Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Hooijkaas
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0608.BP1040Hooijkaas-VG01

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nota Ruimte, ruimte voor ontwikkeling (2006)
De Nota Ruimte[1] geeft de hoofdlijnen aan van het nationaal ruimtelijke beleid voor de komende decennia. Uitgegaan wordt van een dynamisch, op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid en een heldere verdeling van verantwoordelijkheden tussen het rijk en de decentrale overheden. Hiermee keert het beleid terug naar de eigenlijke uitgangspunten van het ruimtelijk rijksbeleid en verschuift het accent van ‘ordening’ naar ‘ontwikkeling’.
 
De Nota Ruimte is een integrale nota en brengt zoveel mogelijk rijksbeleid voor ruimtelijke onderwerpen in één nota en vervangt hiermee diverse Planologische Kernbeslissingen en ruimtelijk relevante rijksnota’s. De hierin vervatte ruimtelijke strategie wordt wat betreft verkeer en vervoer uitgewerkt in de separate PKB Nota Mobiliteit. De economische, ecologische en sociaal-culturele aspecten worden nader uitgewerkt in respectievelijk de Gebiedsgerichte Economische Perspectieven en het Actieplan Bedrijventerreinen, de Agenda Vitaal Platteland en het daarbij behorende Meerjarenprogramma Groene Ruimte en het actieprogramma voor ruimte en cultuur.
 
Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het relatief beperkte oppervlak van Nederland. Meer specifiek richt het kabinet zich hierbij op vier algemene doelen:
  1. versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland;
  2. bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland;
  3. borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden;
  4. borging van de veiligheid.
In de Nota Ruimte wordt meer verantwoordelijkheid gegeven aan de decentrale overheden. Om de kwaliteit te waarborgen is voor geheel Nederland een basiskwaliteit geformuleerd waaraan voldaan moet worden. Een verdere verfijning wordt overgelaten aan de decentrale bestuurslagen.
 
Ruimtelijke Hoofdstructuur
De gebieden en netwerken die het Rijk van nationaal belang acht zijn bestemd als Ruimtelijke Hoofdstructuur. In deze gebieden wil het Rijk een nadrukkelijke rol vervullen. Het plangebied valt onder de Ruimtelijke Hoofdstructuur, met de aanwijzing Nationaal stedelijk netwerk. Uitgangspunt bij nationaal stedelijke netwerken is bundeling van verstedelijking en economische activiteiten, omdat dit in algemene zin de steden in hun functie van economische en culturele motor ondersteunt en zorgt voor een bepaalde basiskwaliteit in Nederland. Gebundelde vormen van verstedelijking en economische activiteiten kunnen eenvoudiger worden ontsloten en ondersteunen een optimale benutting van infrastructuur. Bundeling in steden en dorpen maakt het eveneens mogelijk functies bij elkaar te brengen, waardoor het draagvlak voor voorzieningen ondersteund wordt en arbeid, zorgtaken en ontspanning beter te combineren zijn. Bundeling van verstedelijking en economische activiteiten vereist een in onderlinge samenhang geplande optimale benutting van het bestaande bebouwde gebied en tegelijk nieuwe bebouwing daarbuiten. Het provinciale, respectievelijk regionale, beleid voor bundeling van verstedelijking en economische activiteiten voorziet verder in:
  • verdeling van de ruimte voor wonen en werken over gemeenten, waarbij uitgangspunt is dat in heel Nederland ruimte wordt geboden aan de natuurlijke bevolkingsaanwas en lokaal georiënteerde bedrijvigheid;
  • tijdige en voldoende beschikbaarheid van een bij de vraag aansluitend aanbod van ruimte voor wonen, bedrijven en voorzieningen, en van ruimte voor alle overige aan de verstedelijking verbonden functies;
  • optimale benutting van bestaand bebouwd gebied;
  • goede afstemming met het verkeers- en vervoerssysteem;
  • ontwikkeling van een locatiebeleid voor bedrijven en voorzieningen;
  • behoud en verbetering van de balans tussen groen en verstedelijking;
  • optimale aansluiting op het watersysteem (zowel grond- als oppervlaktewater) waarbij nadelige effecten op de waterhuishouding voorkomen worden.
Nationale Landschappen
In de Nota Ruimte heeft het Rijk 20 gebieden aangewezen als Nationale Landschappen. Dit zijn gebieden met internationaal of nationaal zeldzame of unieke landschapskwaliteiten en in samenhang daarmee bijzondere natuurlijke en recreatieve kwaliteiten. Landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten van Nationale Landschappen moeten volgens de Nota Ruimte behouden blijven, duurzaam worden beheerd en waar mogelijk worden versterkt. In samenhang hiermee zal de toeristisch-recreatieve betekenis moeten toenemen. Binnen Nationale Landschappen is daarom ‘behoud door ontwikkeling’ het uitgangspunt voor het ruimtelijk beleid. De landschappelijke kwaliteiten zijn medesturend voor de wijze waarop de gebiedsontwikkeling plaatsvindt. Uitgangspunt is dat de Nationale Landschappen zich sociaal-economisch voldoende moeten kunnen ontwikkelen, terwijl de bijzondere kwaliteiten van het gebied worden behouden of worden versterkt. Binnen Nationale Landschappen is ruimte voor ten hoogste de eigen bevolkingsgroei (migratiesaldo nul). Op basis hiervan maken provincies afspraken met gemeenten over de omvang en locatie van woningbouw.
De gemeente Schoonhoven maakt deel uit van het Nationale Landschap het Groene Hart. Dit Nationaal Landschap bestaat uit drie met elkaar samenhangende delen: het Hollands-Utrechts veenweidegebied, de ‘waarden’ en de plassen. Schoonhoven valt onder de Krimpenerwaard. De kernkwaliteiten van deze ‘waarden’ zijn:
  • verkavelingspatroon;
  • groen karakter door beplante dijken en kades;
  • grote mate van openheid.
In het Groene Hart is aandacht nodig voor een ontwikkelingsgerichte en gebiedsgerichte benadering. Naast landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische waarden van dit gebied, moeten de economische en toeristisch-recreatieve aspecten, alsmede de betekenis die het gebied heeft voor wonen en werken, worden betrokken. Uitgangspunt voor het programma is een kwaliteitszonering met een indeling in deelgebieden: soms gericht op groene ontwikkeling met beperkingen voor bouwactiviteiten en ontwikkeling van de bestaande steden en dorpen, soms gericht op kwaliteitsverbetering en aanbod van ontwikkelruimte. De provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht zullen in opdracht van het rijk en in overleg met andere betrokkenen een ‘Ontwikkelingsprogramma Groene Hart’ opstellen dat uitwerking geeft aan het ontwikkelingsperspectief voor het Groene Hart.
 
Conclusie
De herontwikkeling van de Hooijkaas-locatie, is een goed voorbeeld van optimaal ruimtegebruik. Tevens komt het plan tegemoet aan de ruimtevraag voor wonen. Bovendien vindt het plan plaats op braakliggend terrein in het centrum van Schoonhoven. De kernkwaliteiten van het landschap worden hiermee niet aangetast. Het plan past binnen het beleid van de Nota Ruimte, Ruimte voor ontwikkeling.
 

[1] Ministeries van VROM, LNV, V&W en EZ (mei 2006) Nota Ruimte, Ruimte voor ontwikkeling
3.1.2 AMvB Ruimte
Met de invoering van de Wro in juli 2008 is de direct doorwerking van de Nota Ruimte komen te vervallen. Om deze doorwerking te behouden is de AMvB Ruimte opgesteld. De AMvB ruimte is op 29 mei 2009 vastgesteld door het kabinet. 
 
De AMvB Ruimte omvat alle ruimtelijke rijksbelangen uit eerder uitgebrachte planologische kernbeslissingen (PKB's) die juridisch moeten doorwerken tot in bestemmingsplannen. De status van de PKB's is met de invoering van de Wro omgezet tot een structuurvisie. Het gevolg is dat ze niet bindend zijn voor andere partijen. De AMvB bevat een vertaling van de bestaande PKB's Nota Ruimte, Derde Nota Waddenzee, Structuurschema Militaire Terreinen en Project Mainportontwikkeling Rotterdam. Middels het besluit wil het Rijk kenbaar maken aan welke regels provinciale verordeningen en gemeentelijk bestemmingsplannen moeten voldoen en wat de ruimte is waarbinnen provincies en gemeente hun eigen ruimtelijke belangen vorm kunnen geven.De AMvB wordt gefaseerd ingevoerd. De eerste tranche omvat onderwerpen als bundeling van verstedelijking, locatiebeleid, economische activiteiten, nationale landschappen en water. De tweede tranche zal naar verwachting in 2011 worden ingevoerd.
 
Conclusie
Onderhavig plan voorziet in een ontwikkeling in het bestaand stedelijke gebied op een locatie die momenteel braakliggend is. De ontwikkeling omvat naast hoofdzakelijk wonen ook parkeren. In het verleden heeft op de locatie een zilverfabriek gezeten. De voorgenomen ontwikkeling draagt bij aan de kwaliteit van de leefomgeving. Gelet op de aard, omvang en ligging van het project is het plan niet in strijd met de bepalingen uit de AMvB Ruimte.
3.1.3 Nationaal milieubeleidsplan
Het NMP 3 bevat het milieubeleid voor de korte termijn, met een doorkijk tot 2010. Voor het milieubeheer wordt gestreefd naar een duurzame ontwikkeling. Brongerichte maatregelen (onderscheiden in emissiegerichte, volumegerichte en structuurgerichte maatregelen) hebben de voorkeur boven effectgerichte maatregelen. In het NMP 3 wordt aangegeven wat van de doelgroepen landbouw, verkeer en vervoer, industrie, milieubedrijven en maatschappelijke en milieuorganisaties wordt verwacht om aan het milieubeheer bij te dragen.
 
Op 13 juni 2001 is het NMP 4 'Een wereld en een wil: werken aan duurzaamheid' verschenen. Het NMP 4 vervangt het NMP 3 niet, maar kijkt verder vooruit naar het jaar 2030. Er worden zeven grote milieuproblemen benoemd: verlies aan biodiversiteit, klimaatverandering, overexploitatie van natuurlijke hulpbronnen, bedreigingen van de gezondheid, externe veiligheid, aantasting van de leefomgeving en mogelijke onbeheersbare risico’s. Over het algemeen bevat het NMP 4 geen concrete maatregelen en doelen voor de korte termijn.
 
Conclusie
De ontwikkelingen in het kader van het project Hooijkaas behoort niet tot één van de benoemde doelgroepen in het NMP 3. Het NMP 4 geeft geen concrete maatregelen of criteria waaraan het plan moet voldoen. Vanuit het perspectief van het nationaal milieubeleidsplan bestaat er dan ook geen bezwaar ten aanzien van het initiatief.
3.1.4 Nota Wonen: Mensen, wensen, wonen: Wonen in de 21e eeuw
De Nota Wonen gaat over het woonbeleid voor de komende 10 jaar met een doorkijk naar de decennia die daarop volgen. Het is de opvolger van de Nota volkshuisvesting in de jaren negentig (de Nota Heerma). In de Nota Wonen heeft het kabinet zijn visie op het wonen in de 21e eeuw neergelegd. Waar de Nota Heerma inzette op decentralisatie en verzelfstandiging van het beleid naar de gemeenten en woningcorporaties, gaat de Nota Wonen een stap verder door de burger centraal te stellen in het woonbeleid. De nota stelt de burger centraal in het woonbeleid. Dit is een goede ontwikkeling, want uit onderzoek is gebleken dat nog onvoldoende wordt ingespeeld op de woonwensen van de burger.
Het woonbeleid van de Nota Wonen richt zich de komende 10 jaar op vijf kernpunten:
  1. vergroten van de zeggenschap over de woning en de woonomgeving;
  2. kansen scheppen voor mensen in kwetsbare posities;
  3. bevorderen van wonen en zorg op maat;
  4. verbeteren van de stedelijke woonkwaliteit;
  5. tegemoet komen aan de groene woonwensen.
Conclusie
Het project Hooijkaas is in overeenstemming met de doelstellingen en uitgangspunten van de Nota Wonen. Het draagt bij aan een verbetering van de stedelijke woonkwaliteit en aan de bevordering van wonen op maat.