3.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR, 2012) bevat plannen voor ruimte en mobiliteit en vervangt onder andere:
- de Nota Ruimte;
- de Structuurvisie Randstad 2040;
- de Nota Mobiliteit;
- de MobiliteitsAanpak;
- de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving.
Verder vervallen met de SVIR de ruimtelijke doelen en uitspraken uit de Agenda Landschap, Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. Er zijn drie hoofddoelen geformuleerd om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
- Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Het Rijk schenkt vertrouwen in en biedt ruimte aan lagere overheden, burgers en bedrijven om oplossingen te creëren. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de belangen voor Nederland als geheel, zoals de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer, energie en natuur. Ook waterveiligheid en milieukwaliteit (lucht, geluid, bodem, water en externe veiligheid) horen daarbij, evenals de bescherming van het Nederlandse werelderfgoed.
Ook afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap worden bij de provincies en gemeenten neergelegd. Hiervoor zal de ladder voor duurzame verstedelijking (ook wel SER-ladder) worden gehanteerd. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen. Bij het beheren en ontwikkelen van natuur krijgen boeren en particulieren in het landelijk gebied een grotere rol.
Tenslotte is een kaart vervaardigd met de nationale ruimtelijke hoofdstructuur. Deze bevat een samenvatting van de nationale belangen, waarvoor het Rijk verantwoordelijk is. Op deze kaart is op hoofdlijnen aangegeven welke gebieden en structuren van nationaal belang zijn bij de geformuleerde rijksdoelen rond concurrentiekracht, bereikbaarheid en leefbaarheid en veiligheid, zodat een samenhangende ruimtelijke hoofdstructuur zichtbaar wordt.
Barro (2011)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) voorziet in de juridische borging van het nationaal ruimtelijk beleid. Het bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. De volgende onderwerpen worden behandeld:
- Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
- Kustfundament;
- Grote rivieren;
- Waddenzee en waddengebied;
- Defensie;
- Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde;
- Rijksvaarwegen;
- Hoofdwegen en landelijke spoorwegen;
- Elektriciteitsvoorziening;
- Ecologische hoofdstructuur;
- Primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
- IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
- Veiligheid rond rijksvaarwegen;
- Verstedelijking in het IJsselmeer;
- Toekomstige rivierverruiming van de Maastakken.
Het plangebied bevindt zich niet in gebieden waar bovenstaande nationale belangen gelden.
3.3 Regionaal beleid
Regionale Strategische Agenda (2010)
De Regionale Strategische Agenda (RSA) die in december 2010 is vastgesteld, borduurt voort op het Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam 2020 (RR2020). Dit ruimtelijk plan was in 2005 opgesteld door de stadsregio en de provincie Zuid-Holland, onder het motto ‘meer kwaliteit, meer variatie, meer tempo’. De ambities uit RR2020 zijn terug te vinden in de RSA: goede, gevarieerde en leefbare woonwijken, moderne economische centra, toegankelijke groengebieden, ontwikkeling van rivieroevers en meer ruimte voor water. Deze RSA bevat de acties die de stadsregio Rotterdam de komende jaren zal ondernemen om het regionale toekomstperspectief dichterbij te brengen.
Het plangebied valt binnen het gebied dat is aangeduid als ‘samenhangend metropolitaan landschap’. Het groen vormt een belangrijke vestigingsfactor voor bewoners en bedrijven. Een vitaal, mooi en bereikbaar landschap is belangrijk voor de attractiviteit, duurzaamheid en concurrentiekracht van de regio. Vergeleken met andere stedelijke regio’s, scoort Rotterdam echter slecht op dit onderwerp. De regiobewoners bezoeken het groen rond de stad relatief weinig. Dat wordt mede veroorzaakt door de beperkte (recreatieve) waarde en de slechte bereikbaarheid vanuit de omliggende wijken. De opgave is de relatie tussen het stedelijk gebied en het ommeland te vergroten, onder meer door het verbeteren van de recreatieve verbindingen en het vergroten van het areaal groengebied dat zich leent voor recreatief gebruik. In het plangebied is het mogelijk een landgoed te creëren op de grens tussen het bebouwd gebied van Poortugaal en de polder. Dit draagt bij aan de opgave uit de RSA.
Gebiedsprofiel IJsselmonde provincie
Voor het gebied IJsselmonde is in navolging van vele andere gebieden in de provincie, een gebiedsprofiel opgesteld. Dit gebiedsprofiel omvat een beschrijving van karakteristieken, ontwikkelingen, kwaliteiten en ambities in het gebied. Het opgestelde gebiedsprofiel IJsselmonde behelst ook de polder Albrandswaard. Enkele belangrijke uitwerkingen die voortkomen uit het gebiedsprofiel en van toepassing zijn op de polder Albrandswaard zijn de volgende:
- Herkenbaar houden en versterken van de (beplante) polderdij ken als herkenbare landschappelijke structuurdrager in contrast met de grootschalige open polder.
- Bij ontwikkelingen de polder als één geheel beschouwen en het eigen onderscheidende karakter versterken.
- Dorpen liggen als compacte kernen aan de rand van een polder.
- Versterken van het contrast tussen de binnendijkse akkerbouwpolders en buitendijkse natuur- en recreatiegebieden.
- Behoud van open karakter van de polders door behouden van zichtrelaties tussen landmarks, zoals kerktorens, en polderranden.
- Gebruik landschappelijke structuur van dijken basis voor routes en als drager voor uitbreiding van routegebonden recreatieve functies.
- Dijken in stedelijk gebied zichtbaar en herkenbaar maken, met aandacht voor een goede landschappelijke inpassing en ontwikkelen als verbinding tussen stad en land.
Voor het voorliggend bestemmingsplan betekent dit dat bestaande dijklinten gehandhaafd dienen te blijven. Daarnaast dient het van open karakter van de polder te worden bevorderd. De openheid kan worden hersteld door saneren van glas. Verder zal verrommeling in de polder moeten worden tegengegaan. Om de ruimtelijke kwaliteit van de polderij te versterken is ontwikkeling van woningen aan de Albrandswaardseweg en aan de polderrand wenselijk.
3.4 Gemeentelijk beleid
Toekomstvisie Albrandswaard (2012)
De Toekomstvisie (2012) is tot stand gekomen na vele bijeenkomsten met betrokken bewoners en ondernemers. De centrale vraag is: Hoe moet de gemeente zich op het gebied van werken, wonen, onderwijs, recreatie en bestuur ontwikkelen, om aan te sluiten bij de wensen en de opvattingen van huidige en toekomstige generaties? De ontwikkelgebieden zijn in de visie gevat in vijf o’s:
- Ondernemen (werken);
- Ontspannen (recreëren);
- Ontmoeten (wonen);
- Ontplooien (leren);
- Ontketenen (besturen).
Op basis hiervan is een streefbeeld ontwikkeld, waarbij de prioriteit is gegeven aan:
- De gemeente staat dicht bij haar burgers en partners;
- Geen standaard woningbouw, maar maatwerk: dorps en levensloopbestendig;
- Bedrijvigheid: geen grote hallen, maar vernieuwing en verbetering. Nadruk op kleinschalige dienstverlening (kantoorvilla’s) en dorpse bedrijvigheid (ambachtelijkheid);
- Van een puur agrarische productie naar ‘natuurlijk’ boeren (verbreden en duurzaam);
- Gemeente, bewoners, ondernemers, zorginstellingen en vrijwilligersorganisaties zorgen samen voor een excellente openbare ruimte.
De Toekomstvisie is vervolgens uitgewerkt in de Structuurvisie Albrandswaard (2013).
Landschapsontwikkelingsplan (2012)
Er zijn diverse ontwikkelingen in de polder Albrandswaard voorzien. Om te bepalen hoe deze ontwikkelingen kunnen plaatsvinden en daarbij tevens een verbetering voor het gebied kunnen zijn, is een Landschapsontwikkelingsplan opgesteld.
Met het landschapsontwikkelingsplan (LOP) wordt gestreefd naar behoud van de aanwezige landschappelijke waarden en waar mogelijk het versterken er van. Het LOP dient als een leidraad om ontwikkelingen in het landschap te toetsen, en kan tegelijkertijd een inspiratiebron voor initiatieven zijn. Er wordt aangegeven waar ruimtelijke, recreatieve en ecologische ontwikkelingen binnen de polder wenselijk en mogelijk zijn om haar functie van ‘groene binnentuin’ te kunnen vervullen. De kwaliteit van het polderlandschap en de relatie met Rhoon, Poortugaal en de Oude Maas zijn de basis van het Landschapsontwikkelingsplan polder Albrandswaard. Het LOP is geen vast omkaderd plan met een eindbeeld voor de toekomst. Het LOP geeft de richting aan een gemeenschappelijk bepaalde koers. De uitkomsten van het LOP zijn opgenomen in de Structuurvisie Albrandswaard.
Structuurvisie Albrandswaard 2025 (2013)
De Structuurvisie geeft richting aan het ruimtelijk beleid - wat moet of kan waar komen en waarom? - en biedt zo kaders en richtlijnen voor initiatieven van burgers, ondernemers en (maatschappelijke) organisaties. De kernkoers is gericht op vijf pijlers:
- Van meer naar beter. Het accent verschuift van uitbreiding van woon- en werkgebieden naar verbetering van de gebieden die er al zijn.
- Identiteit dorpen versterken. Versterk heel Albrandswaard door de drie dorpen ieder voor zich vanuit hun eigen uitstraling en identiteit te versterken. Betrek hierbij ook de betekenis van de omliggende polders.
- Clusteren. Zorg dat elke dorpskern een aantrekkelijke bestemming vormt met een eigen maatschappelijk en commercieel voorzieningenpakket. Maak slimme clusters zodat functies zo goed mogelijk van elkaars aanwezigheid profiteren.
- Recreatie verbeteren. Verzilver de potentie van de strategisch gelegen plekken buiten de dorpen door in te zetten op de recreatieve economie.
- Uitstraling en beleving verbeteren. Etaleer Albrandswaard en ondersteun ondernemerschap.
Op de structuurvisiekaart is aangegeven welke richting de gemeente op wil voor het plangebied. De polders vormen het grootste deel van het plangebied. Deze zijn toegankelijk voor inwoners en recreanten via boerenlandpaden. Voor de polder Albrandswaard is het volgende aangegeven. “De polder Albrandswaard is de ‘voortuin’ van Poortugaal en Rhoon. Het is een belangrijk gebied voor de ruimtelijke beleving en de sociaal culturele identiteit van de gemeente Albrandswaard. Er liggen mogelijkheden om tot een hoogwaardige inrichting te komen. Het agrarisch karakter moet worden behouden en worden versterkt, evenals de landschappelijke, recreatieve en ecologische kwaliteiten van het gebied. Naast het aanleggen van boerenlandpaden en het verfraaien van watergangen en groenstructuren, gaat het om de sanering van kassen en bedrijfsgebouwen. De uitvoeringsprojecten worden gefinancierd uit het gebiedsfonds Polder Albrandswaard. Woningbouw in de bestaande bebouwingslinten wordt ingezet als kostendrager, maar wordt alleen daar toegestaan, waar dit geen belemmering vormt voor het uitzicht over de polder. De dorpen mogen in ieder geval niet aan elkaar groeien en het gebied moet zich vanuit de identiteit van de polder ontwikkelen. Het moet een duurzaam agrarisch gebied worden, met een gebruikswaarde voor bewoners van Albrandswaard en recreanten uit de regio. Een ontwikkeling naar biologische productie voor de lokale markt ondersteunt het concept ‘Proef Albrandswaard’. De polder is toegankelijk via boerenlandpaden. De vereniging Albrandswaards Landschap is beheerder van het gebiedsfonds Polder Albrandswaard, beheert de paden en bewaakt de balans tussen recreatie, landbouw en natuur.
De in de wetgevingszone - wijzigingsgebied opgenomen ontwikkelingsmogelijkheden voldoen aan het gestelde in de structuurvisie.
4.5 Externe veiligheid
De externe veiligheidsaspecten bestaan uit risicocontouren vanuit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), eventuele risicocontouren als gevolg van inrichtingen die vallen onder de Ministeriële regeling provinciale risicokaart, alsmede eventuele zones vanuit de risicoatlassen voor het transport van gevaarlijke stoffen. Externe veiligheid gaat om het beperken van de kans op en het effect van een ernstig ongeval voor de omgeving door:
- het gebruik, de opslag en productie van gevaarlijke stoffen
(inrichtingen);
- het transport van gevaarlijke stoffen (wegen, buisleidingen, waterwegen en spoorwegen);
- het gebruik van luchthavens.
Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van de risico’s voor de burger door bovengenoemde activiteiten. Hiertoe zijn risico’s gekwantificeerd, namelijk door middel van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. De externe veiligheid met betrekking tot luchthavens is niet van toepassing op het plangebied en er zal dan ook niet verder in gegaan worden op luchthavens in onderhavig plan.
Plaatsgebonden Risico (PR)
Het plaatsgebonden risico is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Een plaatsgebonden risico van 10-6 betekent dat omwonenden van bijvoorbeeld een LPG-tankstation op die plaats een kans van één op een miljoen hebben om als gevolg van een ramp te overlijden.
Groepsrisico (GR)
Onder het groepsrisico wordt de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen verstaan. Groepsrisico wordt niet uitgedrukt in een risicocontour maar in een FN-curve, waarbij het aantal slachtoffers wordt afgezet tegen de cumulatieve kans die ze als groep hebben om te overlijden. Het groepsrisico moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting.
Risicobronnen
In de omgeving van het plangebied bevindt zich een aantal risicobronnen. Het gaat om de volgende risicobronnen:
- Het defensieterrein;
- Benzinestation Rijnpoort;
- Groene Kruisweg (N492);
- Oude Maas;
- Gasleiding W-504-01;
- Diverse DPO-leidingen;
- waterstoftankstation Groene Kruisweg
Op de onderstaande figuur is de ligging van de risicobronnen weergegeven. De DPO leidingen zijn aangeduid met een letter P en volgnummer.
Figuur 4.1: Overzicht risicobronnen externe veiligheid
Een nieuw bestemmingsplan is in het kader van het Bevi een nieuwe situatie die beschouwd dient te worden. Daarnaast wordt door middel van wijzigingsbevoegdheden het bouwen van woningen mogelijk gemaakt. In dit bestemmingsplan zal daarom de haalbaarheid van deze wijzigingsbevoegdheden moeten worden aangetoond door te toetsen aan de PR 10-6 contour. Een eventuele benodigde verantwoording van het groepsrisico wordt gegeven ten tijde van het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid, mede omdat de ontwikkelingen maar zeer marginaal bijdragen aan het groepsrisico en dus geen belemmering vormen voor de haalbaarheid.
Defensieterrein
Op het defensieterrein, gelegen aan de Schroeder van der Kolklaan, worden gevaarlijke stoffen opgeslagen. De PR 10-6 contour is buiten de perceelsgrens gelegen, maar reikt niet tot (beperkt) kwetsbare objecten of wijzigingsbevoegdheden. Het invloedsgebied reikt eveneens niet tot (beperkt) kwetsbare objecten of wijzigingsbevoegdheden in het gebied. Derhalve gelden er geen belemmeringen.
Benzinestation Rijnpoort
Het benzineservicestation Rijnpoort B.V., gelegen aan de Ambachtsstraat 5, heeft een jaardoorzet die beperkt is tot 1.500 m3 en daarmee een PR 10-6 contour van 110 meter en een invloedsgebied van 150 meter. De PR 10-6 contour en het invloedsgebied reiken niet tot (beperkt) kwetsbare bestemmingen in het plangebied. Derhalve gelden er geen belemmeringen en is een verantwoording niet benodigd.
Groene Kruisweg (N492)
De Groene Kruisweg betreft een transportroute voor gevaarlijke stoffen. De N492 is niet opgenomen in het Basisnet. Dit houdt onder meer in dat geen veiligheidszone voor deze weg is gedefinieerd. Uit eerdere berekeningen blijkt dat de PR 10-6 contour op de rijbaan is gelegen. Derhalve zijn er geen belemmeringen voor de haalbaarheid van het bestemmingsplan.
Vanuit het vigerende beleid, de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, is een verantwoording van het groepsrisico benodigd, indien sprake is van een overschrijding van de oriëntatiewaarde of sprake is van een toename van het groepsrisico. Een overschrijding van de oriëntatiewaarde is niet aan de orde, omdat uit eerdere berekening blijkt dat de waarde van het groepsrisico 0,05x de oriëntatiewaarde bedraagt. Alle wijzigingsbevoegdheden zijn daarnaast gelegen buiten het invloedsgebied van de Groene Kruisweg (circa 325 meter voor de bepalende stofgroep). Hierdoor staat vast dat met het plan geen toename van het groepsrisico wordt gerealiseerd. Een verantwoording van het groepsrisico is derhalve niet benodigd.
In 2013 zal het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) in werking treden. Vanuit dit beleid is een verantwoording benodigd, indien een plan gelegen is binnen 200 meter van een transportroute van gevaarlijke stoffen. Een uitzondering hiervan wordt gemaakt, indien het groepsrisico lager is dan 0,1 x de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico bedraagt 0,05x de oriëntatiewaarde en voldoet daarmee aan deze voorwaarde. Ook vanuit het Bevt is een verantwoording van het groepsrisico dus niet benodigd. Vanuit de Groene Kruisweg gelden geen belemmeringen voor het plan.
Oude Maas
Ten zuiden van het plangebied ligt de getijdenrivier de Oude Maas. Hierover vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats met zowel binnenvaartschepen als zeeschepen. De PR 10-6 contour en het plasbrandaandachtsgebied reiken niet tot (beperkt) kwetsbare objecten in het plangebied. Op grond van de cRNVGS is een verantwoording van het groepsrisico benodigd indien een toename van het groepsrisico optreedt. Binnen 200 meter van de vaarroute bevinden zich geen nieuwe ontwikkelingen, waardoor vaststaat dat het groepsrisico niet zal toenemen. Bij vaarroutes zal de oriëntatiewaarde ook niet worden overschreden. De algehele tendens bij transport van gevaarlijke stoffen over water is dat het risico steeds lager wordt ingeschat. Een verantwoording van het groepsrisico is derhalve niet benodigd.
Gasleiding W-504-01
Deze gasleiding is gelegen parallel aan de Groene Kruisweg en heeft op grond van de provinciale risicokaart een PR 10-6 contour van 0 meter. De leiding is op de verbeelding weergegeven middels een dubbelbestemming '
Leiding - Gas'. De leiding mag op maximaal 12 bar bedreven worden en is zodanig beveiligd dat de druk niet hoger dan 13,2 bar kan worden. Dit betekent dat op grond van het Bevb geen berekening of verantwoording voor deze leiding afgelegd hoeft te worden. Vanuit deze leiding gelden geen belemmeringen voor het plangebied.
Diverse DPO-leidingen
De leidingen P26, P27, P31, P32 en P00A hebben allen een PR 10-6 contour van 0 meter en zijn op de verbeelding weergegeven middels een dubbelbestemming '
Leiding - Brandstof', zonder veiligheidszone. Het invloedsgebied van deze leidingen varieert van 21 tot 31 meter. Vrijwel overal in het plangebied reikt dit invloedsgebied niet tot (beperkt) kwetsbare bestemmingen. De leiding P32, die gelegen is ter hoogte van de Albrandswaardseweg, heeft een invloedsgebied van 31 meter. Daarmee overlapt het invloedsgebied enkele bestaande (beperkt) kwetsbare objecten en enkele opgenomen wijzigingsbevoegdheden. Vanuit het Bevb dient een verantwoording van het groepsrisico te worden gegeven. In het kader van de visie Externe veiligheid, die door de gemeente Albrandswaard is opgesteld, is een QRA uitgevoerd voor alle DPO leidingen. Hieruit is gebleken dat voor leiding P32 formeel geen sprake is van een groepsrisico, omdat het aantal slachtoffers van 10 niet gehaald wordt. Derhalve is er formeel geen sprake van een groepsrisico en gelden er geen belemmeringen. Een verantwoording wordt niet noodzakelijk geacht. Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden zal aandacht worden besteed aan de eventuele toename van het groepsrisico uit oogpunt van deze risicobron.
Zoals hiervoor is aangegeven is voor de substantiële ontwikkelingen die het groepsrisico kunnen verhogen het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid noodzakelijk. In het kader van de procedure van de wijzigingsbevoegdheid dienen burgemeester en wethouders te toetsen of de voorgenomen ontwikkeling in het veiligheidsbeleid van de gemeente past. Daarbij dient ook een nadere verantwoording van het groepsrisico plaats te vinden. Daarbij dienen vanzelfsprekend ook de maatregelen tot het beperken van de risico's en de maatregelen om de gevolgen van een eventueel ongeval te beperken in de overwegingen betrokken te worden. Het gaat hierbij om de volgende mogelijke maatregelen:
- nooduitgang aan de achterzijde en een goede vluchtroute;
- brandwerend glas of beperken glasoppervlak in de gevel gericht naar de bron;
- goede voorlichting en instructie aan de aanwezig personen.
Met de eigenaren zullen harde afspraken gemaakt worden om de aanbevolen maatregelen over te nemen. in een anterieure overeenkomst kan een en ander worden vastgelegd.
Waterstoftankstation Groene Kruisweg
Aan de Groene Kruisweg is recent een watersoftankstation gerealiseerd. Het invloedsgebied van het waterstoftankstation bedraagt 180 meter. Gezien de ruime afstand tot het plangebied (ruim 2 km) is het waterstoftankstation niet van invloed op het plangebied.
Reactie Veiligheidsregio
Van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond is een schriftelijke reactie (bijlage, 26 juni 2013) op het bestemmingsplan ontvangen. De in de reactie gegeven aanbevelingen zijn in het bestemmingsplan verwerkt.
Conclusie
Vanuit externe veiligheid gelden er geen belemmeringen voor de haalbaarheid van het bestemmingsplan.
5.2 Regels
De regels bestaan uit vier hoofdstukken:
- Inleidende regels (hoofdstuk 1)
- Bestemmingsregels (hoofdstuk 2)
- Algemene regels (hoofdstuk 3)
- Overgangs- en slotregels (hoofdstuk 4)
Hierna wordt een korte toelichting gegeven op de in het plan voorkomende bestemmingen.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
In dit hoofdstuk is een aantal begrippen verklaard dat voorkomt in de regels. Dit voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen. Daarnaast is het artikel "wijze van meten” opgenomen waarin bepaald is hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
In deze paragraaf zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. In ieder artikel is per bestemming bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bouwregels er gelden. Tevens zijn, waar mogelijk, flexibiliteitsbepalingen opgenomen.
Agrarisch met waarden
Deze bestemming '
Agrarisch met waarden' is toegekend aan de agrarische gronden die zijn gelegen in de polder Albrandswaard. De toevoeging waarden hebben voornamelijk betrekking op de openheid van de betreffende gronden en het kavel- en slotenpatroon. Agrarische bedrijven zijn toegestaan en ter plaatse van de aanduiding 'kas' zijn kassen toegestaan. De bestaande glastuinbouwbedrijven mogen gehandhaafd blijven. Nieuwvestiging van glastuinbouwbedrijven is niet toegestaan. Daarnaast zijn ook boomgaarden specifiek aangeduid.
Per bedrijf is maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan met een maximum inhoud van 500 m3. De goot- en bouwhoogte is beperkt tot 6 en 8 meter, waarbij de bouwhoogte van kassen maximaal 6 meter is. Het is verplicht om de gebouwen af te dekken met een kap (tussen de 20 en 60 graden). Tenslotte mogen de gebouwen niet dichter dan 5 meter op de perceelsgrenzen worden gebouwd, zodat er ruimte tussen de percelen blijft.
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn ook beperkingen gesteld aan de bouwhoogte. Binnen het bouwvlak mag tot maximaal 10 meter worden gebouwd (daarbuiten ook tot 10 meter specifiek voor hooibergen en diverse silo's), daarbinnen tot maximaal 1,50 meter, met uitzondering van erfafscheidingen.
In de bestemming is een aantal afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen ten behoeve van de flexibiliteit van het bestemmingsplan. Tenslotte is er voor diverse werkzaamheden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden benodigd.
Zoals in het bestemmingsplan Landelijk Gebied Poortugaal uit 1996 al was opgenomen, kan de bestaande detailhandelsvestiging in agrarische producten aan de Albrandswaardsedijk worden gehandhaafd; de vestiging is door middel van een aanduiding op de kaart aangegeven. Door deze wijze van bestemmen is het bestaan van deze (van de agrarische bestemming) afwijkende functie volledig gewaardeerd (dat wil zeggen niet alleen op basis van overgangsrecht toegestaan) en is afgezien van een gedetailleerde bestemmingsregeling. Een uitbreiding van in het ontwerp ter visieleggen van het plan uitgeoefende detailhandelsactiviteiten is evenwel niet toegestaan. In dit verband geldt dat een uitbreiding van het bestaande assortiment van producten (in hoofdzaak groene en fruit) niet geoorloofd is.
Bedrijf – Nutsvoorziening
Ten behoeve van het gemaal en de bijbehorende bebouwing is de bestemming '
Bedrijf - Nutsvoorziening' opgenomen. De bebouwing moet binnen het bouwvlak worden gebouwd en mag maximaal 6 meter hoog zijn. Indien de gebouwen met kap worden afgedekt, bedraagt de goothoogte maximaal 4 meter.
Groen
Voor de dijk en een aantal groenstroken/-gebieden is de bestemming '
Groen' opgenomen. Naast groenvoorzieningen zijn ook onder andere water, paden en speelvoorzieningen toegestaan. Er mogen geen gebouwen worden gebouwd, maar wel bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot maximaal 5 meter hoog.
Maatschappelijk
Deze bestemming '
Maatschappelijk' geldt voor het kinderdagverblijf, de brandweerkazerne en het defensieterrein. Voor het defensieterrein gelden specifieke, ruimere bouwregels. Hiervoor is de aanduiding 'militaire zaken' opgenomen.
Sport
Binnen het bestemmingsplan is een sportcomplex met tennisbanen gelegen. Hier zijn sportvelden en bijbehorende bebouwing toegestaan, evenals onder andere parkeervoorzieningen. De gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, met een maximale goot- en bouwhoogte van 4 en 6 meter. Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt een maximale bouwhoogte van 3 meter.
Verkeer
Binnen de bestemming '
Verkeer' zijn wegen, straten, paden, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, etc. toegestaan. Gebouwen zijn niet mogelijk. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan tot 3 meter hoog en hoger voor bouwwerken ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer.
Water
In het plangebied is een aantal sloten gelegen. Deze hebben de bestemming '
Water' gekregen. Bouwwerken ten behoeve van het water zijn tevens toegestaan. Hieronder vallen onder andere bruggen, steigers en duikers. Deze mogen maximaal 3 meter bedragen, tenzij ze rechtstreeks ten behoeve van de scheepvaart zijn. Dan is de hoogte maximaal 18 meter.
Wonen
De woningen binnen het plangebied zijn voorzien van de bestemming '
Wonen'. Naast de woonfunctie mag ook een deel van het gebouw worden gebruikt voor een beroep of bedrijf aan huis. Nieuwe woningen zijn niet toegestaan, tenzij ze een bestaande woning vervangen. Gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd met een maximale goot- en bouwhoogte van 4 en 9 meter. Een kap is verplicht en heeft een dakhelling tussen de 30 en 60 graden. Daarnaast is bij elke woning maximaal 50 m
2 aan bijgebouwen toegestaan. Deze mogen echter maximaal 3 meter hoog zijn, maar ten hoogste de hoogte van de goot van het bijbehorende hoofdgebouw.
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt.
Voor zowel hoofd- als bijgebouwen is een aantal afwijkingsmogelijkheden opgenomen om de flexibiliteit van het plan te vergroten.
De voor '
Leiding - Brandstof' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een brandstofleiding met de daarbij behorende bouwwerken en andere werken. De belangen van de dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de ander daar voorkomende bestemmingen.
Leiding - Gas
Ter bescherming van de diverse gasleidingen in het plangebied is deze dubbelbestemming '
Leiding - Gas' opgenomen. Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn slechts toegestaan indien deze ten behoeve van (het onderhoud van) de leiding zijn of ter vervanging van bestaande bouwwerken.
Er is tevens een aantal werkzaamheden benoemd die verboden zijn of slechts kunnen worden toegestaan middels een omgevingsvergunning.
Leiding - Hoogspanningsverbinding
Ter bescherming van de hoogspanningsverbinding in het plangebied is deze dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' opgenomen. Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn slechts toegestaan indien deze ten behoeve van (het onderhoud van) de leiding zijn of ter vervanging van bestaande bouwwerken.
Er is tevens een aantal werkzaamheden benoemd die verboden zijn of slechts kunnen worden toegestaan middels een omgevingsvergunning.
Leiding - Water
Ter bescherming van de diverse waterleidingen in het plangebied is deze dubbelbestemming 'Leiding - Water' opgenomen. Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn slechts toegestaan indien deze ten behoeve van (het onderhoud van) de leiding zijn of ter vervanging van bestaande bouwwerken.
Er is tevens een aantal werkzaamheden benoemd die verboden zijn of slechts kunnen worden toegestaan middels een omgevingsvergunning.
Waarde - Archeologie
In het hele plangebied is sprake van een archeologische verwachtingswaarde. Er is derhalve een dubbelbestemming '
Waarde - Archeologie - 1' opgenomen ter bescherming van de archeologische waarden. Er mag pas worden gebouwd (groter dan 100 m
2) indien uit onderzoek is gebleken dat met de bouw geen archeologische waarden worden verstoord of dat deze kunnen worden geborgen. Hetzelfde geldt voor werken, geen bouwwerk zijnde.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
In deze paragraaf worden, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, aanvullende regels gesteld.
Anti-dubbeltelregel
In deze regel is vastgelegd dat grond die in aanmerking moest worden genomen bij het verlenen van een omgevingsvergunning, waarvan de uitvoering heeft plaatsgevonden of alsnog kan plaatsvinden, bij de beoordeling van een andere aanvraag om omgevingsvergunning niet opnieuw in beschouwing mag worden genomen.
Algemene bouwregels
In dit artikel is een aantal aanvullende bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen kunnen gelden. Bijvoorbeeld extra bouwmogelijkheden voor ondergeschikte bouwdelen zoals balkons, galerijen en kelders, maar ook beperking van bouwmogelijkheden als gevolg van, bijvoorbeeld, milieuwetgeving, de geldende keur en parkeren via de bouwverordening. In dit bestemmingsplan is geregeld dat voor het bouwen van geluidsgevoelige objecten moet worden voldaan aan de Wet geluidhinder, zowel voor industrie- als voor verkeerslawaai.
Algemene aanduidingsregels
Binnen het plangebied zijn er twee gebiedsaanduidingen opgenomen. De eerste betreft de anduiding is 'geluidszone industrie'. Hierbinnen mogen geen geluidgevoelige functies worden geprojecteerd, tenzij uit akoestisch onderzoek is gebleken dat er kan worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde of aan de vastgestelde hogere grenswaarde.
In verband met externe veiligheid is tevens een aanduiding 'veiligheidszone - lpg' opgenomen, waarbinnen geen kwetsbare objecten mogen worden gebouwd en geen kwetsbare functies mogen worden gehuisvest. Verblijf van minder zelfredzame groepen is tevens niet toegestaan.
Algemene afwijkingsregels
Dit artikel is een aanvulling op de afwijkingsregels uit de bestemmingen waarin nog een aantal algemene afwijkingen is opgenomen. Het betreft hier een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken. Bijvoorbeeld een geringe overschrijding van de toegestane bouwhoogte of het mogelijk maken van de bouw van schakelkastjes (nutsgebouwtje) in het openbare gebied.
Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is een aantal algemene wijzigingsregels opgenomen. Het betreft hier een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken die niet met een omgevingsvergunning voor afwijken geregeld kunnen worden. Bijvoorbeeld een geringe wijziging van de bestemmingsgrens. Daarnaast zijn in dit artikel de ontwikkelingslocaties voorzien van een juridische regeling. Er is een aantal wijzigingsgebieden opgenomen waar woningbouw en/of een landgoed kan plaatsvinden, mits wordt voldaan aan de gestelde voorwaarden. De grondslag voor deze wijzigingsbevoegdheden bevindt zich in het Landschapsontwikkelingsplan en het Beeldkwaliteitplan voor de polder Albrandswaard. Deze documenten gelden dan ook als toetsingskader. In de volgende tabel zijn de wetgevingszones / wijzigingsgebieden opgenomen met de beoogde ontwikkeling en het aantal woningen.
locatie
wetgevingszone – wijzigingsgebied | ontwikkeling / aantal woningen |
1. Albrandswaardsedijk 177 | 2 woningen |
2. Albrandswaardseweg 101 | 1 woning |
3. Albrandswaardseweg 117 | 4 woningen |
4. Locatie ten westen van Albrandswaardseweg 120 | 4 woningen |
5. Locatie ten oosten van
wetgevingszone – wijzigingsgebied - 9 | 3 woningen |
6. Albrandswaardseweg 84 | 1 woning |
7. Albrandswaardseweg 97 | 2 woningen |
8. Albrandswaardseweg tussen 86 - 88 | 1 woning |
9. locatie ten oosten Albrandswaardsedijk 177 | 4 woningen |
10. Locatie ten westen van defensieterrein | een landgoed |
11. Albrandswaardseweg 105 tussen 103 - 107 | 1 woning |
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
In het overgangsrecht is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd.
In de slotregel is de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het bestemmingsplan worden aangehaald.