direct naar inhoud van 4.10 Externe veiligheid
Plan: Het Plaatje
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0610.bp13hetplaatje-3002

4.10 Externe veiligheid

Normstelling en beleid

Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken3 en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten4. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR (zie hieronder) geldt daarbij als buitenwettelijke oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

De Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen bevat het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht5. De Circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Momenteel werkt de rijksoverheid aan de vaststelling van een zogenaamd basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. In het basisnet zullen routes waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd zoveel mogelijk worden gescheiden van dichtbevolkte gebieden. Langs routes zullen daarom ruimtelijke reserveringen gaan gelden.

Onderzoek

Door de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid is onderzoek uitgevoerd naar het aspect externe veiligheid (zie Bijlage 11). In deze paragraaf wordt een beschrijving gegeven van de resultaten en conclusies.

Risicovolle inrichtingen

Op het industrieterrein Baanhoek bij Dordrecht is de BRZO-inrichting Du Pont gelegen. De PR 10-6-contour van dit bedrijf reikt niet tot het plangebied, maar ligt binnen de eigen terreingrenzen. Wel is het plangebied gelegen binnen het invloedsgebied (de PR 10-8-contour) van Du Pont. In het kader van de aanpassing van de milieuvergunning voor Dupont zijn nieuwe risicoanalyses opgesteld. Hieruit blijkt dat het plangebied bij revisie van de vergunning buiten de PR 10-8-contour valt. Daarmee kan dit bedrijf bij de planvorming verder buiten beschouwing blijven. Ten aanzien van het bedrijf is sprake van een lichte overschrijding van de oriëntatiewaarde. Gesteld kan worden dat de vaststelling van het voorliggend bestemmingsplan slechts een beperkte bijdrage heeft op de hoogte van het GR. Bij de beoogde bedrijven zal de personendichtheid relatief laag zijn. Overigens is de vestiging van bedrijven binnen het plangebied reeds toegestaan op grond van het vigerende bestemmingsplan, waardoor er juridisch-planologisch gezien geen sprake is van een bijdrage.

Binnen het plangebied is een propaantank met een inhoud van 3 m³ aanwezig bij het bedrijf IHC. De PR 10-6-contour ligt op 35 m en is binnen de terreingrenzen van deze inrichting gelegen. De effectafstand 1% letaliteit bedraagt 65 m. Deze cirkel loopt weliswaar buiten de inrichtingsgrens, maar loopt daar alleen over water. Er zijn vanuit deze risicobron dus geen belemmeringen voor het plangebied.

Binnen het plangebied worden in principe geen nieuwe Bevi-inrichtingen toegelaten vanwege de ongewenste externe veiligheidsrisico's die dergelijk bedrijven met zich mee kunnen brengen.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Ten zuiden van het plangebied worden gevaarlijke stoffen vervoerd over de Beneden Merwede. Met het oog op het in ontwikkeling zijnde Basisnet vervoer van gevaarlijke stoffen, moet langs de Beneden Merwede rekening worden gehouden met een plasbrand aandachtzone van 25 m vanaf de waterlijn van de Beneden Merwede waarbinnen realisatie van nieuwe kwetsbare objecten zoveel mogelijk voorkomen moet worden. Bij de planontwikkeling zijn geen kwetsbare objecten binnen dit aandachtsgebied geprojecteerd. Dit is ook in het bestemmingsplan geborgd. De Beneden Merwede wordt in dit verband beschouwd als een belangrijke transportas voor het vervoer van gevaarlijke stoffen per binnenvaart (categorie belangrijke binnenvaarweg). Bij planontwikkelingen langs dergelijke vaarwegen dient een GR-berekening en -verantwoording plaats te vinden ingeval er sprake is van populatiedichtheden van 2.250 personen per hectare (bij enkelzijdige bebouwing). Op verzoek van de VROM-Inspectie is door de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid toch een aanvullende risicoanalyse opgesteld (zie Bijlage 11). Uit dit onderzoek blijkt dat ook met het toekomstige Basisnet de PR 10-6-contour niet over het plangebied ligt. Tevens wordt geconcludeerd dat van GR geen sprake is en het GR derhalve niet verantwoord hoeft te worden.

In de omgeving van het plangebied worden geen gevaarlijke stoffen vervoerd over het spoor of door leidingen. Over de Molendijk ter hoogte van het plangebied vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats met name van en naar de A15. Het gaat hierbij om incidenteel vervoer van routeplichtige gevaarlijke stoffen (propaan) naar enkele lokale bestemmingen. Het vervoer van de overige, minder gevaarlijke stoffen zal ook relatief gering zijn gelet op het beperkt aantal mogelijke bestemmingen die via de Molendijk bereikt kunnen worden. Exacte vervoerscijfers hiervoor ontbreken echter. Het vervoer over de A15 vindt op circa 500 m van het plangebied plaats. Dit ligt ruim buiten het invloedsgebied van 200 m van deze weg voor het GR. Er is derhalve geen sprake van externe veiligheidsrisico's als gevolg van het wegvervoer gevaarlijke stoffen welke hun invloed in het plangebied doen gelden.

Gezien het type bedrijven die zijn gevestigd of zich gaan vestigen op Het Plaatje zal er geen sprake zijn van enig relevant risico van vervoer van gevaarlijke stoffen. De brandbare gassen, die de bedrijven gebruiken bij hun bedrijfsprocessen, zullen veelal in (gas)flessen aangevoerd worden. Hieraan zijn geen relevante risico's verbonden. De aanvoer van gassen in tankauto's zal beperkt zijn. In PGS 3 staan drempelwaarden vermeld voor transporten waarboven sprake is van relevantie voor het plaatsgebonden risico of het groepsrisico. Deze drempelwaarden zullen bij lange na niet worden bereikt bij het transport van gevaarlijke stoffen van en naar Het Plaatje.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg. Binnen het plangebied wordt voldaan aan de grenswaarde voor het PR. Ontwikkelingen binnen het plangebied (bedrijfsactiviteiten en nieuwe woning naast Baanhoek 38) hebben niet of nauwelijks gevolgen voor de hoogte van het GR. Zodoende wordt nadere kwantificering en verantwoording van het GR niet nodig geacht.