direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Staatsliedenbuurt
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0610.bp08Staatsliedenb-3001

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Voor de Staatsliedenbuurt is in de periode 2016-2020 een vernieuwing van de woningvoorraad en de openbare ruimte voorzien. De Staatsliedenbuurt is gebouwd in de jaren vijftig, vlak na de oorlog toen er een groot tekort was aan betaalbare woningen. De buurt bestaat uit 540 woningen, waarvan 428 sociale huurwoningen in bezit en beheer zijn bij Tablis Wonen. De overige woningen in de wijk zijn koopwoningen. De 428 sociale huurwoningen zijn onderverdeeld in144 eengezinswoningen en 284 duplexwoningen. De huurprijzen zijn relatief laag: een groot pluspunt voor veel bewoners.

De indeling van de wijk en de woningen in de Staatsliedenbuurt zijn verouderd en voldoen niet meer aan de kwaliteit die van een woonwijk gevraagd wordt. De staat van veel huizen is niet goed en de openbare ruimte kent diverse knelpunten. Om te zorgen dat de wijk toekomstbestendig wordt is de aanpak van problemen in de wijk onvermijdelijk.

Tablis Wonen en de gemeente vinden het belangrijk om de wijk een toekomst te geven en hebben draagvlak in de wijk gezocht voor de ontwikkeling van een gezamenlijke visie. Dit heeft geresulteerd in de zogenaamde Wijkvisie (2013), waarin een richting is gegeven aan het verbeterproces op de korte en langere termijn. Tablis Wonen wil in 2016 starten met de concrete uitvoering.

De in totaal 540 woningen in de wijk geven een thuis aan ruim duizend Sliedrechters. De ruim duizend inwoners van de Staatsliedenbuurt laten zich niet in 1 hokje plaatsen. De wijk is een thuis voor 55 +ers, jongeren tussen de 18 en 22 jaar en alles wat daartussen zit. De buurt is fysiek gezien daarentegen homogeen te noemen. Over een lange periode is het aanbod meergezinswoningen in de sociale huursector dominant geworden. Uiteenlopende negatieve ontwikkelingen en bestaande problemen, ambities en veranderende wensen van bewoners hebben ertoe geleid dat de opgave van de Staatsliedenbuurt zeer divers in aard en omvang is. Op hoofdlijnen moeten er veranderingen plaatsvinden in de woningvoorraad, de woningkwaliteit en de openbare ruimte, om de Staatsliedenbuurt toekomstbestendig te maken.

Beleidsmatige achtergrond

Op 19 mei 2008 heeft de raad de Woonvisie Sliedrecht vastgesteld. Daarin waren de herstructurering van het bezit van Tablis Wonen in de Oude Uitbreiding West, Karekietstraat en Staatsliedenbuurt opgenomen. Na de aanpak van de Oude Uitbreiding West en Karekietflat is nu de Staatsliedenbuurt aan de beurt. Tablis Wonen, initiatiefnemer van deze vernieuwing, wil in samenspraak met de andere stakeholders (bewoners, gemeente), een vernieuwde wijk tot stand te brengen, die zich weer kan richten op de toekomst en die aansluit bij de woon- en leefstijl van de huidige en toekomstige bewoners. Tablis Wonen heeft voor de Staatsliedenbuurt een doelstelling om een woningvoorraad te hebben die zowel kwalitatief als kwantitatief aansluit bij de wensen en eisen van de huidige en toekomstige huurders.

Tablis Wonen en de gemeente Sliedrecht hebben voor de Staatsliedenbuurt al een Intentieovereenkomst gesloten, waarvan de raad op 15 maart 2011 in kennis is gesteld. In vervolg daarop heeft de gemeenteraad gemeentelijke kaders voor de herstructurering in de vorm van een Startnotitie vastgesteld op 9 december 2014.

1.2 Ligging plangebied

De Staatsliedenbuurt bevindt zich binnen de bestaande bebouwingsstructuur van de gemeente Sliedrecht. De buurt ligt ingeklemd tussen groene elementen, die deel uitmaken van de hoofdgroenstructuur, namelijk aan de westzijde door de begraafplaats, in het noorden door de groenzone langs de rijksweg A15, in het oosten door de sportvelden en sociale moestuin. Het gebied waarop dit bestemmingsplan van toepassing is, beslaat slechts dat deel van de Staatsliedenbuurt waar sloop en nieuwbouw aan de orde is. De te renoveren woningen vallen binnen het bestemmingsplan Woongebied Sliedrecht. In de Staatsliedenbuurt bestaat de groenstructuur uit de De Savornin Lohmanlaan met het park, de Cort van der Lindenlaan en het Februariplantsoen.

De wijk ligt centraal tussen het centrum van Sliedrecht en de A15 en op loopafstand van vele voorzieningen, zoals winkels, de huisarts en sportvelden. In de Staatsliedenbuurt zelf zijn geen andere voorzieningen dan Catalpa Kindcentrum De Krullevaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0610.bp08Staatsliedenb-3001_0001.jpg"

Afbeelding: situering van het plangebied tussen de Thorbeckelaan en de Cort van der Lindenlaan

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Hierbij is het per 1 januari 2010 verplicht om plannen digitaal vast te stellen en beschikbaar te stellen. Verder stelt de nieuwe Wro dat bestemmingsplannen verplicht zijn voor het hele gemeentelijke grondgebied. Daarnaast moeten deze plannen elke 10 jaar opnieuw worden vastgesteld. (actualiseringsplicht).

De voorziene nieuwbouw van de Staatsliedenbuurt is in strijd met de vigerende bestemmingsplan 1e herziening Bestemmingsplan Woongebied, vastgesteld 4 juni 2013. Het bestemmingsplan Staatsliedenbuurt herziet het vigerende bestemmingsplan, uiteraard voor zover dit plan samenvalt met het plangebied van het onderhavig bestemmingsplan. Met onderhavig bestemmingsplan wordt een actuele en uniforme regeling verkregen voor een nieuw te realiseren onderdelen van de Staatsliedenbuurt .

1.4 Plansystematiek

In essentie biedt het bestemmingsplan Staatsliedenbuurt het juridisch-planologische kader voor de herontwikkeling van een deel van het gelijknamige woongebied, alwaar sloop en herbouw plaatsvinden. Aan de ene kant dient het bestemmingsplan bouwplannen mogelijk te maken en dus de nodige flexibiliteit te bieden. In de uitwerking van zowel stedenbouwkundige plannen als van bouwplannen kunnen immers om redenen van plankwaliteit, efficiency, kosten of anderszins nog zaken wijzigen. Aan de andere kant dient echter ook het kwaliteitsniveau zoals dat in het stedenbouwkundig plan is opgenomen op een juiste manier worden vastgelegd. Het bestemmingsplan mag geen belemmering zijn voor het realiseren van de beoogde kwaliteit en inrichting, maar is er juist op gericht om met de nodige flexibiliteit een kwalitatief hoogwaardig woongebied mogelijk te maken.


Tablis Wonen bezit in de Staatsliedenbuurt in totaal 428 woningen. Met de vernieuwing wordt beoogd om het gehele bezit een betere woonkwaliteit te geven, zowel van de woningen als van de openbare ruimte. Daarvoor worden woningen gesloopt, vindt renovatie en nieuwbouw plaats. De sloop betreft een groot gedeelte van de woningen tussen de De Savornin Lohmanlaan en de Talmastraat, dit met uitzondering van een gedeelte van de woningen tussen de Dr. Kuyperstraat en de Troelstralaan. De woningen ten oosten van de Talmastraat worden gerenoveerd. Het plangebied dat betrekking heeft op de renovatie van circa 40 woningen tussen de Dr. Kuyperstraat en de Troelstralaan valt binnen de plangrenzen van dit bestemmingsplan. Het plangebied dat betrekking heeft op de renovatie van circa 128 woningen ten oosten van de Talmastraat valt buiten de plangrenzen van dit bestemmingsplan. De renovatie van zowel de woningen als de openbare ruimte past namelijk binnen de contouren van het vigerende bestemmingsplan 1e herziening Bestemmingsplan Woongebied.

In het plangebied ten westen van de Talmastraat worden maximaal 200 nieuwbouw woningen teruggebouwd. Omdat dit niet geheel past binnen de contouren van het vigerende bestemmingsplan 1e herziening Bestemmingsplan Woongebied, is een actualisatie van het bestemmingsplan nodig. Het plangebied beperkt zich derhalve tot de drie westelijke blokken van de Staatsliedenbuurt waar de sloop en vervangende nieuwbouw worden gerealiseerd, tussen De Savornin Lohmanlaan en Talmastraat.

Gelet op de bovenstaande doelen is het bestemmingsplan een globaal gedetailleerd bestemmingsplan. Wonen, groen en verkeer zullen globaal worden bestemd, met maximale flexibiliteit voor de inrichting van de openbare ruimte. Er zijn binnen de bestemming Wonen - 2 ruime bestemmingsvlakken opgenomen, waarbinnen alle tot de woonfunctie behorende functies zijn toegestaan. De toegestane bebouwing wordt in de regels verder uitgewerkt. Het bestemmingsplan biedt directe bouwtitels.

Het plangebied dat betrekking heeft op de renovatie van circa 40 woningen tussen de Dr. Kuyperstraat en de Troelstralaan valt binnen de bestemming Wonen-1, omdat de rooilijnen en bouwhoogten ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan 1e herziening Bestemmingsplan Woongebied ongewijzigd blijven en de bestemming ongewijzigd gehandhaafd blijft..

Dit bestemmingsplan is qua inhoud, methodiek en mogelijkheden verder grotendeels hetzelfde als het vastgestelde bestemmingsplan ‘1e herziening Woongebied’ en het recent in procedure gebrachte '2e herziening Woongebied'.

Daarnaast dient een bestemmingsplan ook toekomstgericht te zijn. De planperiode bedraagt op grond van de Wet ruimtelijke ordening namelijk 10 jaar. Het plan zal dus een visie en regels bevatten waaraan toekomstige ontwikkelingen adequaat getoetst kunnen worden. De flexibiliteit die hiervoor nodig is, kan gevonden worden door in het bestemmingsplan afwijkingsbevoegdheden bijvoorbeeld voor aanbouwen op te nemen. Dit geeft het plan lucht en maakt het toekomstbestendig. De Wet ruimtelijke ordening biedt hiervoor voldoende mogelijkheden.

1.5 Leeswijzer toelichting

Het bestemmingsplan Staatsliedenbuurt bestaat uit de volgende onderdelen:

  • De toelichting;
  • de regels;
  • de bijlagen;
  • en de kaart..


Het onderdeel dat voor u ligt is de toelichting. In deze toelichting wordt in de Inleiding (hoofdstuk één) de aanleiding tot het opstellen van het bestemmingsplan voor het deelplan 2, het doel en de aanpak uiteengezet. In het volgende hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de gebiedskenmerken. Hoofdstuk drie beschrijft de ontwikkelingsvoorwaarden van het plangebied en gaat in op de programmatische aspecten. Hoofdstuk vier, vervolgens, vormt een uiteenzetting van het plan en de toekomstige stedenbouwkundige structuren. In hoofdstuk vijf worden de milieuaspecten behandeld, gevolgd door een aparte waterparagraaf in hoofdstuk zes. In hoofdstuk zeven leest u de toelichting op de verschillende bestemmingen. En tot slot, in hoofdstuk acht en negen volgen de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.


In de regels van dit bestemmingsplan worden de bestemmingen en het gebruik van gronden binnen het plangebied juridisch vastgelegd. Samen met de regels vormt de plankaart het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Op de plankaart worden in het renvooi de aanduidingen en bestemmingen aangegeven. Op de kaart is de rechtsgeldige plangrens ingetekend.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Beschrijving huidige situatie plangebied

2.1.1 Huidige opzet van de Staatsliedenbuurt

Een kenmerk van de opbouw van het plangebied is de structuur met lange evenwijdige bouwstroken in het westelijke en centrale deel van de Staatsliedenbuurt. Lange straten en lange huizenblokken met vaak grote achtertuinen karakteriseren het westelijk deel van de wijk. Dit stratenpatroon is gebaseerd op de oorspronkelijke agrarische verkaveling van de polder waarin de wijk werd gebouwd. Het oostelijke deel wijkt daarvan af door een meer kleinschalig karakter. Het pleintje in de Schaperstraat en het Februariplantsoen zijn hier de kenmerkende openbare ruimten. Ook de ruimtestructuur langs de Schaepmanstraat, met een drietal hoven en strokenbouw wijkt af van de wijkstructuur van het westelijk plangebied.

Door de lange lijnen en de rechthoekige structuur van de Staatsliedenbuurt mist een groot deel van de wijk een intieme woonsfeer. Wel is er in een groot deel van de wijk sociale cohesie: bewoners in de wijk kennen elkaar en bestempelen de buurt over het algemeen als 'gezellig'.

Verkeer

De verkeerscirculatie in de wijk levert wat problemen op: de lange straten geven aanleiding tot hard rijden. De ontsluiting via de Thorbeckelaan en de straten met eenrichtingsverkeer maken de verkeersstructuur onduidelijk. De wijk heeft onvoldoende parkeerplaatsen. In de jaren vijftig waren deze niet voorzien. De straten zijn smal, waardoor het niet mogelijk is om aan twee kanten te parkeren en in twee richtingen te rijden met de auto.

Tot slot is het riool in de wijk al behoorlijk oud en afgeschreven. Ook het afvoer van regenwater levert problemen op in de wijk: na een lange regenbui blijven er veel plassen staan.

Wonen

De stedenbouwkundige opzet van de lange rechte straten in het westelijk deelgebied en een tweetal plantsoenen (Schaperstraat en Februariplantsoen) in het oostelijk deelgebied zijn in de Staatsliedenbuurt de basis voor de uitstraling van de buurt. Met name de lange rechte huizenblokken van zowel de eengezinswoningen als de duplexwoningen met beperkte detaillering zijn beeldbepalend.

Woningvoorraad

Twee derde van de woningen zijn zogenaamde duplexwoningen: tijdelijk gesplitste woningen die kleine gezinnen in de jaren vijftig aan woonruimte hebben geholpen. Aanvankelijk was het de bedoeling om de gesplitste woningen na de woningnood weer samen te voegen. In de Staatsliedenbuurt is de splitsing echter grotendeels in stand gebleven. Daardoor biedt de wijk kleine woningen aan mensen met een kleine beurs. Alle woningen hebben 2 verdiepingen met een kap. De tuinen van de benedenwoningen zijn erg ruim: voor de 1 is dat een mooie vrijetijdsbesteding en voor de ander een blok aan het been.

Bouwkundige staat

De technische staat van veel woningen voldoet niet meer aan de eisen van deze tijd. In een groot deel van de woningen is bijvoorbeeld geen centrale verwarming aanwezig. De woningen zijn onder ander gehorig en kampen met matig geventileerde en geïsoleerde ruimtes en scheuren in het metselwerk. Ook zijn er woningen waarvan de indeling niet praktisch is. Kleine ingrepen, grondige renovatie of sloop en vervangende nieuwbouw zijn noodzakelijk om de woningen in de wijk weer van deze tijd te maken. Alle 428 woningen van Tablis Wonen komen voor een grote of kleinere ingreep in aanmerking.

Bewoners

De ruim duizend inwoners van de Staatsliedenbuurt laten zich niet in 1 hokje plaatsen. De wijk is een thuis voor 55 +ers, jongeren tussen de 18 en 22 jaar en alles wat daartussen zit. Een echte smeltkroes. Iets minder dan de helft van de bewoners is met een inkomen beneden modaal aangewezen op huren in de sociale sector. Een derde van de bewoners heeft een modaal inkomen en de rest leeft boven modaal. Van alle bewoners heeft de helft een full time baan. Ongeveer 1 op de tien bewoners is inactief op de arbeidsmarkt (bron: wijkvisie).

De huidige bewoners van de Staatsliedenbuurt hebben een waardevolle bijdrage geleverd aan het proces tot nu toe en zij zijn als gelijkwaardige partij betrokken geweest bij het opstellen van de Startnotitie Staatsliedenbuurt. Diverse bewoners en omwonenden hebben deelgenomen aan de klankbordgroep en de thema's van het stedenbouwkundig plan zijn op twee bewonersavonden met de aanwezige bewoners besproken. Ook in de toekomst zullen de bewoners en omwonenden bij de plannen betrokken blijven.

Conclusie

De woningen in de Staatsliedenbuurt moeten worden aangepakt om te zorgen voor een toekomstbestendige woonwijk. Via grote of kleinere ingrepen moeten ze worden verbeterd zodat ze ook in de toekomst verhuurd kunnen worden en voldoen aan de eisen van deze tijd. De indeling van de wijk kan verbeterd worden: er zijn te lange rechte straten en het aantal aansluitingen op de Thorbeckelaan moet worden verminderd.

Om de leefbaarheid te verbeteren zijn nieuwe speelplekken, meer groen en parkeerplaatsen nodig. De ruimtelijke en bouwkundige vraagstukken in de wijk zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het gebrek aan ruimte voor verkeer en parkeren kan worden opgelost door de bebouwingsstructuur te veranderen (bron: wijkvisie).

afbeelding "i_NL.IMRO.0610.bp08Staatsliedenb-3001_0002.jpg"

Afbeelding: recent overzicht van de sloop - renovatie – instandhouding binnen het gehele projectgebied van de Staatsliedenbuurt en de sloop-renovatie binnen het plangebied bestemmingsplan.

2.2 Toekomstige situatie plangebied

2.2.1 De Wijkvisie

Op 9 juli 2013 heeft de gemeenteraad kennis genomen van Wijkvisie Staatsliedenbuurt. Deze Wijkvisie is tot stand gekomen in overleg tussen huurders van Tablis, eigenaren van omliggende woningen en medewerkers van Tablis Wonen en van de gemeente. De Wijkvisie is een belangrijke piketpaal in het proces omdat daarin is opgenomen wat de meest direct belanghebbenden willen. Hiermee is tevens voldaan aan een belangrijk kader van de gemeenteraad uit de Woonvisie.

In de wijkvisie is gesteld dat de Staatsliedenbuurt en haar bewoners een wijk verdienen die klaar is voor de toekomst. Een plek waar het comfortabel wonen is. De wijk moet het thuis blijven voor jong en oud met degelijke en duurzame woningen en een aantrekkelijke leefomgeving. Daarvoor is in eerste instantie een upgrade nodig van de woningen. Tocht, scheuren en kou horen niet in een comfortabele woning. De grote verscheidenheid aan bewoners vraagt nu en in de toekomst om een gevarieerd woningaanbod van toegankelijke seniorenwoningen (met en zonder tuin) tot appartementen.

Variatie in bouwstijlen maakt de wijk afwisselend. Door vast te houden aan overwegend lage gebouwen (2 met kap) wordt de kleinschaligheid en de intimiteit in de wijk versterkt. Hier en daar zijn hoogteaccenten mogelijk.

Het verbeteren van de woningen in de Staatsliedenbuurt staat niet op zichzelf. Waar woningen worden aangepast worden ook nieuwe oplossingen gerealiseerd voor parkeren, de openbare ruimte en het verkeer.

De Krijtlijnen

Krijtlijn 1: Een thuis voor jong en oud met een smalle beurs

Krijtlijn 2: Meer ruimte voor groen en een dwarsverbinding

Krijtlijn 3: Maatwerk voor comfortabel en degelijk wonen

Krijtlijn 4: Veilig verkeer en meer ruimte voor parkeren

Krijtlijn 5: Aandacht voor een gesprek met de buurt en leefbaarheid

De Startnotitie

In de startnotitie heeft de gemeenteraad de volgende kaders aangegeven die van belang zijn voor de herstructurering van de Staatsliedenbuurt:

  • Voldoen aan gemeentelijke eisen op het gebied van kwaliteit en duurzaamheid;
  • Opstellen gezondheidseffectscreening (GES) en de aanbevelingen overnemen;
  • Voldoen aan de bij vaststelling van het bestemmingsplan geldende Nota Parkeerbeleid Sliedrecht;
  • Speelvoorzieningen aanleggen conform de gemeentelijke beleidsuitgangspunten;
  • De architectuur moet voldoen aan specifieke welstandscriteria uit het, bij het bestemmingsplan vast te stellen, beeldkwaliteitplan;
  • Bestaande huurders en overige buurtbewoners, inclusief de BCS, betrekken bij het opstellen van plannen voor de vernieuwde Staatsliedenbuurt.
  • Het totaal van de gerenoveerde en nieuw te bouwen woningen in het gebied bedraagt circa 350 eenheden (nu 428 woningen);
  • 75% van de woningen valt in het sociale segment, 12% is voor de middeninkomens en 13% voor de hogere inkomens. Het aantal woningen en de segmentverdeling zijn gebaseerd op de nu bekend zijnde gegevens van de woningmarkt. Indien die gegevens wijzigen, kan het programma daarop aangepast worden;
  • Maximale hoogte 2 lagen en een kap bij eengezinswoningen en 4 lagen bij gestapelde bouw;
  • Openbare buitenruimte zo groen mogelijk houden, met behoud c.q. compensatie van waardevolle bomen.
  • Rekening houden met een mogelijke uitbreiding van de begraafplaats;
  • Rekening houden met een mogelijke rotonde op het kruispunt Simon Stevinstraat – Thorbeckelaan;
  • De weginrichting dient aan te sluiten bij de woonfunctie van de wijk;
  • De nieuwe wijk dient levensloop bestendig te zijn, met een goede mix van doelgroepen en aandacht voor de ontwikkelingen op het gebied van wonen en zorg;
  • Een deel van de woningen bestemmen voor 1-persoons huishoudens;
  • De wijkvisie betrekken bij het maken van een stedenbouwkundig plan.
2.2.2 Programma Wonen
2.2.2.1 Woningbouwprogramma

De omvang van de primaire doelgroep in Sliedrecht, van mensen met een inkomen lager dan € 34.000,-, wordt geschat op 3460 eenheden in 2020. Om voldoende woningen in bezit te hebben voor het bedienen van de primaire doelgroep door Tablis Wonen, moeten in de Staatsliedenbuurt circa 250 sociale woningen worden gehandhaafd of gebouwd.

De verdeling van de inkomensgroepen in Sliedrecht is in 2020 geprognosticeerd op 75% laag-, 12% midden- en 13% hoge inkomens. Het in de Staatsliedenbuurt te realiseren woningbouwprogramma zal overeenkomstig deze verdeling worden ontwikkeld. In deze paragraaf zal nader worden ingegaan op de doelgroepen, aantallen en categorieen.

2.2.2.2 Doelgroepen

Door Tablis Wonen is in 2014 een analyse van de huidige en toekomstige doelgroepen van bewoners in de Staatsliedenbuurt opgesteld. De vier huurderprofielen Sociale Ouderen, Ondernemende Senioren, Buurtgerichte Burgers en Multiculturelen zorgen voor een goede mix van leefstijlen en huishoudens in de wijk.

Voor de laatste twee doelgroepen blijven gerenoveerde woningen beschikbaar. Daarom moet het accent in de herontwikkeling en renovatie komen te liggen op huisvesting voor Sociale Ouderen en Ondernemende Senioren. Dit betekent aandacht voor levensloop bestendige woningen, gelijkvloers en goed toegankelijk. Ook de inrichting van de buitenruimte dient levensloop bestendig te worden gerealiseerd. Deze analyse heeft richting gegeven aan het opstellen van de Wijkvisie (2014), de Startnotitie (2014) en het stedenbouwkundig plan (2015).

Omdat Tablis met de herstructurering van de Staatsliedenbuurt wil bijdragen aan het realiseren van de lokale volkshuisvestelijke taakstelling wordt de bovenstaande analyse gedurende het proces van het stedenbouwkundig plan, het bestemmingsplan en het opstellen van bouwplannen voor fase 1 voortdurende bijgewerkt. Gedurende het gehele proces dat met de bewoners wordt doorlopen, hebben de betaalbaarheid van zowel de huur- als de koopwoningen en een afgewogen woningdifferentiatie voorop gestaan. Daarmee geeft Tablis concrete invulling aan het door de gemeenteraad gestelde kader om 75% van de woningen in het sociale segment te bouwen. De exacte onderverdeling van dit sociale segment is echter onlangs scherp gesteld.

a) Renovatie duplex-woningen Dr. Schaepmanstraat

Mede op aangeven van de huidige bewoners heeft Tablis besloten om de 50 duplex-woningen (sociale segment) aan de Dr. Schaepmanstraat in stand te houden en het noodzakelijk onderhoud uit te voeren. In de fasering stond dit complex als laatste (circa 2019-2020) geprojecteerd. Omdat dit complex zich in een huurniveau bevindt dat Tablis op dit moment wil handhaven, is besloten om te beginnen met het onderhoud van dit complex (aangemerkt als fase 0). Het aantal woningen wordt niet gewijzigd, de fasering wel.

b) Vraag naar betaalbare appartementen

Door gesprekken met de bewoners is zich in het 2e en 3e kwartaal van 2016 duidelijker gaan uitkristalliseren dat er een grote vraag is naar betaalbare appartementen en beneden-bovenwoningen. Tablis heeft daarom een aantal wijzigingen aangebracht in het oorspronkelijk gedachte programma:

        • In fase 1 wordt het aanvankelijk gedachte aantal appartementen vergroot van 60 naar 77. De door de architect uitgevoerde programma- en massastudie wijst uit dat er 77 appartementen in het sociale segment kunnen worden gerealiseerd zonder de bouwhoogten zoals opgenomen in het bestemmingsplan te wijzigen.
  • In fase 1 is het de intentie om 2 blokjes van elk 5 eengezinswoningen nu te bouwen als 2 blokjes van elk 9 of 10 bebo's. Het woningaantal verschuift dan van 10 naar 18 tot 20.
  • In fase 2 is tussen de Dr. Kuyperstraat en de Troelstralaan een nieuw buurtpark geprojecteerd. Het exacte programma van de 4 nieuwe bouwblokjes is recent gedefinieerd als 12 appartementen/bebo's, waar aanvankelijk was gerekend met 4 woningen.
  • In fase 2 is het de intentie om circa 5 woningen te bouwen als 9 of 10 bebo's.

Door het anticiperen op de vraag in de markt naar meer en kleinere (betaalbare) appartementen en bebo's en hierdoor de verschuiving in de verdeling tussen sloop-renovatie-nieuwbouw komt met deze geringe aanpassing het totaal aantal woningen uit op maximaal 363 woningen. Hiermee wordt de in de startnotitie genoemde aantal van circa 350 woningen licht overschreden.

Doordat er iets meer woningen worden gesloopt en minder gerenoveerd dan voorzien, is er meer ruimte voor nieuwbouw van de gevraagde kleinere appartementen en bebo's. Deze wijziging in aantal t.o.v. het Ontwerp bestemmingsplan, komt dus voort uit de verfijning van het programma op basis van de vraag in de markt. Deze verfijning van het programma heeft parallel plaatsgevonden met de bestemmingsplanprocedure ten aanzien van het Voorontwerp en Ontwerp bestemmingsplan.

De appartementen en bebo's (allen in de sociale categorie) zijn onder meer geschikt voor senioren en kleine gezin-nen, waarmee tegemoet wordt gekomen aan de sterke wensen van bewoners uit de buurt die van een eengezins- of duplexwoning willen verhuizen naar een appartement of bebo, maar die ook hebben aangegeven dat ze in de buurt willen blijven wonen. Met deze aanpassing in het programma wordt dus in fase 1 zeer concreet invulling gegeven aan de bewonerswensen. Gezien de urgente vraag naar deze betaalbare woningen zullen de appartementen al worden gerealiseerd in fase 1, op de locatie die in het stedenbouwkundig plan was aangegeven, nabij de toekomstige rotonde Thorbeckelaan - De Savornin Lohmanlaan. In het bestemmingsplan is hiervoor de zogenaamde 'maatvoering-maximum aantal wooneenheden' aangepast en de bouwaanduiding gestapeld verruimd.

2.2.2.3 Wonen en zorg

Door de extramuralisering van de zorg zullen steeds meer mensen in de naaste toekomst (langer) thuis moeten blijven wonen. Bij nieuwbouw- en herstructureringsplannen moet rekening gehouden worden met het ontstaan van een nieuwe groep zwaardere zorgvragers met nieuwe woonwensen.

Nieuwe woonwensen op het gebied van veiligheid, voorzieningen, woningaanpassingen en domotica. De uitdaging is met nieuwe woonproducten en verdienmodellen voor wonen met zorg tijdig in te spelen op deze veranderende woonvraag. Dit alles onder- streept het belang van nieuwe woonvormen met een combinatie van wonen en zorg.

2.2.2.4 Gefaseerde aanpak

Zoals eerder is aangegeven, wordt de vernieuwing van de Staatsliedenbuurt gefaseerd vormgegeven. Daardoor zal er per fase worden bekeken, welk specifieke woningprogramma op dat moment wenselijk is. Dit is niet alleen afhankelijk van de specifieke vraag maar ook van de verhoudingen in het woningbouwprogramma in het geheel van de Staatsliedenbuurt en het woningbestand van Tablis Wonen in heel Sliedrecht.

Per fase kan dus, voorafgaand aan de planuitwerking van die fase, worden getoetst of de marktomstandigheden zijn gewijzigd, of dat andere onvoorziene wijzigingen zijn opgetreden waar het woningbouwprogramma en de segmentering op aangepast moeten worden.

De gefaseerde aanpak betekent dat er een onderscheid bestaat tussen fase 1 (De Savornin Lohmanlaan-Dr. Kuyperstraat), fase 2 (Dr. Kuyperstraat-Talmastraat) en fase 3 (Talmastraat-oostelijke plangrens). Dit onderscheid is ook in de Startnotitie Staatsliedenbuurt (definitief d.d. 9 december 2014) opgenomen. In deze startnotitie wordt beschreven dat uit bouw- en woontechnisch onderzoek van Tablis Wonen is gebleken dat de sloop en vervangende nieuwbouw nodig is. De gemeenteraad heeft de volgende kaders meegegeven voor de vervangende nieuwbouw van een deel van de wijk:

"Uitgangspunten voor het nieuwbouwprogramma kunnen zijn:

  • a. Het totaal van de gerenoveerde en nieuw te bouwen woningen in het gebied bedraagt circa 350 eenheden (nu 428 woningen);
  • b. 75% van de woningen valt in het sociale segment, 12% is voor de middeninkomens en 13% voor de hogere inkomens;
  • c. Het aantal woningen en de segmentverdeling zijn gebaseerd op de nu bekend zijnde gegevens van de woningmarkt. Indien die gegevens wijzigen, kan het programma daarop aangepast worden.”

Nadat het Ontwerp bestemmingsplan van 9 juni tot en met 20 juli 2016 ter visie heeft gelegen, is Tablis Wonen verder gegaan met het verfijnen van het woningbouwprogramma, de opstalexploitatie, de fasering en de prijsniveaus van de beoogde huur- en koopwoningen in het plan. Deze verfijning heeft ertoe geleid dat de fasering en de exacte differentiatie van het woningprogramma zijn gaan afwijken van hetgeen in het Ontwerp bestemmingsplan was opgenomen. De wijzigingen betreffen de volgende uitgangspunten ten aanzien van de fasering en het woningbouwprogramma:

In het Ontwerp bestemmingsplan werd uitgegaan van het volgende sloop, renovatie en nieuwbouw programma;

afbeelding "i_NL.IMRO.0610.bp08Staatsliedenb-3001_0003.jpg"

Motivatie van een gewijzigd woningbouwprogramma

De belangrijkste reden dat het woningbouwprogramma afwijkt van hetgeen eerder in het Ontwerp bestemmingsplan was opgenomen, is dat er op dit moment een veel duidelijker beeld bestaat over de daadwerkelijke behoefte.

Tablis en de bouwpartners zijn er nu van overtuigd dat het hierboven genoemde programma naadloos aansluit op de huidige vraag, en realistisch is voor wat betreft de opstalexploitatie, de fasering en de prijsniveaus van de beoogde huur- en koopwoningen in het plan. Hieronder zijn de belangrijkste inzichten beschreven die bepalend zijn voor het huidige te realiseren programma:

1. In het besluit RvC Tablis d.d. september 2015 is een studieopgave meegegeven om ter plaatse van 20 egw 40 beneden-bovenwoningen (bebo's) te ontwikkelen. In het huidige programma is onderzocht in hoeverre deze 40 bebo's realiseerbaar zijn;

2. In eerste instantie is een appartementencomplex bedacht voor 60 appartementen. Echter op basis van de vraag van bewoners naar meer en kleinere appartementen, is het aantal appartementen verhoogd naar 77 appartementen met een kleiner oppervlak dan voorheen was voorzien. Omdat de vraag naar deze woningen urgent blijkt, is besloten dat dit aantal geheel in fase 1 zal worden gerealiseerd. Daartoe wordt de deellocatie voor appartementen vergroot ten koste van een aantal nieuwe eengezinswoningen;

3. Doelstelling van Tablis is om zo veel als mogelijk sociale huur te ontwikkelen in de Staatsliedenbuurt, het aantal koopwoningen wordt verminderd; dit sluit aan bij het uitgangspunt in de intentieovereenkomst dat het programma dient aan te sluiten bij de behoefte in Sliedrecht;

4. Wijzigingen passen binnen de kaders van het vastgestelde stedenbouwkundig plan, de startnotitie en de intentie overeenkomst; indien er aantallen worden genoemd in deze documenten is dit een circa-aantal geweest als richting; nadere studie naar het definitieve programma geeft nu onderstaande aantal.

Doelgroepen en fasering

Tablis draagt met de herstructurering van de Staatsliedenbuurt bij aan het realiseren van de lokale volkshuisvestelijke taakstelling. Gedurende het gehele proces dat met de bewoners is doorlopen, hebben de betaalbaarheid van zowel de huur- als de koopwoningen en een afgewogen woningdifferentiatie voorop gestaan. Met 78% sociale woningen geeft Tablis concrete invulling aan het door de gemeenteraad gestelde kader om minimaal 75% van de woningen in het sociale segment te bouwen. De exacte onderverdeling van dit sociale segment is echter onlangs scherp gesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0610.bp08Staatsliedenb-3001_0004.jpg"

2.2.3 Programma stedenbouw en openbare ruimte

Bekend is welke woningen gesloopt worden. De vrijgekomen grond kan grotendeels worden benut voor vervangende nieuwbouw. De resterende gronden kunnen worden gebruikt om nieuwe parkeer- en groenvoorzieningen aan de leggen. Hiervoor heeft de gemeente, naast de al genoemde startnotitie, aanvullende ontwerpwensen meegegeven:

1. geen dode plinten en blinde (kop)gevels gericht op de openbare weg;

2. overgang van privé naar openbaar middels gebouwde erfafscheidingen;

3. nieuwe kopgevels van 'geamputeerde' blokken uitvoeren in metselwerk, bij voorkeur in samenhang met eveneens nieuwe gebouwde erf afscheidingen.

Verkeer en parkeren

Voor de berekening van het aantal benodigde parkeerplaatsen bij vervangende nieuwbouw is de Nota Parkeerbeleid Sliedrecht van toepassing. Alle benodigde parkeerplaatsen dienen binnen het plangebied gerealiseerd te worden en waar mogelijk op eigen terrein. Het plan mag niet ten koste gaan van de bestaande parkeervoorzieningen voor de omliggende en te handhaven woningen. Verder kan er meer eenheid in de vormgeving en het verkeersregiem van de straten komen. Ook is het mogelijk om de lange rechtstanden te onderbreken, waardoor de snelheid van het autoverkeer afneemt. De wijze waarop deze programmatische wens in het stedenbouwkundig plan is vertaald, wordt verder beschreven in paragraaf 2.2.4 van dit bestemmingsplan.

Spelen

Op dit moment zijn er in de wijk 2 speelplekken aanwezig. In de nieuwe opzet zullen er 2 a 3 speelplaatsen in de wijk terugkomen. Er zal in de wijk ten minste 1 speelplaats voor de leeftijd 0-6 jaar en 1 speelplaats voor de leeftijd 6-12 jaar worden opgenomen.

  • tenminste de huidige kwaliteit (bijv. attractieve speeltoestellen, aansluiten bij de speelbehoefte) realiseren;
  • elke speelplaats voorzien van een zitbank en afvalbak;
  • inrichting moet voldoen aan het Warenwetbesluit Attractie- en Speeltoestellen (WAS//conform NEN 1176-1 t/m 7 en NEN 1177);
  • voldoen aan onderstaande oppervlaktes en actieradius per leeftijdsgroep
  • Reserveer globaal per hectare woonwijk 300 m2 speelruimte (grove vuistregel)
  • Reserveer hoeveelheid grondoppervlak in de wijk voor speelruimte,
  • Verdeeld naar leeftijdsgroepen:

0-6jaar: 100 tot 500m² openbare speelplaats;

6-12 jaar: 500 tot 2000 m² speelterrein;

N.B. voor de leeftijdsgroep 12-18 jaar geldt een oppervlak van circa 1000 tot 3000 m² ruimte voor balspelen (voetbal, basketbal, skate). Voor deze laatste leeftijdsgroep is er de bestaande voorziening aan de Stationsweg, die vanuit de Staatsliedenbuurt op korte afstand bereikbaar is via de Goeman Borgesiusweg. Er behoeft derhalve binnen de plancontour voor deze doelgroep geen speelruimte te worden aangelegd.

Riolering

De vervanging van de riolering in de wijk is door de gemeente opgenomen in het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) 2012-2018.

Kwaliteit en duurzaamheid

De term duurzaamheid heeft een brede betekenis en wordt vaak op verschillende manieren geïnterpreteerd. De definitie beperkt zich niet alleen tot milieu en energie maar bestrijkt de gehele leefomgeving. Duurzaamheid wordt dus op een brede manier geïnterpreteerd. Duurzaamheid zit:

• in een duurzame ruimtelijke structuur (het ontwerp). Duurzaam is een geliefde buurt met een prettige woonomgeving, waar men graag wil wonen en de moeite neemt om een nette uitstraling te handhaven;

• in de toepassing van principes van duurzame stedenbouw waartoe onder meer worden gerekend het zuinig omgaan met energiebronnen, het voorkomen van toekomstige problemen op milieugebied en op het gebied van de sociale structuur, het verminderen van de uitstoot van CO2;

• in de gebruikskwaliteit van de wijk, goed ontsloten voor fietsers, een openbare ruimte waarin de auto niet te dominant en rustig rijden noodzakelijk is, voldoende ruimte voor spelen en de benodigde milieuvoorzieningen (gescheiden afval, oplaadpalen elektrisch rijden etc.), en goede woningen;

• in het imago van de wijk: het moet moeiteloos kunnen concurreren met andere wijken.

Doelen

De Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC) is een wettelijke norm voor de te berekenen energiezuinigheid van 1 woning. Voor de nieuwbouwwoningen in de Staatsliedenbuurt wordt gestreefd naar een EPC van maximaal 0,4 (de wettelijke vereiste), hetgeen is vastgelegd in het Bouwbesluit. De EPC kan op diverse manieren worden behaald door gebouwgebonden maatregelen te nemen.

Sliedrecht heeft in haar milieubeleid de ambitie om op termijn een energieneutrale gemeente te zijn. Hier ligt met name een kans voor de vervangende nieuwbouw van woningen om energieneutraal te bouwen. Dit sluit ook aan bij het energiebeleid van Tablis Wonen waarin de ambitie is opgenomen om vanaf 2020 alleen nog maar energieneutrale woningen te bouwen. Tot 2020 hanteert Tablis Wonen de regel om 10% onder de gestelde EPC norm te bouwen. Hiervoor dienen de woningen optimaal gei?-isoleerde te worden om energieverlies en energievraag zoveel mogelijk te beperken. Een gezond en comfortabel binnenklimaat moet daarbij worden gewaarborgd onder meer door toepassing van een adequaat en gebruiksvriendelijk ventilatiesysteem. Tevens dient zoveel als mogelijk bij de verkaveling invallend zonlicht te worden benut als vorm van passieve energie. Bij de uitwerking van de plannen zal, daar waar technisch en financieel verantwoord, voor toepassingen gekozen worden waarmee actieve opwekking van duurzame energie en/of energieterugwinning mogelijk is.

2.2.3.1 Uitbreiding begraafplaats

Om in de toekomst de mogelijkheid tot begraven op de algemene begraafplaats in Sliedrecht te blijven bieden is uitbreiding van de begraafplaats naar verwachting noodzakelijk. De parkstrook tussen de De Savornin Lohmanlaan en de begraafplaats kan daarvoor benut worden, maar moet dan onbebouwd blijven. Rond 2023 is de capaciteitsvraag aan de orde. de gemeente Sliedrecht heeft gedurende het opstellen van het stedenbouwkundig plan aan Tablis Wonen verzocht om met deze toekomstige uitbreiding rekening te houden. In ruimtelijk opzicht is dat gebeurt met de rooilijn van de nieuw te bouwen woningen langs de De Savornin Lohmanlaan. Wel betekent dit dat de breedte van de huidige parkstrook tussen de begraafplaats en de De Savornin Lohmanlaan aanzienlijk zal versmallen.

2.2.3.2 Rotonde Thorbeckelaan

In het Verkeersbeleidsplan en het bijbehorende uitvoeringprogramma is de wens opgenomen om het kruispunt Thorbeckelaan – De Savornin Lohmanlaan – Simon Stevinstraat te vervangen door een rotonde. Het kruispunt is om de volgende redenen opgenomen:

  • Het kruispunt staat op de 3e plek van verkeersonveilige kruispunten in de gemeente.
  • Het wegvak Thorbeckelaan tussen de Lijsterweg en de Simon Stevinstraat is het meest onveilige wegvak in de gemeente.
  • De bewoners zien graag maatregelen om beter te kunnen oversteken op de Thorbeckelaan en de snelheid van het autoverkeer daar te verlagen.
  • De Simon Stevinstraat en De Savornin Lohmanlaan vormen de ontsluiting van respectievelijk het Burgemeester Winklerplein en de Staatsliedenbuurt. Door de hoge intensiteiten op de Thorbeckelaan wordt dit verkeer slecht afgewikkeld, waardoor met name in de avondspits wachtrijvorming in de Simon Stevinstraat optreedt.

Door het kruispunt door een rotonde te vervangen zullen bovengenoemde knelpunten grotendeels opgelost worden. Zo is een rotonde aanmerkelijk veiliger dan een voorrangskruispunt, doordat de snelheid lager ligt. De snelheidsverlaging op kruispuntniveau heeft ook effect op wegvakniveau, waardoor hier zowel de verkeersveiligheid als de oversteekbaarheid verbetert. Een rotonde kan ook aanzienlijk meer verkeer afwikkelen dan een voorrangskruispunt en dit is met name gunstig voor het verkeer vanuit De Savornin Lohmanlaan en de Simon Stevinstraat. Over de aanleg van deze rotonde is in 2015 een raadsbesluit genomen.

2.2.4 Stedenbouwkundig plan
2.2.4.1 De consument als co-producent

De wensen, ideeën en smaken van de woonconsument serieus nemen: dát levert woningen en buurten op waar mensen met plezier wonen. Wij beschouwen de consument dan ook als co-producent. Al in een vroeg stadium zijn de bewoners van de Staatsliedenbuurt betrokken bij de vernieuwing. Voor de totstandkoming van dit stedenbouwkundig plan voor de Staatsliedenbuurt hebben we dit gedaan door diverse buurtbijeenkomsten te organiseren.

Een belangrijke richting voor de vernieuwing is gegeven in het zogenaamde Ontwerpfestival. De analyse van de uitkomsten heeft geleid tot een belangrijke ontwerprichting. De reactie van de bewoners ten aanzien van de identiteit, de woonvorm, het belang van groen in de buurt, leiden tot de conclusie dat bewoners de nieuwe Staatsliedenbuurt zien als een 'Typisch Sliedrechts Tuindorp'. Een tuindorp wordt gekenmerkt door 'geborgenheid', een overzichtelijke (geordende) structuur, een traditioneel of tijdloos beeld, groen nabij de woning en ruimte voor ontmoeting. Het wonen aan hoven, groen op meerdere plekken in de buurt, en het hebben van tuinen (klein voor, niet al te groot achter), behoren tot de typeringen van een tuindorp. De rode draad in het ontwerp voor de nieuwe Staatsliedenbuurt is dan ook: een Sliedrecht Tuindorp.

2.2.4.2 Tuindorpen

De tuinstad / of tuindorp is een wijkvorm die veel werd toegepast vanaf de jaren 1915-1935 en vanaf ongeveer 1948 tot 1960. In de regio Rotterdam-Drechtsteden ontstonden deze tuindorpen in samenhang met de groeiende scheepsbouwindustrieën. In Rotterdam is Tuindorp Vreewijk een bekend voorbeeld, in Dordrecht Krispijn, in Alblasserdam de Drentsebuurt en in Sliedrecht zijn het Havenkwartier, de Buitenuitbreiding Oost (Burgemeester Drijberplein)en Centrum Midden (de Schilders en Schrijversbuurten) als tuindorpen te typeren. Tuindorpen werden gebouwd in een bestaande stedelijke agglomeratie. Dit heeft als voordeel dat bewoners kunnen profiteren van goede voorzieningen en werkgelegenheid in de buurt. Er zijn een aantal stedenbouwkundige elementen te noemen, die zorgen voor een toenemende aantrekkingskracht:

  • Een heldere hiërarchie van verschillende woningtypen, die in beperkte omvang worden gebouwd om de verschillende delen van de buurt een eigen karakter te geven;
  • De verkaveling van de woningen en het stratenpatroon met verkeersstromen en parkeren is op elkaar afgestemd;
  • Openbare en privé ruimten zijn duidelijk van elkaar gescheiden;
  • Naast de individuele kenmerken van een woningtype is een algehele onderlinge samenhang aanwezig die de wijk allure geeft.

Niet alleen in het ontwerp, maar ook qua functionaliteit hebben tuindorpen hun waarde bewezen door hun afschrijvingstermijn meerdere malen te overleven. Dit in tegenstelling tot veel nieuwere woningbouwconcepten. In de optiek van Tablis Wonen is dat de juiste manier van toekomstbestendig bouwen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0610.bp08Staatsliedenb-3001_0005.png"

Afbeelding: stedenbouwkundig plan, waarin indicatief de nieuwe situering van bouwblokken en openbare ruimten zijn aangegeven (bron: stedenbouwkundig plan 2 juni 2015). Door nadere studies wordt uiteindelijk per fase vastgelegd welke aantallen en typen woningen er zullen worden gebouwd.

2.2.4.3 Ontwerp

Op basis van de opgave zoals die in het vorige hoofdstuk is beschreven, kunnen gerichte interventies worden bedacht. In dit hoofdstuk wordt het stedenbouwkundig plan uiteengezet, waarbij de fysieke structuur van de buurt zal transformeren door interventies in het openbaar gebied, de bebouwingsstructuur en de beeldkwaliteit.

In de nieuwe Staatsliedenbuurt wordt een nieuwe structuur aangebracht die is opgebouwd rondom groene plekken (hoven, plantsoenen) en groen in de straten. Het openbaar gebied krijgt een nieuwe kwaliteit, waarin verblijven, spelen en ontmoeten een veel groter aandeel krijgt. Het stratenpatroon en de woonvlekken worden daarop afgestemd. Daardoor krijgt het groen een groot aandeel in de beleving en waardering van bewoners voor het nieuwe woonmilieu. Aspecten als de aanwezigheid en bruikbaarheid van groen, voldoende parkeergelegenheid en een gevoel van veiligheid dragen hier aan bij.

Een rustig straatbeeld

Het is een sterke wens om de verkeerssituatie in en om de Staatsliedenbuurt te verbeteren, onder meer door het aanleggen van een rotonde (Thorbeckelaan-De Savornin Lohmanlaan) en door het aantal uitritten op de Thorbeckelaan te verminderen. In de nieuwe verkeersstructuur wordt gekozen voor het opheffen van de uitritten Dr. Kuyperstraat en Troelstralaan. Daarnaast is het wenselijk de verkeersstructuur in de wijk zodanig in te richten dat rijsnelheden verminderen, de overzichtelijkheid toeneemt en het algehele straatbeeld rustiger wordt. Dat wordt mogelijk door de lange rechtstanden op te heffen, eenduidige straatprofielen te ontwerpen en de parkeersituatie verregaand te verbeteren.

Het verkeer van het westelijk deel van de buurt wordt afgewikkeld via de De Savornin Lohmanlaan, de Cort van der Lindenlaan en de Talmastraat. Vanaf deze straten leiden 'lussen' naar de woonvlekken in het gebied van de Troelstralaan en de Dr. Kuyperstraat. Deze twee laatste straten worden als lange rechte straten opgeheven. Door deze 'lussen-structuur' van éénrichting straten, ontstaat een rustiger straatbeeld en blijven grote delen van de groene hoven autovrij of autoluw.

Het verkeer van het oostelijk deel van de buurt wordt afgewikkeld via de Doctor Schaepmanstraat, de Cort van der Lindenlaan en de Talmastraat. De Dr. de Visserstraat, de Schaperstraat en Cort van der Lindenlaan vormen de verbinding van oost naar west tussen de Doctor Schaepmanstraat en de Talmastraat. Daardoor ontstaan ook in dit gebied als het ware meerdere 'lussen'.

Eenduidige straatprofielen

In de loop van de tijd zijn de oorspronkelijke straten van de Staatsliedenbuurt allemaal anders ingericht. Op dit moment komen er straten in 1 richting voor, in 2 richtingen, met en zonder parkeerplaatsen langs de straat, of parkeren onder een hoek van 45º, straten met en zonder stoep, met en zonder groenstrook. De overzichtelijkheid van de straten en dus ook de verkeersveiligheid is gediend met eenduidige profielen. Tevens wordt er een duidelijk onderscheid aangebracht tussen ruimten voor de rijdende auto (de zogenaamde 'rijloper'), de geparkeerde auto en de voetganger. Ten behoeve van een eenduidige inrichting van de openbare ruimte is een Inrichtingsplan opgesteld.

Ruimte voor fietsers, voetgangers en spelen

De nieuwe wijkstructuur van groene hoven en lussen geeft de mogelijkheid om voor fietsers en voetgangers een fijnmaziger en veiliger systeem te ontwerpen. De centrale oost-west hof (of: buurtpark) is autovrij tussen de Talmastraat en de De Savornin Lohmanlaan. Ook kunnen fietsers en voetgangers ter plaatse van de Dr. Kuyperstraat en de Troelstralaan de buurt in noord-zuid richting doorkruisen zonder de weg te hoeven oversteken.

De fijnmazige hovenstructuur geeft kinderen de gelegenheid om in de nabijheid van de woning te spelen, of wat verder van huis te avonturieren en het geeft buurtbewoners de gelegenheid om elkaar te ontmoeten of buurtbijeenkomsten te organiseren.

Duidelijk parkeren

In de bestaande situatie zijn er te weinig parkeerplaatsen en zijn de parkeersituaties zeer divers. Soms zijn er aangewezen parkeerplaatsen (langs de straat, haaks of onder een hoek), vaak ook niet en wordt geparkeerd op de straat, op de stoep of in de voortuin. In de nieuwe situatie worden er veel meer parkeerplaatsen aangebracht en worden deze ook duidelijker ontworpen. Of het nodig is om bij de ingang van de buurt een parkeerbord te plaatsen dat er alleen in de vakken mag worden geparkeerd moet de tijd uitwijzen. In paragraaf 4.5 Verkeer en parkeren wordt nader ingegaan op de berekening van het benodigde aantal parkeerplaatsen.

Wonen

Zoals eerder aan bod is gekomen, is de huidige woningvoorraad van de Staatsliedenbuurt verouderd en in slechte technische staat. Daarnaast is het vanuit stedenbouwkundige motieven en woonkwaliteit noodzakelijk om de hoge bebouwingsdichtheid te verminderen. Hierdoor wordt meer ruimte gecreëerd voor de nieuwe woningen, parkeren en openbaar groen. Herstructurering biedt daartoe de oplossing. Bijkomend voorbeeld van de verdunning is de mogelijkheid om meer diversiteit in het aanbod te maken. De woningen van Tablis Wonen worden gerenoveerd of gesloopt en vervangen door nieuwbouw. Het particuliere bezit blijft ongewijzigd. Bij de herontwikkeling van de Staatsliedenbuurt worden de uitgangspunten van de Wijkvisie en het Plan van Aanpak samengevoegd om dit nieuwe woonmilieu te creëren.

Voor het creëren van een rustig stedelijk woonmilieu dat aansluit op de groen en gele leefstijl van bewoners, is de aanwezigheid van openbaar groen dichtbij de woning wenselijk. Daarnaast is het van belang dat auto's niet prominent in het straatbeeld terugkeren, waardoor kinderen de ruimte krijgen om te spelen.

Differentiatie in de buurt

Toevoegen van kwaliteit leidt ertoe dat het imago van de buurt verbetert. In het proces van praten over de kansen merken we al dat er een positieve energie bij iedereen ontstaat. Een gedifferentieerd aanbod van huur- en koopwoningen kan een positieve impuls geven aan de investeringsbereidheid van particuliere eigenaren in het onderhoud van hun bezit. Zoals al eerder is aangegeven, is het van groot belang dat de visie volgens nieuwe inzichten verbeterd kan worden. De bovenbeschreven planessenties zijn daarmee niet definitief, maar geven een richting voor de vernieuwingsopgave aan. Alle betrokken partijen kunnen vanuit hun eigen zienswijze ideeën aandragen om gezamenlijk tot een beter resultaat te komen.

Werken aan de uitvoering

Tablis Wonen en de gemeente zijn zich ervan bewust dat de opgave in de Staatsliedenbuurt aanzienlijk is. Om flexibel te kunnen werken aan de wijk, is ervoor gekozen geen blauwdruk te maken, maar een flexibele stedenbouwkundige structuur. Op basis van dit stedenbouwkundig plan, maakt Tablis fase voor fase een realistisch uitvoeringsplan waarin de concrete ingrepen duidelijk zijn. Daarmee kan Tablis Wonen steeds inspelen op de specifieke vraag, op sociale en economische ontwikkelingen. In een uitvoeringsplan wordt verwoord wat er per fase aan de woningen wordt gedaan, wat er in de openbare ruimte wordt veranderd, of en waar er parkeercapaciteit wordt toegevoegd en of het riool wordt aangepakt. De keuze voor deze aanpak komt voort uit de huidige maatschappelijke en economische ontwikkelingen. Er moet aan de ene kant op efficiënte wijze en kostenbewust worden ontwikkeld en gebouwd. Aan de andere kant dient, ondanks die kosten, kwalitatief hoogwaardig vernieuwd te worden waardoor maatwerk geleverd wordt.

Er zal dus sprake zijn van een plan dat in staat is om de Staatsliedenbuurt op een vanzelfsprekende manier te vernieuwen. Ook moet er een uitwisseling kunnen zijn tussen de verschillende woningtypen om in te kunnen spelen op de specifieke opgave. Dit houdt een planvorm in dat flexibel is, maar toch kwaliteit waarborgt en in staat is om een vernieuwing op gang kan brengen en houden. Het stedenbouwkundig plan voor de Staatsliedenbuurt legt daarom een ruimtelijk raamwerk vast, als hoofdstructuur van de wijk, en geeft verder de vrijheid om op maat met de betrokken bewoners de woonvelden in te vullen.

Het plan moet echter ook garanties geven voor een sterke identiteit en een geliefde woonomgeving. Dit doen we door de hoofdlijnen van de ontwikkeling – ook wel de primaire ruimtestructuur - vast te leggen: de groene hoven, plantsoenen en de profielen van de straten. De secundaire ruimtestructuur (de woonvelden) wordt later uitgewerkt. Van belang is daarbij wel de essentialia ("spelregels") van deze woonvelden aan te geven. Spelregels over de woningdichtheden, bebouwing, hoogte, bloklengtes en architectonische kenmerken bepalen immers mede de uiteindelijke ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe Staatsliedenbuurt. Deze spelregels komen in het beeldkwaliteitsplan aan de orde.

2.3 Groenstructuur

2.3.1 Huidige groenstructuur

De Staatsliedenbuurt is ingeklemd tussen groen dat deel uitmaakt van de hoofd- en wijkgroenstructuur, namelijk aan de westzijde door de begraafplaats, in het noorden door de groenzone langs de rijksweg A15, in het oosten door de sportvelden en sociale moestuin.

In de Staatsliedenbuurt bestaat de wijkgroenstructuur uit de singel met de naastgelegen groenstrook langs de De Savornin Lohmanlaan, de Cort van der Lindenlaan en het Februariplantsoen. Het groen in de wijk is deels verouderd en aan vervanging toe. In de ogen van de bewoners laat het onderhoud te wensen over. Ook de particuliere tuinen zijn veelal slecht onderhouden. Al met al oogt de buitenruimte wat rommelig. De speelvoorzieningen in de wijk, de hondenuitlaatplaats en het groen aan de randen van de wijk zijn belangrijke pluspunten van het wonen in de Staatsliedenbuurt.

2.3.2 Toekomstige groenstructuur

Bij het opstellen van nieuwe of wijzigingen van bestaande bestemmingsplannen moet het groenbeleidsplan medebepalend zijn voor de ruimte die wordt gereserveerd voor structureel openbaar groen. In dit bestemmingsplan wordt de toepassing van dit beleidsplan aangegeven. Het groenbeleid waarop de hier beschreven toekomstige groenstructuur is gebaseerd, is beschreven in paragraaf 3.4.5.

Van versteende buurt naar tuindorp

De huidige openbare ruimte kenmerkt zich door lange rechte straten met heel veel en ook wat ongeordend parkeren langs de straten, op stoepen en in voortuinen. In de nieuwe Staatsliedenbuurt worden meerdere groene hoven aangebracht. Centraal in de buurt (tussen de Troelstralaan en de De Savornin Lohmanlaan) wordt een oost-west liggend parkje geïntroduceerd. Verder worden tussen de Troelstralaan en de Talmastraat 2 hoven aangebracht. Het bouwblok dat tussen deze 2 hoven in ligt, wordt iets in westelijke richting geschoven, waardoor ook in de Talmastraat ruimte is voor groen.

De bestaande ruimten in de Schaperstraat en de Doctor de Visserstraat worden opgewaardeerd tot hoven. Het Februariplantsoen en de 3 groene ruimten aan de Doctor Schaepmanstraat blijven gehandhaafd.

De diverse hoven worden met elkaar verbonden door in diverse straten groene bermen met bomen op te nemen. Op deze manier ontstaat er een directe ruimtelijke relatie tussen de woningen en het groen in de buurt.

Inrichting openbaar gebied

De openbare ruimte is en blijft de primaire verantwoordelijkheid van de gemeente Sliedrecht. Vanzelfsprekend is er wel een sterke samenhang tussen de vernieuwing van het woningbestand en de vernieuwing van de openbare ruimte. Deze twee gaan hand in hand. Voor de openbare buitenruimte is daarom een integraal inrichtingsvoorstel gemaakt, waartoe eveneens een bomenplan behoort. Ook zijn er afspraken gemaakt over de kostenverdeling, de aanleg en het beheer, nadat het stedenbouwkundige ontwerp klaar is.

Het openbare groen kan worden geconcentreerd op een aantal plekken die met elkaar en de groene omgeving in verbinding staan. Te diepe achtertuinen moeten waar mogelijk worden vermeden (krijtlijn 2 uit de Wijkvisie).

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk komen alle relevante nationale, provinciale en gemeentelijke beleidsdocumenten aan de orde.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. Op 30 december 2011 (wijziging 1 oktober 2012) is het Barro in werking getreden. In de Structuurvisie is aangegeven dat het Rijk drie hoofddoelen heeft:

  • 1. het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • 2. het verbeteren, in standhouden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • 3. het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.


Uit deze drie hoofddoelen komen onderwerpen voort die van nationaal belang zijn.
Structuurvisies hebben op zichzelf geen bindende werking voor andere overheden dan de overheid die de visie heeft vastgesteld. De nationale belangen uit de structuurvisie die juridische borging vragen worden daarom geborgd in de Amvb Ruimte. Deze Amvb wordt aangeduid als het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Deze Amvb is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf. In het Barro zijn verschillende bepalingen opgenomen, o.a. ten aanzien van Rijksvaarwegen, hoofdwegen en - spoorwegen.

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte zijn verder geen specifieke eisen opgenomen die van toepassing zijn op de gemeente Sliedrecht. Over het algemeen wordt gesteld dat er op een duurzame en efficiënte wijze ruimte moet komen voor ruimtevragende functies, waarbij de leefbaarheid en de kwaliteit van stad en platteland verbeterd en vergroot dienen te worden. Deze bovenstaande strategie van het concentreren van stedelijke ontwikkelingen in een aantal daartoe aangewezen gebieden is vertaald in het Streekplan, en vindt haar concrete vertaling in de Structuurvisie voor Sliedrecht, waarin de groei van de gemeente vooral wordt opgevangen in Sliedrecht. Overige relevante thema's uit het rijksbeleid zoals de waterhuishouding of het energiebeleid komen in de desbetreffende hoofdstukken aan de orde.

De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van de nationale of provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur respectievelijk bij of krachtens provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), beter bekend als de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het Barro is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen.
Ten behoeve van de mogelijke aanleg van nieuwe landelijke spoorwegen worden reserveringsgebieden aangewezen. Binnen deze gebieden mag geen wijziging plaatsvinden van de bestemming ten opzichte van het op het moment van aanwijzing van het reserveringsgebied geldende bestemmingsplan voor zover die nieuwe bestemming ontwikkelingen mogelijk maakt die een uitbreiding van de landelijke spoorweg belemmert. Belemmerende ontwikkelingen zijn in elk geval ontwikkelingen die a) grootschalige permanente bebouwing van de gronden in het reserveringsgebied mogelijk maken, of b) die een aanmerkelijke verandering teweeg brengen in de hoogte van het maaiveld.


Met het bestemmingsplan voor Staatsliedenbuurt zijn geen nationale belangen in het geding.

3.1.1.1 Conclusie

De onderhavige ontwikkeling betreft de ontwikkeling van woningen in Staatsliedenbuurt, gemeente Sliedrecht. Het plangebied heeft geen directe relatie met één van de thema’s of bepalingen uit het Barro. Voor het plan zijn ten aanzien van dit beleidsonderdeel dus geen knelpunten te verwachten.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

Op 1 oktober 2012 is de ‘ladder voor duurzame verstedelijking’ toegevoegd aan het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De ladder ondersteunt gemeenten en provincies in vraaggerichte programmering van hun grondgebied, het voorkomen van overprogrammering en de keuzes die daaruit volgen. Het doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de (bestaande) ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de introductie van de ladder vraaggerichte programmering bevorderen. De ladder beoogt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.

Ingevolge artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro voldoet de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, aan de volgende voorwaarden:

  • a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Ingevolge artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder h, wordt in het Bro en de daarop berustende bepalingen onder bestaand stedelijk gebied verstaan: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.


Ingevolge artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, wordt in het Bro en de daarop berustende bepalingen onder een stedelijke ontwikkeling verstaan: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

Het onderhavige bestemmingsplan maakt, gelet op de geldende bestemming, geen nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro mogelijk. De ladder voor duurzame verstedelijking is derhalve niet aan de orde.

3.1.2.1 Conclusie

Het onderhavige bestemmingsplan maakt, gelet op de geldende bestemming, geen nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro mogelijk. De ladder voor duurzame verstedelijking is derhalve niet aan de orde.

3.2 Provinciaal beleid

In dit hoofdstuk worden de beleidsdocumenten van de Provincie Zuid-Holland doorgelopen. De kerngedachte van de verschillende beleidsstukken wordt beschreven en vervolgens wordt onderhavig bestemmingsplan getoetst aan het betreffende beleidsdocument.

3.2.1 Visie Ruimte en Mobiliteit

De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau aan op de inrichting van de ruimte in Zuid-Holland. Bij de vaststelling op 9 juli 2014 van de Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM), kwamen de Structuurvisie - Visie op Zuid-Holland (2010) en Verordening Ruimte 2010 te vervallen. De VRM geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer. Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde te krijgen en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving.

In de VRM worden de hoofdlijnen voor het beleid van de bebouwde ruimte verwoord. Voor de bebouwde ruimte streeft de provincie naar een compact, samenhangend en kwalitatief hoogwaardig bebouwd gebied. De provincie zet ten eerste in op verdichting, concentratie en specialisatie binnen het bestaand stads- en dorpsgebied, en ten tweede op een hiërarchie van knooppunten en centra met een goede onderlinge bereikbaarheid. Dit beleid voorziet in de maatschappelijke vraag naar betaalbare woningen nabij (stedelijke) voorzieningen, waaronder hoogwaardig openbaar vervoer. De provincie wil sociaal-ruimtelijke segregatie tegengaan. In gebieden met een eenzijdige samenstelling van functies en bevolking, vormen herstructurering, stedelijke transformatie en functiemenging een belangrijke opgave.

De VRM bestaat uit een strategisch beleid (De Visie ruimte en Mobiliteit), een operationeel beleid (Programma ruimte en Programma mobiliteit) en de herziene ruimtelijke regelgeving (Verordening ruimte 2014). Om alle onderdelen door te lopen zullen de volgende onderdelen uit de VRM besproken worden; de kwaliteitskaart, de manier van ruimtelijke ontwikkeling, en het operationaliseren van maatschappelijke voorzieningen (sport), woningen en bedrijvigheid.

Onder welke laag van de kwaliteitskaart valt de beoogde ontwikkeling en welke richtpunten zijn hieraan gekoppeld?

Voor de beoordeling van de ruimtelijke kwaliteit maakt de Visie ruimte en mobiliteit gebruik van een kwaliteitskaart. Deze kaart is voor de provincie een belangrijk instrument om ruimtelijke ontwikkelingen zodanig te sturen dat ze een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit. De kaart geeft een beschrijving van de gebiedskenmerken en kwaliteiten van Zuid-Holland, waar rekening mee gehouden dient te worden in de planvorming. In de gehele provincie beoogt het kwaliteitsbeleid een 'ja, mits- beleid'; ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, met behoud of versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Het plangebied heeft volgens de kwaliteitskaart uit de Visie ruimte en mobiliteit de 'kwaliteit in stads- en dorpsgebied'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0610.bp08Staatsliedenb-3001_0006.png"

De richtlijnen die gepaard gaan met deze kwaliteitskaart (bijlage 1 van de Visie ruimte en mobiliteit) zijn:

  • Ontwikkelingen dragen bij aan de karakteristieke kenmerken / identiteit van stad, kern of dorp.
  • Hoogteaccenten vallen zoveel mogelijk samen met centra (zwaartepunten) en interactiemilieus in de stedelijke structuur.
  • Daar waar hoogbouw niet samenvalt met “zwaartepunten” in de stedelijke structuur geeft een beeldkwaliteitsparagraaf inzicht in de effecten, invloed en aanvaardbaarheid van hoogbouw op de (wijde) omgeving.
  • Ontwikkelingen dragen bij aan versterking van de stedelijke groen- en waterstructuur.
  • Een nieuwe uitbreidingswijk bouwt voort op het bestaande stads- en dorpsgebied en versterkt de overgangskwaliteit van de stadsrand.

De ontwikkeling sluit aan op de aard en schaal van het gebied en voldoet daarmee aan de richtpunten van de kwaliteitskaart. De hoogspanningsmast en de spoordijk zijn grootschalige elementen, terwijl de woonbebouwing aan de zuidzijde van het plangebied kleinschalig van karakter is. Bij de ontwikkeling is de realisatie van groen en water een belangrijk onderdeel van het ontwerp.


Welke vorm van ruimtelijke ontwikkeling betreft deze ontwikkeling?

De ruimtelijke regelgeving is uitgewerkt in de Verordening Ruimte. Hierin staat het doel voorop en niet de manier waarop het doel bereikt moet worden. Om te kunnen bepalen of een ruimtelijke ontwikkeling passend is, is vooral de ruimtelijke impact van belang. Daarbij hanteert de provincie met het oog op de wisselwerking tussen gebiedskwaliteiten en ontwikkelingen twee uitgangspunten:

  • Een kleinschalige ontwikkeling heeft in beginsel minder ruimtelijke impact op gebiedskwaliteiten dan een grootschalige ontwikkeling en vraagt daarom weinig tot geen provinciale betrokkenheid,
  • Hoe hoger en specifieker de kwaliteit van een gebied is, des te groter is in beginsel de ruimtelijke impact en des te eerder raken ze provinciale doelen of belangen.

In dit licht wordt onderscheid gemaakt in drie soorten ontwikkeling:

Inpassing. Dit betreft een gebiedseigen ontwikkeling die past bij de schaal en de maat van bestaande kenmerken van een gebied. De rol van de provincie is hierin beperkt, behalve in gebieden van topkwaliteit.

Aanpassing. Dit betreft een gebiedsvreemde ontwikkeling van relatief beperkte omvang, of een (gebiedseigen dan wel gebiedsvreemde) ontwikkeling die niet past bij de schaal en maat van het landschap. De rol van de provincie zal zich, afhankelijk van het type gebied en het type ontwikkeling, vooral richten op het toewerken naar een kwalitatief optimaal resultaat.

Transformatie. Bij transformatie gaat het om een verandering van een gebied van dusdanige aard en omvang dat er een nieuw landschap ontstaat. Hierbij is bijna altijd een provinciaal doel of belang in het geding en zal de betrokkenheid van de provincie zich richten op een actieve behartiging van provinciale doelen, een kwalitatief optimaal resultaat inclusief een maatschappelijke tegenprestatie.

De ontwikkeling in dit bestemmingsplan betreft inpassing. De ontwikkeling van het plangebied betreft een gebiedseigen ontwikkeling. De plannen passen bij de schaal en de maat van bestaande kenmerken van een gebied. Bovendien is de planlocatie niet benoemd op één van de kaarten behorende bij de Verordening Ruimte 2014. Het is een kleinschalige ontwikkeling die qua schaal past binnen de bestaande stedelijke omgeving. De ruimtelijke ontwikkeling past binnen de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de richtpunten van de kwaliteitskaart.

Het Programma ruimte en het Programma mobiliteit.

Het operationele beleid is opgenomen in de programma's. Deze zijn preciezer dan de Visie en Verordening en zullen daarom vaker worden geactualiseerd. De programma's vormen de leidraad voor regionale en gemeentelijke visies ruimte en mobiliteit. Het Programma ruimte bevat het ruimtelijke relevante operationele beleid en het Programma mobiliteit het operationele mobiliteitsbeleid met bijbehorende uitwerkingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0610.bp08Staatsliedenb-3001_0007.png"

Figuur: Bebouwde ruimte

afbeelding "i_NL.IMRO.0610.bp08Staatsliedenb-3001_0008.png"

Figuur: Woningbouwlocaties en bedrijventerrein

De bebouwing zal plaatsvinden binnen de dorpskern van Sliedrecht. Bij het bepalen van de regionale behoefte voor wonen gelden de kwantitatieve en kwalitatieve gegevens van de actuele behoefteramingtotalen per gebied. De behoefteramingen geven een bandbreedte aan. Regio’s geven hieraan invulling via regionale woonvisies. De Woningbehoefteraming (WBR) en Bevolkingsprognose (BP) cijfers worden driejaarlijks geactualiseerd.

Toetsing en conclusie

Het plangebied is onderdeel van het bestaand stads en dorpsgebied. De ontwikkeling is passend in de bestaande maat en schaal van de locatie en de directe omgeving. Het plan draagt bij aan de ruimtelijke kwaliteit. Het is een voorzetting en uitbreiding van de bestaande stedelijke kwaliteit. Doordat de bebouwing op een binnenstedelijke locatie plaatsvindt is er sprake van het benutten van bestaande mogelijkheden. Het plan sluit derhalve aan bij het beleid uit de Visie Ruimte en Mobiliteit. De ontwikkeling kan gezien worden als een inpassing.

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Spetterend wonen in Drechtsteden

De Woonvisie 2010-2020 Drechtsteden, vastgesteld december 2009, beschrijft de ambities na de woonvisie Spetterend wonen uit 2004. De kern van de woonvisie laat zich samenvatten als 'Aansprekende woonmilieus en bijzondere woningen; met kwalitatieve verbeteringen van bestaande woningen en wijken en toevoeging van nieuwe elementen die de aantrekkelijkheid van het woon- en vestigingsklimaat in de regio vergroten.'

afbeelding "i_NL.IMRO.0610.bp08Staatsliedenb-3001_0009.png"

Figuur: Uitsnede kaart woonmilieus Drechtsteden.

Het plangebied wordt in de woonvisie gekarakteriseerd als 'suburbaan'. Kenmerkend voor deze wijken zijn de groene uitstraling en de ruimte. Suburbane wijken werden overwegend vanaf de jaren ‘60 gebouwd en liggen verder van het centrum af. In dit milieu domineert de functie wonen. Daarnaast hebben de wijken detailhandel en wijkgerichte maatschappelijke voorzieningen. De wijken zijn meestal grootschalig, al is soms nog sprake van een kleinschaliger opzet en een dorps karakter. De intensiteit is er laag.

Het verhogen van de kwaliteit zijn de twee hoofddoelstellingen van de woonvisie. Er wordt gestreefd naar een hogere kwaliteit woningen, maar ook naar een differentiatie in woonmilieus.

Toetsing en conclusie

De plannen in onderhavig bestemmingsplan zijn in overeenstemming met de doelstellingen van de woonvisie Spetterend wonen in de Drechtsteden. De woonwijken worden gekenmerkt door ruimte en groene uitstraling.

3.3.2 Ruimtelijke strategie Drechtsteden

In 2006 is de regionale structuurvisie “Ruimte Geven” vastgesteld, en in 2008 de daarop volgende “Realisatiestrategie”. Met de Ruimtelijke Strategie Drechtsteden, vastgesteld door de Drechtraad op 14 januari 2014, actualiseren de Drechtsteden het gezamenlijke beleidskader voor de ruimtelijke ontwikkeling.
Ruimtelijke kwaliteit is de sleutelfactor voor succesvolle stedelijke ontwikkeling.
De ruimtelijke kwaliteit van de Drechtsteden wordt beschreven aan de hand van 4 kansrijke thema's:

  • Groen blauw raamwerk
  • Economische kracht
  • Multimodale bereikbaarheid
  • Woonkansen

Woonkansen liggen in het benutten van het groenblauwe raamwerk als basis voor nieuwe woonmilieus. Uitgangspunten voor verstedelijking zijn:

  • We zetten primair in op groei in kwaliteit
  • Er is geen sprake meer van nieuwe grootschalige uitbreidingen
  • De nadruk ligt op verdichten/ verdunnen binnen bestaand stedelijk gebied
  • Verdichtingslocaties bevinden zich rondom knooppunten
  • Nieuwe ontwikkellocaties alleen als er sprake is van aanvullende (leef)milieus
  • We handhaven een goede balans tussen werklocaties en woonlocaties
  • Waar dit kan maken we de oevers en de landschappen beter beleefbaar

De uitgangspunten voor verstedelijking en de regionale inzet zijn verbeeld op een verstedelijkingskaart.
Dit gebeurt aan de hand van leefmilieus. Er worden 10 leefmilieus onderscheiden. Het verschil in leefmilieus heeft te maken met de aard van de functies, de mate van functiemenging, dichtheden en openbaar karakter. Per leefmilieu wordt aangegeven wat de aard en het karakter is, welke functie prioriteit geniet en wat de randvoorwaarden zijn voor ontwikkelingen die in die leefmilieus plaatsvinden en waar de regio op wil inzetten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0610.bp08Staatsliedenb-3001_0010.png"


Het plangebied is aangeduid als ‘rustig stedelijk’ leefmilieu. De nadruk in dit milieu ligt op wonen. De woonintensiteit is middelhoog en de dichtheden gemiddeld. Functiemenging komt voor, maar niet zo sterk als in het levendig stedelijk milieu. Verspreid in dit leefmilieu is er ruimte voor beperkte kleinschalige bedrijvigheid (max cat. 3) en werken aan huis. Delen die dichter bij het centrum en langs assen liggen, hebben mogelijkheden om de diversiteit aan functies te vergroten en te transformeren tot een nog stedelijker milieu. Ingezet wordt op het koesteren en verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit en de aantrekkelijkheid van de regio als woongebied.

3.3.2.1 Conclusie

De ontwikkeling van woningen, zonder planologische toename van woningen, waarbij het bestaand stedelijk gebied ter plaatse wordt geherstructureerd, past goed binnen de doelstellingen van de Ruimtelijke strategie Drechtsteden.

3.3.3 Drechtsteden Woonvisie 2010-2020

De Drechtsteden functioneren in belangrijke mate als één woningmarkt. Daarom stemmen ze het beleid voor het wonen nauw op elkaar af om richting te geven aan de ontwikkelingen op de woningmarkt. Om het beleid op elkaar af te stemmen hebben de Drechtsteden een Woonvisie opgesteld. De huidige Woonvisie 2010-2020 is een actualisatie van de nota ‘Spetterend wonen in de Drechtsteden’, die werd vastgesteld in 2004. De visie vormt het kader waarbinnen iedere gemeente haar eigen lokaal woonbeleid voert.


In de Woonvisie hebben de Drechtsteden afgesproken om de kwaliteit van wonen in de regio nog meer te verbeteren. Om de kwaliteit van wonen te verbeteren is er in de Woonvisie een aantal actiepunten benoemd:

  • realiseren van aantrekkelijke woonmilieus
  • kwalitatief verbeteren van het woningaanbod.
  • meer woningen voor de hogere inkomensgroepen
  • meer woningen geschikt voor ouderen.
  • naast nieuwbouw renoveren en verbeteren bestaande bouw


De rapportage Wonen in de Drechtsteden 2015 vormt, samen met de bijbehorende bijlagen, een jaarlijkse stand van zaken.

  • Uit oogpunt van een aantrekkelijk woonklimaat is het nodig om te werken aan de aantrekkelijkheid van de verschillende woonmilieus.
  • Er ligt er nog een behoorlijke opgave om de komende jaren in de extra woningbehoefte te voorzien van de demografische groei van de bevolking, op lange termijn neemt deze behoefte langzaam af. De eerst komende jaren ligt de marktruimte lager dan de demografische berekende behoefte. Op basis hiervan is het uitgangspunt voor het gewenst bouwprogramma geformuleerd.
  • Binnen de sociale huursector is, zeker gezien het feit dat de corporaties alleen aan de inkomensgroep met een lager inkomen mogen verhuren, sprake van een overaanbod. Daarnaast blijft er sprake om delen van de voorraad te verbeteren en te vernieuwen. Hiertoe is een gewenst programma van sloop, van minder nieuwbouw en verkoop geformuleerd. Dit wordt nader uitgewerkt in de (lokale uitwerking van) de regionale prestatieafspraken. Het verkoopprogramma biedt dan weer gelegenheid voor de mensen met een middeninkomen, die geen sociale huurwoning meer kunnen krijgen. Bij het gewenste verkoopprogramma is rekening gehouden met de marktruimte binnen het totaal aanbod in dit segment.
  • Het aanbod van bouwlocaties is op de korte en middellange termijn redelijk in lijn met gewenst programma. Voor de langere termijn is het nu onvoldoende. Gezien de beperktere omvang van de aantallen enerzijds en anderzijds de ruimte in het stedelijk gebied is het nu niet nodig om hier in te grijpen.
  • In de sociale sector sluit tot 2020 het aanbod aan sloopplannen en nieuwbouwplannen redelijk aan bij het gewenste programma. Het planaanbod is weliswaar iets groter dan gewenst, maar rekening houden met enige overcapaciteit als reserve is nodig.
  • Ook het planaanbod voor eengezinswoningen in de marktsector sluit goed aan bij het gewenste programma. In Dordrecht is op de heel korte termijn ruimte voor extra aanbod.
  • De vraag naar appartementen is minder groot dan eerder voorzien. Daarentegen is er sprake van een behoorlijk groot planaanbod. Vooral in Dordrecht dreigt er overaanbod te ontstaan.
  • Het aanbod aan woningen in particulier opdrachtgeverschap is relatief toegenomen. Waar mogelijk is betere benutting van kansen die zich voordoen gewenst.
  • Kwantitatief gezien zijn er in de Drechtsteden voldoende woningen voor ouderen, ook op langere termijn, ook bij de plannen voor extramuralisering. In een vervolg werken we de komende tijd de kwalitatieve samenhang tussen vraag en aanbod in de komende jaren uit.
  • De verhuur van bestaande wooneenheden aan studenten HBO en universiteit in Dordrecht verloopt voorspoedig. Knelpunt is, dat er onvoldoende wooneenheden vrij komen. Met het nieuwe aanbod van 150 kamers achter het station wordt op de korte termijn hierin voorzien. Gewenst is, dat de woningcorporaties met nieuw aanbod in de binnenstad komen.
  • Waar mogelijk benutten we de kansen voor woningbouw binnen de invloedssfeer van de Stedenbaanstations. Daarnaast onderkennen we het belang van een goede ketenmobiliteit. Met de invoering van het HOV-D is hier goed aan bijgedragen. Verdere verbetering van het fietspadennetwerk en aandacht voor fietsparkeren bij de stations en de kwaliteit van de stationsomgeving is hiervoor noodzakelijk.

3.3.3.1 Woonstrategie 2015

De woonstrategie is een kort document in aanvulling op de Woonvisie Drechtsteden 2010-2020. In de regionale Woonvisie wordt een visie gericht op kwaliteitsverbetering van de regionale woningvoorraad beschreven. Inhoudelijk is deze visie nog steeds van toepassing, maar gezien de veranderende omstandigheden op de woningmarkt behoeft de weg er naar toe op onderdelen aanpassing. Daarom heeft het Drechtstedenbestuur opdracht gegeven tot het opstellen van een Woonstrategie waarin wordt uitgewerkt op welke wijze de doelen uit de Woonvisie kunnen worden bereikt

in deze gewijzigde omstandigheden.

De doelstellingen uit de Woonvisie blijven ongewijzigd, maar in de strategie is extra aandacht voor de volgende punten:

  • voor verschillende groepen zicht bieden op goede en passende woonkansen;
  • focus van het woonbeleid meer op de bestaande voorraad;
  • kwaliteitsverbetering in de bestaande voorraad
  • stimuleren verbeteringen uit oogpunt van duurzaamheid en energiebesparing;
  • voldoende voorraad sociale huurwoningen voor lagere inkomens (waaronder starters) en aansluiten bij de samenstelling en specifieke behoeften van de huishoudens;
  • voorraad in voldoende mate verspreid over de wijken in de regio;
  • huisvesting van studenten;
  • specifieke aandacht voor middeninkomens
  • geen (nieuwe) sleutelprojecten
  • kansen voor het behouden en aantrekken van hogere inkomens herkennen en benutten;
  • doelstellingen op het gebied van wonen in relatie tot zorg nader bepalen zodra de effecten van het rijksbeleid inzake extramuralisering duidelijker worden;
  • woonpromotie om het imago te verbeteren.
3.3.3.2 Conclusie

De ontwikkeling maakt geen extra woningen mogelijk, maar een afname. De bestaande voorraad wordt vernieuwd door met name sloop en minder nieuwbouw. De nieuwe woningen zijn in het bijzonder gericht op kleinere huishoudens. De woningen zullen voldoen aan het convenant kwaliteit nieuwbouw Drechtsteden (GPR + adviesraden) en daarmee toekomstbestendig, waaronder levensloopbestendig worden gebouwd.

3.3.4 Beleid Waterschap Rivierenland

Met ingang van 27 november 2015 is het Waterbeheerplan 2016-2021 “Koers houden, kansen benutten” bepalend voor het waterbeleid binnen het Waterschap Rivierenland. Dit plan gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het Waterschap: waterkeringen, waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterketen.

Daarnaast beschikt het Waterschap Rivierenland over een verordening: de Keur voor waterkeringen en wateren. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels

In de Keur en Beleidsregels wordt onder andere de compensatieverplichting geregeld bij plannen waarin sprake is van een toename van verhard oppervlak. De wateropgave voor bestaand stedelijk gebied wordt vastgesteld en opgelost via het stedelijk waterplan.


Het Waterschap Rivierenland hanteert vuistregels voor compenserende waterberging. Deze vuistregels zijn:

  • Het oppervlak open water van te dempen watergangen dient 1:1 gecompenseerd te worden door de aanleg van open water.
  • Bij toename van verhard oppervlak geldt 436 m3 extra waterberging per hectare toename van verhard oppervlak indien dat verhard oppervlak loost op open water (gebaseerd op een maatgevende bui van T=10+10%). Voor de verhardingen die lozen op waterdoorlatende verhardingen (kunstmatige bergingsvoorzieningen) hanteert het waterschap een compensatie van 664 m3/ha (gebaseerd op een maatgevende bui van T=100+10%).


Toetsing en conclusie

Bij de uitvoering van het bestemmingsplan zal rekening gehouden worden met de bepalingen voor het waterbeleid in deze regio. Details over deze bepalingen en de benodigde compensatie zijn terug te vinden in de waterparagraaf van dit bestemmingsplan (4.3).

3.4 Gemeentelijk beleid

In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan beleidsdocumenten van de gemeente Sliedrecht. De kerngedachte van het beleid wordt beschreven en vervolgens wordt onderhavig bestemmingsplan getoetst aan het betreffende beleidsdocument.

3.4.1 Structuurvisie Sliedrecht 2020

De structuurvisie is gebaseerd op de bestaande beleidsnota's van de gemeente Sliedrecht. Bovendien heeft de structuurvisie in beeld gebracht voor welke thema's nog beleidsnota's ontbraken. In deze paragraaf wordt naar sommige van deze nota's verwezen. Een uitgebreidere beschrijving van de relevante nota's volgt in de volgende paragrafen.

In 2013 heeft de gemeenteraad van Sliedrecht de Structuurvisie 2020 vastgesteld. Deze visie bekrachtigd de hoofddoelstellingen van de in 2006 vastgestelde structuurvisie: "de wèreld tussen Wengerde en 't waoter". In de Structuurvisie 2020 worden de hoofdkeuzes uit "de wèreld tussen Wengerde en 't waoter" toegespitst op de huidige situaties en trends voor de toekomst. De drie hoofdlijnen uit de voormalige structuurvisie worden nog steeds onderschreven en bekrachtigd, te weten:

  • 1. Sliedrecht wil op sociaal gebied een pluriforme, tolerante en vitale gemeenschap blijven, waarbij een goed functionerende samenleving centraal staat.
  • 2. Fysiek gezien betekent dit dat Sliedrecht een ruimtelijke structuur wil realiseren die zowel kwantitatief als kwalitatief inspeelt op de actuele dynamiek waarbij de sociale waarden behouden moeten blijven.
  • 3. Daarbij wil de gemeente een actieve rol spelen in de realisatie van de gewenste toekomstige ruimtelijke structuur.

De structuurvisie beschrijft vier thema's;

  • I. Wonen,
  • II. Voorzieningen,
  • III. Economie en werken,
  • IV. Natuur, water en cultuurhistorie en landschap(sbeleving).

Wonen
De huidige ontwikkelingen van Sliedrecht worden gekenmerkt door een lichte bevolkingstoename tot 2030, de gemeente ziet het daarom als haar verantwoordelijkheid om op het gebied van wonen en woonomgeving een evenwichtige bevolkingsopbouw na te streven en om ruimte voor de bevolkingstoename te faciliteren. Bovendien wil de gemeente huisvesting bieden voor kwetsbare groepen en investeren in de kwaliteit van de woonomgeving. Deze laatste ambitie wordt onder andere verwoord in het behoud van het dorpse karakter van Sliedrecht en de verstedelijkingsopgave tot 2020 in bestaand gebied. Deze ambitie wordt onderbouwd in de Woonvisie.

Voorzieningen
Het thema Voorzieningen in de structuurvisie 2020 is een breed begrip, het heeft zowel betrekking op sociaal-maatschappelijke- / sociaal-culturele voorzieningen (zoals scholen, dorpshuizen, sport, sociale samenhang in het algemeen) als op commerciële voorzieningen (zoals winkels, horeca en leisure).

Er zijn diverse beleidsnota's opgesteld voor verschillende thematische aspecten. Zo beschrijft het Wmo-Beleidsplan Sliedrecht 2012-2015 'Elkaar ondersteunen' de kaders rondom de aspecten maatschappelijke ondersteuning en in 'Voorzieningen Sliedrecht PON 2009' de richtlijnen voor zorg en welzijn (beide niet relevant voor het plangebied).

Ten aanzien van de zorg- en welzijnsvoorzieningen, de cultuur-, sport- en recreatievoorzieningen en de onderwijsvoorzieningen voelt de gemeente zich in meer of mindere mate verantwoordelijk. Eén van de doelstellingen luidt: 'Behoud en versterking van het pakket aan cultuur, recreatie en sportvoorzieningen'. In de integrale Beleidsnota Sport 2006-2010 is het voornemen verankerd om zo veel mogelijk burgers op een verantwoorde, veilige manier aan enige vorm van sportbeoefening te laten kunnen en zullen (blijven) deelnemen.

Economie en werken

Op het gebied van economie en werken heeft de gemeente zich op verschillende schaalniveaus ambities gesteld. Voor het lokale schaalniveau is de doelstelling een aantrekkelijke woon-werkgemeente met passend voorzieningenniveau. In de structuurvisie wordt benadrukt dat de beschikbare ruimte voor bedrijvigheid beperkt is. "Binnen Sliedrecht is nog slechts beperkt ruimte beschikbaar voor de ontwikkeling van nieuwe locaties: De Driehoek, Bedrijfsplus Baanhoek-West en Stationspark III. De realisatie van dit laatste bedrijvenpark maakt verplaatsing van de sportterreinen aan de Sportlaan noodzakelijk en vormt een complexe opgave. Zo trachten we zo optimaal en zorgvuldig mogelijk gebruikt te maken van de ruimte in ons compacte, bestaand stedelijk gebied".

Natuur, water, cultuurhistorie en landschap(sbeleving)

De gemeente Sliedrecht wil een aantrekkelijke gemeente zijn, waar het goed wonen, werken en recreëren is. Sliedrecht heeft een compact stedelijk gebied, waarin relatief veel mensen wonen en werken. De uitdaging ligt er in dat het landschap (groen en water) binnen deze compacte kern, een zo hoog mogelijke kwaliteit en gebruiks- en belevingswaarde heeft. De uitgangspunten voor het landschap worden onderbouwd in een Groenbeleidsplan en een Stedelijk Waterplan.

Toetsing en conclusie

De plannen voor het plangebied zijn niet in strijd met de structuurvisie. De gemeente wil haar verantwoordelijkheid nemen om ruimte in te plannen voor specifieke woonwensen. Bovendien is het een doelstelling van de gemeente een aantrekkelijke woon-werkgemeente te zijn. Deze doelstelling is gekoppeld aan de ambitie om zo zorgvuldig mogelijk gebruik te maken van de ruimte in het bestaand stedelijk gebied. De planontwikkeling is een investering in de kwaliteit van de woonomgeving. Tot slot zijn de plannen van onderhavig bestemmingsplan in lijn met de uitgangspunten voor water en groen in de woonkernen.

3.4.2 Woonvisie Sliedrecht

De Woonvisie Sliedrecht heeft betrekking op de periode 2007-2015, met een doorkijk naar 2025. De woonvisie is bedoeld om een antwoord te geven op de vraag hoe de gemeente Sliedrecht nu en straks voorziet in de juiste aantallen en type woningen voor de verschillende soorten huishoudens, met name ook in de toenemende vraag naar wonen met zorg.
Op basis van de uitkomsten van verschillende onderzoeken naar woonbeleving, blijkt dat drie nieuwbouw concepten kansrijk zijn in Sliedrecht:

  • 1. De ruime eengezinswoning;
  • 2. Het dorpse appartement;
  • 3. De 'dorpse'- eengezinswoningen en hoogwaardige eengezinswoningen in landelijke setting.

Er is veel vraag naar zowel starters als ouderenwoningen, zoals appartementen met een lift. Bovendien is er vraag naar duurdere en luxere woningen.

Het plangebied wordt specifiek genoemd in de woonvisie; Tablis Wonen weet zich voor een aantal herstructureringsopgaven geplaatst, waaronder Staatsliedenbuurt met per saldo een afnamen van van het aantal woningen in de buurt. Afhankelijk van de exacte vraag, zal per fase worden bekeken welke woningen (huur en/of koop) zullen worden gerealiseerd..

Toetsing en conclusie

Het plangebied wordt specifiek genoemd in de woonvisie. Bij de uitvoering van het bestemmingsplan zal rekening gehouden moeten worden met in de visie benoemde woningtypen en zal optimaal afgestemd worden op de daadwerkelijke woonbehoefte in de markt.

3.4.3 Welstandsnota Sliedrecht 2011

De Welstandsnota Sliedrecht is vastgesteld in 2011 en in 2013 herzien en gewijzigd. Toezicht op de welstand middels deze nota heeft als voornaamste doel, voorkomen dat bouwwerken de openbare ruimte ontsieren. Bij iedere aanvraag voor een vergunning wordt bekeken of de plannen voldoen aan redelijke eisen van welstand, wat inhoudt dat de plaatsing en het uiterlijk van het beoogde bouwwerk wordt beoordeeld.


Per deelgebied in de gemeente is een aantal criteria met betrekking tot de landschappelijke kenmerken en de detaillering en het materiaal- en kleurgebruik van de gebouwen opgenomen. Het plangebied is onderdeel van het grotere gebied Omgeving Burg. Winklerplein.

De welstandsnota beschrijft het plangebied als volgt: "De waarde van het Burgemeester Winklerplein en omgeving is vooral gelegen in het rustige beeld van de smalle straten met het groen van de bomen en in voortuinen. De architectuur is in het algemeen eenvoudig."

Het beeldkwaliteitsplan voor de Staatsliedenbuurt is gepresenteerd in de vergadering van de commissie welstand van 20 januari 2016. Naar aanleiding van deze presentatie en het toegezonden beeldkwaliteitsplan (zie bijlage 3 bij de regels) heeft de commissie haar reactie gegeven. De opmerkingen van de commissie worden meegenomen in het definitieve beeldkwaliteitsplan.

Toetsing en conclusie

De welstandsnota van Sliedrecht voorziet niet in bruikbare toetsingscriteria voor een herontwikkelingsproject als de Staatsliedenbuurt. Daarom zijn op basis van het stedenbouwkundig ontwerp, specifieke welstandscriteria opgesteld. Deze welstandscriteria zijn opgesteld in de vorm van een beeldkwaliteitplan. Omdat de welstandscriteria formeel een inspraakprocedure doorlopen en door de gemeenteraad worden vastgesteld, is het beeldkwaliteitsplan als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd. Op deze wijze wordt voldaan aan de verplichting om een beeldkwaliteitsplan ter inzage te leggen, alvorens vaststelling kan plaatsvinden.

3.4.4 Milieubeleidsplan Sliedrecht 2012-2015

Het milieubeleidsplan 2012-2015 Sliedrecht stippelt het plan uit voor het beleid van de komende jaren voor de milieu gerelateerde onderwerpen die in de gemeente Sliedrecht spelen. Dit beleidsplan bouwt voort op het vorige lokale beleidsplan 2010-2011.

Buiten het lokale milieubeleid is er ook een Regionaal Milieubeleidsplan Drechtsteden voor de jaren 2011-2015, waarin het beleid voor gemeentegrenzen overstijgende onderwerpen uiteen wordt gezet.

De gemeente Sliedrecht vindt het belangrijk duurzaam energiegebruik en energiebesparing te stimuleren. Duurzaamheid in de breedste zin van het woord is daarom een belangrijke leidraad in dit beleidsplan. Dit plan biedt handvatten voor de ontwikkeling van externe veiligheid, luchtkwaliteit, geluid, bodem, water, energie, groen en voor duurzaam en klimaatbestendig bouwen. Het plan biedt enkele uitgangspunten waar aan voldaan moet worden bij de realisatie van nieuwbouw. Een van die uitgangspunten is dat voldaan wordt aan de wettelijke normen voor luchtkwaliteit. Bij nieuwbouwplannen zal de GGD ZHZ om advies worden gevraagd waarbij ook aandacht zal zijn voor de kwaliteit van het binnenmilieu. Bovendien wordt bij gemeentelijke nieuwbouw duurzaamheid als belangrijke pijler meegenomen in de afwegingen.

 

Toetsing en conclusie

Bij de uitvoering van dit bestemmingsplan zullen de uitgangspunten voor duurzaamheid bij nieuwbouw in de gemeente Sliedrecht mee worden genomen.

3.4.5 Groenbeleidsplan Sliedrecht 2015

Het groenbeleidsplan Sliedrecht vormt de basis voor de na te streven groenstructuur. Sliedrecht verdeelt het groen onder in drie niveaus. Dit betreft de hoofdgroenstructuur met groen dat van belang is voor heel Sliedrecht, de wijkgroenstructuren met groen dat van belang is op wijkniveau en het woon- en buurtgroen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0610.bp08Staatsliedenb-3001_0011.png"

Figuur: Analyse natuurkansen

Bij het opstellen van nieuwe of wijzigingen van bestaande bestemmingsplannen, in het bijzonder bij uit- en inbreidingen, moet het Groenbeleidsplan 2015 medebepalend zijn voor de ruimte die wordt gereserveerd voor structureel openbaar groen. In de bestemmingsplannen wordt de toepassing van dit beleidsplan aangegeven. Door middel van een groenparagraaf krijgt groen een prominente plek binnen het ontwerp bestemmingsplan bij nieuwe projecten. In de groenparagraaf is aangegeven hoe in het project rekening gehouden wordt met het groen.

Het Bomenbeleidsplan Sliedrecht uit 2009 is onderdeel geworden van het Groenbeleidsplan 2015. Concreet wordt aangegeven welke bomen inpasbaar zijn, welke bomen waarom niet inpasbaar zijn en bij welke bomen inpasbaarheid nader onderzocht gaat worden. Onder inpasbaarheid wordt verstaan dat er voldoende ondergrondse en bovengrondse ruimte is om de boom tot een volledig wasdom te kunnen laten komen. Onderstaand het door de gemeente gehanteerde overzicht van de behoudenswaardige boombeplanting binnen het plangebied van de Staatsliedenbuurt waarop dit bestemmingsplan van toepassing is:

- 2 lindebomen op het kruispunt van de Thorbeckelaan en de Kuyperstraat;

- 2 lindebomen op het kruispunt van de Thorbeckelaan en de Troelstralaan;

- 3 lindebomen op het kruispunt van de Thorbeckelaan en de Talmastraat;

Omdat er nog geen definitief woningbouwplan bestaat, is er op dit moment nog geen definitief standpunt over de inpasbaarheid. De inpasbaarheid van de bovengenoemde bomen zal dus nader worden onderzocht. De meeste bomen lijken wat betreft soort verplantbaar, mits op tijd voorbereid.

Toetsing en conclusie

Binnen het plangebied van de Staatsliedenbuurt waarop dit bestemmingsplan van toepassing is, is alleen de groenstrook langs de Cort van der Lindenlaan onderdeel van de hoofdgroenstructuur. De bestaande boomstructuur in deze groenstrook kan behouden blijven. Voorts wordt door de nieuwe inrichting substantieel meer groen toegevoegd in de vorm van hoven. In het inrichtingsplan openbare ruimte wordt heel genuanceerd bekeken hoe deze groenstructuur wordt ingericht, waarbij eveneens naar het bomenplan wordt gekeken. Van de bovengenoemde 7 lindebomen zal de inpasbaarheid nader worden onderzocht.

3.4.6 Verkeersbeleidsplan

Het verkeersbeleidsplan geeft een visie op het Sliedrechtse verkeersnetwerk 2010 – 2030 met de gewenste toekomstige wegenstructuur en stelt de kaders voor de hoofdlijnen op.
In Sliedrecht zijn verschillende (bouw)projecten in ontwikkeling die een directe relatie hebben met de vormgeving en belasting van het toekomstige wegennet. Een van de genoemde projecten het kruispunt De Savornin Lohmanlaan/Thorbeckelaan/Simon Stevinstraat, welke in de top 5 van verkeersonveilige kruispunten staat. Eén en ander is in het verkeersbeleidsplan afhankelijk gesteld van het tijdpad waarbinnen de herontwikkeling van de Staatsliedenbuurt gaat plaatsvinden. In dat kader is namelijk geopperd om een rotonde voor dit kruispunt op te nemen in de uit te werken plannen. Bij de reconstructie van de Thorbeckelaan zal in ieder geval de linksafstrook verdwijnen.

Toetsing en conclusie

Het verkeersbeleidsplan geeft voor deze locatie geen plannen aan die van invloed zijn op het bestemmingsplan. Het verkeersbeleidsplan vormt dan ook geen belemmering voor onderhavig bestemmingsplan.

3.4.7 Parkeernota Sliedrecht

In Sliedrecht is de Parkeernormennota Sliedrecht 2016 van toepassing. Bij de gefaseerde uitwerking van het plan wordt gebruik gemaakt van deze meest recente parkeernormen. Voor het bestemmingsplan is het van belang dat er inzicht wordt geboden in de relatie tussen het aantal nieuwbouwwoningen en het aantal te realiseren parkeerplaatsen binnen het bestemmingsplangebied. Een en ander is in een afzonderlijke Notitie Parkeernormen Staatsliedenbuurt vervat, welke als bijlage bij de regels is gevoegd.

Het doel van de Parkeernota is het zorgen voor voldoende parkeerplaatsen bij nieuw-, verbouw of functieverandering van voorzieningen (woningen, bedrijven, sport, recreatie, enzovoort) in Sliedrecht. Als uitgangspunt hierbij geldt dat de parkeernormen moeten bijdragen aan de volgende aspecten:

  • Bereikbaarheid; een goede verkeersafwikkeling, ter bevordering van het economisch functioneren van Sliedrecht en de bereikbaarheid van woningen in Sliedrecht.
  • Leefbaarheid en ruimtelijke kwaliteit; beperken van overlast in woongebieden, kwetsbare gebieden, aantasting openbare ruimte en waarborgen van de stedenbouwkundige kwaliteit.
  • Verkeersveiligheid; voorkomen van parkeeroverlast die gevaarlijke situaties kan opleveren.
  • Gebruiksvriendelijkheid; de parkeernormenregeling moet voor iedereen logisch en duidelijk zijn.
  • Afdwingbaarheid; De parkeernormen moeten juridisch kunnen worden afgedwongen.

Toetsing en conclusie

In de Parkeernota Sliedrecht staan de uitgangspunten voor de toepassing van de parkeernorm beschreven. Tevens is voor nieuwbouw aangegeven hoe de parkeernorm moet worden berekend. Deze uitgangspunten worden bij de uitvoering van onderhavig bestemmingsplan in acht genomen. De Notitie Parkeernormen Staatsliedenbuurt, welke als bijlage bij de regels is gevoegd, is maatgevend bij de toetsing van aanvragen voor een omgevingsvergunning. Om te garanderen dat er voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd is in de regels een voorwaardelijke verplichting opgenomen, dat er een parkeerbalans moet worden aangeleverd bij de aanvraag van de omgevingsvergunning.

3.4.8 Stedelijk Waterplan Sliedrecht

Gemeente Sliedrecht heeft in samenwerking met Waterschap Rivierenland (en diens rechtsvoorgangers) en belangenorganisaties een stedelijk waterplan gemaakt. Met dit plan dient door de gezamenlijke partijen te worden toegewerkt naar een aantrekkelijk watersysteem, dat biologisch gezond is, voldoende aanvoer-, afvoer- en bergingsmogelijkheden heeft en is afgestemd op specifieke functies.

Naast het aangeven van een visie en doelstellingen is het Waterplan toch vooral een maatregelenplan. Daar waar doelstellingen niet gehaald worden of urgente problemen spelen, zijn maatregelen geformuleerd om deze zaken te verbeteren. In het plan zijn technisch uitvoerbare en breed gedragen maatregelen aangegeven waarmee de waterkwaliteits- en waterkwantiteitsdoelstellingen kunnen worden gehaald of zoveel mogelijk worden benaderd. De kosten hiervan worden in het plan in beeld gebracht.

Het Waterplan heeft een aantal hoofddoelen:

• Het hebben en houden van droge voeten; droge voeten betreft in Sliedrecht vooral het creëren van voldoende berging om hevige regenbuien op te kunnen vangen.

• Streven naar biologisch gezond water; biologisch gezond water is water met verschillende dieren en planten die een bepaald biologisch evenwicht vormen, zodanig dat water niet gaat stinken of gedomineerd wordt door algen of kroos.

• De belevingswaarde van water vergroten; de belevingswaarde hangt samen met de kwaliteit van water, de ruimtelijke vormgeving van water, de inrichting van de oevers en de gebruiksmogelijkheden van water.

Het oppervlaktewater dient een substantieel deel van het bruto gebied uit te maken teneinde voldoende waterberging te hebben om afwenteling op omringende gebieden te beperken. Het Waterschap Rivierenland hanteert vuistregels voor compenserende waterberging, zie 3.3.4.

In het Waterplan is voor het plangebied een zoekgebied opgenomen voor de realisatie van meer open water.

Toetsing en conclusie
Om aan de hoofddoelen van het Stedelijk Waterplan Sliedrecht te voldoen zijn maatregelen opgesteld waarmee waterkwaliteits- en waterkwantiteitsdoelstellingen kunnen worden gehaald. Voor nieuwbouwgebieden wordt hiervoor uitgegaan van 10% open water van het bruto plangebied. In het bestemmingsplan is hier ruimte voor ingepland. In de paragraaf 4.3 wordt de berekening gemaakt voor het open water. Deze berekening wordt gebaseerd op de normen van het Beleid van het Waterschap Rivierenlandschap en Stedelijk Waterplan Sliedrecht.

3.4.9 Gemeentelijk Rioleringsplan 2012-2018

De gemeenteraad is verplicht een rioleringsplan vast te stellen voor een periode die door de raad wordt bepaald. In het Gemeentelijk Rioleringsplan wordt een integrale visie gegeven op het gebied van afvalwater, afstromend hemelwater en grondwater, die leidend is voor de strategie van de gemeente.

De gewenste situatie bij nieuwbouw is als volgt omschreven in het Gemeentelijke Rioleringsplan: "In geval van ontwikkeling van nieuwe gebieden zal geen schoon hemelwater op het vuilwater riool worden toegestaan. Bij nieuwbouw in bestaande gebieden zal de focus uitgaan naar zoveel mogelijk scheiden van afvalwater en schoon hemelwater. In de praktijk zal het straatoppervlak worden afgekoppeld, maar de daken van woningen zullen in eerste instantie op het vuilwater riool blijven lozen."

In het plangebied waarop dit bestemmingsplan van toepassing is, is overwegend sprake van sloop en vervangende nieuwbouw. Er worden twee rijtjes woningen tussen de Dr. Kuyperstraat en de Troelstralaan gedeeltelijk gehandhaafd en gerenoveerd. Voor wat betreft de riolering wordt gestreefd naar een samenhangend systeem, waarbij geen onderscheid aanwezig is tussen de riolering van nieuwbouwwoningen of renovatiewoningen.

Toetsing en conclusie
Bij de uitvoering van het bestemmingsplan dient aan de voorschriften van het Gemeentelijke Rioleringsplan voldaan te worden. Dit houdt in dat er een gescheiden systeem zal worden toegepast.

Hoofdstuk 4 Sectorale aspecten

4.1 Milieu

4.1.1 Geluid
4.1.1.1 Wettelijk kader

Bij het opstellen van een ruimtelijk plan dient, in verband met de relatie tussen de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Wet geluidhinder (Wgh), inzicht te worden geboden in de relevante geluidsaspecten.

De Wgh stelt eisen aan de maximaal toegestane geluidsbelasting ten gevolge van de aanleg van een nieuwe weg en de realisatie van geluidsgevoelige bestemmingen. De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidhinder door onder meer industrie, wegverkeer en spoorwegverkeer. De wet richt zich vooral op de bescherming van de burger in zijn woonomgeving en bevat bijvoorbeeld normen voor de maximale geluidsbelasting op de gevel van een huis.

Op 1 januari 2007 is de gewijzigde Wet geluidhinder in werking getreden. Hierin is de bevoegdheid voor het verlenen van een hogere waarde neergelegd bij Burgemeester en Wethouders. Dat betekent dat het 'hogere-waardebesluit' niet langer ter goedkeuring aan Gedeputeerde Staten hoeft te worden voorgelegd. Voor wegverkeerslawaai en spoorweglawaai stapt de wetgever nu over op de Europese dosismaat Lden (staat voor day- evening- night). In de wet wordt Lden aangegeven in decibel (dB).

Voor geluidgevoelige functies zoals woningen geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor wegverkeer en 55 dB voor spoorwegverkeer. Bij de bouw van de woning dient de gevelisolatie van de betrokken woning zodanig te worden ontworpen, dat voor de binnenwaarde kan worden voldaan aan de eisen uit het bouwbesluit. Hierin staat geregeld dat de binnenwaarde maximaal 33 dB mag bedragen. Indien niet aan de voorkeursgrenswaarden wordt voldaan kan door bevoegd gezag (Burgemeester en wethouders) een hogere grenswaarde worden vastgesteld, voor woningen. In het buiten stedelijk gebied (buiten bebouwde kom) geld een maximum te verlenen ontheffingwaarde Lden van 53 dB(A) (wgh art. 83, lid 1).

4.1.1.2 Onderzoek

In oktober 2015 (geactualiseerd januari 2016) is het Akoestisch onderzoek weg- en railverkeerslawaai Bestemmingsplan ‘Staatsliedenbuurt’ uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd. In dit onderzoek werd nog uitgegaan van de sloop van 238 woningen, de renovatie van 190 woningen en nieuwbouw van 160 woningen (samen maximaal 350 woningen). Gedurende het proces is deze verhouding echter gewijzigd naar de sloop van 261 woningen, de renovatie van 167 woningen en nieuwbouw van 183 woningen (samen eveneens maximaal 350 woningen). Vanwege de gewijzigde differentiatie van het woningbouwprogramma wordt er in dit bestemmingsplan een toevoeging op het akoestisch onderzoek opgenomen. Gezien de differentiatie naar de 2 geluidsbronnen (A15 en Deltalaan-Thorbeckelaan) en de daarvoor berekende waarden, wordt voor beide geluidsbronnen een differentiatie naar in totaal 4 verschillende geluidsniveaus berekend. Deze toevoeging is in bijlage 1A bij het bestemmingsplan gevoegd.

4.1.1.3 Conclusie

Het voornemen is om de woonwijk Staatsliedenbuurt te herstructureren, waarbij een groot deel van de bestaande woningen wordt gesloopt en nieuwbouw voor terug wordt gebouwd. Het totaal aantal woningen neemt af. De nieuwe woningen zijn is gelegen in de onderzoekszone van Rijksweg A15, de route Deltalaan - Thorbeckelaan en de spoorlijnen Betuweroute en Merwede-Lingelijn. Om die reden is het noodzakelijk een akoestisch onderzoek naar weg- en railverkeerslawaai uit te voeren.

Aangezien het om een herstructurering van een bestaande woonwijk gaat, zijn de grenswaarden voor vervangende nieuwbouw van toepassing. De voorwaarden die bij deze grenswaarde worden gesteld zijn van toepassing.

Uit het onderzoek blijkt dat ter plaatse van de bestemmingsvlakken de voorkeurswaarde door het verkeer op de Rijksweg A15 als de route Deltalaan - Thorbeckelaan wordt overschreden. De maximale ontheffingswaarde voor vervangende nieuwbouw wordt niet overschreden. In het onderzoek is beschreven dat het treffen van geluidreducerende maatregelen niet reëel is. Er moeten daarom hogere waarden worden vastgesteld. Het benodigde aantal hogere waarden dient in het ontwerpbesluit hogere waarden te worden aangegeven. Het aantal hogere waarden is weergegeven in tabel 3 in paragraaf 4.2 van het akoestisch onderzoeksrapport.

Tevens zijn de geluidbelastingen op een mogelijke verkavelingsopzet berekend. Daaruit blijkt dat bij nagenoeg alle woningen niet kan worden voldaan aan de voorwaarden die in het gemeentelijke geluidsbeleid zijn opgenomen. Er kan worden afgeweken van dit beleid. Daarvoor dient wel een nadere motivering te worden opgesteld bij het besluit hogere waarden.

Vanwege de gewijzigde differentiatie van het woningbouwprogramma zijn ook de geluidbelastingen op de gewijzigde woningdifferentiatie berekend. De structuur van het stedenbouwkundig plan, de situering van de bouwblokken en de rooilijnen zijn niet gewijzigd. Gezien de differentiatie naar de 2 geluidsbronnen (A15 en Deltalaan-Thorbeckelaan) en de daarvoor berekende waarden, wordt voor beide geluidsbronnen een differentiatie naar in totaal 4 verschillende geluidsniveaus berekend. De conclusie uit de rapportage van oktober 2015, namelijk dat bij nagenoeg alle woningen niet kan worden voldaan aan de voorwaarden die in het gemeentelijke geluidsbeleid zijn opgenomen, blijft ongewijzigd.

De gemeente heeft aangegeven dat het wenselijk is om door middel van een vervolgonderzoek aan te geven dat er een goed leefklimaat kan worden gegarandeerd. Dit vervolgonderzoek zal worden ingediend bij de aanvraag omgevingsvergunning. Een en ander is opgenomen als een voorwaardelijke verplichting in de regels van dit bestemmingsplan.

Vaststelling hogere grenswaarden

Op basis van het in oktober 2015 uitgevoerde akoestisch onderzoek heeft gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan 'Staatsliedenbuurt' voor maximaal 160 woningen een ontwerpbesluit tot vaststelling hogere waarden ter inzage gelegen. Deze hogere waarden worden door het college van Sliedrecht vastgesteld. Omdat de verhouding tussen sloop, renovatie en nieuwbouw gewijzigd is en het totaal aantal nieuw te bouwen woningen 200 is geworden, heeft de gemeente Sliedrecht advies gevraagd aan het akoestisch adviesbureau en OZHZ inzake de procedure van het hogere waarden besluit. Het akoestisch adviesbureau heeft de eventuele consequenties voor de ontheffing hogere geluidswaarden in beeld gebracht. Het bureau geeft aan dat het mogelijk is om de aantallen in het besluit hogere grenswaarden te verhogen (dus van 160 naar 200). Het college neemt dan een besluit dat afwijkt van hetgeen ter inzage heeft gelegen. Het besluit hogere grenswaarden behoeft niet opnieuw ter inzage te worden gelegd. De reden dat dit mogelijk is ligt in het feit dat de akoestische waarden en de structuur van het plan niet wijzigen. Zowel het adviesbureau als OZHZ geven aan dat het voor het HW-besluit (vastgestelde waarden) niet uitmaakt, omdat de hogere waarden gebaseerd zijn op de geluidniveaus berekend op de randen van de percelen.

Er moet bij de aanvraag omgevingsvergunning in ieder geval een gevelweringsonderzoek plaatsvinden. Dan kunnen ook de aanvullende woningen worden doorberekend. De gemeente Sliedrecht realiseert zich dat het aantal afwijkt van het akoestisch onderzoek, maar dat de wijziging wordt meegenomen in het gevelweringsonderzoek.

4.1.2 Bodem
4.1.2.1 Wettelijk kader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Of de bodem een planontwikkeling in de weg staat, wordt middels een historisch onderzoek en eventueel aangevuld met een bodemonderzoek bepaald. Als uit historisch onderzoek blijkt dat binnen de nieuwe bestemmingen sprake is geweest van een activiteit met een verhoogd risico op verontreiniging, dan is een volledig verkennend bodemonderzoek noodzakelijk. De resultaten van het historisch onderzoek, het bodemonderzoek en de conclusie met eventuele saneringsadviezen worden in het bestemmingsplan vermeld.

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

In de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) staat dat een omgevingsvergunning, voor het bouwen op een vermoeden van ernstig verontreinigde grond, pas in werking treedt nadat:

  • er is vastgesteld dat er geen sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging;
  • het bevoegd gezag heeft ingestemd met het saneringsplan;
  • er een melding is gedaan van een voornemen tot saneren.

Wet bodembescherming

Als er sprake is van ernstige bodemverontreiniging dan gelden de regels van de Wet Bodembescherming (Wbb). In de Wbb is een saneringsdoelstelling bepaald (het saneren naar de functie) en een saneringscriterium (wanneer moet er gesaneerd worden (bij zogenaamde “spoed- of risicolocaties”)).

Besluit bodemkwaliteit

Het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) geeft de lokale bevoegde gezagen de mogelijkheid om de bodemkwaliteit binnen hun gebied actief te gaan beheren binnen de gegeven kaders. Dit geeft onder andere ruimte voor nieuwe bouwprojecten, zoals woningen en wegen. Daarnaast worden de kwaliteit en de integriteit van belangrijke intermediairs bij bodemactiviteiten beter geborgd. In het besluit staan ook regels met betrekking tot het toepassen van bouwstoffen, grond en baggerspecie.

4.1.2.2 Onderzoek

Op locaties waar ontwikkelingen plaatsvinden dient de bodem gesaneerd te worden als sprake is van een ernstige bodemverontreiniging. In dat geval dient voorafgaand aan ontwikkelingen een saneringsplan opgesteld te worden dat goedgekeurd moet worden door de Omgevingsdienst zijnde het bevoegd gezag in het kader van de Wet bodembescherming (Wbb). Aangezien sprake is van functiewijziging is verkennend bodemonderzoek voor dit bestemmingsplan noodzakelijk. Dit verkennend bodemonderzoek is in november 2015 uitgevoerd en als bijlage bij dit bestemmingsplan toegevoegd.

Aanleiding en doelstelling onderzoek

Het onderzoek is uitgevoerd in verband met het opstellen van een bestemmingsplanwijziging en de daaruit voortvloeiende aanvraag van een omgevingsvergunning (activiteit bouwen). In het kader van de Woningwet/Gemeentelijke Bouwverordening dient een omgevingsvergunningaanvraag (activiteit bouwen) vergezeld te gaan van een rapportage inzake de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem.

Doel van het onderzoek is vast te stellen of het voormalige, dan wel het huidige, gebruik van de onderzoekslocatie heeft geleid tot een verontreiniging van de bodem. Het verkennend bodemonderzoek beoogt het verkrijgen van inzicht in aard, plaats van voorkomen en concentraties van eventueel aanwezige verontreinigende stoffen in de bodem.

Ter bepaling van de milieuhygiënische bodemkwaliteit binnen de begrenzing van de onderzoekslocatie, is de norm NEN 5740 (onderzoeksstrategie bij verkennend onderzoek, NNI, januari 2009) gehanteerd. Deze norm beschrijft de werkwijze voor het opstellen van de onderzoeksstrategie bij een verkennend bodemonderzoek naar de (mogelijke) aanwezigheid van bodemverontreiniging en de werkwijze voor het bepalen van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem en eventueel vrijkomende grond.

4.1.2.3 Conclusie

Aan de hand van de resultaten van het onderzoek kan het volgende worden geconcludeerd:

- in de grond zijn plaatselijk bijmengingen met bodemvreemde materialen waargenomen;

- op het maaiveld en in het opgeboorde bodemmateriaal zijn zintuiglijk geen asbestverdachte materialen waargenomen;

- de bovengrond is licht verontreinigd met alle onderzochte parameters, behoudens minerale olie;

- de ondergrond is (plaatselijk) licht verontreinigd met molybdeen, nikkel, zink en PAK;

- het grondwater is overwegend licht verontreinigd met barium, molybdeen, zink, minerale olie, benzeen, tolueen, xylenen en naftaleen;

- de aangetroffen lichte verontreinigingen geven, ingevolge de Wet bodembescherming, geen aanleiding tot het uitvoeren van een aanvullend bodemonderzoek.

Gelet op de onderzoeksresultaten, te weten de aangetoonde overschrijdingen van de betreffende achtergrondwaarden (grond) en de aangetoonde overschrijdingen van de betreffende streefwaarden (grondwater) dient de hypothese onverdacht voor de onderzoekslocatie formeel te worden verworpen. Echter, de gemeten waarden zijn dermate gering dat aanvullend onderzoek naar het voorkomen van deze stoffen in de bodem op het perceel ingevolge de Wet bodembescherming, niet noodzakelijk is. Beperkingen inzake het verlenen van een omgevingsvergunning (activiteit bouwen), alsmede de voortzetting van het huidige bodemgebruik, worden op basis van de onderzoeksresultaten uit milieuhygiënisch oogpunt niet voorzien.

Zoals is beschreven in paragraaf 2.2.2.4 is binnen het projectgebied van de hele Staatsliedenbuurt de verhouding tussen sloop, renovatie en nieuwbouw gewijzigd. In het totale projectgebied zijn in de beoogde eindsituatie circa 367 woningen aanwezig, waarvan 200 nieuwbouw, 118 renovatie en 50 te handhaven woningen. Er worden binnen het bestemmingsplangebied circa 260 woningen gesloopt, 40 woningen gerenoveerd en maximaal 200 nieuwe woningen toegevoegd. Deze wijziging heeft geen gevolg voor het bodemonderzoek, daar de omvang en situering van de bestemming Wonen ongewijzigd zijn gebleven.

4.1.3 Externe veiligheid
4.1.3.1 Wettelijk kader

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

Omdat de gevolgen van een ongeluk met gevaarlijke stoffen groot kunnen zijn, zijn de aanvaardbare risico's vastgelegd in diverse besluiten en regelingen. Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste (toekomstige) besluiten en regelingen.

4.1.3.2 Besluit Externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom de risicobron. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan de grenswaarde worden voldaan en met de richtwaarde rekening worden gehouden, ongeacht of het een bestaande of een nieuwe situatie betreft. Op basis van het Bevi geldt als oriëntatiewaarde voor het GR:

  • 10-5 voor een ongeval met meer dan 10 dodelijke slachtoffers;
  • 10-7 voor een ongeval met meer dan 100 dodelijke slachtoffers;
  • 10-9 voor een ongeval met meer dan 1.000 dodelijke slachtoffers;
  • enzovoort (een lijn door deze punten bepaalt de norm).


Het Bevi bevat een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR rondom deze inrichtingen.
Ook bedrijven waarop het Bevi niet van toepassing is, kunnen risico's voor de omgeving met zich meebrengen. Voor nieuwe situaties geldt voor het PR in principe een norm van 10-6 per jaar en voor bestaande situaties 10-5 per jaar. Voor het GR geldt de hierboven genoemde oriëntatiewaarde.

4.1.3.3 Besluit algemene regels voor inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) uit 2004 legt veiligheidsnormen op aan overheden die besluiten nemen over bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Het gaat daarbij om bijvoorbeeld chemische fabrieken, LPG-tankstations en spoorwegemplacementen waar goederentreinen met gevaarlijke stoffen rangeren. Deze bedrijven verrichten soms risicovolle activiteiten dichtbij (beperkt) kwetsbare objecten waaronder woningen, ziekenhuizen, scholen, winkels, horecagelegenheden en sporthallen. Hierdoor ontstaan risico's voor mensen die in de buurt ervan wonen of werken.

Het besluit verplicht gemeenten en provincies bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van bestemmingsplannen met externe veiligheid rekening te houden. Dit betekent bijvoorbeeld dat woningen op een bepaalde afstand moeten staan van een bedrijf dat werkt met gevaarlijke stoffen.

4.1.3.4 Regelgeving transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Daarmee zijn nieuwe kwetsbare objecten binnen de PR 10-6 contour niet toegestaan. Ook is vastgesteld dat wanneer binnen het invloedsgebied van een buisleiding een ruimtelijk besluit wordt genomen, de verantwoordingsplicht van toepassing is.

Het Bevb gaat uit van een belemmerde strook van 4 of 5 meter, afhankelijk van de werkdruk. Voor deze strook geldt een bouwverbod en een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden.

Net als bij het Bevi worden de risicoafstanden en rekenmethodiek die volgen uit het Bevb opgenomen in een regeling, de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb).

4.1.3.5 Besluit externe veiligheid transportroutes

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) in werking getreden. In het Bevt staan regels voor de ruimtelijke inrichting rond wegen, waterwegen en spoorwegen met vervoer van gevaarlijke stoffen.

Het Bevt hanteert een vaste grens van 200 meter, vanaf de buitenrand van de transportroute, waarbuiten in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Buiten de 200 meter is een verantwoording niet noodzakelijk. Wel geldt dat bij ruimtelijke ontwikkelingen die nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk maken buiten de 200 m dient in de toelichting aandacht moet worden gegeven aan de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid voor zover het binnen het invloedsgebied van de transportroute is gelegen.

Ten aanzien van de verantwoordingsplicht groepsrisico wordt, net als bij het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), onderscheid gemaakt tussen een volledige verantwoording en een beperkte verantwoording van het groepsrisico.

Een volledige verantwoording kan bovendien achterwege blijven indien kan worden aangetoond dat:

  • 4. het groepsrisico, niet hoger is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico, of;
  • 5. het groepsrisico, gelet op de redelijkerwijs te verwachten verandering van de dichtheid van personen, met niet meer dan 10% toeneemt en;
  • 6. de oriëntatiewaarde, gelet op de dichtheid van personen, niet wordt overschreden.
  • 7. Indien sprake is van een volledige verantwoording dienen maatregelen ter beperking van het GR, alternatieve ruimtelijke ontwikkelingen met een lager GR en mogelijkheden en voorgenomen maatregelen ter beperking van de omvang van een calamiteit te worden overwogen. Een beperkte verantwoording houdt wel rekening met de effecten van een calamiteit en vindt alleen plaats als het plangebied binnen het invloedsgebied (effectgebied) van transportassen is gelegen.

In het Bevt zijn tevens plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Een PAG is een zone, waarbinnen een aanvullende verantwoording noodzakelijk is met betrekking tot het al dan niet nemen maatregelen om de effecten van een plasbrand te beperken en de zelfredzaamheid van personen.

4.1.3.6 Onderzoek

In oktober 2015 is een onderzoek naar het aspect externe veiligheid uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage bij dit bestemmingsplan toegevoegd. Op basis van de gegevens uit de risicokaart zijn in de omgeving de herstructureringslocatie de volgende risicobronnen aanwezig:

  • 8. Transport van gevaarlijke stoffen over de Rijksweg A15;
  • 9. Transport van gevaarlijke stoffen over de Betuweroute;
  • 10. Transport van gevaarlijke stoffen in de hogedruk aardgastransportleiding W-528-01;
  • 11. Opslag van gevaarlijke stoffen bij het Zwembad de Lockhorst.

Van al deze risicobronnen is het invloedsgebied van de Rijksweg A15 en de Betuweroute over het plangebied van het bestemmingsplan 'Staatsliedenbuurt' gelegen. Aangezien er nieuwe woningen in het invloedgebied van de Rijksweg A15 mogelijk worden gemaakt, is een verantwoording van het groepsrisico benodigd. In de verantwoording van het groepsrisico wordt naast de hoogte van het groepsrisico aandacht besteed van de zelfredzaamheid van de bewoners in de Staatsliedenbuurt en aan de bestrijdbaarheid van een eventueel incident.

In haar beoordeling op het concept voorontwerp bestemmingsplan Staatsliedenbuurt geeft de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid aan, dat voor de beschouwde risicobronnen wordt voldaan aan de grens- en richtwaarden plaatsgebonden risico. Het plasbrandaandachtsgebied van de A15 reikt niet tot in het plangebied . Naast de A15 valt ook het te beschouwen invloedsgebied van de Betuweroute (400m) over het noordelijke deel van het plangebied. De verantwoording van het GR voor de A15 en de Betuweroute kan zich beperken tot hetgeen in artikel 7 van het Besluit externe veiligheid transportroutes is bepaald. Daarbij is het van belang de hoogte van het huidige groepsrisico hiervan in dit onderzoek te benoemen. Voor de Rijksweg A15 en de Betuweroute is recent door OZHZ onderzoek gedaan naar de hoogte van het groepsrisico. Dat onderzoek is uitgevoerd in het kader van het bestemmingsplan 'Woongebied 2e herziening' en is verwoord in de 'Quickscan externe veiligheid BP Woongebied Sliedrecht concept 2e herziening', d.d. 2 december 2015. Dit onderzoek is toegevoegd als bijlage.

4.1.3.7 Conclusie

In de omgeving van de woonwijk 'Staatsliedenbuurt' zijn verschillende risicobronnen aanwezig, maar het invloedsgebied van de Rijksweg A15 en de Betuweroute is over deze woonwijk gelegen. Het plangebied van het bestemmingsplan 'Staatsliedenbuurt' is niet gelegen binnen de PR 10-6-risicocontour en het plasbrandaandachtsgebied van de beide risicobronnen. Daarnaast is voor de herstructurering (een afname van het aantal woningen met 55) een verantwoording van het groepsrisico opgesteld. Gelet op het voorgaande levert het aspect externe veiligheid geen belemmering op voor het bestemmingsplan 'Staatsliedenbuurt'.

Zoals is beschreven in paragraaf 2.2.2.4 is binnen het projectgebied van de hele Staatsliedenbuurt de verhouding tussen sloop, renovatie en nieuwbouw gewijzigd. In het totale projectgebied zijn in de beoogde eindsituatie circa 367 woningen aanwezig, waarvan 200 nieuwbouw, 118 renovatie en 50 te handhaven woningen. Er worden binnen het bestemmingsplangebied circa 260 woningen gesloopt, 40 woningen gerenoveerd en maximaal 200 nieuwe woningen toegevoegd. Deze wijziging heeft geen gevolg voor de externe veiligheid, daar het woningaantal slechts beperkt is gewijzigd en de situering van de bestemming Wonen ongewijzigd is gebleven.

4.1.4 Bedrijven en milieuzonering
4.1.4.1 Wettelijk kader

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Milieuzonering betekent het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering

In de brochure Bedrijven en milieuzonering (VNG, 2009) wordt een handreiking gegeven voor het verantwoord inpassen van bedrijfsactiviteiten in de omgeving. De handreiking geeft informatie over een aantal ruimtelijk relevante milieuaspecten van een scala van bedrijfsactiviteiten. In deze handreiking worden bedrijven ingedeeld in verschillende categorieën, al naar gelang de mate van hinder en inpasbaarheid. Ook maakt de handreiking onderscheid in verschillende gebiedstypen zoals een rustige woonwijk, rustig buitengebied en gemengd gebied. Aan de hand van de categorie-indeling kan bepaald worden of, en eventueel onder welke voorwaarden, een bedrijf inpasbaar is in de omgeving.

4.1.4.2 Onderzoek

In oktober 2015 is een onderzoek naar het aspect bedrijven en milieuzonering uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage bij dit bestemmingsplan toegevoegd.

Omgevingstype

De omgeving van het plangebied kan worden beschouwd als een 'rustige woonwijk', zoals bedoeld in de VNG-handreiking. Dit betekent dat de aangegeven richtafstanden in de handreiking worden aangehouden.


Toetsing VNG-richtafstanden bestaande inrichtingen

Bij de toetsing aan de VNG-richtafstanden voor wat betreft de nieuwe woningen (bestemming W-2) zijn bestaande inrichtingen in de omgeving van het plangebied van belang. In de onderstaande tabel is een overzicht gegeven van de omliggende bestaande inrichtingen/bestemmingen. In de onderstaande afbeelding zijn de VGN-richtafstanden weergegeven van de in tabel genoemde inrichtingen/bedrijven.

Nr.   SBI-Code
2008  
Adres   Omschrijving   milieucategorie   VNG-richtafstand   Werkelijke afstand tot nieuwe milieugevoelige functies   Maatgevend aspect  
1   96031   Thorbeckelaan 2   Begraafplaats
Sliedrecht  
1   10 meter   ca. 40 meter   Geluid  
2   8621, 8622, 8623   Dr. de Visserstraat 7   Kliniek Sliedrecht
(kaakchirurgie)  
1   10 meter   ca. 60 meter   Geluid  
3   8891   Dr. de Visserstraat 9   Kinderopvang
De Krullevaar  
2   30 meter   ca. 9,5 meter   Geluid  
4   63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82   Thorbeckelaan 1-7
(oneven)  
kantoren, o.a. Alblasserwaard Makelaar & taxateur en Studiecentrum   1   10 meter   ca. 25 meter   Geluid  
5   47   Thorbeckelaan 9-21
(oneven)  
Detailhandel, o.a.
Bakkerij Vlot en De Vos  
1   10 meter   ca. 25 meter   Geluid  

Tabel: Overzicht VNG-richtafstanden bestaande en nieuwe inrichtingen vs. nieuwe milieugevoelige functies

afbeelding "i_NL.IMRO.0610.bp08Staatsliedenb-3001_0012.jpg"

Afbeelding: VNG-richtafstanden bestaande inrichtingen/bestemmingen.

Uit de quickscan komt naar voren dat alleen de VNG-richtafstand van 30 meter van de kinderopvang De Krullevaar over de bestemming W-2 is gelegen. Middels een motivering is het toegestaan om binnen deze VGN-richtafstand nieuwe woningen toe te staan.

Motivering toestaan woningen binnen VNG-richtafstand kinderopvang De Krullevaar

De nieuwe woningen worden ten opzichte van de te slopen woningen aan de Talmastraat niet dichter naar de kinderopvang toe gesitueerd. In dat opzicht wordt het in de toekomstige situatie akoestisch niet slechter dan in de huidige situatie.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening verdient het de aanbeveling dat als de definitieve verkavelingsopzet rekening te houden met het geluid afkomstig van de kinderopvang, waarbij de spelende kinderen is de voornaamste geluidbron is. Door bijvoorbeeld de voorgevel van de nieuwe woningen naar de kinderopvang toe te projecteren. In dat geval is de tuinzijde van de nieuwe woningen niet naar de kinderopvang toegekeerd en kunnen de bewoners buiten zitten aan de geluidluwe zijde van de woning. Daarnaast is het aan te bevelen om bij het bepalen van de karakteristieke geluidwering van de nieuwe woningen rekening te houden met het geluidniveau afkomstig van de kinderopvang (voornamelijk stemgeluid van de spelende kinderen).

Op dit moment is de definitieve verkavelingsopzet niet bekend. Bij de definitieve verkaveling dient de akoestische situatie vanwege de kinderopvang inzichtelijk te worden gemaakt ter plaatse van de nieuwe woningen. De akoestische situatie voor de toekomstige woningen dient te worden bepaald middels een nader uit te voeren akoestisch onderzoek voor de kinderopvang De Krullevaar. De verplichting tot het uitvoeren van dat nader akoestisch onderzoek voor de definitieve verkaveling dient in het bestemmingsplan 'Staatsliedenbuurt' te zijn geborgd.

Opgemerkt dient te worden dat bij de toetsing of de nieuwe woningen beschikken over een geluidluwe zijde naast de geluidbelastingen vanwege de kinderopvang ook het wegverkeerslawaai moet worden meegenomen.

4.1.4.3 Conclusie

In de omgeving van de herstructurering Staatsliedenbuurt zijn diverse bestaande inrichtingen aanwezig. De nieuwe woningen zijn gelegen in een gebied dat wordt getypeerd als een 'rustige woonwijk'. Uit de quickscan naar de VGN-richtafstanden van de bestaande inrichtingen in de omgeving van de Staatsliedenbuurt blijken er nieuwe woningen te worden gerealiseerd binnen de VNG-richtafstand van de kinderopvang De Krullevaar. Middels een nadere motivering is het toegestaan om nieuwe woningen binnen deze richtafstand te realiseren.

Zoals is beschreven in paragraaf 2.2.2.4 is binnen het projectgebied van de hele Staatsliedenbuurt de verhouding tussen sloop, renovatie en nieuwbouw gewijzigd. In het totale projectgebied zijn in de beoogde eindsituatie circa 367 woningen aanwezig, waarvan 200 nieuwbouw, 118 renovatie en 50 te handhaven woningen. Er worden binnen het bestemmingsplangebied circa 260 woningen gesloopt, 40 woningen gerenoveerd en maximaal 200 nieuwe woningen toegevoegd. Deze wijziging heeft geen gevolg voor Bedrijven en milieuzonering, daar het woningaantal slechts beperkt is gewijzigd en de situering van de bestemming Wonen ongewijzigd is gebleven.

4.1.5 Luchtkwaliteit
4.1.5.1 Wettelijk kader

Het onderzoek naar luchtkwaliteit wordt uitgevoerd op grond van hoofdstuk 5, titel 5.2 'Luchtkwaliteitseisen' van de Wet milieubeheer. De titel 5.2 'Luchtkwaliteitseisen' is beter bekend als de Wet luchtkwaliteit.

De kern van de Wet luchtkwaliteit is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL is een bundeling maatregelen op regionaal, nationaal en internationaal niveau die de luchtkwaliteit verbeteren en waarin alle ruimtelijke ontwikkelingen/projecten zijn opgenomen die de luchtkwaliteit in belangrijke mate verslechteren.

Het doel van de NSL is om overal in Nederland te voldoen aan de Europese normen voor de luchtverontreinigende stoffen. Voor wegverkeer zijn stikstofdioxide (NO2), fijnstof (PM10) en zeer fijnstof (PM2,5) de belangrijkste stoffen. De in de Wet luchtkwaliteit gestelde norm voor NO2 en PM10 jaargemiddelde grenswaarde is voor beide stoffen 40 µg/m3. Daarnaast mag de PM10 24 uurgemiddelde grenswaarde van 50 µg/m3 maximaal 35 keer per jaar worden overschreden. De jaargemiddelde grenswaarde voor zeer fijnstof (PM2,5) bedraagt 25 µg/m3.

Met het van kracht worden van het NSL zijn de tijdstippen waarop moet worden voldaan aan de jaargemiddelde grenswaarden NO2 en PM10 aangepast. Voor PM10 is dat 11 juni 2011 en 1 januari 2015 voor NO2. De grenswaarde voor PM2,5 is vanaf 1 januari 2015 van toepassing.

Naast de introductie van het NSL is het begrip 'niet in betekenende mate bijdragen' (NIBM) een belangrijk onderdeel van de Wet luchtkwaliteit. Een project draagt NIBM bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit als de NO2 en PM10 jaargemiddelde concentraties niet meer toenemen dan 1,2 µg/m3. In dat geval is de ontwikkeling als NIBM te beschouwen.

Een ruimtelijke ontwikkeling vindt volgens de Wet luchtkwaliteit doorgang als ten minste aan één van de volgende voorwaarden is voldaan:

  • 12. de ontwikkeling is opgenomen in het NSL;
  • 13. de ontwikkeling aangemerkt wordt als een NIBM-project;
  • 14. de gestelde grenswaarden in bijlage 2 van de Wet luchtkwaliteit niet worden overschreden;
  • 15. projectsaldering kan worden toegepast.

Voor zover de ruimtelijke ontwikkeling is opgenomen in het NSL of de ontwikkeling kan worden aangemerkt als NIBM-project is toetsing aan de grenswaarden van de Wet luchtkwaliteit niet nodig.

4.1.5.2 Onderzoek

In oktober 2015 is een onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage bij dit bestemmingsplan toegevoegd.

4.1.5.3 Conclusie

De woonwijk 'Staatsliedenbuurt' in Sliedrecht wordt geherstructureerd, waardoor het aantal woningen in die wijk afneemt. Daardoor is de herstructurering aan te merken als een ontwikkeling dat NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Toetsing aan de grenswaarden van de Wet luchtkwaliteit is dan ook niet nodig. Geconcludeerd kan worden dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmeringen oplevert voor de voorgenomen ontwikkelingen in dit bestemmingsplan (artikel 5.16, lid 1 aanhef en onder c Wm).

Daarnaast is in het kader van een goede ruimtelijke ordening ter plaatse van het plan de jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 bepaald. Deze waarden zijn veel lager dan de gestelde grenswaarden uit bijlage 2 van de Wet luchtkwaliteit. Een overschrijding van de grenswaarden is dan ook niet te verwachten.

Zoals is beschreven in paragraaf 2.2.2.4 is binnen het projectgebied van de hele Staatsliedenbuurt de verhouding tussen sloop, renovatie en nieuwbouw gewijzigd. In het totale projectgebied zijn in de beoogde eindsituatie circa 367 woningen aanwezig, waarvan 200 nieuwbouw, 118 renovatie en 50 te handhaven woningen. Er worden binnen het bestemmingsplangebied circa 260 woningen gesloopt, 40 woningen gerenoveerd en maximaal 200 nieuwe woningen toegevoegd. Deze wijziging heeft geen gevolg voor de luchtkwaliteit, daar het woning slechts beperkt is gewijzigd en de situering van de bestemming Wonen ongewijzigd is gebleven.

4.1.6 Gezondheid

De gemeente Sliedrecht heeft de GGD ZHZ gevraagd aan te geven welke volksgezondheidsaspecten ten aanzien van de fysieke leefomgeving van belang zijn bij de herstructurering van de Staatsliedenbuurt, zie Bijlage 6 Gezondsheidseffectscreening.

De Gezondheidseffectscreening (GES) is een instrument waarmee vooraf inzicht verkregen wordt in de verschillende factoren die van invloed kunnen zijn op de gezondheid van de (toekomstige) bewoners.
Een GES geeft een goed beeld van de gezondheidskundige knelpunten en kansen bij ontwikkelingsprojecten, wijzigingen in de ruimtelijke ordening of infrastructuur en landelijke herstructureringsprojecten.
De Gezondheidseffectscreening is in 2000 ontwikkeld voor GGD’s in opdracht van de ministeries van VWS en VROM. In 2012 is de zesde actualisatie verschenen waarin de nieuwste inzichten zijn verwerkt.


Het doel van een GES is om inzicht te geven in de relevante milieugezondheidskundige gevolgen van een stedenbouwkundig plan. Daarmee wordt de mogelijkheid gegeven in de verdere uitwerking hiermee optimaal rekening te houden. In Nederland zijn er voor de meeste milieufactoren normen op basis van EU of nationale regelgeving.
Bij ruimtelijke planvorming wordt doorgaans uitsluitend rekening gehouden met deze wettelijke milieunormen. Voor een aantal milieufactoren geldt dat ook beneden de wettelijke grenswaarden gezondheidseffecten kunnen optreden en dus gezondheidswinst behaald kan worden. Zo kan bij een geluidbelasting onder de norm ernstige hinder en slaapverstoring optreden. Met de GES kan ook de blootstelling onder de wettelijke norm inzichtelijk gemaakt worden, zodat een genuanceerder beeld van plankwaliteit ten aanzien van milieu en gezondheid ontstaat en duidelijk wordt waar gezondheidswinst te behalen is.

Luchtkwaliteit

Als renovatie/herstructurering ertoe leidt dat er minder (maar kwalitatief betere) woningen overblijven en daarmee het aantal bewoners afneemt is dit over de gehele buurt genomen een verbetering voor de volksgezondheid omdat het aantal langdurig blootgestelde bewoners afneemt.


Geluid

De eerstelijnsbebouwing heeft nadrukkelijk een afschermende rol voor de rest van de buurt maar is zelf aan de straatzijde ernstig geluidbelast. Bij renovatie is bijzondere aandacht nodig voor geluidwering aan de gevel met behoud van voldoende ventilatiemogelijkheden.


Externe veiligheid 

De Staatsliedenbuurt ligt in de invloedssfeer van de A15 en de Betuweroute wat betreft de kans op ongevallen met gevaarlijke stoffen. De straatjes zijn smal met veel geparkeerde auto’s. In verband met incidentbestrijding en hulpverlening adviseert de GGD bij de herstructurering advies te vragen aan de brandweer, de GHOR en de gemeentelijke afdeling rampenbestrijding.

Aanbevelingen vanuit de invalshoek bevorderen van dagelijks beweeggedrag

  • Om gebruik van de fiets te stimuleren moet deze bij de woningen als het ware voor het grijpen staan, maar ook veilig. In de huidige situatie geldt dit vooral voor de auto.
  • Zorg voor veilige en aantrekkelijke loop- en fietsroutes naar scholen, winkels, park en sport– en speelgelegenheden.
  • Zorg voor veilige speelruimte voor kinderen zonder overlast voor de omgeving. Sociale binding met de buurt en een gevoel van veiligheid zijn belangrijke voorwaarden voor het buiten spelen van kinderen. Onderzoek mogelijkheden van het naastgelegen sportpark en het schoolplein van de nabijgelegen school.
  • Zorg dat bewoners betrokken worden bij de te ontwikkelen plannen.

Aanbevelingen vanuit de invalshoek van psychisch welbevinden

  • Verbeter de kwaliteit van de woningen. Let daarbij nadrukkelijk op de kwaliteit van het binnenmilieu en zorg voor voldoende en gebruiksvriendelijke ventilatiemogelijkheden
  • Verlaag de woondichtheid
  • Bestrijdt burenlawaai (isolatie tussen woningen, buurtbemiddeling)
  • Zorg voor groene elementen in de buurt
  • Bevorder het gebruik van groen in de omgeving (park, sportpark, begraafplaats) door veilige en aantrekkelijke looproutes en zitbanken. Is er ruimte voor een sociale moestuin?
  • Betrek bewoners bij het planproces.

4.2 Archeologie en cultuurhistorie

4.2.1 Archeologie
4.2.1.1 Wettelijk kader

De bescherming van het archeologische erfgoed in de bodem en de inbedding ervan in de ruimtelijke ordening is geregeld in het Europese Verdrag van Valetta (Malta). In 1992 ondertekenden twintig Europese staten, waaronder Nederland, dit verdrag. De belangrijkste uitgangspunten van het verdrag zijn:

  • archeologische waarden dienen zoveel mogelijk (in situ) in de bodem bewaard te blijven en beheermaatregelen dienen genomen te worden om dit te bewerkstelligen;
  • vroeg in de ruimtelijke ordening dient al rekening gehouden te worden met archeologie;
  • bodemverstoorders betalen het archeologisch (voor)onderzoek en mogelijke opgravingen wanneer behoud in situ niet mogelijk is.

Het verdrag werd in 1998 door een goedkeuringswet bekrachtigd en op 1 september 2007 in de Wet op de archeologische monumentenzorg vertaald in nieuwe wetgeving. De wet regelt in aansluiting op het Europese verdrag de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, onder andere door inpassing van de belangen van archeologie in de ruimtelijke ordening.

4.2.1.2 Onderzoek

In opdracht van Wissing B.V. heeft IDDS Archeologie in juli 2015 een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor het plangebied Staatsliedenbuurt te Sliedrecht, gemeente Sliedrecht, zie Bijlage 7 Archeologisch bureauonderzoek.

Uit het bureauonderzoek zijn aanwijzingen naar voren gekomen dat in het plangebied een Pleistocene rivierduin kan voorkomen. In de top van de rivierduin kunnen mogelijk archeologische resten uit de periode Laat-Mesolithicum – Neolithicum aanwezig zijn. Hiervoor geldt een hoge verwachting. De rivierduin wordt verwacht in het noordwestelijk deel van het plangebied maar de begrenzing is nog onzeker. Ook in het overige deel van het plangebied moet rekening worden gehouden met een eventueel aanwezige rivierduin. Voor het plangebied geldt een lage verwachting voor resten uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd. Deze kunnen voorkomen op een laag komklei en/of veen, al dan niet gelegen op rivierduinafzettingen.
IDDS Archeologie adviseert om vervolgonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek uit te laten voeren. Een dergelijk onderzoek heeft als doel het aanvullen en toetsen van de op basis van het bureauonderzoek opgestelde gespecificeerde verwachting. Door middel van dit booronderzoek worden de geologische en bodemkundige opbouw en eventuele bodemverstoringen in kaart gebracht. De aandacht zal met name uitgaan naar de ruimtelijke- en diepteligging van rivierduinafzettingen en de intactheid van de top van de rivierduinafzettingen. Op basis van het booronderzoek zal worden vastgesteld welke zones kansrijk en welke zones kansarm zijn voor de aanwezigheid van archeologische resten. Hoewel niet het doel van het onderzoek, zal ook worden gecontroleerd of er archeologische indicatoren voorkomen in het plangebied.
Geadviseerd wordt om een verkennend booronderzoek uit te laten voeren in die zones waar de voorgenomen ingrepen dieper dan 2 m –mv zullen reiken. Dit is het geval als ten behoeve van woningbouw heipalen zullen worden verwijderd of geplaatst. Hierdoor kunnen eventueel aanwezige rivierduinafzettingen en archeologische niveaus worden verstoord. Het verkennend booronderzoek dient in de betreffende zones te bestaan uit minimaal 10 boringen per hectare. Teneinde rivierduinafzettingen op te sporen en in kaart te brengen, dient rekening te worden gehouden met een boordiepte van 2 tot 8 m –mv.
In de zones waar de bodemverstoring beperkt zal blijven tot minder dan 2 m -mv is geen vervolgonderzoek noodzakelijk. Geadviseerd wordt om deze zones vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Bovenstaand advies dient gecontroleerd te worden door de bevoegde overheid, in dit geval de gemeente Sliedrecht. Deze zal vervolgens een besluit nemen over de te volgen procedure.

Zoals is beschreven in paragraaf 2.2.2.4 is de verhouding tussen sloop, renovatie en nieuwbouw gewijzigd van sloop Zoals is beschreven in paragraaf 2.2.2.4 is binnen het projectgebied van de hele Staatsliedenbuurt de verhouding tussen sloop, renovatie en nieuwbouw gewijzigd. In het totale projectgebied zijn in de beoogde eindsituatie circa 367 woningen aanwezig, waarvan 200 nieuwbouw, 118 renovatie en 50 te handhaven woningen. Er worden binnen het bestemmingsplangebied circa 260 woningen gesloopt, 40 woningen gerenoveerd en maximaal 200 nieuwe woningen toegevoegd. Deze wijziging heeft geen gevolg voor de archeologie, daar de omvang en de situering van de bestemming Wonen ongewijzigd zijn gebleven.

4.3 Water

4.3.1 Wettelijk kader

Nationaal Waterplan

Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en is opgesteld voor de planperiode 2009 - 2015. Het Nationaal Waterplan is in december 2009 door de ministerraad vastgesteld.

Het Nationaal Waterplan beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Het Rijk streeft naar een duurzaam en klimaatbestendig waterbeheer en heeft de ambitie om de komende decennia te investeren in bescherming tegen overstromingen en in de zoetwatervoorziening.

Voor een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem is het van belang bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met waterhuishoudkundige eisen op de korte en de lange termijn. Om een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem te bereiken moet het water meer bepalend zijn bij de besluitvorming over grote ruimtelijke opgaven dan voorheen. De mate van bepalendheid wordt afhankelijk gesteld van, onder meer, de omvang en de aard van de ingrepen, bestaande functies, nieuwe andere ruimteclaims en de bodemgesteldheid van een gebied.

Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Het Nationaal Waterplan is gedetailleerder dan de SVIR en blijft als uitwerking van de SVIR bestaan. Specifiek gaat het over de gebieden die deel uitmaken van de ruimtelijke hoofdstructuur, het IJsselmeer, de Noordzee en de rivieren. Ook de bescherming van vitale functies en kwetsbare objecten is een onderwerp van nationaal belang. Hiervoor geldt het Barro.

Waterwet

De Waterwet regelt het beheer van de waterkeringen, het oppervlaktewater en het grondwater, verbetert de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening en zorgt voor een eenduidige bestuurlijke procedure en daarbij behorende rechtsbescherming voor besluiten. De Waterwet dient als paraplu om de Kaderrichtlijn Water (KRW) te implementeren en geeft ruimte voor implementatie van toekomstige Europese richtlijnen.

De waterschappen hebben een bevoegdheid voor het verlenen van vergunningen voor grondwateronttrekkingen, bemalingen en infiltraties, met uitzondering van onttrekkingen voor drinkwater, koude en warmteopslag en grote industriële onttrekkingen van meer dan 150.000 m3/jaar. Gemeenten hebben verdergaande taken en bevoegdheden in het kader van de zorgplicht voor het inzamelen van afvalwater in de riolering en voor hemelwater en grondwater.

Nationaal Bestuursakkoord Water

In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is het kabinetsstandpunt over het waterbeleid in de 21e eeuw vastgelegd. De hoofddoelstellingen zijn: het waarborgen van het veiligheidsniveau bij overstromingen en het verminderen van wateroverlast. Daarbij wordt de voorkeur gegeven aan ruimtelijke maatregelen boven technische maatregelen.

In het NBW is ook de watertoets als procesinstrument opgenomen. De watertoets is het proces van vroegtijdig informeren, adviseren en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van dit instrument is waarborgen dat de waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet in beschouwing worden genomen als het gaat om waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Uitvoering van de watertoets betekent in feite dat de gemeente en de waterbeheerder samenwerken bij het uitwerken van ruimtelijke plannen, zodat problemen in het gebied zelf en de omgeving worden voorkomen. De watertoets is sinds 2003 verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening en hiermee verplicht voor alle ruimtelijke plannen en besluiten.

In 2008 is het NBW geactualiseerd met als doel de watersystemen in 2015 op orde te krijgen, met name op het gebied van wateroverlast en watertekort.

Kaderrichtlijn water

De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) geeft een kader voor de bescherming van de ecologische en chemische kwaliteit van oppervlaktewater en grondwater. Zo dienen alle waterlichamen in 2015 een ‘goede ecologische toestand’ (GET) te hebben bereikt en dienen sterk veranderende c.q. kunstmatige wateren in 2015 een ‘goed ecologisch potentieel’ (GEP) te hebben bereikt. De chemische toestand dient in 2015 voor alle wateren (natuurlijk en kunstmatig) goed te zijn.

Waterbeheer 21e eeuw (WB21)

In september 2000 heeft de commissie Waterbeheer 21e eeuw advies uitgebracht over het toekomstig waterbeheer in Nederland. Belangrijk onderdeel van WB21 is het uitgangspunt van ruimte voor water. Er mag geen afwenteling plaatsvinden. Berging moet binnen het stroomgebied plaatsvinden. Dit betekent onder andere het aanwijzen en in stand houden van waterbergingsgebieden. Daarnaast wordt verdroging bestreden en worden watertekorten verminderd.

Waterbeheerplan Waterschap Rivierenland
Het plangebied valt onder het beheer van Waterschap Rivierenland. De doelen van het waterschap staan beschreven in het Waterbeheerplan 2016-2021, waarbij een indeling is gemaakt in de volgende aspecten:

  • het bieden van veiligheid tegen overstromingen;
  • het realiseren van de kwantitatieve wateropgave;
  • het realiseren van de waterkwaliteitsdoelstellingen en ecologische doelstellingen;
  • het realiseren van de kwantitatieve wateropgave in het stedelijk gebied en het verbeteren van de waterkwaliteit in stedelijke wateren;
  • het invulling geven aan de samenwerking in de afvalwaterketen.


Het Waterschap Rivierenland is verantwoordelijk voor en werkt aan een duurzaam waterbeheer voor een veilig en leefbaar Rivierenland. Bij alle in- en uitbreidingsplannen adviseert en toetst het Waterschap op hydrologische effecten, waarbij het hydrologisch neutraal ontwikkelen het uitgangspunt is. Kortom, het initiatief mag niet leiden tot een verandering in de waterhuishoudkundige situatie ter plaatse en in de directe omgeving.
Naast het beheerplan beschikt het Waterschap Rivierenland over een verordening: de Keur voor waterkeringen en wateren. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een watervergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels. Deze watervergunning wordt vervolgens door het waterschap verleend of geweigerd. Ook is het mogelijk dat nadere eisen worden gesteld aan de vergunningverlening.


Stedelijk Waterplan

zie Stedelijk Waterplan Sliedrecht

4.3.2 Huidige hydrologische en geologische omstandigheden
4.3.2.1 Huidige waterstructuur

Het plangebied ligt in de bebouwde kom van Sliedrecht. In de bebouwde kom van Sliedrecht is op veel plekken water aanwezig. De belangrijkste watergangen, die tevens dienen voor de aan- en afvoer van water, liggen parallel aan de A15. Via een drietal stuwen kan het overtollige water het stedelijk gebied van Sliedrecht verlaten en watert het af naar het omliggende landelijke gebied. In het plangebied zelf bevindt zich geen open water.

Veiligheid

In het plangebied is geen kern en beschermingszone van een waterkering gelegen.

Grondwater

Het plangebied wordt gekenmerkt door een bepaalde grondwaterstand. De drooglegging van het gebied is hiervoor medebepalend. Drooglegging is de maat waarop het maaiveld, het straatniveau of het bouwpeil boven het oppervlaktewaterpeil ligt. Doorgaans geldt voor het maaiveld een drooglegging van 0,70 meter, voor het straatpeil een drooglegging van 1 meter en voor het bouwpeil een drooglegging van 1,3 meter. 

Voldoende drooglegging is nodig om grondwateroverlast te voorkomen. In gebieden waar grondwateroverlast bekend is of gebieden met hoge grondwaterstanden adviseren wij om hier nader onderzoek naar te doen. Bij hoge rivierwaterstanden kunnen gebieden gelegen nabij de rivieren overlast ondervinden van kwel. Eventuele maatregelen zijn het ophogen van het maaiveld of kruipruimteloos bouwen.

Watergangen
Binnen het plangebied ligt geen (beschermingszone van een) A-watergang of B-watergang.

Waterkwaliteit

Bij de herstructurering van de woonwijk is er de kans het rioolsysteem zodanig aan te passen dat hemelwater wordt afgekoppeld. Het uitgangspunt is dat er minimaal tot aan de erfgrens een gescheiden stelsel wordt aangelegd.

4.3.2.2 Waterberging

Het plangebied - gelegen in het stedelijk gebied van Sliedrecht - is voor het overgrote deel verhard door de aanwezige bebouwing, bestrating en een groot deel van de aanwezige tuinen. Er zijn geen openbare groen-/waterstructuren aanwezig binnen de wijk. In de toekomstige situatie - zoals deze door voorliggend plan mogelijk wordt gemaakt - is wel een (nieuwe) groenstructuur opgenomen die de bestemming 'Groen' krijgt.

Binnen het gehele projectgebied (sloop, nieuwbouw en renovatie) zal het verhard oppervlak gelijk blijven of iets afnemen. In de paragraaf Groenstructuur is beschreven dat er groene hoven worden toegevoegd. Binnen de plangrenzen van dit bestemmingsplan neemt het verhard oppervlak met 90 m2 toe. Voor deze toename dient watercompensatie plaats te vinden, maar binnen de begrenzing van dit bestemmingsplangebied is geen oppervlaktewater aanwezig noch te realiseren. De mogelijkheden voor watercompensatie binnen de plangrenzen van dit bestemmingsplan zijn dan ook niet aanwezig. Wel wordt in het inrichtingsplan voor de openbare ruimte de waterhuishouding van de gehele Staatsliedenbuurt in ogenschouw genomen. Daarin wordt de toekomstige afwateringsstructuur geregeld conform de normen en eisen die daaraan door het waterschap en de gemeente worden gesteld.

4.3.3 Waterhuishouding Staatsliedenbuurt
4.3.3.1 Riolering en zuiveringswerken

Het rioolstelsel valt onder de verantwoordelijkheid van de gemeente Sliedrecht. Hemelwater en drainagewater mogen nergens in de gemeente samen met vuilwater aangeboden worden, maar dienen altijd gescheiden te worden. In eerste instantie dient dit op eigen terrein te worden opgelost, met de gemeente zal hierover afstemming plaats moeten hebben.

In het plangebied ligt geen rioolwaterpersleiding van het waterschap.

De vervanging van de riolering in de wijk is door de gemeente opgenomen in het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) 2012-2018. Er zullen in de nieuwe situatie drie riolen gelegd worden: één voor het vuile water, één voor het schone regenwater en een drainageleiding.

De straatkolken zullen worden aangesloten op het regenwaterriool. De woningen krijgen alleen een vuilwateraansluiting. In het verleden kregen de woningen een aparte aansluiting voor het regenwater, maar in de praktijk werkt dit foutieve aansluitingen in de hand. Het regenwater vanaf de daken wordt via de tuinen en trottoir afgevoerd naar de straatkolken.

4.3.3.2 Watercompensatie

Op grond van de richtlijnen van het waterschap dient in beginsel 21,8% water te worden gecompenseerd. Voorts dient te dempen water 100% te worden gecompenseerd. Deze watercompensatie dient bij voorkeur gevonden te worden binnen het plangebied, dan wel elders binnen hetzelfde peilgebied.
In dit bestemmingsplan wordt een herstructurering van het plangebied mogelijk gemaakt. De planontwikkeling heeft nauwelijks invloed op de wateropgave ten opzichte van de bestaande planologische situatie, omdat het totaal aan-/ afvoerend verhard oppervlak afneemt. De berekening is gemaakt voor het gehele projectgebied, dus het westelijk plandeel (waarop dit bestemmingsplan van toepassing is) als het oostelijk plandeel waar renovatie aan de orde is. Onderstaand is inzichtelijk gemaakt wat het huidige en nieuwe grondgebruik is.

Huidige situatie Nieuwe situatie

Bebouwing 16.311 m2 15.415 m2

Bijgebouwen en erfverharding 21.604 m2 18.300 m2

Verharding openbare ruimte 25.085 m2 25880 m2

Totaal 63.000 m2 59.595 m2

Omdat er per saldo sprake is van een afname van het verhard oppervlak met circa 3.400 m2 is het niet nodig om te voorzien in compenserende maatregelen.

4.3.4 Watertoets

De watertoets is bedoeld om negatieve effecten op waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen te voorkomen. Ook is deze bedoeld om deze aspecten zoveel als mogelijk vooraf in de planvorming te betrekken. Uit de digitale watertoets van Waterschap Rivierenland komt naar voren dat een normale watertoetsprocedure moet worden doorlopen. Dit betekent dat er nader overleg plaats moet hebben met Waterschap Rivierenland over de hiervoor genoemde uitgangspunten. Het waterschap zal daarom nader worden betrokken bij de bestemmingsplanprocedure. Hiertoe is de bovenbeschreven waterparagraaf aan het waterschap voorgelegd voor advies.

Het waterschap heeft op 18 april 2016 een reactie betreffende het voorontwerp bestemmingsplan 'Sliedrecht' gegeven. Deze reactie is aan te merken als wateradvies in het kader van de watertoetsprocedure. Het waterschap heeft in haar reactie de volgende ruimtelijke consequenties en opmerkingen benoemd:

  • Op dit moment is niet geheel helder welke mogelijkheden er binnen het plangebied zijn om aan de wateropgave te voldoen. Er dient namelijk te worden voldaan aan een hydrologisch neutrale ontwikkeling voor het plan. Doordat het plangebied onderdeel is van een groter stedenbouwkundig project is het in dit geval mogelijk de wateropgave voor het gehele projectgebied te beschouwen. In paragraaf 4.3.2.2 is aangegeven dat binnen dit gehele projectgebied het verhard oppervlak gelijk zal blijven of iets zal afnemen. Vanuit de gemeente Sliedrecht vernamen wij reeds dat hiervoor extra water wordt gegraven bij de drie hoven langs de Doctor Schaepmanstraat. Graag zien wij een expliciete (cijfermatige) bevestiging hiervan.
  • Wanneer wel sprake is van een toename van het verharde oppervlak dient extra waterberging te worden gerealiseerd. In paragraaf 4.3.3.2 is een berekening opgenomen waaruit blijkt dat het totale verhardingsoppervlak van dit onderhavige plan toeneemt met 90 m2. Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig waardoor de mogelijkheden voor watercompensatie beperkt zijn. Wij adviseren daarom de inrichting zodanig uit te werken dat de hoeveelheid verharding niet zal toenemen. Dit kan door bijvoorbeeld in te zetten op meer groen en/of het toepassen van halfverhardingen.
  • Wij verzoeken u in het bestemmingsplan een overzicht op te nemen waaruit blijkt dat binnen het plangebied of binnen het grotere projectgebied sprake is van water neutraal inrichten. Indien aan de orde zal ook de wijze van watercompensatie, door de toename van het verhard oppervlak in dit plan, in beeld moeten worden gebracht.

Het Waterschap adviseert positief over het plan, mits voorgaande opmerkingen in het bestemmingsplan worden verwerkt. In de voorgaande paragraaf zijn de opmerkingen van het waterschap verwerkt. Voor de uitvoering van het plan is geen watervergunning van het waterschap vereist.

Zoals is beschreven in paragraaf 2.2.2.4 is binnen het projectgebied van de hele Staatsliedenbuurt de verhouding tussen sloop, renovatie en nieuwbouw gewijzigd. In het totale projectgebied zijn in de beoogde eindsituatie circa 367 woningen aanwezig, waarvan 200 nieuwbouw, 118 renovatie en 50 te handhaven woningen. Er worden binnen het bestemmingsplangebied circa 260 woningen gesloopt, 40 woningen gerenoveerd en maximaal 200 nieuwe woningen toegevoegd. Deze wijziging heeft geen gevolg voor de waterhuishouding, daar het te verharden oppervlak, de vorm en de situering van de bestemming Wonen ongewijzigd zijn gebleven.

4.4 Flora en Fauna

4.4.1 Wettelijk kader

Ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan de natuurbeschermingswetgeving. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming (o.a. Natuurbeschermingswet 1998) en soortenbescherming (Flora- en faunawet). Met deze wetten zijn de Europese Vogelrichtlijn en de Europese Habitatrichtlijn verankerd in de nationale wetgeving. Onder gebiedsbescherming valt ook de toetsing aan het provinciaal ecologisch beleid, waarmee bepaalde gebieden en landschaps-elementen worden beschermd, zoals de Ecologische Hoofdstructuur en het weidevogelgebied.

4.4.1.1 Gebiedsbescherming

Natuurbeschermingswet 
Gebiedsbescherming wordt gewaarborgd door de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nbw). Deze wet beschermt Natura 2000-gebieden, beschermde natuurmonumenten en wetlands. Voor activiteiten met een mogelijk effect op deze gebieden is toetsing aan de Nbw noodzakelijk.

Natura 2000
Voor het uitvoeren van projecten en handelingen die negatieve effecten kunnen hebben op de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000-gebied en die niet nodig zijn voor het beheer van het Natura 2000-gebied, is een vergunning nodig. Het bevoegd gezag hiervoor zijn Gedeputeerde Staten, tenzij de Nbw-procedure aanhaakt bij de omgevingsvergunning. In dat geval zijn burgemeester en wethouders het bevoegd gezag, maar is er een verklaring van geen bedenkingen van GS nodig.


Instandhoudingsdoelstellingen beschrijven de doelen voor natuurlijke habitats of populaties van de in het wild levende dier- en plantensoorten om een gunstige staat van instandhouding te waarborgen. Bij het vaststellen van een bestemmingsplan moet op grond van artikel 19j van de Nbw rekening worden gehouden met de effecten van het plan op Natura 2000-gebieden. Ook activiteiten buiten het Natura 2000-gebied kunnen negatieve effecten op de instandhoudings-doelstellingen van het Natura 2000-gebied hebben. Dit wordt 'externe werking' genoemd. Van negatieve effecten is sprake als, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen, een habitattype verslechtert of soorten significant worden verstoord. Deze bescherming geldt alleen voor de habitattypen en soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Projecten en handelingen die de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied aantasten zijn in ieder geval vergunningplichtig op grond van artikel 19d Nbw.

Beschermde Natuurmonumenten
Bij de aanwijzing van Natura 2000-gebieden is het mogelijk dat (delen van) Beschermde Natuurmonumenten binnen de grenzen van het Natura 2000-gebied vallen. Indien dit het geval is houdt dit in dat, het betreffende aanwijzingsbesluit tot natuurmonument is komen te vervallen (artikel 15a, lid 2 Nbw). Echter, het voormalig beschermd natuurmonument is nog wel beschermd op grond van de doelstellingen ten aanzien van het behoud, herstel en de ontwikkeling van het natuurschoon of de natuurwetenschappelijke betekenis van het gebied zoals bepaald in het van rechtswege vervallen besluit (artikel 15a, lid 3 Nbw). Concreet betekent houdt dit in dat de status van Natuurmonument, na aanwijzing als Natura 2000-gebied, is komen te vervallen maar de doelstellingen niet.


Op grond van artikel 19j lid 1 hoeft niet te worden getoetst aan de doelstellingen van een (voormalig) beschermd natuurmonument. Er moet echter wel op grond van de goede ruimtelijke ordening en het zorgplichtartikel 19l Nbw, worden getoetst aan deze doelstellingen. Met andere woorden: er moet zicht zijn op de haalbaarheid van het plan. Indien het plan effecten kan hebben op het voormalig beschermd natuurmonument, moet worden beoordeeld of hiervoor een vergunning ex artikel 16 Nbw noodzakelijk is en of deze kan worden verleend. In dit artikel is namelijk bepaald dat het verboden is zonder vergunning projecten of andere handelingen te realiseren die schadelijk kunnen zijn voor het natuurschoon, voor de natuurwetenschappelijke betekenis van het beschermd natuurmonument of voor dieren of planten in het beschermd natuurmonument of die het beschermd natuurmonument ontsieren.

Ecologische Hoofdstructuur
Het voormalige ministerie van LNV heeft in 1990 de Ecologische Hoofdstructuur (hierna: EHS) geïntroduceerd. De EHS bestaat uit een netwerk van natuurgebieden. Het doel van de EHS is de instandhouding en ontwikkeling van deze natuurgebieden om daarmee een groot aantal soorten en ecosystemen te laten voortbestaan. De EHS wordt beschermd via regelgeving onder de Wet ruimtelijke ordening.


Het in de Nota Ruimte vastgelegde rijksbeleid ten aanzien van de begrenzing en de bescherming van de EHS, is vertaald in regelgeving in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, dat per provincie is uitgewerkt in een provinciale ruimtelijke verordening. In de provinciale verordening zijn verplichtingen opgenomen voor bescherming van de EHS. Kort gezegd is hier geregeld dat (ruimtelijke) ingrepen in de EHS die de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS significant aantasten niet zijn toegestaan, tenzij:

  • Er sprake is van een groot openbaar belang, en;
  • Er geen reële alternatieven zijn, en;
  • De negatieve effecten zoveel mogelijk worden beperkt, en;
  • De overblijvende effecten worden gecompenseerd.

Om te kunnen bepalen of de wezenlijke kenmerken en waarden van een gebied significant worden aangetast, moet het bevoegd gezag (de gemeente) erop toezien dat hiernaar door de initiatiefnemer onderzoek wordt verricht. Gemeenten moeten het in de verordeningen en beleidsregel vastgelegde beschermingsregime voor de EHS verankeren in bestemmingsplannen en ook de naleving daarvan borgen bij het (verlenen van omgevingsvergunningen voor het) afwijken van ruimtelijke regels.
Overigens kan een gebied, naast een onderdeel zijn van de EHS, tegelijkertijd een Natura 2000-gebied zijn. Als er sprake zou zijn van tegenstrijdige vereisten, dan is het beschermingsregime Natura 2000 leidend.

4.4.1.2 Soortenbescherming

Soortenbescherming wordt gewaarborgd door de Flora- en faunawet (hierna: Ffw). De Ffw beschermt alle in het wild levende soorten. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in verschillende beschermingscategorieën. De beschermde diersoorten (vogels, vissen, zoogdieren, amfibieën, reptielen, insecten, ongewervelden, et cetera) en ongeveer 100 plantensoorten zijn te vinden in tabellen, die deel uitmaken van de Ffw. Daarnaast zijn alle broedende vogels, hun broedplaatsen én de functionele omgeving van de broedplaatsen beschermd tijdens de broedperiode en zijn van een aantal soorten de vaste rust- en verblijfplaatsen en functionele omgeving jaarrond beschermd.

Het uitgangspunt van de Ffw is dat alles wat schadelijk is voor beschermde soorten verboden is, zoals het verstoren, verontrusten, doden, vangen, plukken, vernielen, verwonden van soorten of het wegnemen, vernielen of verstoren van hun verblijfplaats. Van het verbod kan alleen onder bepaalde voorwaarden worden afgeweken. Voor álle activiteiten met een mogelijk effect op beschermde dier- en plantensoorten is toetsing aan de Ffw noodzakelijk. Activiteiten waarbij de verbodsbepalingen overtreden worden, dienen voorkomen te worden, bijvoorbeeld door het treffen van mitigerende maatregelen. Indien dit niet mogelijk is, dan is het uitvoeren van een dergelijke activiteit alléén toegestaan met een ontheffing van het Ministerie van EZ. Een mitigatieplan of ontheffing dient in het bezit te zijn voorafgaand aan de start van de uitvoeringsfase.

Naast de verbodsbepalingen staat in de Ffw dat voor alle in het wild levende planten- en dier-soorten de zogenaamde zorgplicht geldt. Deze zorgplicht houdt in dat nadelige gevolgen voor flora en fauna zoveel mogelijk voorkomen moeten worden. De zorgplicht geldt voor iedereen en voor alle planten en dieren, beschermd of niet. Bij beschermde planten of dieren geldt de zorgplicht ook als er een ontheffing of vrijstelling is verleend.

4.4.1.3 Gedragscode Flora- en faunawet voor de gemeente Sliedrecht

Het rapport de gedragscode Flora- en Faunawet voor de gemeente Sliedrecht heeft tot doel om inzicht te geven in de verplichtingen die er in geval van bestendig beheer en onderhoud en ruimtelijke ontwikkeling en inrichting in de gemeente Sliedrecht gelden. De Flora- en faunawet is de nationale wet waarin het soort beschermingsregiem van de Europese Vogelrichtlijn en de Europese Habitatrichtlijn geïmplementeerd zijn. De Flora- en faunawet beschermt alle inheemse zoogdieren (op de Huismuis, de Bruine rat en de Zwarte rat na), vogels, reptielen en amfibieën.

Toetsing en conclusie

Naar gelang van de aanwezigheid van bepaalde flora en fauna zal de gedragscode Flora- en Faunaweg voor de gemeente Sliedrecht in acht moeten worden genomen bij de uitwerking van het onderhavig plan. De maatregelen zijn per dier en per periode verschillend. In de volgende paragrafen zijn dit onderzoek, en de eventuele maatregelen die getroffen moeten worden, beschreven.

4.4.2 Onderzoek

In oktober 2015 is een quick scan naar het aspect flora en fauna in de Staatsliedenbuurt uitgevoerd. Dit onderzoek is als Bijlage 10 bij dit bestemmingsplan toegevoegd.

4.4.2.1 Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het projectgebied bestaat momenteel uit bebouwde grond.

Vanwege de grote afstand tot beschermde natuurgebieden en het feit dat het plangebied en het Natura 2000-gebied van elkaar worden gescheiden door wegen, wordt er geen enkele invloed van de ingreep op het Natuurbeschermingswetgebied verwacht. De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

4.4.2.2 Soortenbescherming

Het bestemmingsplan is een besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Flora- en faunawet (Ffw) niet optreden. Het verwijderen van opgaand groen, de grondwerkzaamheden en de bouwwerkzaamheden leiden tot verstoring van alle aanwezige soorten.

De Flora- en faunawet (Ffwet) is sinds 1 april 2002 van kracht. De wet regelt de bescherming van de in het wild levende planten en dieren in Nederland met het oog op de instandhouding van soorten. Dit betreft soorten die zijn aangemerkt als beschermd op basis van de Flora- en faunawet. Om de instandhouding van de beschermde soorten te waarborgen moeten negatieve effecten op de instandhouding worden voorkomen. Hiertoe zijn in de wet verschillende verbodsbepalingen geformuleerd. Overtreding van een verbodsbepaling is alleen toegestaan met een ontheffing op basis van de Flora- en faunawet (art. 75). Op 10 september 2004 is het 'Besluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met wijziging van artikel 75 van de Flora- en faunawet en enkele andere wijzigingen' in werking getreden. In dit besluit zijn de volgende drie categorieën opgenomen:

  • 1. categorie 1: bij activiteiten die te kwalificeren zijn als bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkelingen, geldt voor de soorten in deze categorie een vrijstelling voor artikel 8 t/m 12 van de Ffwet. Er hoeft voor deze activiteiten geen ontheffing te worden aangevraagd;
  • 2. categorie 2: bij activiteiten die te kwalificeren zijn als bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkelingen, geldt voor de soorten in deze categorie een vrijstelling voor artikel 8 t/m 12 van de Ffwet, mits activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Deze gedragscode moet door een sector of ondernemer zelf worden opgesteld en ingediend voor goedkeuring. Is er geen goedgekeurde gedragscode aanwezig, dan dient ontheffing aangevraagd te worden;
  • 3. categorie 3: bij activiteiten die te kwalificeren zijn als ruimtelijke ontwikkelingen, geldt voor soorten in deze categorie geen vrijstelling. Ook niet op basis van een gedragscode. Hiervoor is een ontheffing nodig.

Ontheffingaanvragen op basis van categorie 1 en 2 worden getoetst aan het criterium 'doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort' (de zogenaamde lichte toets). Ontheffingaanvragen op basis van categorie 3 krijgen te maken met de 'uitgebreide toets'. Dit houdt in dat wordt getoetst op drie criteria, te weten 1) er is sprake van een in of bij de wet genoemd belang, 2) er is geen alternatief en 3) doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort. Aan alle criteria moet worden voldaan.

Aangezien er op de locatie Staatsliedenbuurt ingrepen (nieuwbouw) uitgevoerd worden zijn negatieve effecten op vaste rust- en verblijfsplaatsen van strikt beschermde soorten denkbaar.

In het kader van de herstructurering van de Staatsliedenbuurt in de gemeente Sliedrecht (provincie Zuid-Holland) is een flora en fauna quickscan uitgevoerd (zie Bijlage 10 ). Dit verkennende onderzoek is gericht op alle beschermde soorten van de Flora- en faunawet. De flora en fauna quickscan bestond uit een literatuuronderzoek en veldbezoek. Het projectgebied tussen de Thorbeckelaan en Cort van der Lindenlaan bleek geschikt te zijn voor vier beschermde soort(groep)en. Het betreffen de Huismus, Gierzwaluw, vleermuizen (met name Gewone Dwergvleermuis, Ruige Dwergvleermuis en Laatvlieger) en Stijf Hardgras. Aanbevolen wordt om vervolgonderzoek uit te voeren tijdens de geschikte periode van het jaar. Dit geldt niet alleen voor de woonblokken die gesloopt worden, maar ook voor de te renoveren woningen.

  • Huismus

Het veldbezoek heeft vier nestplaatsen van de Huismus opgeleverd (onderstaande figuur). Daarnaast bevonden zich in de achtertuinen enkele groepen mussen. De verwachting is dat het aantal broedplaatsen hoger is dan vastgesteld tijdens het veldbezoek, omdat het broedseizoen al ver gevorderd was. Voor een compleet beeld van de verspreiding van de Huismus in het projectgebied dienen tenminste twee inventarisatierondes uitgevoerd te worden. De onderzoeksperiode strekt zich uit van 1 april tot en met 15 mei. Deze periode kan nog eventueel verruimd worden van 10 maart tot en met 20 juni, maar dan zijn tenminste vier veldbezoeken noodzakelijk (Dienst Regelingen, 2011b). Tussen de bezoeken liggen tenminste tien dagen.

  • Gierzwaluw

Op meerdere plekken bevonden zich mogelijke nestplaatsen van Gierzwaluw in het projectgebied. Vooral de kopgevels waren zeer geschikt. Soortgericht onderzoek naar deze jaarrond beschermde vogel kan verricht worden tussen 1 juni en 15 juli. Binnen dit tijdvak moeten tenminste drie bezoekrondes met een tussenliggende periode van minimaal tien dagen uitgevoerd worden (Dienst Regelingen, 2011a). De bezoeken worden bij voorkeur in de avond of vroege ochtend uitgevoerd.

  • Vleermuizen

Het projectgebied is geschikt voor verschillende gebouwbewonende soorten. Er werden verschillende spleten en kieren aangetroffen waardoor vleermuizen toegang hebben tot een binnenruimte. Het onderzoek naar vleermuizen dient uitgevoerd te worden aan de hand van de richtlijnen uit het Vleermuisprotocol (NGB, VZZ & GaN 2013). Deze schrijft voor dat de functionaliteit van het gebied voor vleermuizen onderzocht moet worden op basis van tenminste vier bezoeken in de periode begin april - begin oktober. Tenminste twee bezoeken zijn daarvan gericht op het voorjaar en twee op het najaar. Tussen elk bezoek dient tenminste tien dagen te zitten.

  • Stijf Hardgras

De flora en fauna quickscan kon niet uitsluiten dat zich tussen de straattegels in het projectgebied een groeiplaats van Stijf Hardgras bevindt. Met name de Troelstrastraat, waar diverse soorten grassen groeien, is zeer geschikt voor deze soort. Het voorkomen van de soort is in de regio vastgesteld (FLORON, 2015). Om de aanwezigheid vast te kunnen stellen is een gebiedsdekkende inventarisatie nodig tijdens de bloeiperiode. Deze strekt zich uit van mei tot en met juli.

  • Algemeen

De soorten, die vermeld staan in Tabel 1 van de Flora- en faunawet, vallen onder een algemene vrijstelling. Alle broedende vogels en hun nesten zijn beschermd ex. art. 10 en 11 van de Flora- en faunawet. Het broedseizoen duurt globaal vanaf half maart tot en met half juli, maar is soortspecifiek en afhankelijk van klimatologische omstandigheden. Het is raadzaam om te verwijderen struiken en bomen vooraf te laten controleren op de aanwezigheid van nesten.


Bij de uitvoering van de werkzaamheden dient men te allen tijde rekening te houden met de in de Flora- en faunawet opgenomen Algemene Zorgplicht (Art. 2). De Zorgplicht houdt in dat schadelijke effecten aan planten en dieren door menselijk handelen tot een minimum beperkt worden. Deze wettelijke verplichting geldt voor alle flora en fauna in Nederland ongeacht de beschermde status.
afbeelding "i_NL.IMRO.0610.bp08Staatsliedenb-3001_0013.png" Figuur: Nestplaatsen van Huismus (gele stippen) en groeiplaats van Geelrode Naaldaar (rode ster) die gevonden zijn bij het veldbezoek aan het projectgebied.

4.4.3 Conclusie

In de periode augustus-september 2015 is de quick scan door de gemeente Sliedrecht beoordeeld. De gemeente is akkoord met de rapportage, mits de geadviseerde vervolgonderzoeken plaatsvinden op de in het onderzoek genoemde geschikte momenten. Het projectgebied tussen de Thorbeckelaan en Cort van der Lindenlaan bleek geschikt te zijn voor vier beschermde soort(groep)en. Het betreffen de Huismus, Gierzwaluw, vleermuizen (met name Gewone Dwergvleermuis, Ruige Dwergvleermuis en Laatvlieger) en Stijf Hardgras. Aanbevolen wordt om vervolgonderzoek uit te voeren tijdens de geschikte periode van het jaar. Dit geldt niet alleen voor de woonblokken die gesloopt worden, maar ook voor de te renoveren woningen.

Op basis van het flora en fauna onderzoek moet er een ontheffing worden aangevraagd voor de Huismussen. Deze zijn immers al geconstateerd bij de quickscan. RVO neemt echter pas een ontheffingsaanvraag in behandeling als het gehele onderzoek is afgerond. Mede hierom is naar aanleiding van de quick scan een vervolgonderzoek uitgevoerd.

Zoals is beschreven in paragraaf 2.2.2.4 is binnen het projectgebied van de hele Staatsliedenbuurt de verhouding tussen sloop, renovatie en nieuwbouw gewijzigd. Deze wijziging heeft geen gevolg voor de flora en fauna, daar de omvang en situering van de bestemming Wonen ongewijzigd zijn gebleven.

4.4.4 Vervolgonderzoek

Uit het verkennende onderzoek blijkt het projectgebied mogelijkheden te bieden voor Huismus, Gierzwaluw, Stijf Hardgras en vleermuizen. Het aanvullende onderzoek is uitgevoerd in 2015 en 2016, waarbij de inventarisatiemomenten zijn gekozen op basis van de algemeen geldende richtlijnen. De resultaten worden gebruikt worden om maatregelen te treffen, zodat op juiste wijze rekening gehouden wordt met de beschermde soorten. Dit onderzoek is als Bijlage 10A bij dit bestemmingsplan toegevoegd.

Conclusies en aanbevelingen 

Ter voorbereiding op de herstructurering is het plangebied onderzocht op het voorkomen van beschermde flora en fauna. Naar aanleiding van de flora en fauna quickscan (Elzerman, 2015) werd soortgericht onderzoek aanbevolen naar Huismus, Gierzwaluw, vleermuizen en Stijf Hardgras. Tijdens het broedseizoen zijn de voortplantings-, vaste rust- en verblijfplaatsen van beide vogelsoorten in kaart gebracht. Het vleermuisonderzoek is jaarrond uitgevoerd om te bepalen waar zich verblijfplaatsen bevinden. De aanwezigheid van Stijf Hardgras is onderzocht tijdens de bloeitijd van de soort. Het flora en fauna onderzoek heeft geleid tot de volgende bevindingen:

Huismus

Verspreid over het gehele plangebied zijn 40 broedplaatsen van Huismussen vastgesteld. Alle nestplaatsen waren te vinden onder daken met dakpannen. De woningen aan Dr. Schaepmanstraat wordt voorafgaand aan de eerste sloopfase gerenoveerd. Hier broeden 3 Huismussen. Verdeeld over de verschillende projectfases gaat het om 14 nesten in fase 1 en 23 nesten in fase 2. Bij de woningen van de Schaperstraat zijn geen nestlocaties van Huismussen vastgesteld.

Buiten de nestlocaties zijn ook de vaste rust- en verblijfplaatsen jaarrond beschermd. De struiken in de achtertuinen tussen De Sav. Lohmanstraat/Dr. Kuyperstraat en Talmastraat/Troelstrastraat spelen een belangrijke rol tijdens de broedtijd. Op vijf plekken fungeren struiken als gezamenlijke slaapplaats. De werkzaamheden hebben tot gevolg dat de nest- en schuilplaatsen verdwijnen. Deze plekken zijn jaarrond beschermd. In de nieuwbouw zijn mogelijkheden tot het creëren van vervangende rust- en verblijfplaatsen en bij de renovatie dient rekening gehouden te worden met de nesten. Aanbevolen wordt om bij het ontwerp van de inrichting hier al rekening mee te houden. Voor de werkzaamheden moet een ontheffing op basis van art. 75 van de Flora- en faunawet aangevraagd worden.

Gierzwaluw

De twee nestplaatsen van Gierzwaluwen bevonden zich bij de Talmastraat en Dr. Schaepmanstraat. Ze vormen een onderdeel van de kolonie ten zuiden van het plangebied. Bij beide gierzwaluwnesten vormde een opening tussen de muur en de nokpan aan de kopgevel van het woonblok de toegang tot het nest. Zowel de renovatie als de sloop hebben directe invloed op de nestplaatsen die gedurende het gehele jaar beschermd zijn. Voor de nieuwe inrichting is het mogelijk om deze af te stemmen op een vervangende nestplaats voor Gierzwaluwen. Vanwege het aantasten van de huidige nestplaatsen is een ontheffing van de Flora- en faunawet vereist.

Vleermuizen

Gedurende het jaar kunnen vleermuizen gebruikmaken van verschillende verblijfplaatsen. De verblijven zijn strikt beschermd door de Flora- en faunawet. Binnen het plangebied zijn 13 verblijfplaatsen vastgesteld van twee soorten vleermuizen. Van de Gewone Dwergvleermuis bevindt zich bij de Talmastraat 13 een voorjaarsverblijfplaats van een solitair mannetje. Paarverblijven zijn gevonden bij de Dr. Kuyperstraat (2), Troelstralaan (1), Talmastraat (1), Dr. Visserstraat (1) en Dr. Schaepmanstraat (3). Deze plekken zijn bezet gedurende het najaar door een mannetje met één of meer vrouwtjes.

Bij Dr. Schaepmanstraat zijn ook 2 paarverblijven van Ruige Dwergvleermuis gevonden. Een ander paarverblijf bevond zich op de hoek van de Thorbeckelaan/Troelstralaan. De kopgevels aan C. v.d. Lindenlaan worden gedurende vanaf het voorjaar tot en met de paartijd bezet door een Ruige Dwergvleermuis. Het gaat hierbij om de woningen aan C. v.d. Lindenlaan 45 en 47.

Voor de beschermde gebiedsfuncties van vaste vliegroute en essentieel foerageergebied zijn geen aanwijzingen gevonden in het plangebied. De renovatie en sloop hebben een directe invloed op de verblijfplaatsen van vleermuizen. Bij de planning dient rekening gehouden te worden met de kwetsbare periodes van deze dieren. Op momenten dat vleermuizen in een gebouw verblijven mogen deze niet verstoord worden. Voor het aantasten en wegnemen van de verblijfplaatsen is een ontheffing op de Flora- en faunawet nodig. De nieuwe inrichting van het gebied biedt mogelijkheden voor vervangende verblijfsruimten. Een deskundige op het gebied van vleermuizen kan hierbij adviseren.

Stijf Hardgras

Het biotoop is geschikt voor de soort, maar deze is bij een uitgebreide inventarisatie in de bloeitijd van de soort niet aangetroffen. In het plangebied is geen Stijf Hardgras vastgesteld. Er is dus geen aanleiding om bij de werkzaamheden rekening te houden met deze soort.

In het kader van het herstructureringsproject dient voor vier beschermde soorten een ontheffing voor de Flora- en faunawet aangevraagd te worden. De beschermde situaties per projectfase staan in onderstaande tabel weergegeven. Gezien het feit dat het project zich over meerdere jaren uitstrekt en dieren zich kunnen verplaatsen is het noodzakelijk om gedurende het proces regelmatig te controleren of de vastgestelde situatie uit dit onderzoek op dat moment nog actueel is.

Bij ontheffingsaanvraag wordt middels een Projectplan aangegeven welke maatregelen getroffen worden door de initiatiefnemer om te voorkomen dat de werkzaamheden een negatieve invloed hebben op de instandhouding van de soorten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0610.bp08Staatsliedenb-3001_0014.jpg"

Tabel. Overzicht van beschermde functies per projectfase in de Staatsliedenbuurt te Sliedrecht.

De nieuwbouw biedt voldoende mogelijkheden om de wijk ook in de toekomst aantrekkelijk te maken voor de beschermde soorten. Door in een vroeg stadium bij de wijkontwikkeling rekening te houden met flora en fauna kunnen niet alleen de beschermde soorten, maar ook andere planten en dieren profiteren.

4.5 Verkeer en parkeren

In deze paragraaf wordt ingegaan op de aspecten parkeren, bereikbaarheid en verkeersveiligheid. Dit bestemmingsplan maakt de herstructurering van een woonbestemming mogelijk. Dit levert een andere parkeer- en verkeerssituatie op. De parkeernota en het gemeentelijk parkeerbeleid vormen uitgangspunt voor de parkeeroplossing.

4.5.1 Onderzoek

Binnen het plangebied neemt het aantal woningen door d eherstructurering aanzienlijk af. Dit levert tevens een andere parkeer- en verkeerssituatie op, die hieronder nader uiteen wordt gezet.

4.5.1.1 Verkeersbewegingen

Door de afname van het aantal woningen, zal er tevens sprake zijn van een afname van het aantal ritten ten opzichte van de autonome situatie. Zoals in de bestaande situatie ook het geval is worden de woningen in het plan ontsloten via de Thorbeckelaan. Omdat er per saldo sprake is van een afname van het aantal woningen, zal de verkeersdruk op deze weg als gevolg van de realisatie van dit bestemmingsplan niet toenemen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0610.bp08Staatsliedenb-3001_0015.png"

Afbeelding: huidige en nieuwe verkeersstructuur

4.5.1.2 Parkeren

Doordat van de huidige 428 woningen een groot deel van de duplexwoningen worden gesloopt en er appartementen of grondgebonden woningen voor in de plaats komen, zal het totaal aantal woningen dalen. Alleen voor de nieuwbouwwoningen gelden de op dit moment voor Sliedrecht gangbare parkeernormen. Daarnaast is er de wens om het totaal aantal parkeerplaatsen te vergroten, omdat er door de huidige bewoners een parkeerprobleem wordt ervaren. Naast dat voor de nieuwbouwwoningen zal worden voldaan aan de nu gangbare parkeernormen, spant de gemeente zich in om de gehele parkeersituatie te verbeteren.

Met de herprogrammering van de woningbouw in de Staatsliedenbuurt, dient het parkeren in het openbaar gebied ook vernieuwd te worden. Bij de realisatie van de Staatsliedenbuurt is er geen specifieke norm van toepassing geweest. Binnen het plangebied van dit bestemmingsplan is zowel sprake van nieuwbouw als renovatie. Het toepassen van normen uit het parkeerbeleid is alleen van toepassing bij nieuw te realiseren woningen. Voor de woningen die worden teruggebouwd, wordt het gemeentelijk parkeerbeleid toegepast. Voor de te renoveren woningen wordt het bestaande aantal parkeerplaatsen gehandhaafd.

Parkeren vindt binnen het plangebied overwegend plaats in openbaar gebied. Door middel van een inrichtingsplan voor de openbare ruimte is aangetoond dat er voldoende parkeerplaatsen realiseerbaar zijn en dat er voor het bestemmingsplangebied een sluitende parkeerbalans ontstaat. In bijlage 2 bij de regels is een parkeernotitie opgenomen, waarin de relatie tussen het aantal woningen en de parkeernormen wordt beschreven.

4.5.2 Conclusie

Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan. De wijze waarop het gemeentelijk parkeerbeleid wordt toegepast, is in een separate notitie nader uitgewerkt. Deze notitie is als bijlage bij de regels toegevoegd. Zoals is beschreven in paragraaf 2.2.2.4 is de verhouding tussen sloop, renovatie en nieuwbouw gewijzigd. Deze wijziging heeft geen gevolg voor de verkeersafwikkeling, daar het woningaantal slechts beperkt wijzigt en ook de omvang en situering van de bestemming Wonen ongewijzigd zijn gebleven. De consequenties ten aanzien van de aantallen te realiseren parkeerplaatsen en de situering van die parkeerplaatsen ten opzichte van de woningen zijn in beeld gebracht in de parkeernotitie die als bijlage bij de regels is toegevoegd. Met een voorwaardelijke verplichting is gewaarborgd dat er bij het indienen van een omgevignsvergunning voldoende parkeerplaatsen worden aagleged.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

De Wet ruimtelijke ordening maakt het vaststellen van een exploitatieplan verplicht voor een aantal bouwactiviteiten wanneer de bouw daarvan planologisch mogelijk wordt gemaakt in een bestemmingsplan, een wijziging van een bestemmingsplan of een projectafwijkingsbesluit. De bouwplannen waarbij een exploitatieplan verplicht is staan in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Dit betreft onder meer plannen voor de bouw van één of meer woningen en de bouw van één of meer andere hoofdgebouwen. Bovendien is een exploitatieplan nodig als locatie-eisen (aan openbare ruimte of woningcategorieën) gesteld moeten worden en/of het bepalen van een tijdvak of fasering noodzakelijk is.


Geen exploitatieplan is nodig indien het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd is en er geen fasering of tijdvak behoeft te worden vastgelegd én geen locatie-eisen (aan openbare ruimte of woningbouwcategorieën) hoeven te worden vastgesteld.

5.1.1 Beoordeling

Het is noodzakelijk om in bestemmingsplannen aan te geven in hoeverre de voorgestane plannen en bestemmingen financieel haalbaar zijn en wie de risicodragende partij is. Hieronder wordt dat voor dit bestemmingsplan kort toegelicht.

Dit plan voorziet in een wijziging van de planstructuur van een bestaand woongebied. Het plan voorziet daardoor in een sterke kwaliteitsverbetering van het plangebied. Door de planrealisatie wordt niet alleen de kwaliteit van de woningen verhoogd; het gehele gebied krijgt hierdoor een aanzienlijke kwaliteitsverbetering. Het plan wordt gerealiseerd door Tablis Wonen waar het de bebouwing betreft en de gemeente Sliedrecht waar het de openbare ruimte betreft. Voor uitvoering van het plan is een begroting opgesteld, waaruit blijkt dat het plan financieel haalbaar is.

Er is een anterieure overeenkomst gesloten tussen Tablis Wonen en de gemeente Sliedrecht, waarmee de financiële haalbaarheid van het plan is verzekerd. Een zakelijke beschrijving van deze overeenkomst is voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan ter inzage gelegd. In deze overeenkomst zijn alle afspraken met betrekking tot de planontwikkeling – inclusief het door de gemeente doorleggen van eventuele planschadeclaims- vastgelegd.

Gezien het feit dat alle woningen waarop de sloop, nieuwbouw en renovatie betrekking hebben, in eigendom zijn bij Tablis Wonen en er een intensief communicatie- en participatietraject heeft plaatsgevonden met alle bewoners van de Staatsliedenbuurt, wordt vooralsnog ingeschat dat het risico op te honoreren planschadeclaims, ex artikel 6.1 Wet ruimtelijke ordening, nihil is. Eventuele verzoeken hiertoe zullen conform de 'Procedureverordening Planschade' van de gemeente worden afgehandeld.

5.1.2 Conclusie

De economische uitvoerbaarheid van het onderhavige plan is verzekerd.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Artikel 3.1.1 van het Bro bepaalt dat bij de voorbereiding van een bestemmingsplan het College van Burgemeester en Wethouders overleg voert met betrokken instanties en overheden. In het kader van het vooroverleg wordt kennisgeving gedaan verschillende belanghebbende organisaties en overheden inzake de terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan.

Het voorontwerp heeft met ingang van 10 maart 2016 tot en met 20 april 2016 gedurende 6 weken ter inzage gelegen.

Gedurende deze periode is voor iedereen de mogelijkheid geboden een inspraakreactie in te dienen. Het plan was raadpleegbaar via de website van de gemeente Sliedrecht (https://www.sliedrecht.nl/wonen-en-leefomgeving/ruimtelijke-plannen/ruimtelijke-plannen-in-sliedrecht/voorontwerp-best e mmingsplan-staatsliedenbuurt).

In Bijlage 11 is de Nota inspraak en overleg behorende bij het voorontwerp bestemmingsplan 'Staatsliedenbuurt' van de gemeente Sliedrecht opgenomen. In deze nota zijn alle inspraak- en overlegreacties samengevat, beantwoord en aangegeven of de reactie leidt tot een wijziging van het bestemmingsplan.

Het ontwerp heeft met ingang van 9 juni gedurende 6 weken ter inzage gelegen.

Gedurende deze periode is voor iedereen de mogelijkheid geboden een zienswijze in te dienen. Het plan was raadpleegbaar via de website van de gemeente Sliedrecht https://www.sliedrecht.nl/wonen-en-leefomgeving/ruimtelijke-plannen/ruimtelijke-plannen-in-sliedrecht/ontwerp-bestemmin gsplan-staatsliedenbuurt en de landelijke voorziening http://www.ruimtelijkeplannen.nl/web-roo/roo/bestemmingsplannen_p?planidn=NL.IMRO.0610.bp08Staatsliedenb-2001.

Gedurende deze termijn zijn geen zienswijzen ontvangen, wel zijn ambtelijke wijzigingen doorgevoerd, daarom is het plan gewijzigd vastgesteld. De wijzigingen zijn beschreven in de 'Nota van wijzigingen bestemmingsplan Staatsliedenbuurt' d. d. 25 oktober 2016. Deze nota is als Bijlage 12 bij de toelichting gevoegd.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

6.1 Plansystematiek

Bij het opstellen van de planregels is enerzijds zoveel mogelijk aangesloten bij de systematiek van bestemmen als bedoeld met het handboek. Actuele inzichten ten aanzien van het handboek zijn mede betrokken bij het opstellen van de planregels
Het geheel is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 1 komen de Inleidende regels aan bod. Het betreft hier de Begrippen (artikel 1) en de Wijze van meten (artikel 2). In hoofdstuk 2 Bestemmingsregels zijn de planregels, behorende bij de verschillende bestemmingen, opgenomen (artikel 3 tot en met 7. Hoofdstuk 3 Algemene regels, bevat verschillende algemene bepalingen die van toepassing zijn (artikel 8 tot en met 13). Tot slot zijn de Overgangs- en slotregels opgenomen in hoofdstuk 4 (artikel 14 en 15).

De planregels zijn opgedeeld in:

  • 1. de bestemmingsomschrijving: waarvoor mogen de gebouwen en gronden worden gebruikt;
  • 2. bouwregels: een beschrijving van de toelaatbare bouwwerken;
  • 3. specifieke gebruiksregels: verbod op bepaald gebruik van gronden en
  • 4. het afwijken van de gebruiksregels.

6.2 Bestemmingen

Voor de Staatsliedenbuurt is het in 2012 vastgestelde bestemmingsplan 'Woongebied' van toepassing. Maar omdat in dit bestemmingsplan een aantal onbedoelde tekortkomingen is geconstateerd, heeft er in 2013 een herziening van het bestemmingsplan Woongebied plaatsgevonden, waarin deze incorrectheden zijn hersteld. Recentelijk is ook een tweede herziening in procedure gegaan. Bij onderhavige bestemmingsplan is wat betreft inhoud, systematiek en regelgeving zoveel mogelijk aangesloten bij deze bestemmingsplannen.

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de juridisch-technische opbouw van de regels en de plankaart van het bestemmingsplan “Staatsliedenbuurt”. Het hoofdstuk is te beschouwen als een leeswijzer voor de regels en de plankaart.

Bestemmingsregelingen

Naast de meer algemene bepalingen, zoals die zijn weergegeven in artikel 1 ‘Begrippen, artikel 2 ‘Wijze van meten’ kent het bestemmingsplan 5 bestemmingsartikelen. In de begripsbepalingen wordt een definitie gegeven van begrippen die in de regels worden gebruikt, zodat daarover geen misverstanden kunnen bestaan. Bij de wijze van meten wordt aangegeven hoe bepaalde maten gemeten dienen te worden.


Groen
Het centrale parkgedeelte krijgt een status in het bestemmingsplan. Hier zijn behalve groenvoorzieningen ook speelvoorzieningen toegestaan.
De oostelijke uitlopers van het park worden niet specifiek als Groen bestemd. Binnen de bestemming Wonen - 2 wordt de situering op hoofdlijn vastgelegd. In het plan wordt een mogelijkheid opgenomen om de situering van dit parkgedeelte 10 meter te verschuiven. De overige hoven worden niet specifiek bestemd. Groen is toegestaan binnen zowel de verkeersbestemming als de woonbestemmingen.

Verkeer

De externe ontsluitingsstructuur wordt specifiek bestemd. Dit zijn de bestaande wegen Cort van de Lindenlaan, Thorbeckelaan, De Savornin Lohmanlaan en Talmastraat. De situering van de interne ontsluitingsstructuur is flexibel in te vullen binnen de woonbestemming Wonen-2.

De bestemming maakt naast wegen ook voet- en fietspaden mogelijk. Tevens zijn parkeervoorzieningen, evenals bij de verkeersfunctie behorende voorzieningen zoals bermen, waterlopen- en partijen, groen- en nutsvoorzieningen toegestaan.

Binnen de bestemming Verkeer zijn beperkte bouwmogelijkheden opgenomen. Zo worden uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde en nutsvoorzieningen toegestaan, met een maximale bouwhoogte. De bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 6 meter. Deze hoogte kan nodig zijn voor bijvoorbeeld lantaarnpalen.

Wonen - 1

Voor de te renoveren woonblokken, centraal binnen het plangebied, wordt deze bestemming opgenomen. Het bouwvlak is opgenomen overeenkomstig het vigerend plan. Voor de bestaande woningen wordt als basis gehanteerd bestemming Wonen-1 uit het vigerende bestemmingsplan 2e herziening Woongebied.

Bij deze bestemming is de bestaande bebouwing, zowel de hoofdgebouwen als de bijgebouwen, opgenomen in de bouwvlakken. De bouwregels voor de betrokken woningen zijn in de bestemming opgenomen alsmede de regeling voor de erfbebouwing. Daarnaast is een aantal bestaande functies aangeduid die binnen de woonbestemming worden toegestaan.

In het bestemmingsplan “Woongebied” is bij recht geregeld, dat een woning opgesplitst kan worden in maximaal vier onzelfstandige wooneenheden. Als gevolg van enkele wijzigingen in de Huisvestingswet is het echter niet meer mogelijk om een omzettingsvergunning ten behoeve van kamerhuur te verlenen. Vandaar dat ervoor gekozen is om opsplitsing van bestaande woningen in onzelfstandige wooneenheden en/of bijzondere woonvormen niet meer mogelijk te maken.

Nadere eisen

In de nadere eisen is een koppeling gemaakt met het Beeldkwaliteitsplan Staatsliedenbuurt van de gemeente Sliedrecht.

Hiermee wordt dit beeldkwaliteitsplan verankerd in het bestemmingsplan om zo te waarborgen, dat de voorgenomen ambities daadwerkelijk worden verwezenlijkt.

Wonen - 2

Voor de nieuw te bouwen woningen wordt deze bestemming opgenomen. Dit is voor het gehele plangebied één aansluitend bestemmingsvlak. Het aantal woningen wordt voor de gehele bestemming aangeduid, met het oog op de gewenste flexibiliteit.

Voor de regels wordt als basis gehanteerd bestemming Wonen-2 uit bestemmingsplan 2e herziening Woongebied.

De doeleindenomschrijving van deze bestemming geeft aan dat deze gronden mogen worden gebruikt voor het wonen in de vorm van nieuwe woningen. Daarnaast zijn aan huis gebonden beroepen en een aantal voorzieningen toegestaan, zoals wegen, paden en parkeren.

De goothoogte en bouwhoogte van hoofdgebouwen zijn op de plankaart gedefinieerd. De bouwhoogte is opgenomen op de verbeelding. Voor gestapelde woningen wordt rechtstreeks in de bouwregels een afwijking opgenomen van deze bouwhoogte.

Overal dient er een kap te worden aangebracht. In afwijking hiervan is voor hoekwoningen een afdekking in de vorm van een plat dak mogelijk als dit wordt toegestaan door B&W. Hiervoor moet een omgevingsvergunning worden aangevraagd.

Voor bijgebouwen geldt dat de maximale gezamenlijke oppervlakte afhankelijk is van het type en situering van een woning.

Hoogteaccent

Via afwijken van de bouwregels kan worden afgeweken van de goot- en bouwhoogte, ten minste onder voorwaarde dat de afwijking stedenbouwkundig aanvaardbaar is.

Parkeren

Met een voorwaardelijke verplichting wordt bepaald dat de woningen binnen de bestemming Wonen-2 pas in gebruik mogen worden genomen wanneer is gebleken dat in de benodigde parkeerbehoefte wordt voorzien.

Bouwhoogte en appartementen

De appartementen worden aangeduid als 'gestapeld', met een op de verbeelding opgenomen goot- en bouwhoogte.

Nadere eisen

Evenals in Wonen - 1 is ook in deze bestemming een koppeling gemaakt met het Beeldkwaliteitsplan Staatsliedenbuurt van de gemeente Sliedrecht.

Tuindorp

Gestreefd wordt naar niet te diepe voortuinen. In de regels is bepaald dat de afstand van de voorgevel van de woning tot de naar de weg gekeerde perceelsgrens maximaal 2 meter mag bedragen.

Algemene regels

In de algemene regels zijn de antidubbeltelregel, de algemene bouw-, gebruiks-, aanduidings, afwijkings en de wijzigingsregels opgenomen.

Anti-dubbeltelregel
De anti-dubbeltelregel is voorgeschreven op grond van het Besluit ruimtelijke ordening. De anti-dubbeltelregel voorkomt dat grotere bouwmogelijkheden ontstaan door grond dubbel te tellen bij de toetsing aan het bestemmingsplan.

Algemene afwijkingsregels
Dit artikel regelt dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn bij omgevingsvergunning afwijking te verlenen van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan onder meer straat en bebouwingsbeeld.


Overgangs- en slotregels
In deze regels is het overgangsrecht vastgelegd in de vorm zoals in het Besluit ruimtelijke ordening is voorgeschreven. Als laatste is de slotbepaling opgenomen, welke bepaling zowel de titel van het plan als de regels bevat.

De overgangsbepaling heeft onder andere tot doel de rechtszekerheid te verzekeren van bouwwerken, die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan gebouwd zijn of op grond van een reeds verleende of een nog te moeten afgeven omgevingsvergunning (voorheen bouwvergunning), gebouwd mogen worden en afwijken van de bebouwingsregels. Het afwijkende gebruik mag worden voortgezet of worden gewijzigd in een andere, zolang de afwijking van het bestemmingsplan maar niet vergroot wordt.