Plan: | Schenkel-Groenewoud |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0612.BP00032-4001 |
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 of de Flora -en Fauna wet de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.
In Nederland hebben veel natuurgebieden een beschermde status onder de Natuurbeschermingswet gekregen. Daarbij kunnen drie categorieën beschermingsgebieden worden onderscheiden:
• Natura 2000-gebieden
• Beschermde natuurmonumenten
• Wetlands
Onder Natura 2000-gebieden vallen de gebieden die op grond van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn aangewezen. Voor al deze gebieden gelden instandhoudingsdoelen. De essentie van het beschermingsregime voor deze gebieden is dat deze instandhoudingsdoelen niet in gevaar mogen worden gebracht. Deze instandhoudingsdoelen zijn terug te vinden in de aanwijzingsbesluiten. Om dit toetsbaar te maken, kent de Natuurbescherming wet 1998 voor projecten en andere handelingen (zowel bestaand als nieuw) die gevolgen voor soorten en habitats van de betreffende gebieden zouden kunnen hebben, een vergunningplicht.
Een deel van het plangebied is onlangs definitief aangewezen als Natura 2000-gebied 'Oude Maas' (met een recente marginale grenscorrectie van dit gebied). De uiterwaarden van de Oude Maas vormen het grootste nog resterende zoetwatergetijdengebied van ons land. De gebieden bestaan uit getijdengrienden, wilgenbossen en vochtige terreinen met riet- en ruigtevegetaties. Het gebied is aangewezen in het kader van de habitatrichtlijn voor de onderstaande aanwezige habitattypen en -soorten:
Habitattypen:
H3270 Slikkige rivieroevers
H6430B Ruigten en zomen (harig wilgenroosje)
H91E0A Vochtige alluviale bossen (zachthoutooibossen)
Habitatsoorten:
H1337 Bever (Castor fiber)
H1340 Noordse woelmuis (Microtus oeconomus ssp.arenicola).
Recentelijk zijn waarnemingen gedaan van (vraatsporen van) de bever. Het natuurgebied Beerenplaat is in principe geschikt als leefgebied voor de bever. Gezien de groeiende beverpopulatie in Nederland kan verwacht worden dat zich hier in de toekomst één of meer bevers zullen vestigen.
Het Natura 2000 gebied heeft in het bestemmingsplan de bestemming 'Natuur' en "Water-Waterstaat' gekregen en wordt in het bestemmingsplan nog extra beschermd door de dubbelbestemming "Waarde-Natuur en landschap"
De natuurbeschermingswet 1998 bepaalt dat projecten, die de kwaliteit van een habitat in een Natura 2000 gebied kunnen verslechteren en/of die een verstorend effect kunnen hebben op de soorten, niet mogen plaatsvinden zonder vergunning. Een bestemmingsplan moet voldoen aan het criterium van de 'goede ruimtelijke ordening' (Wro, artikel 3.1, eerste lid). Hiervoor moet beoordeeld worden of redelijkerwijs is te voorzien dat planologische ontwikkelingen niet in strijd zijn met de Natuurbeschermingswet. Daarom moet bij het vaststellen van een bestemmingsplan worden nagegaan of een vergunning nodig is op grond van de Natuurbeschermingswet en zo ja of deze vergunning ook daadwerkelijk verleend kan worden.
In de Flora- en faunawet is het soortenbeschermingsdeel van de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn geïmplementeerd evenals het CITES-verdrag. De doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van de gunstige staat van instandhouding van in het wild levende planten- en diersoorten.
Naast het hiervoor genoemde Natura 2000 gebied zijn er op dit moment in het plangebied geen belangrijke natuurwaarden aanwezig. Wel maakt het buitendijks gebied langs de Oude Maas deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Er worden buiten het Natura 2000 gebied binnen het plangebied geen beschermde amfibieën, vissen en/of andere beschermde soorten aangetroffen.
Het onderhavige bestemmingsplan heeft louter een conserverend karakter. Binnen het plangebied zullen geen nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden, die kunnen leiden tot negatieve effecten voor de tot de voor dit Natura 2000-gebied aangewezen Habitattypen en -soorten.