a. Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan:
1. de opslag van oude metalen, schroot, lompen, papier, puin of vuilnis;
2. de opslag van rij- of voertuigen, die voor de sloop bestemd zijn, of reeds gedeeltelijk gesloopt zijn, of daaruit reeds gesloopte materialen;
3. het gebruik van vrijstaande en aangebouwde bijgebouwen ten behoeve van zelfstandige bewoning;
4. verkooppunt voor motorbrandstoffen;
5. standplaats voor onderkomens, uitgezonderd kampeerwagens en tenten indien gelijktijdig niet meer dan één kampeerwagen en/of tent per bouwperceel wordt/worden geplaatst en deze niet voor bewoning wordt/worden gebruikt;
6. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting is verboden.