direct naar inhoud van 4.14 Ecologie
Plan: Het Plaatje
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0610.bp13hetplaatje-3002

4.14 Ecologie

In deze paragraaf is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen het bestemmingsplan mogelijk maakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente, en het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald.

Bestaande situatie

Het plangebied (bedrijventerrein) is grotendeels verhard. Langs de kade aan de noordzijde staan wel enkele bomen en struiken en ligt wat grasland. Langs de binnenzijde van de dam ligt een rietoever. Ook staan er wat containers. Het perceel naast Baanhoek 38 bestaat voornamelijk uit grasland.

Beoogde ontwikkelingen

De werkzaamheden in het plangebied betreffen:

  • sloopwerkzaamheden;
  • kappen van bomen en verwijderen beplanting;
  • verwijderen rietoever;
  • grondwerkzaamheden (bouwrijp maken);
  • bouwwerkzaamheden.

Toetsingskader

Beleid

De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt, de PEHS.

Normstelling

Flora- en faunawet

Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie de volgende interpretatie van artikel 11:

De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:

Nesten die het hele jaar door zijn beschermd

Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.

  • 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
  • 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
  • 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
  • 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).

Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd

In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.

  • 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen soms wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.

De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

Natuurbeschermingswet 1998

Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:

  • a. door de minister van EL&I (voormalig Ministerie van LNV) aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
  • b. door de minister van EL&I (voormalig Ministerie van LNV) aangewezen beschermde natuurmonumenten;
  • c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.

De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de Minister van EL&I). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een staats- of beschermd natuurmonument of Natura 2000-gebied. Het Natura 2000-gebied Biesbosch, tevens EHS, is op 1 km van het plangebied gelegen.

Het plangebied is niet gelegen in de PEHS. Direct ten zuiden van het plangebied ligt wel de PEHS, de Beneden Merwede. De ingrepen in het plangebied leiden niet of nauwelijks tot een ander gebruik van het bedrijventerrein en leiden daardoor niet tot verstoring van de PEHS.

afbeelding "i_NL.IMRO.0610.bp13hetplaatje-3002_0002.png"

Figuur 4.1 Ligging plangebied (rood) ten opzichte van PEHS (blauw en groen) en Natura 2000-gebied (groen gearceerd)

Soortenbescherming

De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen (www.ravon.nl, www.waarneming.nl), waarin de waarnemingen zijn aangegeven. Via het Natuurloket (www.natuurloket.nl) kan een indicatie worden verkregen van de beschikbaarheid van soortengegevens bij verschillende Particuliere Gegevensbeherende Organisaties (PGO's). In het betreffende kilometerhok X111/Y426 is niet tot slecht onderzoek gedaan naar de onderstaande soortgroepen. De gemeente heeft daarom veldonderzoek laten uitvoeren (zie Bijlage 17).

Planten

Het plangebied is grotendeels verhard en herbergt slechts plantensoorten van zeer voedselrijke groeiplaatsen. Bijzondere (Rode Lijst) plantensoorten zijn, vanwege dit voedselrijke karakter, niet aanwezig. De in het plangebied aanwezige flora beperkt zich tot enkele in Nederland zeer algemene plantensoorten. Mogelijk dat in het gebied en op het perceel naast Baanhoek 38 (nieuwe woning) beschermde soorten groeien die afkomstig zijn uit particuliere tuinen (grote kaardenbol, gele helmbloem, kleine maagdenpalm).

Vogels

De struwelen en ruigtes vormen het leefgebied voor verschillende soorten struweelvogels zoals merel, zanglijster, houtduif, roodborst, winterkoning, heggenmus, zwartkop en tjiftjaf. De gebouwen bieden broedgelegenheid aan soorten als huismus, spreeuw en kauw. De oevers en met name de rietoever vormen het broedgebied voor meerkoet, wilde eend, waterhoen, rietgors en rietzanger. 's Winters zijn mogelijk waterral en roerdomp aanwezig in de rietoever.

Zoogdieren

Binnen het plangebied hebben veldmuis en mol vaste rust-, verblijfs- en voortplantingsplaatsen. In de ruigtes en tuinen komen mogelijk ook andere licht beschermde soorten voor zoals bosspitsmuis, huisspitsmuis en egel.

Uit het veldonderzoek blijkt dat het bedrijventerrein en de directe omgeving een marginaal foerageergebied voor de gewone dwergvleermuis vormt. Boven de Merwede is de meervleermuis vastgesteld. Het is niet aannemelijk dat er op de vleermuizen effecten gaan ontstaan aangezien belangrijk foerageergebied ontbreekt en er geen vaste rust en verblijfplaatsen voorkomen. Vanwege het ontbreken van opgaande beplanting heeft het perceel naast Baanhoek 38 geen bijzondere functie voor vleermuizen.

Amfibieën

Het open water binnen het plangebied en langs de randen vormt het leefgebied van middelste groene en bruine kikker en gewone pad. Bruine kikker en gewone pad gebruiken groenvoorzieningen en tuinen om in te overwinteren.

Vissen

De Beneden Merwede vormt het leefgebied van vele vissoorten waaronder ook beschermde soorten (rivierdonderpad, meerval). De rietoever is mogelijk paaigebied voor de vissen. Tijdens het veldonderzoek zijn in het gebied geen beschermde vissen aangetroffen. De kans hierop wordt ook niet aannemelijk geacht, aangezien er ontbrekende factoren zijn voor het voorkomen van beschermde vissen.

Overige soorten

Het plangebied is ongeschikt als biotoop voor beschermde reptielen en insecten (vlinders, sprinkhanen en libellen). De genoemde beschermde soortengroepen stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan.

In tabel 4.3 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.

Tabel 4.3 Beschermde soorten in het plangebied en het beschermingsregime

Vrijstellings-
regeling Ffw  
tabel 1     grote kaardenbol, gele helmbloem, kleine maagdenpalm

egel, mol, veldmuis, gewone bosspitsmuis en huisspitsmuis

middelste groene en bruine kikker en gewone pad  
Ontheffingsrege-
ling Ffw  
tabel 2     geen  
  tabel 3   bijlage 1 AMvB   geen  
    bijlage IV HR   alle vleermuizen  
  vogels   cat. 1 t/m 4   gierzwaluw en huismus  

Toetsing

Gebiedsbescherming

Het plangebied is niet gelegen in de PEHS of een Natura 2000-gebied. Directe effecten kunnen dan ook worden uitgesloten.

Direct ten zuiden van het plangebied ligt wel de PEHS, de Beneden Merwede. De ontwikkelingen in het plangebied leiden niet of nauwelijks tot een ander gebruik van het bedrijventerrein en de al reeds druk bevaren waterweg en leiden daardoor niet tot verstoring of aantasting van de PEHS. Ook de realisatie van één woning leidt niet tot negatieve effecten op het functioneren van de PEHS.

Circa 1 km ten zuidoosten van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied De Biesbosch, tevens PEHS. De realisatie van de woning naast Baanhoek 38 heeft geen effecten op dit gebied. De vestiging van de nieuwe bedrijven leidt tot een beperkte geluidtoename en toename van het aantal vaarbewegingen op de Beneden Merwede, langs De Biesbosch. In de huidige situatie vinden al scheepvaartbewegingen naar het industrieterrein Kerkerak Molendijk plaats. De nieuwe bedrijvigheid leidt mogelijk tot een beperkt aantal extra scheepvaartbewegingen. Op het totaal aantal vaarbewegingen is deze toename zeer beperkt; de toename leidt niet tot een merkbare extra verstoring of aantasting van De Biesbosch. Negatieve effecten op het Natura 2000-gebied door de nieuwe activiteiten op Het Plaatje kunnen dan ook worden uitgesloten.

Soortenbescherming

De herinrichting van het plangebied kan leiden tot aantasting en verstoring van beschermde dier- of plantensoorten.

  • Er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1-soorten van de Ffw omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
  • De aantasting en verstoring van broedvogels dient te worden voorkomen door werkzaamheden buiten het broedseizoen (van 15 maart tot en met 15 juli) te laten starten. Na afloop van de werkzaamheden kunnen de broedvogels wederom gebruikmaken van de omgeving van het plangebied.
  • Bij het slopen van gebouwen (ten behoeve van de ontsluitingsweg) dient de aanwezigheid van in functie zijnde nesten van broedvogels te worden vastgesteld (hetgeen aan de hand van veldonderzoek moet worden vastgesteld). Dit onderzoek wordt voorafgaand aan de omgevingsvergunning uitgevoerd. Indien deze nesten worden aangetroffen, wordt in de omgeving zorg gedragen voor vogelvriendelijke maatregelen (bijvoorbeeld nestkasten).

Conclusie

  • De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie Zuid-Holland ten aanzien van de EHS zullen de genoemde planontwikkeling niet in de weg staan.
  • Voor de Flora- en faunawet geldt dat de planwerkzaamheden buiten het broedseizoen (15 maart t/m 15 juli) opgestart dienen te worden.
  • Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen: de nesten van onder andere huismus en gierzwaluw zijn jaarrond beschermd. Nader onderzoek naar deze soorten in gebouwen is noodzakelijk en zal voorafgaand aan de omgevingsvergunning worden uitgevoerd. Zo nodig worden maatregelen getroffen in de omgeving met vogelvriendelijke eigenschappen zoals het plaatsen van nestkasten.
  • Door veldonderzoek is aangetoond dat beschermde vissen niet voorkomen en het gebied niet geschikt is voor deze soorten. Voor vleermuizen is door veldonderzoek aangetoond dat er op vleermuizen geen effecten ontstaan aangezien belangrijk foerageergebied ontbreekt en er geen vaste rust en verblijfplaatsen voorkomen.
  • Op het perceel naast Baanhoek 38 komen slechts algemeen voorkomende, licht beschermde soorten voor. Nader onderzoek op deze locatie is niet noodzakelijk.
  • Met inachtneming van de genoemde voorwaarden zal de Flora- en faunawet de uitvoering van het plan niet in de weg staan.