisaties nog van toepassing. Volgens planning van de provincie stelt zij een algehele herziening van haar ruimtelijke beleid vast in juni 2014. Omdat de vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan beoogd wordt in het najaar van 2014 is deze toelichting alvast gebaseerd op het beoogde nieuwe beleid. Daarbij zijn de ontwerpstukken zoals die in januari 2014 door de provincie in procedure zijn gebracht als uitgangspunt genomen.

Provinciale structuurvisie en programma Ruimte

Het relevante provinciale beleid is vastgelegd in de structuurvisie Ruimte en Mobiliteit (juni 2014). Bij deze structuurvisie hoort een programma Ruimte (juni 2014)

Een belangrijk uitgangspunt in de structuurvisie is het tegengaan en actief verbeteren van de ruimtelijke situatie op plekken waar sprake is van een (dreigende) verrommeling. Daarbij moet rekening worden gehouden met de kernkwaliteiten van het landschap, natuur en cultuurhistorie en moet sprake zijn van een ruimtelijke kwaliteitsverbetering.

Binnen dit uitgangspunt past de sanering van verspreid liggende glastuinbouwlocaties. Door de sanering van verspreid liggende kassencomplexen wordt de ruimtelijke kwaliteit verbeterd. Een van de bijbehorende beleidsuitgangspunten is de aanpak van zogenaamde 'papieren glaslocaties'. Het provinciale beleid gaat in principe uit van een beperking van de uitbreidingsmogelijkheden voor verspreid liggende glastuinbouwlocaties met een beperkte economische waarde in relatie tot de greenports. De provincie heeft een faciliterende en stimulerende rol in de nog te realiseren sanering van verspreid liggende kassen. Zij kan de sanering faciliteren met instrumenten uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en stimuleren door subsidie. De inzet verschilt per gebied. Leidend is de te realiseren verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Het bereiken van de doelstelling hangt vooral af van de mate waarin de gemeenten zelf actie ondernemen en de bereidheid van ondernemers om te saneren.

Het voorliggende bestemmingsplan vormt een uitwerking van het provinciale beleid. Het bedrijf Boomweg 13b Rockanje ligt buiten een aangewezen glastuinbouwgebied. Sanering van de glasopstanden en bedrijfsbebouwing leidt tot een ruimtelijke kwaliteitsverbetering door de sterke afname aan bebouwd oppervlak. Ook worden de mogelijkheden voor uitoefening van een agrarisch bedrijf, inclusief de bestaande 'papieren glasrechten' wegbestemd. Het bedrijf is relatief kleinschalig en heeft een beperkte economische waarde in relatie tot de aangewezen greenports in Zuid-Holland. De twee nieuwe woningen worden in het bestaande lint langs de Boomweg gevoegd. Hiermee wordt de ruimtelijke impact op het open poldergebied tot een minimum beperkt en wordt aangesloten bij de bestaande bebouwingstructuur.

Om de sanering van de verspreid liggende glastuinbouw in Westvoorne te stimuleren is door de provincie Zuid-Holland een incidentele, meerjarige subsidie verstrekt. De subsidie is toegekend aan de gemeente zodat plankosten en andere kosten kunnen worden gedekt die gemoeid gaan met de sanering van de verspreide glastuinbouwlocaties. Het glastuinbouwbedrijf Boomweg 13b Rockanje is een van de bedrijven waarvoor een dergelijke saneringssubsidie is verleend.

Provinciale verordening

Naast de structuurvisie heeft de provincie ook de verordening Ruimte 2014 vastgesteld (juni 2014). In deze verordening staan de algemeen verbindende regels waaraan een gemeentelijk bestemmingsplan moet voldoen. De verordening bevat een aantal regels die relevant zijn voor dit bestemmingsplan.

Op grond van artikel 2.2.3, vierde lid, van de verordening wordt herontwikkeling van bestaande bebouwing door (gedeeltelijke) sloop en nieuwbouw beschouwd als aanpassing zoals bedoeld in artikel 2.2.1, tweede lid, van de verordening. In artikel 2.2.1 staan de volgende regels:

“Een bestemmingsplan voor gronden buiten bestaand stads- en dorpsgebied, voorzover niet gelegen in een gebied met kwaliteitscategorie 1 als bedoeld in het eerste lid, kan onder de volgende voorwaarden een nieuwe kleinschalige gebiedsvreemde ontwikkeling mogelijk maken:

  • a. de ruimtelijke kwaliteit wordt verbeterd of blijft per saldo ten minste gelijk, door zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in het landschap of door het leveren van een maatschappelijke tegenprestatie zoals bedoeld in het vierde lid;
  • b. de ontwikkeling past binnen de doelstellingen en richtpunten van de kwaliteitskaart van de Visie ruimte en mobiliteit en het Programma ruimte;
  • c. de toelichting bij het bestemmingsplan bevat hierover een verantwoording, vervat in een beeldkwaliteitsparagraaf.

Het plangebied maakt deel uit van gebiedscategorie 3 (groene ruimte). Alle ruimtelijke ontwikkelingen in dit gebied moeten bijdragen aan de instandhouding en versterking van de gebiedskenmerken en de ruimtelijke kwaliteit zoals die door de provincie is geformuleerd.

Allereerst kan worden opgemerkt dat in deze feitelijk gezien geen sprake is van een gebiedsvreemde ontwikkeling. De omgeving van het plangebied bestaat immers nagenoeg volledig uit verspreid liggende woonbebouwing, hoofdzakelijk in lintvorm langs de Boomweg. Met het voorliggende bestemmingsplan worden twee nieuwe woningen toegevoegd aan het bestaande lint langs de Boomweg, waarmee de ontwikkeling wordt ingepast in de bestaande ruimtelijke context. Door ontwikkelingen in de afgelopen decennia is het momenteel nog in het plangebied gevestigde agrarische bedrijf, inclusief de bijbehorende bebouwing, aan te merken als een gebiedsvreemde entiteit.

Omdat het plangebied in het buitengebied is gelegen, kan echter de motivering worden opgehangen dat met de voorgenomen bestemmingswijziging sprake is van een gebiedsvreemde ontwikkeling. In dat geval moet sprake zijn van een verbetering of gelijkblijvende ruimtelijke kwaliteit door een zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in het landschap, of door het leveren van een maatschappelijke tegenprestatie.

In dit geval worden de nieuwe woningen ingepast in het bestaande bebouwingslint langs de Boomweg. Hiermee is sprake van een inpassing van de nieuwe ontwikkeling in het bestaande voorkomen van het landschap.

Daarnaast wordt een maatschappelijke tegenprestatie geleverd. In artikel 2.2.1, vierde lid, van de verordening staan de regels die de provincie stelt ten aanzien van het leveren van een maatschappelijke tegenprestatie:

“Een bestemmingsplan dat een ontwikkeling mogelijk maakt waarbij op grond van het tweede en derde lid compensatie van de aantasting van de ruimtelijke kwaliteit nodig is door het leveren van een maatschappelijke tegenprestatie, geeft in de toelichting aan in welke vorm de maatschappelijke tegenprestatie wordt geleverd en hoe deze is verzekerd. De maatschappelijke tegenprestatie kan bestaan uit een van de volgende vormen of een combinatie daarvan:

  • a. duurzame substantiële sanering van leegstaande bebouwing in het gebied buiten het bestaand stads- en dorpsgebied of kassen buiten de begrenzing van het glastuinbouwgebied, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op de kaartbijlage,
  • b. investering in de kwaliteit van het landschap door de aanleg van groen of anderszins,
  • c. financiële bijdrage op grond van de artikelen 6.12 en 6.24, eerste lid, onder a, van de Wet, inhoudende storting van een bedrag in een gemeentelijk kwaliteitsfonds, dat is ingesteld op basis van een door provinciale staten vast te stellen Regeling financiële compensatie, waarbij de hoogte van het bedrag wordt bepaald bij de instelling van het fonds.”

In dit geval wordt een duurzame substantiële sanering van kassen en leegstaande bebouwing in het buitengebied gerealiseerd. Het plangebied ligt buiten een aangewezen glastuinbouwgebied, de sanering en blijvende bedrijfsbeëindiging is vastgelegd in een anterieure exploitatieovereenkomst die is gesloten tussen de gemeente en de eigenaar van het bedrijf. In paragraaf 2.4 van de toelichting van dit bestemmingsplan is al uitgebreid gemotiveerd in welke vorm de maatschappelijke tegenprestatie wordt geleverd en hoe deze is verzekerd. Kortheidshalve wordt hiernaar verwezen. De beeldkwaliteitparagraaf is opgenomen in paragraaf 5.4 van deze toelichting.

Regionale woningmarktafspraken

Op 18 maart 2014 hebben de colleges van de gemeenten Bernisse, Brielle, Hellevoetsluis, Rotterdam (namens de deelgemeente Rozenburg), Spijkenisse en Westvoorne de woningmarktafspraken Voorne-Putten-Rozenburg vastgesteld. Deze woningmarktafspraken zijn een nadere uitwerking van het convenant Samenwerkingsafspraken woningmarkt subregio Voorne-Putten/Rozenburg 2014-2020 zoals dat eind januari 2014 door de gezamenlijke gemeenten is getekend.

De twee nieuwe woningen die met het voorliggende bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt zijn in de woningmarktafspraken benoemd als te realiseren in Westvoorne in de periode 2014-2020. Hiermee voldoet dit bestemmingsplan aan de voorwaarde van regionale afstemming van woningbouwplannen.

Conclusies

Gelet op de hierboven gegeven toelichting wordt geconcludeerd dat het voorliggende bestemmingsplan voldoet aan het door de provincie in haar structuurvisie Ruimte en Mobiliteit, verordening Ruimte 2014 en programma Ruimte vastgelegde beleid en de daarbij behorende regels en uitgangspunten.

3.4 Gemeentelijk beleid

Het meest relevante gemeentelijke beleid voor dit bestemmingsplan is vastgelegd in de structuurvisie Glasherstructurering (na 1e herziening, april 2011).

Uitgangspunt is een sanering van de verspreid liggende glastuinbouwlocaties in Westvoorne. De structuurvisie beschrijft hoe de sanering van het verspreide glas samenhangt met de optimalisatie van het glastuinbouwintensiveringsgebied Tinte en de bouw van woningen. Ook geeft de structuurvisie aan wat de belangrijkste randvoorwaarden zijn bij de sanering van bedrijven. Daarnaast wordt in de structuurvisie aangegeven hoe de sanering en ontwikkeling planologisch, financieel en juridisch wordt verwezenlijkt. De structuurvisie bevat dus het samenhangende, overkoepelende beleid.

De financiële aspecten van de sanering zijn verder uitgewerkt in de bij de structuurvisie horende Businesscase. De Businesscase wordt jaarlijks herzien.

Op 18 maart 2014 hebben de colleges van de gemeenten Bernisse, Brielle, Hellevoetsluis, Rotterdam (namens de deelgemeente Rozenburg), Spijkenisse en Westvoorne de woningmarktafspraken Voorne-Putten-Rozenburg vastgesteld. Deze woningmarktafspraken zijn een nadere uitwerking van het convenant Samenwerkingsafspraken woningmarkt subregio Voorne-Putten/Rozenburg 2014-2020 zoals dat eind januari 2014 door de gezamenlijke gemeenten is getekend.

De twee nieuwe woningen die met het voorliggende bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt zijn in de woningmarktafspraken benoemd als te realiseren in Westvoorne in de periode 2014-2020. Hiermee past dit bestemmingsplan binnen het gemeentelijk beleid ten aanzien van woningbouw.

Dit bestemmingsplan vormt de juridisch-planologische basis voor de realisering van een deel van de sanering die is aangegeven in de structuurvisie Glasherstructurering. Het bestemmingsplan past daarmee binnen het gemeentelijke beleid en draagt bij aan de realisatie van de beleidsdoelen voor het landelijke gebied van Westvoorne.

3.5 Conclusie

Het voorliggende bestemmingsplan past binnen het relevante beleid van de diverse overheden. Zoals beschreven draagt het plan bij aan de realisatie van de beleidsdoelstellingen.

Hoofdstuk 4 Juridische planbeschrijving

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de juridische opzet van het bestemmingsplan. Er wordt ingegaan op de gekozen planvorm en de toegepaste plansystematiek wordt toegelicht.

4.2 Planvorm

Er is gekozen voor een gedetailleerde planvorm, waarbij de functies (wonen en agrarisch) direct zijn vastgelegd op hun locatie. Binnen de woonbestemming is daarentegen wel ruimte gelaten voor enige verschuiving voor de twee wooneenheden. Hierdoor kunnen op basis van dit bestemmingsplan de relevante omgevingsvergunningen worden verleend. De gekozen planvorm biedt hiermee voldoende duidelijkheid aan alle betrokkenen.

Inhoudelijk is aansluiting gezocht bij de regeling in de bestemmingsplannen Sanering glastuinbouw Westvoorne (februari 2012) en Sanering glastuinbouw Boomweg 18a Rockanje (februari 2014).

De planregels zijn opgesteld met inachtneming van de regels uit de Wet ruimtelijke ordening en de bijbehorende wettelijke regelingen. De plansystematiek is in overeenstemming met de verplicht toe te passen Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012).

4.3 Plansystematiek

Verbeelding

De verbeelding is de kaart waarop te zien is welke bestemming voor welke gebieden geldt. Alle functies in dit bestemmingsplan zijn apart bestemd, waardoor het direct mogelijk is om op de verbeelding te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven.

In dit plan wordt gebruikgemaakt van bestemmingsvlakken en bouwvlakken. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik is toegestaan. Een gebruik betekent niet altijd dat er ook mag worden gebouwd. Het bouwvlak is een gebied dat op de verbeelding is aangeven waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn aangegeven. In dit plan is alleen binnen een deel van het bestemmingsvlak Wonen een bouwvlak opgenomen.

Bestemmingsregels

In de bij de verbeelding horende regels zijn de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de gebruiksregels en de afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden te vinden.

Begrippen en wijze van meten

Het artikel Begrippen definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.

Het artikel Wijze van meten geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte en dergelijke van bouwwerken worden gemeten of berekend. Alle begrippen, waarin maten en waarden voorkomen, worden in dit artikel verklaard.

Agrarisch met waarden

De regeling voor de bestemmingen 'Agrarisch met waarden' is gebaseerd op de regeling die is opgenomen in het bestemmingsplan Landelijk Gebied Westvoorne. Omdat er in dit geval binnen de bestemming 'Agrarisch' geen bouwvlakken voorkomen, is de regeling hierop ingekort. De regeling is eerder ook toegepast in bijvoorbeeld het plan Sanering glastuinbouw Boomweg 18a Rockanje.

Wonen

Met het oog op het verminderen van regeldruk is een uniforme bouwregeling voor woonbestemmingen voor het gehele grondgebied van de gemeente Westvoorne opgesteld. Deze is inmiddels doorgevoerd in diverse bestemmingsplannen, waaronder Landelijk Gebied Westvoorne, Sanering glastuinbouw Westvoorne en Sanering glastuinbouw Boomweg 18a Rockanje. De regeling is ook in dit plan opgenomen.

Binnen de woonfunctie is het uitoefenen van aan-huis-gebonden beroepen in hoofdgebouwen en bijgebouwen onder voorwaarden mogelijk. Eén van de voorwaarden is dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Of aan dit criterium wordt voldaan wordt getoetst aan de aanbevelingen van het ASVV. Het ASVV bundelt alle bestaande kennis over verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom. Om te garanderen dat de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft, mag ten hoogste 50 m² van het vloeroppervlak van de hoofdgebouwen, aan-, uitbouwen en bijgebouwen, worden benut ten behoeve van de kantoor- en/of praktijkruimte.

Waarde - Archeologie (dubbelbestemming)

De bestemming 'Waarde - Archeologie' is een dubbelbestemming. Om de (mogelijke) archeologische waarden in de ondergrond te beschermen, is op de gronden binnen het plangebied de dubbelbestemming Waarde - Archeologie van toepassing. Voor bouw- of aanlegwerkzaamheden wordt pas toestemming verleend nadat de archeologische waarde van het betreffende gebied is vastgesteld en duidelijk is dat de activiteiten geen schade aan kunnen brengen aan de aanwezige archeologische resten.

De archeologische toetsing is niet nodig wanneer het gaat om:

  • een bouwwerk of werkzaamheden met een oppervlakte van 200 m² of minder;
  • een bouwwerk of werkzaamheden die niet dieper dan 0,8 m onder maaiveld reiken.

Door het opnemen van een omgevingsvergunning voor werken of werkzaamheden zijn werken en werkzaamheden, groter dan de hiervoor aangegeven oppervlakte en met een grotere diepte dan genoemd, vergunningplichtig. Normaal onderhoud en beheer zijn hiervan uitgezonderd.

Deze dubbelbestemming is, zij het met een andere naam, ook al opgenomen in het voorgaande bestemmingsplan voor het plangebied, Landelijk Gebied Westvoorne.

Algemene regels

In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan.

Een anti-dubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. De formulering van de anti-dubbeltelregel wordt bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).

Het artikel Algemene bouwregels bevat enkele algemene regels voor het bouwen. Zo zijn er regels over de geringe overschrijding van bouwgrenzen of oppervlaktematen door ondergeschikte onderdelen van gebouwen. Ook wordt voorzien in een regeling voor overkappingen, luifels, overstekken en ondergrondse gebouwen, waarin wordt vastgelegd waar deze zijn toegestaan en in hoeverre deze meetellen bij de inhouds- en oppervlaktemaat van de bovengrondse gebouwen.

Algemene gebruiksregels

Hoewel het gebruik van gronden en bouwwerken is geregeld in de Wro, zijn voor de duidelijkheid regels opgenomen over dit gebruik.

Algemene afwijkingsregels en wijzigingsregels

In deze artikelen wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan kan worden afgeweken. Ook wordt een opsomming gegeven van de regels waarmee door middel van een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wro het mogelijk is enige flexibiliteit in het plan aan te brengen. Het gaat hierbij om een bevoegdheid en houdt dus geen verplichting in. De bevoegdheid mag nadrukkelijk niet worden gebruikt om zodanig aanzienlijke wijzigingen van bestemmingen te bewerkstelligen, dat daarmee de essentie van het plan wezenlijk wordt veranderd.

Werking wettelijke regelingen

In de regels van een bestemmingsplan wordt in een (toenemend) aantal gevallen met verwijzing naar een (andere) wettelijke regeling een procedure, begrip en/of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard. De van toepassing verklaarde wettelijke regeling geldt zoals deze luidt op het moment van de vaststelling van het plan. Wijziging van de wettelijke regeling na de vaststelling van het bestemmingsplan zou anders zonder Wro-procedure een wijziging van het bestemmingsplan met zich mee kunnen brengen.

Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

Deze bepaling geeft invulling aan de afstemmingsbepaling tussen de bouwverordening en het bestemmingsplan als gevolg van artikel 9 van de Woningwet.

Overgangs- en slotregel

In het afsluitende onderdeel van de regels komen de overgangs- en slotregel aan de orde. De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.1 Bro). De slotregel bevat de titel van het plan.

Hoofdstuk 5 Sectorale onderzoeken

5.1 Inleiding

Dit hoofdstuk bevat de motivering van het bestemmingsplan voor de diverse relevante omgevingsaspecten. Voor enkele zaken is een uitgebreidere beschrijving als bijlage bij de toelichting opgenomen. In dit hoofdstuk wordt dan alleen een korte samenvatting van het uitgevoerde onderzoek gegeven. Uit de sectorale onderzoeken blijkt dat het bestemmingsplan voldoet aan de relevante wet- en regelgeving.

5.2 Milieueffectrapportage

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast moet het bevoegd gezag bij de activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, nagaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden hebben betrekking op:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Onderzoek en conclusies

Het bestemmingsplan omvat feitelijk niet meer dan de omzetting van een agrarisch bedrijf naar een bestemming voor twee vrijstaande woningen. Daarbij wordt alle aanwezige agrarische bebouwing blijvend gesaneerd en vervallen de bouw- en gebruiksmogelijkheden voor een agrarisch bedrijf ter plaatse. In de nieuwe situatie wordt in totaal de mogelijkheid geboden voor bebouwing tot een oppervlak van ten hoogste 600 m². Het gaat dus om een zeer kleinschalige ontwikkeling in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.

Gelet op de kenmerken van de aanpassing van het bestemmingsplan en de kenmerken van de potentiële effecten treden geen negatieve milieugevolgen op. Voor het merendeel van de aspecten is sprake van een verbetering van de (potentiële) gevolgen op het milieu. Dit blijkt ook uit het onderzoek van de verschillende milieuaspecten die in de volgende paragrafen is opgenomen. Voor het bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.

5.3 Archeologie en cultuurhistorie

Beleidskader

De gemeente Westvoorne onderschrijft de uitwerking van het 'Verdrag van Malta': behoud van het archeologische erfgoed waar mogelijk en documentatie waar nodig. Hierbij wordt aangesloten op het rijks- en het provinciale beleid. Westvoorne heeft op 22 april 2008 een gemeentelijk archeologisch beleid vastgesteld, waarvan de Archeologische Waarden- en Beleidskaart (AWK) een belangrijk instrument vormt. De kaart toont de archeologische waarden en verwachtingen binnen Westvoorne en geeft aan hoe de gemeente daarmee wenst om te gaan.

In het momenteel voor het plangebied nog geldende bestemmingsplan Landelijk Gebied Westvoorne is een dubbelbestemming ter bescherming van de mogelijk aanwezige archeologische waarden opgenomen. De AWK is het achterliggende beleidskader voor de motivering van die dubbelbestemming.

Het wettelijk kader voor de bescherming van (archeologische) monumenten en de aanwijzing van beschermde stads- of dorpsgezichten is vastgelegd in de Monumentenwet 1988.

Onderzoek en conclusies

Op de bijgaande afbeelding is het plangebied van dit bestemmingsplan (rode lijnen) geprojecteerd op een uitsnede van de AWK. Voor het plangebied geldt een redelijk hoge tot hoge archeologische verwachting (gebiedscategorie 3.2), waarbij archeologisch onderzoek verplicht is bij ingrepen en werkzaamheden groter dan 200  m2 en dieper dan 80 cm.

Het geldende bestemmingsplan Landelijk Gebied Westvoorne bevat reeds een dubbelbestemming waarmee de bescherming van de archeologische waarden is geborgd. Er zijn op dit moment voor de twee nieuw te realiseren woningen in het plangebied nog geen concrete bouwplannen uitgewerkt. Een beoordeling van de noodzaak voor een archeologisch onderzoek is daarom nog niet goed mogelijk.  
afbeelding "i_NL.IMRO.0614.1210bpBoomweg13b-0100_0003.png"  

Om die reden wordt het geldende beschermingsregime voor de mogelijke archeologische waarden ook in het voorliggende bestemmingsplan opgenomen. Zodoende kan, bij een concreet bouwplan, eventueel noodzakelijk archeologisch onderzoek worden gevraagd.

Vanuit cultuurhistorisch oogpunt heeft de bestaande bebouwing en inrichting binnen het plangebied geen bijzondere waarde. In de directe omgeving bevinden zich geen aangewezen monumenten of beschermde gezichten. De beoogde wijziging in het gebruik betekent geen negatieve inbreuk op het bestaande beeld van de omgeving. De nieuwe woningen worden gevoegd in het bestaande bebouwingslint. Daarnaast verdwijnt de aanwezige bedrijfsbebouwing en kassen en worden de mogelijkheden voor uitbreiding van het glastuinbouwcomplex ongedaan gemaakt.

De bescherming van mogelijke archeologische waarden binnen het plangebied is gewaarborgd door middel van een dubbelbestemming. Het aspect cultuurhistorie vraagt verder geen nader beschermingsregime in het bestemmingsplan.

5.4 Beeldkwaliteit en welstand

De provinciale verordening Ruimte 2014 (juni 2014) schrijft voor dat een beeldkwaliteitparagraaf wordt opgesteld bij aanpassingen van het bestemmingsplan voor het buitengebied wanneer er ruimtelijke effecten te verwachten zijn voor de omgeving. Deze paragraaf is aangemerkt als beeldkwaliteitparagraaf.

De ontwikkeling die door middel van het bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt moet een bijdrage leveren aan de ambities die zijn aangeduid op de kwaliteitskaart van de provinciale structuurvisie. Het grondgebied van Westvoorne is op de Kwaliteitskaart voorzien van verschillende aanduidingen. De voor het plangebied belangrijkste aanduidingen zijn 'linten blijven linten' en 'herkenbare open zeekleipolder'. Het lint langs de Boomweg vormt min of meer de scheidslijn tussen de zandgronden van het (binnen)duinlandschap en de open zeekleipolders.
 
afbeelding "i_NL.IMRO.0614.1210bpBoomweg13b-0100_0004.png"  

Op de afbeelding hiernaast is het plangebied indicatief weergegeven. De ligging in de overgangszone tussen duin- en poldergebied is duidelijk zichtbaar. Ook is zichtbaar dat de locatie geïsoleerd ligt van het dichtstbijgelegen aangewezen glastuinbouwgebied (lichtgrijze vlakaanduiding).

Dit bestemmingsplan voorziet in het opheffen van het glastuinbouwbedrijf en de sanering van de bestaande kassen. Deze sanering draagt bij aan het versterken van de open landschapsstructuur. Dit betekent dat de open zeekleipolder beter herkenbaar wordt. De woningen die als compensatie voor het opheffen van het glastuinbouwbedrijf mogelijk worden gemaakt, worden gesitueerd langs de Boomweg. Hierbij wordt aangesloten bij de lintbebouwing die ter plaatse reeds aanwezig is. De uitvoering van dit bestemmingsplan betekent een verbetering van de beeldkwaliteit van het buitengebied en draagt zeker bij aan de provinciale ambities ten aanzien van de ruimtelijke kwaliteit.

Een uitgebreidere toelichting op de ruimtelijke kwaliteitsverbetering is gegeven in paragraaf 2.4. In paragraaf 3.3 is beschreven op welke wijze het bestemmingsplan voldoet aan het provinciale beleid.

Voor het plangebied wordt geen afzonderlijke beeldkwaliteitparagraaf (bedoeld als aanvulling op de gemeentelijke Nota ruimtelijke kwaliteit) vastgesteld. Voor de toetsing van bouwplannen in het plangebied wordt de geldende gemeentelijke Nota ruimtelijke kwaliteit van toepassing verklaard.

5.5 Bodem

Normstelling en beleid

Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in verband met de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan rekening worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied.

Voor ruimtelijke plannen moet ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, worden verricht. Wanneer uit het historisch onderzoek blijkt dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging moet het volledig verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.

Onderzoek en conclusies

Voor het plangebied ter plaatse van de nieuw te bestemmen woningen is een bodemonderzoek uitgevoerd. De uitkomsten zijn nagenoeg gereed. De uitkomsten van het onderzoek worden in een later stadium bij dit plan gevoegd.

Gelet op het historische gebruik van de gronden is het de verwachting dat de locatie geschikt is voor de beoogde woonfunctie, zodat het aspect bodem de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

5.6 Ecologie

Normstelling en beleid

Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies. De bescherming van de EHS is in Zuid-Holland in de provinciale structuurvisie nader uitgewerkt.

Soortenbescherming

Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dieren plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend. De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

Gebiedsbescherming

Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:

  • a. door de minister van EZ (voormalig Ministerie van EL&I/LNV) aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
  • b. door de minister van EZ (voormalig Ministerie van EL&I/LNV) aangewezen beschermde natuurmonumenten;
  • c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.

De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de minister van EZ). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan.

De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet

1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning Natuurbeschermingswet 1998 kan worden verkregen.

Onderzoek en toetsing

Soortenbescherming

Ter plaatse van de te slopen kassen en andere bebouwing zijn geen vleermuizen, broedvogels of zwaar beschermde grondgebonden zoogdieren, vaatplanten, insecten, amfibieën of reptielen aanwezig. Kassen vormen ook geen geschikt (potentieel) leefmilieu voor deze flora en fauna, evenmin als de intensief bewerkte teeltgronden. De Ffw vormt geen belemmering voor de sloop van de kassen. De overige gronden binnen het plangebied worden intensief gebruikt voor de teelt van bloemen. De jaarrond bewerking van deze gronden, inclusief de gevolgen van de agrarische activiteiten zelf, maken dat er als gevolg van het bestemmingsplan geen sprake is van verstoring van beschermde soorten. (Voor de nu onbebouwde teeltgronden wijzigt de bestemming feitelijk ook niet met dit nieuwe bestemmingsplan.)

Er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1-soorten van de Ffw omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.

Tijdens werkzaamheden moet rekening worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Ffw wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Wanneer de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde.

Gebiedsbescherming

Het plangebied maakt geen deel uit van de EHS. De ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, hebben geen invloed op de verder weg gelegen natuurwaarden van de EHS.

Binnen de gemeente Westvoorne ligt het Natura 2000-gebied Voornes Duin. Dit Natura 2000-gebied is aangewezen voor elf habitattypen, drie soorten uit de Habitatrichtlijn en vier soorten uit de Vogelrichtlijn. Hoewel het gebied reeds in februari 2008 definitief is aangewezen is er nog altijd geen beheerplan vastgesteld door het bevoegd gezag. De mogelijke effecten van ontwikkelingen moeten dus nog steeds rechtstreeks worden getoetst aan de instandhoudingdoelstellingen uit het aanwijzingsbesluit.

Voor de habitattypen zijn kritische depositiewaarden voor stikstofdepositie bepaald. De kritische depositiewaarde is de waarde waarboven het risico aanwezig is dat de kwaliteit van het habitattype significant wordt aangetast als gevolg van de verzurende en/of vermestende invloed van atmosferische stikstof. Op dit moment is er in het Voornes Duin sprake van een door stikstof overbelaste situatie. De achtergrondconcentratie stikstof is hoger dan de kritische depositiewaarde.

Het plangebied ligt op de kortste afstand op ruim 900m afstand van het gebied Voornes Duin. Als gevolg van dit bestemmingsplan verdwijnt circa 6.200m2 bestaande kassen. De bouwmogelijkheid voor in totaal 20.000m2 kassen vervalt, evenals de overige bouwmogelijkheden ten behoeve van een glastuinbouwbedrijf. Door de sanering valt een belangrijke bron van stikstofdepositie weg. De realisatie van twee compensatiewoningen op de locatie leidt, afgezet tegen de huidige verkeersintensiteit, niet tot een toename van de verkeersintensiteit en leidt dan ook niet tot een toename van de stikstofdepositie in het Voornes Duin. De realisatie van dit bestemmingsplan heeft dus een positief effect op het Natura 2000-gebied Voornes Duin.

Gezien de afstand tot het Natura 2000-gebied Voornes Duin, is er geen sprake van directe verstoring van de natuurwaarden als gevolg van het slopen van de kassen en bedrijfsgebouwen of van het bouwen van woningen en in gebruik nemen van het perceel voor de woonfunctie.

Verderaf van het plangebied liggen onder andere de Natura 2000 gebieden Voordelta, Haringvliet en Duinen van Goeree-Kwade Hoek. Gelet op de voorgenomen ontwikkeling geldt ook voor deze gebieden dat er geen sprake is van negatieve effecten.

Conclusies

Het bestemmingsplan heeft geen negatieve effecten op beschermde (natuur)gebieden. De relevante wet- en regelgeving staan de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg. Ook is voor de ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt geen ontheffing op grond van de Ffw noodzakelijk. De (mogelijke) verstorende invloeden van het glastuinbouwbedrijf verdwijnen met dit bestemmingsplan. Het aspect ecologie levert geen belemmering op voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

5.7 Water

Bij ruimtelijke plannen moet in een vroeg stadium met de waterbeheerder worden overlegd over nieuwe ontwikkelingen. Hiermee wordt voorkomen dat deze ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Hollandse Delta, dat verantwoordelijk is voor het waterkwantiteit- en waterkwaliteitbeheer.

In de voorbereiding van dit bestemmingsplan is op 11 december 2013 de watertoets uitgevoerd. Hiervoor is de website www.dewatertoets.nl gebruikt. De dossiercode is 20131211-39-8074. De uitgangspuntennotitie die als resultaat van de watertoets is ontvangen is gebruikt bij de opstelling van deze waterparagraaf.

In de uitgangspuntennotitie zijn de relevante randvoorwaarden voor het bestemmingsplan gerangschikt onder een aantal streefbeelden, ingedeeld op basis van de drie waterthema's Veiligheid, Voldoende Water en Schoon Water en het thema Wegen. In deze waterparagraaf is de indeling aangehouden zoals die in de uitgangspuntennotitie is opgenomen. Naast de informatie uit de uitgangsnotitie is aangegeven op welke manier in het voorliggende bestemmingsplan met dit punt wordt omgegaan en hoe dit in verhouding staat tot het waterschapsbeleid.

Ter afronding van de watertoets is het ambtelijke concept van dit bestemmingsplan ter toetsing voorgelegd aan het waterschap. Het waterschap heeft geen opmerkingen gemaakt bij het concept voorontwerp.

Allereerst wordt een korte beschrijving gegeven van de huidige en toekomstige situatie in het plangebied, specifiek voor de diverse relevante wateraspecten.

Huidige situatie

Het plangebied bestaat uit het perceel Boomweg 13b in Rockanje en heeft een oppervlak van 19.905m2. Op het perceel is een (glas)tuinbouwbedrijf gevestigd. Het plangebied is deels bebouwd met bedrijfsbebouwing, kassen en andere voorzieningen behorend bij het glastuinbouwbedrijf. Het totale oppervlak (aaneengesloten) verharding op het perceel bedraagt circa 7.200m2. De onverharde gronden binnen het plangebied zijn grotendeels in gebruik voor de open grond tuinbouw (bloementeelt).

De bodem in het plangebied gaat over van zand (direct grenzend aan de Boomweg) naar zeekleigrond. Het plangebied aan de Boomweg ligt in peilgebied 143 met een vast peil van NAP -0,7 m. Rondom het plangebied liggen verschillende watergangen. Het gaat hierbij om hoofdwatergangen aan de oost- en zuidzijde van het plangebied. Deze sloten hebben een beschermingszone van 5 m aan beide zijden. Binnen de beschermingszones gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen om het onderhoud aan de watergangen mogelijk te houden. De in de omgeving van het plangebied aanwezige watergangen behoren niet tot de Kaderrichtlijn Water-lichamen (KRW).

Het plangebied ligt niet in de kern-/beschermingszone van een (regionale) waterkering.

Het plangebied is aangesloten op een gemengd rioolstelsel.

Ontsluiting van het plangebied op de openbare weg vindt plaats via een uitweg op de Boomweg, een weg in beheer en onderhoud bij het waterschap. De uitweg ligt in het noordwesten van het plangebied en is een gezamenlijke uitweg met de woning Boomweg 13a (buiten het plangebied). De Boomweg zelf, inclusief de bermen, valt eveneens buiten het plangebied.

Toekomstige situatie

Als gevolg van dit bestemmingsplan vervalt het agrarische bouwvlak van het glastuinbouwbedrijf aan de Boomweg 13b en worden de bestaande bedrijfsopstallen gesloopt. In totaal wordt circa 6.700m2 bebouwd oppervlak gesaneerd. Aanvullend wordt mogelijk nog oppervlakteverharding (500m2) verwijderd.

Uitgaande van het volledig benutten van de bouwmogelijkheden voor de twee nieuwe woningen bedraagt het bebouwde oppervlak binnen het plangebied na planrealisatie 600m2. Daarbij moet dan eventuele oppervlakteverharding worden opgeteld. Gelet op de sanering van de bestaande bedrijfsopstallen zal echter sprake zijn van een forse afname aan verhard oppervlak.

Behalve de sanering van de bedrijfsopstallen zullen mogelijk aanpassingen in de ontsluiting van het perceel op de openbare weg worden aangebracht. Gelet op de inrichting met twee vrijstaande woningen is aannemelijk dat elke woning een eigen uitweg naar de Boomweg krijgt.

De functie van het plangebied wijzigt deels van agrarisch gebruik naar wonen.

Veiligheid

Hoog water vanuit zee en de rivier vormt een reële bedreiging voor de veiligheid op de Zuid-Hollandse eilanden. Waterkeringen beschermen tegen deze bedreiging. Het waterschap wil de veiligheid ook in de toekomst blijven waarborgen. Door te werken aan veilige, robuuste en duurzame waterkeringen anticipeert het waterschap op sociale ruimtelijke, economische en klimatologische ontwikkelingen.

Binnen het plangebied of de directe omgeving zijn geen waterkeringen aanwezig. Ook worden binnen het plangebied geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die een invloed kunnen hebben op de waterveiligheid in de omgeving.

Voldoende water - wateroverlast en watertekort

Het waterschap wil een robuust watersysteem dat de effecten van toekomstige klimaatveranderingen en bodemdaling kan opvangen. Zo'n systeem kan het water, conform de daarvoor vastgestelde normen en zonder overlast te veroorzaken, verwerken tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten. Enerzijds gaat het om het opvangen van de gevolgen van meer extreme neerslag en stijging van de zeespiegel. Ook extreem droge periodes zullen echter vaker voor komen. Het robuuste watersysteem dat het waterschap nastreeft moet hier ook op anticiperen.

Het bestemmingsplan brengt geen wijzigingen aan in het bestaande watersysteem. Wel wordt het oppervlak verhard oppervlak binnen het plangebied als gevolg van de sanering aanzienlijk verminderd. Hierdoor wordt de (potentiële) piekbelasting in de afvoer van het watersysteem ter plaatse minder groot. Ook wordt het oppervlak beschikbare grond voor directe (natuurlijke) infiltratie van regenwater vergroot.

Voldoende water - goed functionerend watersysteem

Het watersysteem zorgt in normale situaties voor een goede doorstroming en afwatering in het beheergebied en maakt het realiseren van het (maatschappelijk) Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regime (GGOR) mogelijk. Het waterschap Hollandse Delta streeft er naar dat de feitelijke situatie van het watersysteem overeenkomt met de legger. Op die manier kan het waterschap weloverwogen anticiperen op en reageren in extreme situaties.

Het waterschap beheert het watersysteem en probeert daarbij de aan- en afvoer van water soepel te laten verlopen. Zij zorgt ervoor dat het water van een goede kwaliteit is en dat er geen problemen ontstaan door wateroverlast of wateronderlast. Een van de taken is het beheer van het oppervlaktewaterpeil. Een goed peilbeheer is een middel om de bovenstaande situatie te faciliteren.

Het watersysteem moet daarnaast robuust genoeg zijn om hevige neerslag binnen het peilgebied te kunnen opvangen alvorens af te wentelen op naburig gebied. Voor de oevers langs open water wordt gestreefd naar een onderhoudsvriendelijke inrichting (inclusief bereikbaarheid). Een hoofdwatergang moet voorzien zijn van een obstakelvrije werkstrook (onderdeel van de beschermingszone) van minimaal 5 meter breed.

Het voorliggende bestemmingsplan heeft in principe geen gevolgen voor het watersysteem. Er zijn geen aanpassingen in het peilbeheer noodzakelijk. Door de afname aan oppervlakteverharding wordt de (potentiële) piekbelasting in de afvoer van het watersysteem ter plaatse minder groot. Ook wordt het oppervlak grond wat benut kan worden voor directe (natuurlijke) infiltratie van regenwater vergroot.

De obstakelvrije werkstrook langs de hoofdwatergangen is op grond van de Keur vereist. De Keur heeft op grond van haar wettelijke status werkingskracht ongeacht de bepalingen in een bestemmingsplan. Vergunningverlening, toezicht en handhaving is voorbehouden aan het bevoegd gezag. Het is daarom niet noodzakelijk in het bestemmingsplan aanvullende voorwaarden op te nemen. De betrokken grondeigenaar is over de (mogelijke) beperkingen op grond van de Keur geïnformeerd.

Schoon water

Het waterschap streeft naar goede leef-, verblijf- en voortplantingsmogelijkheden voor dewatergebonden flora en fauna in haar beheergebied. De chemische toestand van de wateren vormt hier geen belemmering voor.

Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagt de belasting van de afvalwaterzuivering. In overeenstemming met de Leidraad Riolering en het geldend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw verplicht een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • I. hemelwater vasthouden voor benutting;
  • II. (in)filtratie van afstromend hemelwater;
  • III. afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater;
  • IV. afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.

Het bestemmingsplan brengt geen wijzigingen aan in het bestaande watersysteem. De huidige situatie in de watergangen blijft in principe gehandhaafd. Door de sanering van het agrarische bedrijf binnen het plangebied vermindert het potentiële risico op verstoring of vervuiling van het oppervlaktewater als gevolg van de agrarische bedrijfsvoering. Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Voor dit bestemmingsplan zijn voor de verwerking van hemelwater voornamelijk stap II en III van belang. Afhankelijk van de specifieke planuitwerking voor de nieuwe woningen kan ook stap I worden toegepast.

Wegen

Het waterschap streeft naar een afdoende bereikbaarheid van alle bestemmingen binnen het beheersgebied. Een optimale verkeersveiligheid en een goede doorstroming op de wegen die bij het waterschap in beheer en onderhoud zijn daar bij essentieel.

Het functioneren van het huidige wegsysteem mag door de planuitvoering niet verslechteren. Dit betekent onder andere dat de wegbermen zo veel mogelijk vrij moeten blijven van obstakels (objecten die geen functionele bijdrage hebben aan de werking van de weg).

Het plangebied wordt in de huidige situatie ontsloten op de Boomweg via een uitweg in de uiterste noordwesthoek van het perceel. Gelet op de beoogde toekomstige inrichting van het perceel met twee woningen is het aannemelijk dat elk van de woningen een eigen perceelontsluiting krijgt. Ook de situatie met betrekking tot kabels en leidingen en riolering zal worden aangepast aan de nieuwe situatie. Dit betekent dat de situatie voor wat betreft de aansluiting op de Boomweg verandert.

Voor het maken van een nieuwe uitweg of het aanbrengen van een verandering in de bestaande uitweg naar de Boomweg is een vergunning van het waterschap nodig. Zonder vergunning is het niet toegestaan in een strook van 4,5 m uit de wegkant werkzaamheden te verrichten, werken aan te brengen, obstakels te plaatsen e.d.. De eigenaar van het plangebied is hierover geïnformeerd en is gewezen op de noodzaak om tijdig met het waterschap in overleg te treden over eventuele aanpassingen in de bestaande situatie.

Conclusies

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. De belangen van het waterschap, en het watersysteem ter plaatse, worden niet geschaad.

De betrokken grondeigenaar is geïnformeerd over de (mogelijke) beperkingen en voorwaarden die er bij een herinrichting van het perceel op grond van de Keur van toepassing kunnen zijn. De grondeigenaar is geadviseerd bij de voorbereiding van zijn plannen zo vroeg mogelijk in overleg te treden met de het waterschap over de diverse relevante aspecten.

5.8 Wegverkeerslawaai

In het plangebied worden twee nieuwe woningen gerealiseerd. Woningen zijn volgens de Wet geluidhinder geluidsgevoelige functies waarvoor akoestisch onderzoek dient te worden uitgevoerd.

Toetsingskader

Langs alle wegen, met uitzondering van 30 km/u-wegen en woonerven, bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. De geluidshinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (Lday-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.

Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van geluidsgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is onder voorwaarden vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Een hogere grenswaarde mag de uiterste grenswaarde niet te boven gaan. Voor buitenstedelijke ontwikkelingen geldt een uiterste grenswaarde van 53 dB. De geluidswaarde binnen de geluidsgevoelige bestemming (binnenwaarde) moet in alle gevallen voldoen aan de in het Bouwbesluit neergelegde norm van 33 dB. Het berekende geluidsniveau van het wegverkeer mag worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden (artikel 110g Wgh). Van de aftrek conform artikel 3.6 uit het Reken- en meetvoorschrift 2006 is gebruikgemaakt.

Onderzoek en resultaten

De locatie ligt binnen de onderzoeksplichtige geluidszones van een aantal wegen (de Boomweg, de Moordijkseweg en de Groeneweg). In bijlage 1 is het uitgevoerde akoestische onderzoek opgenomen.

Het plangebied is gelegen binnen de geluidszone van de Boomweg. Ten gevolge van het verkeer op de Boomweg is de 48 dB-contour op een afstand van 48 m uit de as van de weg gelegen. Het bouwvlak is dichter bij de weg gelegen zodat de voorkeursgrenswaarde overschreden wordt. De 53 dB-contour is op een afstand van 23 m uit de as van de weg gelegen. Het bouwvlak voor de nieuwe woningen is op deze afstand afgestemd. De woningen worden dus op (minimaal) deze afstand uit de as van de weg gerealiseerd zodat de uiterste grenswaarde niet wordt overschreden. Het toestaan van de woningen op 48 m uit de as van de weg wordt vanuit stedenbouwkundig oogpunt niet wenselijk geacht. Immers, de beoogde kwaliteitsslag, zoals beschreven in hoofdstuk 2 van deze toelichting, wordt juist behaald door bebouwing langs het lint te concentreren en bebouwing achterop het perceel te beperken, dan wel in zijn geheel te verwijderen. Het is hierbij niet passend om de nieuwe woningen op te grote afstand van de weg te situeren.

De 48dB-contour van de overige wegen ligt buiten het plangebied. Als gevolg van het verkeer op de overige wegen is dus sprake van een aanvaardbaar akoestisch klimaat.

De voorkeursgrenswaarde ten gevolge van het verkeer op de Boomweg wordt overschreden. Beoordeeld is of met maatregelen de geluidsbelasting doelmatig kan worden teruggedrongen. Geconcludeerd kan worden dat redelijkerwijs geen maatregelen mogelijk of doelmatig zijn om de geluidsbelasting te reduceren of dat maatregelen daartoe op overwegende bezwaren stuiten.

Conclusies

Op de locatie Boomweg wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden. De uiterste grenswaarde van 53 dB wordt niet overschreden, met inachtname dat het bouwvlak voor de nieuwe woningen hierop is afgestemd. Voor de locatie is naar maatregelen gekeken. Hieruit blijkt dat verdere maatregelen niet mogelijk zijn om de geluidsbelasting te reduceren. Er wordt daarom voorgenomen om hogere waarden toe te staan tot een hoogte van 53dB. Het ontwerpbesluit hogere waarden Wet geluidhinder wordt gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan in procedure gebracht. De hogere waarden worden toegekend voordat het bestemmingsplan wordt vastgesteld.

5.9 Industrielawaai

Normstelling en beleid

Volgens de Wet geluidhinder moeten alle industrie- en bedrijventerreinen, waarop inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, gezoneerd zijn. Rondom deze industrieterreinen geldt een geluidszone die wordt vastgelegd in bestemmingsplannen. Buiten deze zone mag de geluidsbelasting als gevolg van het industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen. Binnen de zonegrens van het industrieterrein, de 50 dB(A)-contour, zijn nieuwe geluidsgevoelige functies (zoals woningen) niet zonder meer toegestaan.

Voor Westvoorne zijn de gezoneerde industrieterrein Europoort-Maasvlakte en Maasvlakte II relevant.

Onderzoek en conclusies

Het plangebied ligt buiten de geluidszone van de industrieterreinen Europoort-Maasvlakte en Maasvlakte II. Het aspect industrielawaai vormt dus geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

5.10 Milieuhinder en omliggende functies

Normstelling en beleid

In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet in ruimtelijke plannen rekening worden gehouden met afstemming tussen gevoelige functies en milieuhinderlijke functies. Uitgangspunt daarbij is dat nieuwe en bestaande bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. De afstemming beperkt zich tot de volgende milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.

Onderzoek en conclusies

Het bestemmingsplan voorziet in het wegbestemmen van het glastuinbouwbedrijf ter plaatse van de Boomweg 13b en het mogelijk maken van twee nieuwe woningen.

In de directe omgeving, binnen een afstand van 100m, zijn geen agrarische (of andere) bedrijven gevestigd. De locatie wordt (feitelijk) aan alle zijden door bestaande burgerwoningen omgeven. Gelet hierop betekent dit dat ter plaatse van de beoogde twee nieuwe woningen sprake is van een aanvaardbaar leefklimaat. Door de bestemmingswijziging worden geen bedrijven beperkt in hun bedrijfsvoering.

De situatie voor de reeds bestaande woningen rondom het huidige glastuinbouwbedrijf (buiten het plangebied) verbetert. De bedrijfsbebouwing verdwijnt, evenals de (mogelijke) hinder die ervaren kan worden als gevolg van de agrarische bedrijfsvoering in de kassen en op het bijbehorende tuinbouwperceel.

Het aspect milieuhinder en omliggende functies vormt geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

5.11 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door titel 5.2 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). De Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang.

De vaststelling van een bestemmingsplan mag niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden. Toetsing aan de grenswaarden is niet nodig wanneer een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie in de buitenlucht. Dit laatste is geregeld in het Besluit niet in betekenende mate (nibm). In dit besluit worden twee situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 (stikstofoxide) en PM10 (fijnstof);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg of niet meer dan 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van ruimtelijke plannen, uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens, tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Onderzoek en conclusies

De ontwikkeling in het plangebied is met de realisatie van maximaal twee woningen dusdanig klein dat dit ten opzichte van de huidige situatie voor een beperkte verkeersaantrekkende werking zorgt. De exploitatie van het agrarische bedrijf ter plaatse zorgt immers ook voor een aantal verkeersbewegingen, mede ook gelet op het feit dat ter plaatse geen bedrijfswoning aanwezig is. De bewegingen ten behoeve van het agrarische bedrijf vervallen nagenoeg geheel. De eventuele agrarische bewerking van een deel van het plangebied zal fors minder verkeersbewegingen vragen dan de bedrijfsvoering in het huidige kassencomplex.

Het effect op de luchtkwaliteit bedraagt in geen geval meer dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarden voor PM10 en NO2. Op het plan is daarom het Besluit niet in betekenende mate van toepassing. Een toetsing aan de grenswaarden kan achterwege blijven.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat in 2011 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs de Boomweg (als maatgevende doorgaande weg langs het plangebied) ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer is gelegen. Omdat direct langs deze weg aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied verderaf van de weg het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt. Daarom is ter plaatse van het hele plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

5.12 Externe veiligheid

Toetsingskader

Voor externe veiligheid moet naar verschillende aspecten worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor of water en door buisleidingen.

Onderzoek en conclusies

In de omgeving van het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen gelegen en vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg, het spoor of het water.

Wel zijn ten zuidoosten van het plangebied twee hogedruk aardgasleidingen gelegen (W-538-04 en W-538-23). Beide leidingen hebben een effectafstand van 50m. De kortste afstand van het plangebied tot deze leidingen bedraagt ruim 170m. De aanwezige leidingen vormen dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

5.13 Kabels en leidingen

Afwegingskader

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen moeten in een ruimtelijk plan worden gewaarborgd. Ook moet rond dergelijke leidingen rekening worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de producten worden vervoerd:

  • gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
  • aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18”;
  • defensiebrandstoffen;
  • warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18 inch.

Onderzoek en conclusies

Er zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig binnen het plangebied of in de directe nabijheid. Met eventueel aanwezige overige planologisch gezien niet-relevante leidingen (zoals rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) in of nabij het plangebied hoeft in het bestemmingsplan geen rekening te worden gehouden. Er wordt geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een korte toelichting gegeven op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Naast de economische uitvoerbaarheid wordt ook ingegaan op de handhaving van het bestemmingsplan.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

De ontwikkelingen die met dit bestemmingsplan worden beoogd, vinden plaats in het kader van de concentratie van glastuinbouwactiviteiten in het glastuinbouwintensiveringsgebied bij Tinte en de sanering van de verspreide glastuinbouwbedrijven in het overige deel van het landelijke gebied van Westvoorne. Het glastuinbouwbeleid is vastgelegd in de structuurvisie Glasherstructurering (na 1e herziening). De financiële aspecten zijn verder uitgewerkt in de daarvoor bij de structuurvisie opgestelde Businesscase. Met de eigenaar van het glastuinbouwbedrijf uit het voorliggende bestemmingsplan is een anterieure exploitatieovereenkomst gesloten. Met deze overeenkomst is sprake van een volledig kostenverhaal. Er bestaat geen noodzaak tot het stellen van nadere eisen of het voorschrijven van een faseringsregeling. Gelet op voorgaande geldt er geen wettelijke noodzaak tot het vaststellen van een exploitatieplan.

De gesloten exploitatieovereenkomst bevat specifieke informatie in relatie tot de financiële belangen van de betrokken grondeigenaar. Deze informatie is alleen van belang voor de afspraken tussen gemeente en grondeigenaar en wordt daarom aangemerkt als vertrouwelijk.

De gemeente is niet als grondeigenaar betrokken bij de bestemmingswijziging. Tevens vindt de sanering van de bestaande glasopstanden en de overige bebouwing plaats voor rekening en risico van de betrokken grondeigenaar.

Mede voor de sanering van het glastuinbouwbedrijf Boomweg 13b Rockanje is door de provincie Zuid-Holland een incidentele meerjarige subsidie verstrekt. Naast sloop en sanering van het bedrijf is een van de voorwaarden om deze subsidie zeker te stellen dat het bestemmingsplan zodanig wordt aangepast dat (nieuw)vestiging van een glastuinbouwbedrijf wordt tegengegaan. Met het voorliggende bestemmingsplan wordt aan deze voorwaarde voldaan. De subsidie wordt daarmee zeker gesteld.

De financiële aspecten vormen geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

6.3 Handhaving

Het college van burgemeester en wethouders is het bevoegd gezag voor de handhaving van het bestemmingsplan. Zoals blijkt uit jurisprudentie heeft de gemeente een beginselplicht tot handhaving. In de loop van de jaren '90 van de 20e eeuw is in de gemeente Westvoorne de handhaving steeds meer tot ontwikkeling gekomen. Dit werd mede ingegeven door het besef dat grote delen van de gemeente landschappelijk zeer kwetsbaar gebied is waarin strikt gehandhaafd moet worden.

Door de vroegere Inspectie VROM is vastgesteld dat de gemeente Westvoorne adequaat reageert op geconstateerde overtredingen en op klachten van burgers.

In het Beleidsplan toezicht en handhaving (2012) is het handhavingsbeleid voor ruimtelijke ordening en bouwen neergelegd. In het beleidsplan wordt aangegeven op welke wijze de gemeente Westvoorne handhavend optreedt tegen overtredingen van de regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en bouwen. Het formuleren en vaststellen van het handhavingsbeleid biedt onder andere meer duidelijkheid (intern en extern), bevordert de rechtszekerheid en voorkomt rechtsongelijkheid.

Het plan vormt een beleidsmatige onderlegger voor een jaarlijks op te stellen uitvoeringsprogramma.

Het uitvoeringsprogramma is een schriftelijke vastlegging van alle uit te voeren handhavingsactiviteiten in het aankomende jaar. Bij nieuw op te stellen bestemmingsplannen wordt bovendien een handhavingsparagraaf opgenomen, waarin omschreven staat op welke wijze en met welke middelen wordt gehandhaafd.

Handhavingsmiddelen

De gemeente heeft verschillende instrumenten tot haar beschikking om handhavend op te treden. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen bestuursrechtelijke, privaatrechtelijke en strafrechtelijke instrumenten. De bestuursrechtelijke handhavingsmiddelen staan in het Beleidsplan toezicht en handhaving centraal.

De bestuursrechtelijke instrumenten kunnen onderverdeeld worden in preventieve en repressieve instrumenten. Preventieve instrumenten hebben tot doel het begaan van overtredingen te voorkomen. Hierbij moet niet alleen worden gedacht aan het houden van gedegen toezicht, maar onder andere ook aan het tijdig actualiseren en handhaafbaar houden van bestemmingsplannen en het verstrekken van juiste informatie en gerichte voorlichting aan inwoners en eigenaren.

Met behulp van repressieve instrumenten kan worden opgetreden tegen geconstateerde overtredingen. De gemeente is bijvoorbeeld bevoegd een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te leggen om te bewerkstelligen dat de strijdige situatie wordt beëindigd.

Hoofdstuk 7 Overleg en inspraak

7.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het gevoerde overleg beschreven.

7.2 Overleg artikel 3.1.1 Bro

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is afstemming nodig met de vooroverlegpartners. De ontvangen overlegreacties zijn als bijlage bij de toelichting van dit bestemmingsplan gevoegd. In deze paragraaf staat kort een samenvatting van de reacties gegeven en is aangegeven hoe de reacties eventueel in het plan zijn verwerkt.

Rijksoverheid

Zoals in hoofdstuk 3 is toegelicht zijn er bij dit bestemmingsplan geen rijksbelangen in het geding. De verantwoordelijkheid voor de voorgenomen bestemmingswijziging ligt bij de gemeente. Er is geen specifieke afstemming met het Rijk nodig. Om die reden is het voorontwerp bestemmingsplan niet afzonderlijk in het kader van het vooroverleg aan rijksdiensten toegezonden.

Provincie Zuid-Holland

Hoewel het (ontwerp)bestemmingsplan voldoet aan het provinciale beleid is het voorontwerp in het kader van het vooroverleg aan de provincie toegezonden. Dit mede ook omdat ten tijde van het vooroverleg (februari-maart 2014) door de provincie nog werd gewerkt aan de voorbereiding van een algehele herziening van haar ruimtelijke beleid (vastgesteld in juni 2014).

De provincie merkt in haar reactie op dat de conclusie van de gemeente wordt gedeeld dat het voorontwerp voldoet aan de (ontwerp) provinciale verordening Ruimte. Daarbij wordt opgemerkt dat het voorontwerp is gebaseerd op de ontwerpstukken van het nieuwe beleid en dat dus moet worden afgewacht in hoeverre de ontwerpstukken naar aanleiding van de besluitvorming in Provinciale Staten wellicht nog wijzigen.

Verder worden enkele tekstuele suggesties gedaan met betrekking tot de toelichting van het plan.

Gelet op de wens van zowel de gemeente als de provincie om te komen tot sanering van de verspreid liggende glastuinbouwlocaties buiten het glastuinbouwgebied wordt de procedure van het bestemmingsplan zo spoedig mogelijk vervolgd. Naar aanleiding van het besluitvormingstraject in Provinciale Staten wordt de motivering van het bestemmingsplan zo nodig uiteraard nog aangepast.

De suggesties voor aanpassing van toelichting zijn in het ontwerpbestemmingsplan verwerkt.

Waterschap Hollandse Delta

Het voorontwerp van het bestemmingsplan is tevens aan het waterschap Hollandse Delta toegestuurd.

In de overlegreactie heeft het waterschap aangegeven dat het bestemmingsplan voldoet aan haar beleid.

Conclusies

De reactie van de provincie is aanleiding geweest voor enkele tekstuele aanpassingen in de toelichting. Voor het overige zijn geen inhoudelijke wijzigen in de regels of op de verbeelding aangebracht naar aanleiding van het vooroverleg.

7.3 Inspraak

De sanering van de verspreid liggende glastuinbouwbedrijven buiten het glastuinbouwintensiveringsgebied is onderdeel van het algemene beleid ten aanzien van de glastuinbouw in Westvoorne. De afgelopen jaren zijn diverse bestemmingsplannen vastgesteld waarin dit beleid is verwerkt. Het voorliggende bestemmingsplan heeft geen betrekking op nieuwe beleidsvoornemens. Ook omdat de gemeente veel waarde hecht aan een snelle uitvoering van de sanering van het kassencomplexen buiten het glastuinbouwintensiveringsgebied en de ruimtelijke impact beperkt is, is geen afzonderlijke inspraakprocedure gevolgd.

Een ieder wordt in het kader van de wettelijke procedure in de gelegenheid gesteld een zienswijze te geven op het ontwerpbestemmingsplan.