direct naar inhoud van Artikel 4 Gemengd
Plan: Binnenstad herziening 2 - 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0608.BP1041Binnenstad2-VG01

Artikel 4 Gemengd

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Gemengd" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de hierna aangegeven doeleinden, op de daarbij aangegeven plaatsen:
    doeleinden   in en onder de eerste bouwlaag   boven de eerste bouwlaag  
    publiekgerichte dienstverlening   ja   neen  
    maatschappelijke voorzieningen   ja   neen  
    recreatieve voorzieningen   ja   neen  
    kantoren   ja   neen  
    bedrijven, die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als milieucategorie 1 of 2 danwel, per geval en plaats bezien, naar hun gevolgen voor de omgeving redelijkerwijs als zodanig kunnen worden aangemerkt, een en ander uitgezonderd detailhandel en horeca   ja   neen  
    bij ter plaatse toegestane functies behorende werkplaatsen en atelier-, praktijk-, kantoor- en opslagruimten   ja   ja  
    wonen   ja   ja  
    bij wonen behorende toegangen en bergingen   ja   ja  
  • b. instandhouding van de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermd stadsgezicht, ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht",
  • c. bij een en ander behorende binnenplaatsen, tuinen en groenvoorzieningen, en
  • d. bij een en ander behorende in- en uitritten, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 4.1, mogen uitsluitend worden gebouwd

  • a. gebouwen, en
  • b. andere bouwwerken, zoals reclametekens, licht-, vlaggen- en andere masten, beeldende kunstwerken en erf- of perceelafscheidingen.
4.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 4.2.1, gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m)" is aangegeven;
  • c. ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht":
    • 1. mogen naar een open verkeers- of verblijfsruimte gekeerde gevels van hoofdgebouwen, op ondergeschikte delen na, uitsluitend in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
    • 2. mogen hoofdgebouwen uitsluitend aaneen worden gebouwd, doch in geval de bestaande situatie daarvan afwijkt, is die situatie toegestaan;
    • 3. mogen hoofdgebouwen uitsluitend worden afgedekt met een kap met een dakhelling van ten minste 40° en ten hoogste 60°, doch in geval de bestaande dakhelling daarvan afwijkt, is die dakhelling toegestaan,
  • d. de ontsluiting van de op de verdieping toegestane woonfunctie is uitsluitend toegestaan vanaf de voorgevel van het pand en apart van de ontsluiting van de begane grondbouwlaag;
  • e. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
licht- en andere masten en beeldende kunstwerken   10 m  
erf- of perceelafscheidingen   2 m  
overige andere bouwwerken   3 m  
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, nadere eisen te stellen aan de plaats en de afmetingen van bouwwerken ter instandhouding van de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermd stadsgezicht.

4.4 Ontheffing van de bouwregels
4.4.1 Ontheffing niet-woonfunctie op bovenverdiepingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 4.1, onder a, ten behoeve van het binnen een gebouw, boven de eerste bouwlaag toestaan van de in of onder de eerste bouwlaag en daaronder toegestane niet-woonfunctie, mits:

  • a. daardoor de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermd stadsgezicht niet onevenredig worden aangetast, en
  • b. voldoende ruimte overblijft voor ten minste één woonruimte.