direct naar inhoud van 4.2 Plansystematiek
Plan: achter Noordweg 27 Oostvoorne
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0614.1209bpNoordweg27-0100

4.2 Plansystematiek

De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:

  • inleidende regels;
  • bestemmingsregels;
  • algemene regels;
  • overgangs- en slotregel.

4.2.1 Inleidende regels

Begrippen (Artikel 1)

De begrippen die het bestemmingsplan gebruikt worden in dit artikel omschreven. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.

Wijze van meten (Artikel 2)

Dit artikel maakt duidelijk hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken worden gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.

4.2.2 Bestemmingsregels en verbeelding

Op de verbeelding (plankaart) zijn de functies zoveel mogelijk afzonderlijk bestemd. In de bijbehorende regels zijn de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de gebruiksregels te vinden.

Bestemmingsvlak en bouwvlak

De bestemming Wonen bestaat uit twee vlakken: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik is toegestaan. Het bouwvlak is een gebied dat op de verbeelding is aangeven waarbinnen het oprichten van gebouwen en overkappingen is toegestaan. Bouwvlakken worden op de verbeelding voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering. Binnen de bestemmingen Tuin, Verkeer en Water mogen in principe geen gebouwen worden gebouwd. Deze bestemmingen bestaan dan ook uitsluitend uit een bestemmingsvlak.

In het voorliggende plan is het bestemmingsvlak van de bestemming Wonen gelijk aan het bouwvlak.

Aanduidingen

Op de verbeelding is gebruikgemaakt van verschillende aanduidingen:

  • 1. maatvoeringaanduidingen: dit zijn aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik; op de verbeelding is onder meer sprake van maatvoeringaanduidingen ten behoeve van de goot- en bouwhoogten;
  • 2. bouwaanduidingen: bouwaanduidingen hebben in het algemeen betrekking op de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken; de in het plangebied voorkomende bouwaanduidingen zijn onder meer 'vrijstaand' en 'nokrichting'.

4.2.3 Bestemmingen

Tuin (Artikel 3)

De woningen worden aan de voorzijde voorzien van een strook tuin. Omdat aan de voorzijde van de woning andere uitgangspunten worden gehanteerd voor de bouwwerken die zijn toegestaan dan aan de achterzijde van de woningen, is ervoor gekozen deze gronden een eigen bestemming te geven, namelijk Tuin. Deze gronden kunnen onder meer worden aangewend voor het parkeren bij de woning.

Verkeer (Artikel 4)

De ontsluitingsweg van het gebied heeft de bestemming Verkeer gekregen. Naast de functie als ontsluiting van de woningen op de omliggende wegenstructuur zijn ook andere gebruiksfuncties op deze gronden toegestaan, zoals groen, parkeervoorzieningen en water met de bijbehorende voorzieningen, bijvoorbeeld afvalvoorzieningen, straatmeubilair (bankjes, plantenbakken, etc.)

Water (Artikel 5)

Aan de randen van het plangebied ligt een sloot. Deze sloot zal worden verbreed en dient als compensatie voor de toegevoegde verharding. Deze sloot is dan ook bestemd als water. Deze gronden zijn uitsluitend bedoeld voor de waterhuishouding.

Wonen (Artikel 6)

De woonfunctie is de voornaamste functie binnen het plangebied. In totaal zijn niet meer dan 10 woningen toegestaan: 6 woningen aan de noordzijde van de ontsluiting en 4 woningen aan de zuidzijde. Naast het wonen is het de bewoner ook toegestaan om een beroep aan huis uit te oefenen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten te ondernemen. Hieraan is een aantal voorwaarden verbonden. Zo mag de uitoefening van het beroep er niet toe leiden dat de woning zijn uitstraling als woning verliest. Ook dient de woonfunctie als primaire functie te worden gehandhaafd en mag ten hoogste 50 m² van de woning worden aangewend ten behoeve van het beroep of bedrijf.

Bouwregels

Algemeen

In dit artikel zijn algemene bouwregels opgenomen die gelden voor alle woningen in het plangebied. Zo dient tenminste 40% van de voorgevel op ten hoogste 5 m van de naar de openbare weg gekeerde bestemmingsgrens te worden gebouwd. De goot- en de bouwhoogte van de woningen aan de noordzijde van de ontsluitingsweg mag niet meer bedragen dan 4 m en 10 m. Van de woningen aan de zuidzijde van deze weg mag de bouwhoogte ook niet meer bedragen dan 10 m. De goothoogte aan de voorzijde mag niet meer bedragen dan 3 m en aan de achterzijde niet meer dan 4 m. De lagere goothoogte aan de voorzijde voor woningen aan de zuidzijde heeft te maken met de reflecterende werking van de voorgevel van deze woningen op de woningen aan de overzijde. Om dezelfde reden mag de dakhelling van deze woningen niet meer bedragen dan 70°. Ook heeft het industrielawaai gevolgen voor de mogelijkheid van het bouwen van dakkapellen. Voor de woningen aan de noordzijde zijn dakkapellen aan de voorzijde toegestaan met een maximum breedte van ten hoogste 70% van het dakvlak. Voor de twee oostelijke woningen aan de zuidzijde geldt dat hier aan de voorzijde geen dakkapellen zijn toegestaan, hiervoor is op de verbeelding de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' opgenomen. De twee westelijke woningen van deze rij mogen wel dakkapellen plaatsen, maar deze dakkapellen hebben een maximale breedte van 3 m, hiervoor is op de verbeelding de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' opgenomen.

Als gevolg van mogelijke reflectie van industrielawaai dient de nokrichting van de woningen aan de zuidzijde evenwijdig te lopen aan de weg, hiervoor is de aanduiding 'nokrichting' opgenomen.

Als gevolg van de hoge geluidsbelastingen dienen alle woningen vanaf de eerste verdieping te worden voorzien van een dove gevel aan de noord- en de oostzijde. Voor de omschrijving 'dove gevel' is aangesloten bij artikel 16, 5e lid van de Wet geluidhinder (Wgh).

Vrijstaand

In het bestemmingsplan zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan. Hiervoor is de aanduiding 'vrijstaand' opgenomen. Voor de vrijstaande woning is een maximale oppervlaktemaat opgenomen (dat is hoofdgebouw inclusief erfbebouwing). Afhankelijk van de grootte van het perceel kan deze variëren tussen de 150 m² en 400 m². Gelet op de grootte van de kavel, is het overigens niet aannemelijk dat op deze locatie vrijstaande woningen zullen verrijzen van de maximaal toegestane omvang. Verder geldt dat het hoofdgebouw op ten minste 3 m afstand van de zijdelingse perceelsgrenzen dient te worden gebouwd.

Erfbebouwing

Voor de woningen geldt dat één maximale maat wordt gehanteerd voor de oppervlakte van de woning en de oppervlakte van de erfbebouwing samen, conform de door de gemeente gehanteerde regeling in andere recente bestemmingsplannen. Afhankelijk van de oppervlakte van het woonperceel bedraagt de maximaal toegestane oppervlakte van de woning + erfbebouwing (aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) tussen de 150 m² en 400 m².

Wel geldt in alle gevallen dat erfbebouwing ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw dient te worden opgericht. De goot- en bouwhoogte van erfbebouwing bedraagt ten hoogste 3 en 5 m. Indien de erfbebouwing op meer dan 3 m van de zij- of achterperceelsgrens is gesitueerd mag de bouwhoogte maximaal 6 m bedragen.

Waarde - Archeologie (dubbelbestemming) (artikel 7)

Dit bestemmingsplan bevat één dubbelbestemming, namelijk Waarde - Archeologie. Ter plaatse van deze dubbelbestemming gelden twee onafhankelijk van elkaar voorkomende bestemmingen. Hierbij is sprake van een zekere rangorde tussen de dubbelbestemming en de daarmee samenvallende bestemmingen. De dubbelbestemming is noodzakelijk omdat het ruimtelijk relevante belang onvoldoende kan worden veiliggesteld met de op de betrokken gronden gelegde bestemming(en).

De regeling voor deze bestemming is gebaseerd op het advies van BOOR en het in het verleden uitgevoerde onderzoek. De grens waarvoor binnen het gemeentelijke grondgebied een archeologische toetsing nodig is, is afhankelijk van de archeologische verwachtingswaarde en verschilt per locatie. In dit plangebied is de archeologische toetsing niet nodig indien het gaat om een bouwwerk van 200 m² of minder en/of niet dieper reikt dan 4 m onder het maaiveld. Dit is tot uitdrukking gebracht door middel van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde 6'.

4.2.4 Algemene regels

In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen.

Antidubbeltelbepaling (Artikel 8)

De antidubbeltelbepaling wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Algemene bouwregels (Artikel 9)

Dit artikel bevat een algemene regeling voor een geringe overschrijding van bouwgrenzen door ondergeschikte onderdelen van gebouwen.

Verder is er een regeling voor overstekende luifels en ondergrondse bouwwerken opgenomen.

Algemene gebruiksregels (Artikel 10)

Hoewel het gebruik van gronden en bouwwerken is geregeld in de Wro, zijn voor de duidelijkheid regels opgenomen over dit gebruik, zoals een algemeen verbod om gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de bestemming of de bijbehorende regels.

Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening (Artikel 11)

De regel geeft invulling aan de afstemmingsbepaling tussen de bouwverordening en het bestemmingsplan ingevolge artikel 9 van de Woningwet. Artikel 9 van de Woningwet regelt primair dat de bouwverordening buiten toepassing blijft voor zover deze niet overeenstemt met het desbetreffende bestemmingsplan. Voor zover het bestemmingsplan geen regels bevat over een onderwerp dat in de bouwverordening is geregeld, is de bouwverordening wel van toepassing, tenzij het bestemmingsplan anders bepaalt. De bepaling voorkomt dat de bouwverordening onbedoeld aanvullend werkt bij onderwerpen die in het bestemmingsplan bewust niet zijn geregeld, bijvoorbeeld omwille van globaliteit. De relevante onderwerpen uit de bouwverordening die wel van toepassing blijven staan allemaal in paragraaf 2.5 van de bouwverordening.

Algemene afwijkingsregels (Artikel 12)

In dit artikel wordt omschreven in welke gevallen kan worden afgeweken van de bouwregels, voor zover deze afwijkingen niet onder de regel 'algemene bouwregels' valt te scharen. Dit betreft de bevoegdheid om af te wijken van de voorgeschreven maten en percentages en om de bouwgrenzen te overschrijden. De initiatiefnemer dient hiertoe een omgevingsvergunning voor (binnenplanse) afwijking van het bestemmingsplan aan te vragen. Van deze bevoegdheid mag overigens alleen gebruik worden gemaakt wanneer hiermee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan aspecten als de woon- en milieusituatie van aangrenzende percelen.

Algemene wijzigingsregels (Artikel 13)

In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarmee door middel van een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wro het mogelijk is enige flexibiliteit in het plan aan te brengen. Het gaat hierbij om een bevoegdheid en houdt geen verplichting in. Met deze bevoegdheid kunnen burgemeester en wethouders in enige mate (tot 3 m en met een maximale vergroting van 10% van het bestemmingsvlak) de bestemmingsgrenzen in het plangebied verschuiven.

Overige regels (Artikel 14)

Werking wettelijke regelingen

In de regels van een bestemmingsplan wordt in een (toenemend) aantal gevallen met verwijzing naar een (andere) wettelijke regeling een procedure, begrip en/of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard. De van toepassing verklaarde wettelijke regeling geldt zoals deze luidt op het moment van de vaststelling van het bestemmingsplan door de raad. Wijziging van de wettelijke regeling na de vaststelling van het bestemmingsplan zou anders zonder Wro-procedure een wijziging van het bestemmingsplan met zich mee kunnen brengen.

4.2.5 Overgangs- en slotregel

In het afsluitende onderdeel van de regels komen de overgangsregels (Artikel 15) en de slotregel (Artikel 16) aan de orde.