3.2.1 Structuurvisie
In juli 2010 zijn de Structuurvisie, de Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda Structuurvisie 2010-2020 door de Provinciale Staten van Provincie Zuid-Holland vastgesteld. Samen vormen deze drie documenten 'De Visie op Zuid-Holland' en vervangen onder meer de vier streekplannen. De structuurvisie is een integrale ruimtelijke visie tot 2020, met een doorkijk naar 2040. In de verordening geeft de provincie regels voor de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen. De uitvoeringsagenda werkt de uitvoeringsstrategie uit de structuurvisie verder uit in ruimtelijke programma’s en projecten en geeft een beeld van de financiering.
In februari 2012 hebben Provinciale Staten de 'Actualisering 2011 Structuurvisie en Verordening Ruimte' vastgesteld. De hoofdlijnen, hoofdopgaven en provinciale belangen van het ruimtelijk beleid blijven ongewijzigd.
Provinciale doelstellingen zijn haalbaar als instrumenten, programma’s en projecten op elkaar worden afgestemd. De provincie wil daarbij in toenemende mate sturen op hoofdlijnen, een aanpak die aansluit bij de stijl van besturen: ‘Lokaal wat kan, provinciaal wat moet’. Dit betekent dat de provincie alleen vraagstukken oppakt waar provinciaal belang aan de orde is.
Hoofdopgaven
De provincie noemt in de structuurvisie vijf integrale en ruimtelijk relevante hoofdopgaven. Zij geeft voorrang aan programma’s of projecten die een bijdrage leveren aan deze opgaven. Die opgaven zijn:
- Aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
- Duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie;
- Divers en samenhangend stedelijk netwerk;
- Vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
- Stad en land verbonden.
Aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel
Zuid-Holland wil in 2020 de woon-, werk- en leefomgeving voor haar inwoners hebben versterkt. Zij streeft naar een aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel. Versterken van de economische positie staat centraal.
Duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie
De provincie wil een duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie zijn. Zij neemt de lagenbenadering
als uitgangspunt voor de ruimtelijke inrichting. Deze benadering onderscheidt drie lagen: ondergrond, netwerken van infrastructuur en de occupatielaag. Bij een afweging is het belangrijk om belangen via deze drie lagen te ordenen en een integrale afweging te maken.
Divers en samenhangend stedelijk netwerk
De provincie wil, in verband met agglomeratievoordelen voor bedrijven, voorzieningen en detailhandel, verstedelijking concentreren in en rond de steden in het stedelijk netwerk. Het schept mogelijkheden tot ketenvorming, efficiënte benutting van infrastructuur en ontwikkeling van efficiënte duurzame energiesystemen.
Vitaal, divers en aantrekkelijk landschap
Omvangrijke delen van de open ruimte van de Randstad liggen binnen de provinciegrenzen. In grote lijnen gaat het om de waarden en venen in het Groene Hart, de kustzone en de Zuid-Hollandse eilanden in de delta. In de grote landschappelijke eenheden zet de provincie zich in voor behoud van leefbaarheid en economische vitaliteit van het landelijk gebied. De landbouw is voor die vitaliteit een belangrijke factor, zowel economisch als wat betreft landschappelijke kwaliteit. De kernkwaliteiten in deze gebieden zijn diversiteit, openheid, rust en stilte.
Stad en land verbonden
Provincie Zuid-Holland waardeert de groene ruimte in en om de stad. Het is belangrijk de samenhang tussen
stad en land en de kwaliteit van de groene ruimte bij de stad aanzienlijk en duurzaam te versterken. De huidige verstedelijkingsopgave is gericht op intensivering en herstructurering, daarbij speelt de kwaliteit van de groene ruimte een steeds belangrijkere rol.
Functie- en kwaliteitskaart
Naast het bieden van ruimte aan en het ordenen van functies richt de visie zich nadrukkelijk ook op de
ruimtelijke kwaliteiten. Dit komt tot uitdrukking in de provinciale belangen. Deze hebben zowel betrekking
op functionele als kwalitatieve aspecten. Deze aspecten worden in beeld gebracht op een functiekaart en
een kwaliteitskaart. De functiekaart geeft de gewenste ruimtelijke functies weer die in de structuurvisie
zijn geordend, begrensd en vastgelegd als ruimtelijk beleid tot 2020. Op de kwaliteitskaart staan
daarnaast zowel de bestaande als gewenste kwaliteiten benoemd op een globale, regionale schaal.
Provinciale kwaliteitskaart
Provinciale functiekaart
Onderhavig bestemmingsplan is grotendeels conserverend, de ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt zijn conform de provinciale structuurvisie. Immers, de ontwikkelingen vinden allemaal plaats binnen stedelijk gebied en binnen de daarbinnen aangewezen stad- en dorpsgebieden en bedrijventerreinen. Hierdoor is er sprake van intensivering en herstructurering binnen bestaand stedelijk gebied terwijl de openheid van het landelijk gebied wordt geconserveerd.
Topgebied
In de provincie zijn zestien gebieden benoemd als topgebied cultureel erfgoed. Het gaat om gebieden of structuren met een gave cultuurhistorische samenhang met betrekking tot archeologie, landschapshistorie en nederzettingen. Dit betreft bijvoorbeeld gebiedsspecifieke ontginningspatronen, bebouwingslinten en afzonderlijke bouwwerken als molens en historische boerderijen. Op dit aspect wordt in Hoofdstuk 4 nader ingegaan ten behoeve van het
onderhavige plangebied.
3.2.2 Verordening Ruimte
Om het provinciaal ruimtelijk beleid uit te voeren, heeft de provincie verschillende instrumenten, waar een
verordening er één van is. De Verordening Ruimte Zuid-Holland draagt bij aan het realiseren van de provinciale ruimtelijke belangen en doelen zoals die benoemd zijn in de structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland, ontwikkelen met schaarse ruimte' en bevat hiertoe instructieregels die van belang zijn voor de gemeente bij het opstellen van hun bestemmingsplannen.
Niet alle onderwerpen zijn geschikt voor opname in een verordening. In het algemeen lenen vooral onderwerpen met heldere criteria, weinig gemeentelijke beleidsvrijheid en een zwaarwegend provinciaal belang zich hiervoor. De provincie heeft in de Verordening Ruimte daarom regels opgenomen over bebouwingscontouren, agrarische bedrijven, kantoren, bedrijventerreinen, detailhandel, waterkeringen, milieuzoneringen, lucht- en helihavens, molenbiotopen en landgoedbiotopen.
Daarnaast is het ontwerp Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (paragraaf 3.1.2) van het Rijk van belang. Hierin zijn regels opgenomen waaraan provinciale verordeningen moeten voldoen. Enkele onderwerpen in de verordening van de provincie Zuid-Holland vloeien rechtstreeks voort uit de Barro.
Om het stedelijk netwerk te versterken hanteert de provincie het uitgangspunt om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied te concentreren. Hiermee wordt de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt. Daarnaast kan de open ruimte buiten de stedelijke gebieden worden behouden voor landbouw, natuur en recreatie. Om dit bereiken zijn het stedelijk netwerk en alle daarbuiten gelegen kernen in Zuid-Holland omgeven door bebouwingscontouren (zie de afbeelding hierna). Deze geven de grens van de bebouwingsmogelijkheden voor wonen en werken weer. De bebouwingscontouren zijn strak getrokken om het bestaand stedelijk gebied en de kernen, rekening houdend met de al vastgelegde streekplangrenzen en plannen waar de provincie al mee heeft ingestemd.
Planspecifiek
Gelet op de ligging binnen de bebouwingscontour is het voorliggende bestemmingsplan niet in strijd met Verordening Ruimte.
Provinciale bebouwingscontourenkaart
Binnen de verbredingsopgave van het bedrijventerrein Schoonhoven-Noord dient er wel rekening met de Verordening gehouden te worden. Artikel 7 van de verordening schrijft voorschiften voor kantoren voor. In principe is oprichting van nieuwe kantoren niet mogelijk behalve:
- kleinschalige zelfstandige kantoren tot een bruto vloeroppervlak van maximaal 1000 m2 per vestiging;
- kantoren met een lokaal verzorgingsgebied zoals gemeentehuizen en bankfilialen;
- bedrijfsgebonden kantoren met een bruto vloeroppervlak dat minder bedraagt dan 50% van het totale bruto vloeroppervlak met een maximumoppervlakte van 3000m2;
- uitbreiding van bestaande kantoren, eenmalig met ten hoogste 10% van het bestaande bruto vloeroppervlak.
Voor bedrijventerreinen zijn in artikel 8 regels opgenomen. Voor onderhavig plangebied is alleen van belang dat er geen nieuwe bedrijfswoningen op het bedrijventerrein mogelijk gemaakt mogen worden. Uitzondering hierop zijn woningen die horen bij woonwerkeenheden op bedrijventerreinen waar maximaal milieucategorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten is toegestaan.