direct naar inhoud van Artikel 20 Waarde - Archeologie - 3
Plan: Buitengebied Zuid-Oost
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0612.BP00021-4001

Artikel 20 Waarde - Archeologie - 3

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

20.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.2.1 Verbod

Het is verboden op of in de in lid 20.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 100 cm, waartoe wordt worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. het graven of dempen van waterpartijen en watergangen;
  • c. het ophogen van gronden met meer dan 30 cm;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie of telecommunicatieleidingen, en daarmee verbandhoudende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • f. het rooien van bomen waarbij stobben worden verwijderd;
20.2.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in lid 20.2.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • b. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • c. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
20.2.3 Voorwaarden

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 20.2.2 zijn slechts toelaatbaar, indien voorafgaand aan de werkzaamheden een archeologisch (voor)onderzoek heeft plaatsgevonden en er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de voorkomende archeologische waarden. Daarnaast kan vergunning worden verleend indien de vindplaats voldoende is onderzocht en eventuele bodemvondsten naar elders zijn overgebracht. Leidraad bij de beoordeling zal de in bij het plan behorende toelichting gegeven omschrijving van de archeologische waarden zijn. Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige.