direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Buitengebied Zuid-Oost
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0612.BP00021-4001

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gronddepot': een gronddepot;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'waterkering': buitendijkse groenvoorzieningen zonder bijbehorende voorzieningen en scheepvaartverkeersvoorzieningen;
  • d. erven en tuinen;
  • e. bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals: groenvoorzieningen, water, nutsvoorzieningen en verharding;
  • f. natuur;

met daaraan ondergeschikt:

  • g. bruggen;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
3.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 3.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming met in achtneming van de volgende bepalingen:

3.2.1 gebouwen
  • a. de gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd op de gronden die zijn voorzien van een bouwvlak;
  • b. per gebied, voorzien van een bouwvlak, mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van één agrarisch bedrijf worden gebouwd;
  • c. de maximale goot- en bouwhoogte is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
  • d. in afwijking van artikel 3.2.1 sub a zijn buiten het bouwvlak maximaal twee schuilgelegenheden voor vee toegestaan, met dien verstande dat:
  • de bouwhoogte maximaal 3,5 m bedraagt;
  • de oppervlakte per schuilgelegenheid maximaal 50 m² bedraagt;
  • de afstand tot de aangrenzende perceelsgrenzen minimaal 10 m bedraagt.
3.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden opgericht met dien verstande dat niet meer dan 5% van het buiten het bouwvlak gelegen erf bebouwd mag worden tot een maximum van 100 m²;
  • b. in afwijking van het gestelde onder 3.2.2 sub a dienen silo's binnen het bouwvlak te worden gebouwd met dien verstande dat de hoogte niet meer dan 10 m mag bedragen;
  • c. sleufsilo's dienen binnen of direct grenzend aan het bouwvlak te worden gebouwd met dien verstande dat het gezamenlijk oppervlak niet meer mag zijn dan 200 m2 per bedrijf;
  • d. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • e. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'waterkering' zijn geen gebouwen en geen bouwwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan met uitzondering van scheepvaartverkeerstekens tot 7 meter hoog.
3.2.3 gronddepot

Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gronddepot' is een gronddepot toegestaan en gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gronden mogen worden opgehoogd tot een hoogte van maximaal 3 meter boven peil;
  • b. ten behoeve van het gronddepot is één gebouw toegestaan met een maximale bouwhoogte van 3 meter en een oppervlak van 15 m2;
  • c. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
    • 2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Verboden gebruik

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan:

  • a. de motorsport, voor het houden van wedstrijden met motorrijtuigen of (brom) fietsen;
  • b. het racen of crossen met motorrijtuigen of (brom)fietsen;
  • c. militaire oefeningen met uitzondering van marsoefeningen, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van voertuigen;
  • d. standplaats voor ambulante handel met uitzondering van ondergeschikte detailhandel van zelf geteelde producten.