direct naar inhoud van Artikel 26 Algemene wijzigingsregels
Plan: Schoonhoven Buitengebied
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0608.BP1040Buitengebied-vg01

Artikel 26 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:

  • a. het oprichten van gebouwen ten dienste van (openbare) nutsvoorzieningen met een bovengrondse inhoud van ten hoogste 150 m3 en een goothoogte van ten hoogste 4 m, zulks voor zover deze op grond van het bepaalde in artikel 25, algemene ontheffingsbepaling, niet kunnen worden gebouwd;
  • b. een afwijking ten aanzien van bestemmingsgrenzen, bebouwingsgrenzen en overige aanduidingen op de kaart in het horizontale vlak die noodzakelijk is, ofwel ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten en mits die afwijking ten opzichte van hetgeen op de kaart is aangegeven, niet meer dan 15 m bedraagt;
  • c. een vanuit het oogpunt van doelmatig gebruik noodzakelijke afwijking ten aanzien van de voorgeschreven hoogte van gebouwen, hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, grondoppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanduidingen, eventueel met een overschrijding van de bebouwingsgrenzen, mits die afwijkingen meer bedraagt dan 10% maar minder dan 20% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages.
  • d. het wijzigingen van de bestemming van de gronden binnen de gebiedsaanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 1" ten behoeve van de vestiging van een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
    • 1. de diepte van het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 150 m vanaf de weg, de breedte van het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 70 m, waarbij de totale oppervlakte van het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1 ha;
    • 2. ten behoeve van bebouwing het bepaalde in artikel 3.2 overeenkomstig van toepassing is;
    • 3. de bedrijfsactiviteiten geen onevenredige hinder mogen veroorzaken ten opzichte van bestaande functies, waarbij in elk geval voldaan dient te worden een het bepaalde in de Wet geurhinder en veehouderij;
    • 4. ter plaatse van de bestemmingen "Waarde - Archeologie 1" en "Waarde - Archeologie 2" het bepaalde in respectievelijk 17.2 en 18.2 overeenkomstig van toepassing is;
    • 5. in voldoende mate moet vaststaan dat het plan financieel haalbaar is, waaronder mede begrepen planschade;
    • 6. de ontheffing zoals opgenomen in Artikel 3, onder 3.4.3 onder a niet geldt voor deze percelen.