achter Noordweg 27 Oostvoorne

5.4 Bodem

In april 2011 is ter plaatse van het plangebied een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Bijlage 2). Tijdens het veldwerk zijn zintuiglijk geen waarnemingen gedaan die verontreinigingen van de bodem vermoeden. Ook zijn in de onderzochte grond geen aanwijzingen aangetroffen die zouden kunnen duiden op het voorkomen van asbesthoudende materialen.

In de ondergrond zijn geen verontreinigingen aangetroffen. In het ondiepe grondwater zijn een lichte verontreiniging met koper en een lichte verontreiniging met molybdeen aangetroffen. Deze verontreinigingen geven geen aanleiding tot nader onderzoek en vormen geen belemmering voor het beoogde gebruik.

In de bovengrond zijn lokaal lichte verontreinigen met cadmium en zink en matige verontreinigen met koper aangetroffen. Deze verontreinigingen geven geen aanleiding tot nader onderzoek en vormen geen belemmering voor de woningbouw. In de bovengrond is plaatselijk echter een zware verontreiniging met lood (concentraties boven de interventiewaarde) aangetroffen. In maart 2012 is een aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd in het kader van deze aangetoonde gehalte aan lood (Bijlage 3). In het aanvullend onderzoek is de verontreiniging met lood verticaal voldoende afgebakend. Horizontaal is dit nog niet voldoende afgebakend. Het sterk verhoogde gehalte aan lood geeft aanleiding tot het uitvoeren van een nader bodemonderzoek waarna een plan van aanpak kan worden opgesteld ten behoeve van de aanpak van de aangetoonde verontreiniging met lood.

In mei 2012 is een nader bodemonderzoek uitgevoerd om de omvang van het geval van bodemverontreiniging te bepalen (Bijlage 4). Ook in het nader bodemonderzoek is voor de parameter lood een overschrijding van de achtergrondwaarde aangetoond. In boring 121 is een sterke verontreiniging met lood aangetroffen. Vermoedelijk zal de verontreiniging niet meer dan circa 10 m3 boven interventiewaarde verontreinigde grond beslaan. Het gaat hierbij om een kleinschalige bodemverontreiniging.

De verontreiniging hangt samen met het puin in de bovenste 0,5 m-mv van het puinpad. Het puinpad wordt bij de ontwikkeling in zijn geheel verwijderd zodat de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde ontwikkeling

Conclusie

De aanwezige bodemkwaliteit staat de beoogde ontwikkeling, na verwijdering van het puinpad, niet in de weg.