direct naar inhoud van Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied
Plan: Binnenstad herziening 2 - 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0608.BP1041Binnenstad2-VG01

Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Verkeer - Verblijfsgebied" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verhardingen voor woonstraten, pleinen en auto-, fiets- en voetgangersverkeer,
  • b. parkeervoorzieningen, waaronder begrepen ondergrondse parkeervoorzieningen,
  • c. uitsluitend een in- en uitrit ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - in- en uitrit",
  • d. bermen, groen- en speelvoorzieningen, en
  • e. instandhouding van de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermd stadsgezicht, ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht".
7.2 Bouwregels
7.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in:

  • a. lid 7.1 onder a, mogen uitsluitend worden gebouwd:
    • 1. ondergeschikte gebouwen, zoals abri's, telefooncellen, kabelkasten en gemaalgebouwtjes, en
    • 2. bij een en ander behorende andere bouwwerken, zoals lichtmasten, verkeerstekens en -regelinstallaties, straatmeubilair, erf- of perceelafscheidingen en (ondergrondse) afvalcontainers;
  • b. lid 7.1 onder c, mag uitsluitend een erf- of perceelafscheiding ten behoeve van een in- en uitrit worden gebouwd.
7.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in:

  • a. sublid 7.2.1, onder a, gelden de volgende eisen:
    • 1. van gebouwen mag de oppervlakte niet meer dan 10 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van licht- en andere masten, verkeerstekens en -regelinstallaties mag niet meer dan 6 m bedragen, van erf- of perceelafscheidingen niet meer dan 1 m en van overige andere bouwwerken niet meer dan 3 m;
  • b. sublid 7.2.1, onder b, geldt, dat de bouwhoogte van de erf- of perceelafscheiding niet meer dan 1 m mag bedragen.
7.3 Specifieke gebruiksregels
7.3.1 Gebruik als in- en uitrit

De verhardingen op de gronden als bedoeld in lid 7.1, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - in- en uitrit", mogen uitsluitend als in- en uitrit ten dienste van aangrenzende percelen worden gebruikt. Parkeren is slechts toegestaan indien de functie als in- en uitrit daardoor niet wezenlijk wordt belemmerd.