direct naar inhoud van 7.5 Water
Plan: Maaswijk actualisering 2011
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0612.BP00013-4001

7.5 Water

De beleidscontext voor de visie op de ontwikkeling van het plangebied wordt gevormd door een aantal landelijke, provinciale en gemeentelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk zijn de meest relevante gemeentelijke beleidsaspecten op het gebied van riolering en waterhuishouding beknopt samengevat.

7.5.1 Beleidskader Europees en Rijksniveau

Europese Kaderrichtlijn Water

De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is een wettelijke richtlijn die tot doel heeft de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater binnen de EU-lidstaten te beschermen en te verbeteren. Ook is de richtlijn bedoeld om duurzaam gebruik van grond- en oppervlaktewater te bevorderen. De Kaderrichtlijn Water omvat een aantal al bestaande EU-richtlijnen op het gebied van waterkwaliteit. Nieuw aan de KRW is de expliciete aandacht voor een goede ecologische kwaliteit van oppervlaktewateren en de keuze om bij het waterbeheer het stroomgebied centraal te stellen.

De KRW schrijft voor dat alle Europese wateren in 2015 in een goede toestand verkeren. Wat een goede toestand is, hangt af van het type water en is omschreven aan de hand van doelen voor zowel de ecologische als de chemische kwaliteit van het water. Om de doelen te bereiken hebben de verschillende overheden (Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten) gezamenlijk maatregelen geformuleerd. Daarbij is niet alleen gekeken of de maatregelen technisch mogelijk zijn, maar ook of ze betaalbaar en dus werkelijk uitvoerbaar zijn.

In het plangebied Maaswijk zijn geen KRW-maatregelen aan de orde.

Vierde Nota Waterhuishouding

In de 'Vierde Nota Waterhuishouding' (NW4), vastgesteld in december 1998, is het rijksbeleid inzake de waterhuishouding geformuleerd. De hoofddoelstelling hiervan luidt:

“Het hebben en houden van een veilig en bewoonbaar land en het in stand houden en versterken van gezonde, veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd.”

De belangrijkste speerpunten van het beleid zijn:

  • Vergroten van samenhang en betrokkenheid.
    Hierbij verschuift het accent van het repareren van schade naar het scheppen van ruimte voor nieuwe ontwikkelingen.
  • Het vergroten van de veerkracht .
    Dit wil zeggen dat gebieden zelfvoorzienend en systemen zelfregulerend worden gemaakt.
  • Gebiedsgericht beleid.
    Problemen worden zoveel mogelijk in samenwerking met betrokkenen en daarmee lokaal en regionaal opgelost en er wordt ruimte geboden voor gebiedsgericht beleid. Bij aanleg van infrastructuur en grootschalige stadsuitbreidingen (welke aantasting van het waterhuishoudkundig systeem betekenen) wordt gestreefd naar mitigatie of (indien onvoldoende) compensatie van deze systemen.
  • Anders omgaan met normen.
    De normen uit het NW3 zijn aangepast, zodat er een eenduidige beoordeling van water- en waterbodemkwaliteit mogelijk is en dat er rekening kan worden gehouden met de lokale natuurlijke achtergrond.
  • Herstel van watersystemen.
    Er vindt een combinatie plaats van fysieke herstelmaatregelen, aanpak van de diffuse verontreinigingen en het saneren van vervuilde waterbodems. Het motto is: herstel waar nodig, ontwikkelen waar mogelijk.

Deze beleidsnota heeft geen directe invloed op het onderhavige bestemmingsplan Maaswijk.

Nationaal Bestuursakkoord Water

Met het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) hebben de overheden (Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten) in 2003 afspraken gemaakt om gezamenlijk het watersysteem in Nederland op orde te brengen en te houden. De focus lag daarbij sterk op waterkwantiteit (wateroverlast). In 2008 is het NBW geactualiseerd naar aanleiding van de uitwerking van de Europese Kaderrichtlijn Water en het uitkomen van nieuwe klimaatscenario's. Met de actualisatie zijn de thema's watertekort, waterkwaliteit en ecologie op de agenda gekomen.

Om ervoor te zorgen dat water van meet af aan wordt meegenomen bij ruimtelijke plannen en besluiten wordt het watertoetsproces doorlopen. Het watertoetsproces is een van de belangrijkste instrumenten om gezamenlijk de opgaven van de NBW te realiseren. Het watertoetsproces is het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Initiatiefnemer en waterbeheerder werken vanuit hun eigen verantwoordelijkheid samen aan een ruimtelijke plan of besluit. De resultaten van het watertoetsproces worden vastgelegd in de waterparagraaf van het ruimtelijk plan of besluit.

Een belangrijk thema in het NBW is de stedelijke wateropgave. De stedelijke wateropgave bestaat uit het aanpakken van wateroverlast door overstromend oppervlaktewater, wateroverlast in relatie tot de rioolcapaciteit, de aanpak van grondwateroverlast en het voldoen aan de doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water.

In deze toelichting is de waterparagraaf opgenomen als paragraaf 7.5 (Water) in hoofdstuk 7 (Algemene realiserings- en uitvoeringsaspecten).

Waterwet

Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. In de Waterwet zijn alle vergunningen betreffende 'water'opgenomen. Met de Waterwet zijn Rijk, waterschappen, gemeenten en provincies beter uitgerust om wateroverlast, waterschaarste en waterverontreiniging tegen te gaan. Ook voorziet de wet in het toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart, drinkwatervoorziening, landbouw, industrie en recreatie. Afhankelijk van de functie worden eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het watersysteem. Met het van kracht worden van de Waterwet is de Keurvergunning van het waterschap opgegaan in de Watervergunning. Met deze vergunning, kunnen alle wateronderdelen van een project in één vergunning aangevraagd worden.

7.5.2 Provinciaal en Regionaal beleid

Beleidsplan Milieu en Water 2000

Met het Beleidsplan Milieu en Water 2000 – 2004 (BMW) zet de provincie Zuid-Holland een nieuwe stap in het milieu- en waterbeleid. In plaats van saneren en beheren richt de provincie zich vooral op het voorkómen van milieu- en waterproblemen. Zij doet dit door voorwaarden te stellen aan ruimtelijke en economische ontwikkelingen. Deze moeten duurzaam zijn en rekening houden met de kwaliteit van de leefomgeving. De provincie wil hieraan werken door samen met Zuid-Hollandse over heden, marktpartijen en maatschappelijke organisaties een groot aantal activiteiten uit te voeren.

In het kader van het thema "Vitaal stedelijke gebied" worden voor het realiseren van water, natuur en recreatie in en om de stad als relevante beleidsspeerpunten genoemd:

  • toename aan bergend vermogen van het stedelijke gebied en de stadsranden;
  • diffuse verontreinigingen saneren in bestaand en nieuw stedelijk gebied;
  • de belevingswaarde van water in de stad vergroten door het water zichtbaar te maken.

Ontwerp Deelstroomgebiedsvisie Zuid-Holland Zuid

De deelstroomgebiedsvisie is voor Voorne-Putten grotendeels gebaseerd op de Waterstructuurvisie Voorne-Putten. Spijkenisse maakt onderdeel uit van het streefbeeld "eilanden", waarbij de wateropgave gericht is op kansen voor waterberging gekoppeld aan oppervlaktewaterzuivering en aan het krekensysteem. Tevens is er kans voor het realiseren van geïsoleerde brakwatergebieden.

Waterstructuurplan Voorne-Putten

De waterbeheerders hebben in het kader van de afstemming met het ruimtelijke beleid en de ruimtelijke wateropgave een waterstructuurplan opgesteld, waarbij rekening houdend met klimaatverandering de visie op het watersysteem tot 2050 is aangegeven, met een vertaling naar de middellange termijn (2015). Tevens zijn functiegeschiktheidskaarten voor diverse grondgebruiksfuncties opgesteld.

Waterbeheerplan Hollandse Delta 2009 - 2015

In het waterbeheerplan 2009 - 2015 (2008) staat hoe waterschap Hollandse Delta het waterbeheer in het werkgebied in de komende jaren wil uitvoeren. Daarbij gaat het om betaalbaar waterbeheer met evenwichtige aandacht voor veiligheid, waterkwaliteit, waterkwantiteit, duurzaamheid én om het watersysteem als onderdeel van de ruimtelijke inrichting van ons land. Het waterbeheerplan beschrijft de uitgangspunten voor het beheer, de ontwikkelingen die de komende jaren verwacht worden en de belangrijkste keuzen die het waterschap moet maken. Daarnaast geeft het waterbeheerplan een overzicht van maatregelen en kosten. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan.

Voor het afvoeren van hemelwater van verhard oppervlak groter dan 250 m² naar open water, dient ontheffing te worden aangevraagd op grond van de Keur. Wanneer de toename aan verhard oppervlak groter is dan 250 m² is het beleid van het waterschap om 10% van de toename te compenseren in de vorm van open water.

7.5.3 Gemeentelijk beleid

Waterstructuurplan Spijkenisse (06-04-2005)

In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is afgesproken dat de gemeenten tussen 2003 en 2006 op grond van de stedelijke wateropgave en rekeninghoudend met de reeds beschikbare (stroom)gebiedsvisie, eigen waterplannen opstellen. Om uitvoering te geven aan dit akkoord heeft de gemeente samen met de waterbeheerders in het gebied een waterstructuurplan opgesteld voor het gemeentelijk grondgebied binnen de hoofdwaterkeringen.

De analyse van het waterstructuurplan geeft aan dat het huidige watersysteem in Spijkenisse knelpunten kent. Zonder maatregelen zal in het licht van klimaatverandering, zeespiegelrijzing en bodemdaling, alsmede verdere verstedelijking, deze situatie verergeren.

Gemeentelijk Rioleringsplan Spijkenisse 2009 – 2013

In het tweede en derde Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) lag het accent vooral op het realiseren van de zogenaamde “basisinspanning” waarmee een vuilemissiereductie van 50% diende te worden bereikt van overstortend rioolwater op oppervlaktewater. De maatregelen vonden hun basis in het uitvoeren van een tweesporenbeleid. Enerzijds werd het maatregelenpakket in het kader van het emissiespoor (riolering) uitgevoerd, anderzijds moest dit bereikt worden door het uitvoeren van maatregelen in het kader van het waterkwaliteitsspoor (oppervlaktewater). Deze laatstgenoemde maatregelen waren overigens ondergebracht in het Stedelijk Waterplan Spijkenisse welke in samenwerking met de waterbeheerders onder de vlag “IJsvogelprojecten” werden uitgevoerd. Doel was het bereiken van biologisch gezond oppervlaktewater in het stedelijk gebied van Spijkenisse. Inmiddels is het volledige maatregelenpakket uitgevoerd en is uit een grootschalig, door het waterschap Hollandse Delta, uitgevoerd onderzoek naar voren gekomen dat de kwaliteit van het stedelijk water een aanzienlijke verbetering heeft ondergaan en dat gesproken kan worden van een succesvol verlopen uitvoeringsprogramma.

In het vigerende en eerste “verbrede” GRP 2009 – 2013 wordt verder invulling gegeven aan het terugdringen van de vuillast op oppervlaktewater door het afkoppelen van verhard oppervlak van de riolering en de afvoer naar het oppervlaktewater. Bovendien dragen de in het GRP opgenomen KRW-maatregelen hun steentje bij om de kwaliteit van het oppervlaktewater nog verder te verbeteren. Daarnaast wordt in het kader van de wet “Verankering en bekostiging van gemeentelijke watertaken” aandacht besteed aan de gemeentelijke zorgplicht voor grondwater. In deze planperiode zal een peilbuizen meetnet worden opgezet en zal uit inventarisatie moeten blijken op welke plaatsen binnen het stedelijk gebied knelpunten te verwachten zijn.

7.5.4 Watertoets en waterbeheer

Vanaf 1 november 2003 is de watertoets wettelijk van toepassing. Het betreft een procedure waarbij de initiatief nemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over de waterhuishoudkundige aspecten van de ruimtelijke plannen. De watertoets heeft als doel het voorkomen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied van de wijk Maaswijk ligt binnen het beheergebied van het waterschap Hollandse Delta te Ridderkerk welke verantwoordelijk is voor zowel het waterkwantiteits- als het waterkwaliteitsbeheer.

In het Waterstructuurplan dat in samenwerking met de waterbeheerders is opgesteld voor het stedelijk gebied van Spijkenisse komt Maaswijk niet als een probleemgebied naar voren en worden tot 2050 geen maatregelen voorgesteld voor het graven van extra waterberging. Wel stelt het waterschap bij uitbreiding van de bebouwing in het stedelijk gebied normaal gesproken de voorwaarde dat bij een toename van het afvoerend verhard oppervlak (verschil tussen de bestaande en de nieuwe situatie) 10 % hiervan als extra m² wateroppervlak gecompenseerd dient te worden. Rioleringtechnisch gezien wordt er bij de uitbreiding van bebouwing gestreefd naar het zoveel mogelijk afkoppelen van verhard oppervlak van de riolering.

Conform het Stedelijk Waterplan en het beleid van de waterbeheerders zullen nieuw te graven watergangen met zowel een bodembreedte als een waterdiepte van minimaal 1 meter worden uitgevoerd. Tevens zullen stilstaande, niet doorspoelbare waterlopen worden vermeden en zullen oevers daar waar mogelijk natuurvriendelijk worden ingericht.

Binnen het plangebied bevinden zich een aantal hoofdwatergangen. Op de verbeelding zijn de watergangen bestemd als 'Water'. Voor hoofdwatergangen geldt aan beide zijden een beschermingszone van 5,00 meter gerekend vanuit de insteek van de watergang.

In zijn algemeenheid geldt dat voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingssysteem op grond van de "Keur" een Watervergunning dient te worden aangevraagd bij het waterschap Hollandse Delta. Dit geldt bijvoorbeeld voor de aanleg van duikers of stuwen, maar ook voor het graven van nieuwe watergangen. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit van het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast of dat de berging of aan- en afvoer van water gehinderd wordt.