Plan: | Centrum Stadsplein |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0612.BP00019-4001 |
Beleid en normstelling
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken4 en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicovolle inrichtingen
Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) in werking getreden. Met het besluit wordt beoogd een wettelijke grondslag te geven aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten5. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR (zie hieronder) geldt daarbij als buitenwettelijke oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
In augustus 2004 is de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen in de Staatscourant gepubliceerd. In deze Circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de Circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de Circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht2). Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De Circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
In 2010 zal het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid (BTEV) worden vastgesteld. In dat Besluit en het bijbehorende basisnet worden veiligheidszones ten opzichte van de weg opgenomen waarbinnen geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. Daarnaast worden in de omgeving van deze transportroutes beperkingen opgelegd in verband met de mogelijke effecten van een optredende plasbrand. De huidige risiconormering ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen volgt uit de Circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen.
Onderzoek
Ten noorden van het plangebied bevindt zich een lpg-tankstation (op het perceel Noordeinde 70). De lpg-doorzet van dit tankstation bedraagt maximaal 1.000 m3 per jaar. Een dergelijk tankstation valt onder het Bevi. In de bijbehorende regeling (Revi) zijn afstanden voor het PR opgenomen. Voor nieuwe situaties dient uit te worden gegaan van een PR 10-6-contour van 45 m vanaf het vulpunt, waarbinnen geen kwetsbare en in principe ook geen beperkt kwetsbare objecten toelaatbaar zijn. Rond het ondergrondse reservoir en de afleverzuil dient rekening te worden gehouden met PR 10-6-contouren van respectievelijk 25 en 10 m. Daarnaast is sprake van een invloedsgebied voor het GR dat reikt tot een afstand van 150 m vanaf het vulpunt. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk binnen de genoemde afstanden.
In de directe omgeving van het plangebied is geen sprake van vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg of door buisleidingen. Wel blijkt uit het rapport 'Externe Veiligheidsvisie, deel 1' van de DCMR dat vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt over de Oude Maas. In het Basisnet water is zowel de Oude Maas als het Hartelkanaal opgenomen al transportroute voor gevaarlijke stoffen. De provincie Zuid-Holland hanteert voor de Oude Maas een invloedsgebied voor het GR van 1.500 m in verband met het transport van toxische stoffen over deze waterweg. Aangezien de minimale afstand van het plangebied tot de Oude Maas van ongeveer 750 m bedraagt, ligt het plangebied binnen het invloedsgebied voor het GR. Uit de eerder genoemde veiligheidsvisie van de DCMR blijkt dat het GR ruimschoots onder de oriënterende waarde ligt. Daarbij is rekening gehouden met de ontwikkelingen in het centrumgebied van Spijkenisse.
Verantwoording GR
Aangezien het plangebied binnen het invloedsgebied van de Nieuwe Maas ligt en het bestemmingsplan leidt tot een toename van de personendichtheden in het gebied, is een verantwoording van het GR noodzakelijk. Daarbij spelen de zelfredzaamheid van de in het gebied aanwezige personen en de bestrijdbaarheid in geval van een calamiteit een belangrijke rol. Omdat het GR relatief laag is, zal deze verantwoording van het groepsrisico beperkt van opzet zijn.
Conclusie
Het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid rond inrichtingen en het transport van gevaarlijke stoffen. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan niet in de weg.