direct naar inhoud van Hoofdstuk 7 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
Plan: Centrum Kopspijker
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0612.BP00020-4001

Hoofdstuk 7 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro verzonden aan de onderstaande overlegpartners:

  • 1. provincie Zuid-Holland;
  • 2. Stadsregio Rotterdam;
  • 3. waterschap Hollandse Delta;
  • 4. de Kamer van Koophandel Rotterdam;
  • 5. VROM-Inspectie;
  • 6. Ministerie van Economische Zaken;
  • 7. Rijksdienst Oudheidkundig Bodemonderzoek;
  • 8. Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond.

Daarvan zijn de volgende reacties ontvangen:

Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond
Van de veiligheidsregio is geen reactie ontvangen.

Kamer van Koophandel Rotterdam
Bij brief van 16 juli 2010 heeft de Kamer van Koophandel een verlate overlegreactie ingestuurd. In haar brief onderschrijft de Kamer van Koophandel het feit dat het bestemmingsplan de mogelijkheid biedt om een beroep of kleinschalig bedrijf aan huis uit te oefenen. Volgens de Kamer van Koophandel wordt het beoefenen van kleinschalige bedrijvigheid aan huis in het bestemmingsplan ten onrechte beperkt voor activiteiten waarvoor geen melding- of vergunningplicht geldt op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer. De Kamer zou graag zien dat deze mogelijkheden worden verruimd tot bedrijvigheid in de categorie 1 en met binnenplanse ontheffing in categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Verder verzoekt de Kamer van Koophandel om ter voorkoming van overlastgevende situaties de specifieke gebruiksregels, m.b.t. de uitoefening van beroep of kleinschalig bedrijf aan huis, aan te vullen met het toestaan van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten aan huis voor zover deze geen nadelige gevolgen hebben voor de afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.

Tot slot vraagt de Kamer van Koophandel aandacht voor overlast van de ondernemers in het gebied tijdens de bouwwerkzaamheden. Geadviseerd wordt om de ondernemers in het gebied actief te benaderen en voorafgaand aan de bouwwerkzaamheden werfafspraken te maken.

Wij reageren als volgt:

Het bestemmingsplan biedt inderdaad de mogelijkheid om beroep of kleinschalig bedrijf aan huis uit te oefenen. Deze mogelijkheid is echter niet gekoppeld aan de Staat van Bedrijfsactiviteiten. In artikel 1 (zie onder 1.6) van de regels van het bestemmingsplan is bepaald dat aan-huis-gebonden beroepen alleen uitgeoefend mogen worden indien de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en het beroep een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie. Aangezien het hier niet om bedrijven gaat, maar om kleine kantoren of dienstverlenende bedrijven, kan hier geen koppeling gemaakt worden met de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Deze Staat bevat namelijk alleen bedrijven. Tevens bepaalt artikel 1 (zie onder 1.36) dat kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in een woning door de bewoner uitgevoerd mogen worden. Voorwaarden hierbij zijn:

  • 1. Voor deze bedrijfsmatige activiteit geldt geen meldings- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;
  • 2. De woning behoudt in overwegende mate zijn woonfunctie met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

Ook in dit geval is de mogelijkheid niet gekoppeld aan de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Naar onze mening biedt dit voldoende mogelijkheden voor het gebruik van woningen voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en is het opnemen van een Staat van Bedrijfsactiviteiten niet nodig. Hierbij wijzen wij nog op het feit dat het uitdrukkelijk de bedoeling van het bestemmingsplan is om slechts kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in woningen toe te staan, zodat het karakter van het plangebied behouden blijft. Het toestaan van bedrijven uit categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten past niet binnen deze bedoeling. Wanneer dergelijke bedrijven in woningen worden toegestaan, leidt dit tot ongewenste milieuhinder ter plaatse van woningen.

Resteert ons op te merken dat er een regulier en intensief overleg is tussen de gemeente en alle winkeliersverenigingen en ondernemers omtrent de ontwikkelingen in het gebied. Voorzitter van dat overleg in onze wethouder Centrum, de heer G.J. 't Hart.

De reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan.

Stedin
Van de Stedin is geen reactie ontvangen.

Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

Via de directeur-inspecteur regio Zuid-West heeft het ministerie van VROM bij brief van van 7 juni 2010 gereageerd. De volgende twee opmerkingen werden gemaakt:

  • 1. Uit de toelichting blijkt dat het plangebied gelegen is binnen het invloedsgebied van de Nieuwe Maas, waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Zoals gesteld in de toelichting is een verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk. Deze is nog niet bijgevoegd bij het voorontwerpbestemmingsplan. De directeur vertrouwt er op dat de verantwoording wel bij het ontwerpbestemmingsplan zal worden gevoegd.
  • 2. Uit de toelichting blijkt dat de geluidbelasting op de woningen die met het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt de voorkeurswaarde overschrijden. In dergelijke gevallen dient een procedure gevolgd te worden voor het verlenen van hogere geluidwaarden. De directeur-inspecteur maakt ons er op attent dat tegelijk met het ontwerpbestemmingsplan een ontwerpbesluit voor het verlenen van hogere geluidwaarden ter inzage dient te worden gelegd.

Wij reageren als volgt:

Ad 1. Naar aanleiding van de reactie hebben wij de volledige tekst van hoofdstuk 5.5 (Externe veiligheid) herschreven. Hoofdstuk 5.5 luidt thans als volgt:

Beleid en normstelling
Alle ruimtelijke plannen moeten worden getoetst aan het externe veiligheidsbeleid. Deze verplichting is voor wat betreft de risico's van bedrijven vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi6) en in de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRNVGS7) voor wat betreft het transport van gevaarlijke stoffen. De toetsing aan het externe veiligheidsbeleid moet worden uitgevoerd wanneer het plangebied gelegen is binnen het invloedsgebied van een risicobron.
Wanneer dit het geval is moet beoordeeld worden of het plan voldoet aan de grens c.q. richtwaarde van het plaatsgebonden risico van deze risicobron. Verder zal in dat geval het groepsrisico verantwoord moeten worden.
De DCMR Milieudienst Rijnmond heeft op verzoek van de gemeente Spijkenisse een inventarisatie gemaakt van alle risicovolle inrichtingen en transportroutes die invloed kunnen op het gemeentelijk grondgebied8. Deze inventarisatie vormt de basis voor het opstellen van een externe veiligheidsvisie voor de structuurvisie 2020 van Spijkenisse9.
In dit rapport is voor zowel de huidige situatie als de toekomstige situatie in 2020 overeenkomstig de structuurvisie een toetsing van alle plannen uitgevoerd aan de grens- en richtwaarde van het plaatsgebonden risico van de geïnventariseerde risicobronnen en is voor alle bronnen de omvang van het groepsrisico bepaald.

Toetsing aan het externe veiligheidsbeleid
Het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van de vaarroute de Oude Maas. Het invloedsgebied van deze route bedraagt 1500 meter en het plangebied ligt op ongeveer 950 meter van het water.
De plaatsgebonden contour van het transport met gevaarlijke stoffen ligt blijkens de voornoemde rapportage van DCMR op de oever van de vaarweg zelf. Het plangebied ligt dus ruim buiten de plaatsgebonden contour van de vaarweg.
Met de realisatie van maximaal 24 appartementen zal het groepsrisico ten aanzien van het transport over de Oude Maas toenemen omdat er zich (theoretisch) meer mensen bevinden in het invloedsgebied.
Uit de rapportage van de DCMR voor de externe veiligheidsvisie blijkt dat het groepsrisico van de vaarweg ruim onder de oriënterende waarde ligt (zie bladzijde 79 van de Externe veiligheidsvisie, deel 1). Bij deze berekening zijn de bekende toekomstige ontwikkelingen in Spijkenisse meegenomen, waaronder de realisatie van een extra aantal appartementen boven het complex “De Kopspijker”.
Ook met de realisatie van de appartementen blijft het groepsrisico dus sterk onder de oriënterende waarde. De toename van het groepsrisico door de realisatie van maximaal 24 appartementen zal gezien de afstand tot de vaarweg ook zeer beperkt zijn. Gezien het voorgaande wordt de (lichte) toename van het groepsrisico door de realisatie van de genoemde appartementen aanvaardbaar geacht.  

Ad 2. In het plan wordt de bouw van maximaal 24 appartementen bovenop de uitbreiding van het winkelcentrum “De Kopspijker” mogelijk gemaakt. Voor de bouw van deze appartementen is akoestisch onderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek blijkt dat voor de gezoneerde wegen in de omgeving voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde. Daarnaast zijn er ook een tweetal 30 km/uur wegen in de nabijheid van het complex gelegen. Deze zijn in het kader van de volledigheid ook akoestisch doorgerekend. Aangezien het 30 km/uur wegen betreft geldt er wettelijk geen geluidzones voor deze wegen en is het voorstel van hogere geluidwaarde niet aan de orde. Conclusie van het onderzoek is dat ten gevolge van het verkeer op de verschillende wegen er sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat aan de gevels van de appartementen. Het aspect wegverkeerslawaai staat de realisatie van de nieuwe appartementen dan ook niet in de

weg. Ook op het gebied van industrielawaai zijn er geen belemmeringen. Onderzoek heeft namelijk uitgewezen dat voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde voor industrielawaai. Het vaststellen van hogere waarden is om deze reden niet noodzakelijk.

Gezien het bovenstaande kunnen wij de reactie van directeur-inspecteur dan ook niet plaatsen. Wij vrezen dat er een misverstand in het spel is. Er wordt voldaan aan alle milieu-aspecten; er is sprake van een aanvaardbaar akoestisch klimaat, de voorkeurswaarde worden niet overschreden, op het gebied van wegverkeerslawaai kunnen de appartementen worden gerealiseerd worden en het volgen van een procedure hogere geluidwaarden is niet nodig.

Waterschap Hollandse Delta
Bij brief van 3 mei 2010 heeft het waterschap bericht dat het bestemmingsplan geen gevolgen heeft voor de waterhuishouding en voldoet aan de uitgangspunten voor waterkwantiteit en waterkwaliteit.

Provincie Zuid-Holland
Omdat op 3 juni j.l. van de provincie nog geen reactie was ontvangen is telefonisch contact opgenomen met de provincie. De provincie deelde mee dat de provincie akkoord is met het bestemmingsplan Centrum Kopspijker.

De binnengekomen reacties gaven, op de reactie van de VROM-inspectie na, geen aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen.

  • 6. Het Bevi is op 26 oktober 2004 van kracht geworden
  • 7. Staatscourant 4 augustus 2004, nr. 147
  • 8. Rapport "Externe Veiligheidsvisie Spijkenisse, deel 1" DCMR Milieudienst Rijnmond, december 2007"
  • 9. De externe veiligheidsvisie van Spijkenisse wordt opgesteld conform de handreiking "Leven met Risico's" die stand is gekomen door samenwerking van de provincie Zuid-Holland, de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond, de Stadsregio Rotterdam, de DCMR Milieudienst Rijnmond en een aantal gemeenten in het Rijnmondgebied waaronder Spijkenisse.