direct naar inhoud van 5.3 Archeologie en cultuurhistorie
Plan: achter Noordweg 27 Oostvoorne
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0614.1209bpNoordweg27-0100

5.3 Archeologie en cultuurhistorie

Beleidskader

De gemeente Westvoorne onderschrijft de uitwerking van het 'Verdrag van Malta': behoud van het archeologisch erfgoed waar mogelijk en documentatie waar nodig. Hierbij wordt aangesloten op het rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het 'Verdrag van Malta' is ontwikkeld. Westvoorne heeft op 22 april 2008 een gemeentelijk archeologisch beleid vastgesteld, waarvan de Archeologische Waarden- en Beleidskaart (AWK) een belangrijk instrument vormt. De kaart toont de archeologische waarden en verwachtingen binnen het gemeentelijk grondgebied en geeft aan hoe de gemeente Westvoorne daarmee wenst om te gaan. In bestemmingsplannen wordt voor de verschillende plangebieden het archeologisch beleid nader uitgewerkt.

Het doel van het gemeentelijk archeologisch beleid is om (1) te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem; (2) te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; (3) te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden.

Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureauonderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen.

Bewoningsgeschiedenis

Het bestemmingsplangebied ligt in een zone die in het verleden deel uitmaakte van een omvangrijk veengebied dat vanaf de late ijzertijd (circa 250 voor Christus - begin jaartelling), en mogelijk al eerder, werd bewoond. In deze zone zijn verschillende vindplaatsen uit de late ijzertijd bekend. Ook in de Romeinse tijd (begin jaartelling - circa 300 na Christus) is sprake van een intensieve bewoning, gelet op de vele vindplaatsen uit deze tijd in het gebied. De bewoning uit de Romeinse tijd is gesitueerd op de zogenaamde Afzettingen van Duinkerke I, een klei-/zandpakket dat op het veen is afgezet vanaf de laatste eeuwen voor het begin van de jaartelling. In de dorpskern van Oostvoorne zijn op drie plaatsen resten uit deze periode aangetroffen. Het betreft in alle gevallen los vondstmateriaal, dat werd aangetroffen aan de Berkenrijsweg, aan de Rialaan en bij de burcht van Oostvoorne. Na de Romeinse tijd breekt de bewoning in deze omgeving af.

Vanaf de 10e/11e eeuw wordt het veen- en kleigebied ontgonnen. Door het graven van sloten wordt het gebied ontwaterd en voor bewoning en landbouw geschikt gemaakt. De toenemende ontwatering resulteert echter in een maaivelddaling, waardoor het land voor het buitenwater meer kwetsbaar wordt. Als gevolg hiervan treden er vanaf het midden van de 12e eeuw overstromingen op, waarbij eerst het gebied langs de Maasmonding wordt getroffen. Tijdens de periode van overstromingen werd er een in dikte wisselend pakket zandige klei afgezet - de zogenaamde Afzettingen van Duinkerke III - dat steeds ten minste 40 cm dik is. In de eeuwen hierna werd het gebied stukje bij beetje (opnieuw) ingepolderd en vindt er weer bewoning plaats, in het bijzonder op en langs de dijken. Het bestemmingsplangebied maakte deel uit van de nog van vóór de overstromingen daterende ringpolder Goudhoek (circa 1100).

Archeologische verwachting

In het plangebied kunnen bewoningssporen aangetroffen worden uit de ijzertijd, de Romeinse tijd en de late middeleeuwen.

Door RAAP Archeologisch Adviesbureau zijn in 2006 een bureau- en een karterend inventariserend veldonderzoek door middel van grondboringen uitgevoerd op het perceel (zie Bijlage 1, Amsterdam). Tijdens het veldonderzoek werden in ieder geval voor wat betreft een deel van de locatie de verwachte afzettingen (met archeologische potentie) aangetroffen. Op deze afzettingen rust een pakket Jonge Duinafzettingen van ten minste 1,5 m dik. Er werden geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen en die worden tot de onderzochte diepte van 4 m onder maaiveld ook niet meer verwacht.

Aanbevelingen

Op grond van het ontbreken van (duidelijke) aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische resten, werd door RAAP geen vervolgonderzoek aanbevolen. Deze aanbeveling geldt expliciet alleen voor de specifieke werkzaamheden ten behoeve van het voorgelegde plan. Plannen voor andere (gewijzigde en/of toekomstige) bodemverstoringen binnen dit bestemmingsplangebied dienen opnieuw te worden voorgelegd. Hiervoor geldt het volgende:

  • Waarde - Archeologie

Voor het plangebied (Waarde - Archeologie) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor alle bouw- en graafwerkzaamheden (inclusief heien) die een oppervlakte groter dan 200 m² beslaan en die tevens dieper reiken dan 4 m beneden maaiveld.

Er dient altijd rekening gehouden te worden met het onverhoopt aantreffen van lastig door middel van booronderzoek te detecteren grondsporen en/of vondsten bij bodemingrepen, zogenaamde toevalsvondsten. Daarom wijst de gemeente, wanneer (nader) archeologisch onderzoek niet verplicht is, altijd op de meldingsplicht ingeval van 'toevalsvondsten', zoals verwoord in artikel 53 van de Monumentenwet 1988.