direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch met waarden
Plan: Schoonhoven Buitengebied
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0608.BP1040Buitengebied-vg01

Artikel 3 Agrarisch met waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1

De voor Agrarisch met waarden aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. volwaardige grondgebonden veehouderij;
  • b. bestaande intensieve veehouderij als neventak;
  • c. agrarisch aanverwant gebruik zoals het beweiden van dieren, al dan niet in het kader van de agrarische bedrijfsvoering;
  • d. behoud en versterking van de aan de betreffende gronden eigen zijnde landschappelijke waarde, waar onder de openheid en half openheid, het kavel- en slotenpatroon en grensbeplantingen;
  • e. water;
  • f. kleinschalige landschapselementen;
  • g. extensief recreatief medegebruik.
  • h. kleinschalig kampeeractiviteiten, met dien verstande dat de agrarische hoofdfunctie in stand blijft, waarbij geldt dat:
    • 1. de kampeermiddelen uitsluitend mogen worden geplaatst binnen het bouwvlak;
    • 2. niet meer dan 15 kampeermiddelen per bouwvlak zijn toegestaan;
    • 3. kampeermiddelen uitsluitend zijn toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
    • 4. permanente bewoning niet is toegestaan.
3.1.2

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voormalige agrarisch bedrijf' zijn de in lid 3.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor wonen in combinatie met niet volwaardige agrarische bedrijven.

3.1.3

Ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij' zijn de in lid 3.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een zorg als nevenfunctie.

3.1.4

Ter plaatse van de aanduiding 'bomenteelt' zijn de in lid 3.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor sierteelt of boomteelt alsmede het behoud van de landschapswaarden van hoogstambomen.

3.1.5

Ter plaatse van de aanduiding 'landschapstuin' zijn de in lid 3.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een landschapstuin.

3.1.6

Ter plaatse van de aanduiding 'afdeklaag' in ieder geval voor een afdeklaag van maximaal 1 m;

3.1.7

In de bestaande bebouwing - niet zijde bebouwing met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voormalige agrarisch bedrijf' zijn tevens de volgende ondergeschikte nevenactiviteiten toegestaan:

  • a. ambachtelijke bewerking en opslag van agrarische producten;
  • b. opslag en stalling van niet-milieugevaarlijke, niet agrarische goederen, alsmede opslag voor internetverkoop;
  • c. agrarische dagrecreatie;
  • d. theeschenkerij, tot een brutovloeroppervlakte van 50 m2;
  • e. hoveniersbedrijf;
  • f. veehandelsbedrijf;
  • g. hoefsmederij tot een brutovloeroppervlakte 100 m2;
  • h. kano-, roeiboot-, fluisterboot- of fietsenverhuur;

met dien verstande dat:

    • 1. de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 500 m2 per bedrijf waarbij de oppervlakte van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' niet wordt meegerekend;
    • 2. geen opslag van goederen in de openlucht mag plaatsvinden.

3.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 3.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:

  • a. bouwwerken mogen uitsluitend worden opgericht binnen het bouwvlak;
  • b. per bouwvlak mag ten hoogste één (bedrijfs)woning worden gebouwd;
  • c. uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de functies als bedoeld in lid 3.1.1 is uitsluitend toegestaan indien deze noodzakelijk en doelmatig is voor de bedrijfsvoering;
  • d. omtrent het bepaalde onder c winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een adviseur inzake landbouw, een en ander gelet op:
    • 1. de volwaardigheid van het bedrijf;
    • 2. de aard en inrichting van het bedrijf;
    • 3. de mate van mechanisatie van het bedrijf;
    • 4. de omvang van het bedrijf;
    • 5. de al of niet verspreide ligging van de bedrijfsgronden;
    • 6. de continuïteit van het bedrijf, mede gelet op de leeftijd van de aanvrager en/of de opvolgingssituatie;
    • 7. het beroep van de aanvrager en het al dan niet hebben van een volledige dagtaak in het betreffende bedrijf;
    • 8. de aanwezigheid van bedrijfsgebouwen die zijn afgestemd op de aard en omvang van het bedrijf
    • 9. het advies als bedoeld onder d kan achterwege blijven indien het bouwplan betrekking heeft op:
      • een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
      • vernieuwing, verandering of uitbreiding van een bedrijfswoning, ten dienste van het bedrijf waarvan die woning deel uit maakt;
      • de oprichting of vergroting van bedrijfsgebouwen met een oppervlak van 200 m² of minder;
      • herbouw van door een calamiteit verwoeste gebouwen of silo's ter voortzetting van het betrokken bedrijf.
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - voormalig agrarisch bedrijf' mag de bestaande oppervlakte aan bebouwing binnen het bouwvlak worden uitgebreid met maximaal 10% van de bestaande oppervlakte;
  • f. van de (bedrijfs)woning en de daarbij behorende bijgebouwen mag de gezamenlijke inhoud niet meer bedragen dan 650 m3;
  • g. de goothoogte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 4 m en de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • h. met betrekking tot bijgebouwen bij (bedrijfs)woningen geldt het volgende:
    • 1. de goothoogte mag niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • i. van de overige bedrijfsgebouwen mag de goothoogte niet meer dan 4 m en de bouwhoogte niet meer dan 10 m bedragen;
  • j. in afwijking onder het bepaalde in lid i mag de goothoogte van bedrijfsgebouwen over een gevellengte van maximaal 4 meter maximaal 6 m bedragen;
  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde dienen te worden opgericht binnen het bouwvlak waarbij:
    • 1. de doorsnede van mestsilo's en watertanks niet meer mag bedragen dan
      25 m;
    • 2. de bouwhoogte van mestsilo's en watertanks niet meer mag bedragen dan
      5 m;
    • 3. de bouwhoogte van voedersilo's niet meer mag bedragen dan 15 m;
    • 4. de bouwhoogte van sleufsilo's niet meer mag bedragen dan 2,50 m;
  • l. in afwijking van het bepaalde onder a mogen buiten het bouwvlak bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd waarbij geldt dat:
    • 1. de hoogte van afrasteringen maximaal 1 m mag bedragen;
    • 2. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan afrasteringen maximaal 1,5 m mag bedragen;
    • 3. de oppervlakte maximaal 5 m2 mag bedragen;
  • m. in afwijking van het bepaalde onder a mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - solitaire stalruimte' een gebouw worden opgericht ten behoeve van hobbymatig agrarisch gebruik met een oppervlakte van maximaal 25 m2 en een hoogte van maximaal 3 m;
  • n. voor zover de maatvoering als bedoeld onder f tot en met l ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan reeds meer bedroeg, geldt deze maatvoering als maximum mits het bestaande bouwwerken betreft die legaal tot stand gekomen zijn;
  • o. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met j van dit lid mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden, mest- en voeropslag' uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van opslag van mest en voer waarbij de hoogte van de bouwwerken niet meer mag bedragen dan 1,5 meter.
  • p. in afwijking van het bepaalde onder l mogen ter plaatse van de aanduiding 'landschapstuin' geen bouwwerken worden opgericht.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het bepaalde:

  • a. in lid 3.2 onder c ten behoeve van het stellen van een maximale omvang van bedrijfsgebouwen waarbij mag worden bepaald dat de oppervlakte van een gebouw ten hoogste 1.000 m2 mag bedragen;
  • b. in lid 3.2 onder a ten behoeve van het handhaven van bestaande doorzichten en de openheid waarbij mag worden bepaald dat nieuwe bedrijfsgebouwen worden gebouwd op een afstand van maximaal 10 meter van bestaande gebouwen.
3.4 Ontheffing van de bouwregels
3.4.1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 3.2 onder a ten behoeve van het oprichten van een stalruimten voor hobbymatig agrarisch gebruik onder de voorwaarde dat:

  • a. de oppervlakte maximaal 25 m2 bedraagt;
  • b. de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt;
  • c. de stalruimte is gelegen op een afstand van minimaal 50 m van een bestemmingsvlak met de bestemming "Wonen";
  • d. de stalruimte, voor zover niet gelegen aan een ter plaatse aanwezige ontsluitingsweg, dient te worden gesitueerd binnen een afstand van 50 m vanuit een als zodanig aangewezen verkeersbestemming;
  • e. bij de stalruimte ten minste 1 ha grond hoort, waarop de stalruimte wordt gebouwd;
  • f. de stalruimte landschappelijk wordt ingepast.
3.4.2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 3.2 ten behoeve van het realiseren van een paardenbak ten behoeve van hobbymatige paardenhouderij bij een bedrijfswoning of een burgerwoning onder de voorwaarde dat:

  • a. maximaal 1 paardenbak per bedrijfswoning of burgerwoning wordt gerealiseerd;
  • b. de paardenbak als volgt wordt gesitueerd:
    • 1. achter het hoofdgebouw;
    • 2. tenminste 20 m uit de rand van de weg;
    • 3. tenminste 1,5 m uit de slootranden;
    • 4. maximaal 50 m achter de bestaande bebouwing;
    • 5. minimaal 25 m van woningen van derden;
  • c. de omvang van de paardenbak niet meer bedraagt dan 20 m bij 40 m;
  • d. de hoogte van een hek rondom een paardenbak niet meer bedraagt dan 1,50 m;
  • e. indien de paardenbak vanaf de weg zichtbaar is, afschermende gebiedseigen beplanting wordt aangebracht, mits hierdoor geen doorbreking plaatsvindt van bestaande zichtlijnen op het open weidegebied;
  • f. de paardenbak wordt voorzien van waterdoorlatend bodemmateriaal;
  • g. er geen verlichting wordt gerealiseerd bij de paardenbak;
  • h. er geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en woonkwaliteit van aangrenzende en overige nabij gelegen gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken plaatsvindt, een en ander met in achtneming van de Wet geurhinder en veehouderij.
3.4.3

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 3.2 ten behoeve van:

  • a. de bouw van voedersilo's / torensilo's binnen het bouwvlak, waarbij de hoogte ten hoogste 25 m mag bedragen onder de voorwaarde dat gestreefd wordt naar een zo gunstig mogelijke landschappelijke inpassing. Alvorens de ontheffing te verlenen winnen burgemeester en wethouders ten aanzien van de landschappelijke inpassing advies in bij een landschapsdeskundige.
  • b. de bouw van bedrijfsgebonden gebouwde mestopslagvoorzieningen binnen het bouwvlak, indien zulks noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsuitoefening, waaronder begrepen logistieke en/of milieutechnische redenen, met een inhoud van ten hoogste 3000 m3, een doorsnede van ten hoogste 25 m, een wandhoogte van ten hoogste 7,5 m en een hoogte ten hoogste 10 m.
  • c. de realisatie van gebouwde mestopslagvoorzieningen buiten het bouwvlak, indien zulks noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsuitoefening, waaronder begrepen logistieke en/of milieutechnische redenen, op voorwaarde dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gegeven beleidsdoelstellingen met betrekking tot de landschappelijke en/of natuurwaarden van het gebied waarop de ontheffing betrekking heeft. In dit kader kunnen zonodig nadere voorwaarden worden gesteld ten aanzien van de situering en/of landschappelijke inpassing;
  • d. het bepaalde onder b en c vindt toepassing indien er geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en woonkwaliteit van aangrenzende en overige nabij gelegen gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken plaatsvindt, een en ander met in achtneming van de Wet geurhinder en veehouderij.
  • e. een bouwhoogte tot 2 m boven de nok ten behoeve van kleinschalige windturbines op bebouwing, mits:
    • 1. geen afbreuk wordt gedaan aan de karakteristiek van het buitengebied;
    • 2. het geen cultuurhistorische bebouwing betreft.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1

Per bouwvlak mag ten hoogste één agrarisch bedrijf worden gevestigd.

3.5.2

De in lid 3.1.1 bedoelde bestaande intensieve veehouderij als neventak mag niet worden uitgebreid.

3.5.3

Behoudens het bepaalde in lid 3.1.7 is het verboden de gronden en/of bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor:

  • a. horeca;
  • b. detailhandel;
3.5.4

Het is verboden om buiten een bouwvlak bomen of andere houtopstanden te planten of te hebben met uitzondering van één gebiedseigen boom per kavel.

3.5.5

Het is verboden buiten een bouwvlak oppervlakteverharding aan te brengen met een oppervlakte van meer dan 200 m2.

3.6 Ontheffing van de gebruiksregels
3.6.1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 3.5.3 onder a ten behoeve van Bed & Breakfast in de bedrijfswoning onder de voorwaarde dat:

  • a. de functie maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de bedrijfswoning mag beslaan;
  • b. parkeren op eigen terrein plaatsvindt, bij voorkeur uit het zicht vanaf de weg;
  • c. geen onevenredige inbreuk op de privacy van omwonenden plaatsvindt;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de beleidsdoelstellingen met betrekking tot de landschappelijke en/of natuurwaarden van het gebied waarop de wijziging betrekking heeft;
  • e. alvorens over de ontheffing te beslissen winnen burgemeester en wethouders advies in bij de verkeersadviseur bij de regiopolitie over de veiligheid van de verkeerssituatie ter plaatse.
3.6.2

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 3.5.3 ten behoeve van detailhandel in zelfgemaakte, bewerkte, gekweekte of geteelde agrarische producten en detailhandel in agrarische streekproducten, onder de voorwaarde dat:

  • a. de functie maximaal 20% van de vloeroppervlakte van de totale bebouwing mag beslaan;
  • b. parkeren op eigen terrein plaatsvindt, bij voorkeur uit het zicht vanaf de weg;
  • c. geen onevenredige inbreuk op de privacy van omwonenden plaatsvindt;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de beleidsdoelstellingen met betrekking tot de landschappelijke en/of natuurwaarden van het gebied waarop de wijziging betrekking heeft.
  • e. alvorens over de ontheffing te beslissen winnen burgemeester en wethouders advies in bij de verkeersadviseur bij de regiopolitie over de veiligheid van de verkeerssituatie ter plaatse.
3.6.3

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 3.1.1 ten behoeve van het plaatsen van kampeermiddelen buiten het bouwvlak onder de voorwaarde dat:

  • a. plaatsing binnen het bouwvlak vanwege de bedrijfsvoering of de bebouwing binnen het bouwvlak niet mogelijk is en;
  • b. de kampeermiddelen direct aansluitend aan het bouwvlak en niet verder dan 30 m van de bestaande bebouwing worden geplaatst.
3.6.4

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 3.5 ten behoeve van het gebruik van vrijstaande of aangebouwde bijgebouwen bij/aan woningen als woonruimte voor mantelzorg onder voorwaarden dat:

  • a. de zorgbehoefte van de ontvanger van mantelzorg door middel van een indicatiebesluit en/of verklaring van de huisarts wordt aangetoond;
  • b. mantelzorg wordt verleend door de bewoner(s) van het hoofdgebouw;
  • c. een goede woonsituatie binnen de bestemming in stand wordt gehouden c.q. wordt gegarandeerd;
  • d. de woonruimte in het bijgebouw een oppervlakte heeft van maximaal 80 m2;
  • e. het bijgebouw is gelegen op een maximale afstand van het hoofdgebouw van 20 m en/of gelegen is binnen de bebouwingsregeling voor bijgebouwen op grond van het bestemmingsplan;
  • f. er geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende en overige nabij gelegen gronden en de zich daarop bevinden bouwwerken plaatsvindt;
  • g. beide partijen, verlener en ontvanger van mantelzorg, schriftelijk verklaren en overleggen dat de zorg en hulp van mantelzorgers geheel vrijwillig is en buiten organisatorisch verband gegeven wordt;
  • h. aan een ontheffing wordt de voorwaarde verbonden dat beëindiging van het gebruik van het bijgebouw c.q. aangebouwd bijgebouw ten behoeve van mantelzorg binnen één maand daarna schriftelijk moet worden gemeld aan burgemeester en wethouders. Bij beëindiging van mantelzorg trekken burgemeester en wethouders de ontheffing in en dient het gebruik van het desbetreffende bijgebouw c.q. aangebouwde bijgebouw weer plaats te vinden conform de regels van het bestemmingsplan.
3.7 Aanlegvergunning
3.7.1

Het is verboden buiten het bouwvlak de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders:

  • a. het aanleggen van waterbassins en mestbassins;
  • b. het vellen of rooien van houtopstanden waaronder (hoogstam)boomgaarden of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadiging van de houtopstanden ter gevolge kunnen hebben;
  • c. het dempen, graven en vergraven van watergangen, hieronder het aanleggen van dammen en bruggen mede begrepen;
  • d. het scheuren van grasland ten behoeve van de permanente omzetting in bouwland;
  • e. het benutten van gronden ten behoeve van de teelt van ruwvoedergewassen;
  • f. de aanleg van verharde wandel-, fiets-, en kavelpaden;
  • g. het bebossen of inplanten op gronden die op het tijdstip van rechtskracht verkrijgen van het plan niet bebost of ingeplant waren;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'afdeklaag' tevens het verrichten van grondwerkzaamheden, inclusief het inplanten van gewassen om bomen, die een aantasting van de afdeklaag betekenen;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'landschapstuin' het aanbrengen van oppervlakteverharding.
3.7.2

Het lid 3.7.1 van dit artikel vervatte verbod geldt niet voor:

  • a. het uitvoeren van werken en werkzaamheden, welke uit het oogpunt van te beschermen belangen van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. voor het uitvoeren van werkzaamheden ten behoeve van het saneren van de bodem ter plaatse van de aanduiding 'afdeklaag';
  • c. het verbod op het scheuren van grasland ten behoeve van de teelt van ruwvoerdergewassen mits maximaal 20% van het kadastrale bedrijfsoppervlak binnen de gemeente gebruikt mag worden voor de teelt van voedergewassen, mits die gewassen ook op het gevestigde bedrijf worden vervoerderd.
3.7.3

De werken en werkzaamheden als bedoeld in 3.7.1 onder a, b, c en e zijn slechts toelaatbaar, indien door de uit te voeren werkzaamheden geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de landschappelijke of cultuurhistorische waarde dan wel de waterstaatkundige belangen van de gronden;

3.7.4

Burgemeester en wethouders winnen ten behoeve van de beoordeling van de toelaatbaarheid van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in lid 3.7.3 advies in bij een landschapsdeskundige.

3.7.5

Burgemeester en wethouders winnen ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in lid 3.7.3 voor zover het gaat om werkzaamheden zoals bedoeld in lid 3.7.1onder c advies in bij de waterbeheerder.

3.8 Wijzigingsbevoegdheid
3.8.1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:

  • a. het wijzigen van de situering van de bouwgrens dan wel het uitbreiden van de oppervlakte van een bouwvlak tot een oppervlakte van ten hoogste 1,5 ha, indien zulks voor een doelmatige bedrijfsuitoefening noodzakelijk is.
  • b. het verwijderen van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - voormalig agrarisch bedrijf', indien sprake is van een perspectiefvolle agrarische bedrijfsvoering;
  • c. het toevoegen van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - voormalig agrarisch bedrijf' aan een bestaand bouwvlak.

Met betrekking tot de uitbreiding van bouwvlakken als bedoeld onder a, wordt uitsluitend medewerking verleend, indien:

  • 1. is aangetoond, dat de continuïteit van de bedrijfsvoering de uitbreiding noodzakelijk maakt;
  • 2. de uitbreiding qua oppervlakte van het bouwvlak wordt afgestemd op de gewenste/noodzakelijke bedrijfsomvang;
  • 3. door de uitbreiding geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van in de nabijheid gelegen bestaande agrarische bedrijven, onder meer door het aanhouden van, mede uit een oogpunt van milieuhygiëne, voldoende afstand tussen bouwvlakken van twee afzonderlijke bedrijven.
  • 4. door de uitbreiding geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de binnen de voor de onderscheiden gebiedsbestemmingen gegeven beleidsdoelstellingen met betrekking tot de waarden van het gebied waarbinnen het bouwvlak wordt gesitueerd. In dit kader kunnen zo nodig nadere voorwaarden worden gesteld aan onder meer de situering van bebouwing;
  • 5. in overleg met het waterschap zorg wordt gedragen voor voldoende watercompensatie; uitgangspunt daarbij is dat minimaal 10% van de oppervlakte waarmee het bouwvlak wordt uitgebreid wordt gecompenseerd in de vorm van open water;
  • 6. het geen bouwvlak betreft ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voormalig agrarisch bedrijf'.

Alvorens toepassing te geven aan deze bepaling (a tot en met c, 1 tot en met 6) winnen burgemeester en wethouders met betrekking tot de noodzaak/doelmatigheid schriftelijk advies in bij een agrarisch deskundige;

3.8.2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:

  • a. het wijzigen van de bestemming van de gronden gelegen binnen het bouwvlak, met uitzondering van de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - voormalig agrarisch bedrijf' ten behoeve van het uitoefenen van ondergeschikte nevenactiviteiten in de bestaande bijgebouwen, naast de agrarische bedrijfsfunctie waarbij de functies zijn toegestaan als genoemd in de navolgende tabel "vernieuwend ondernemen" (kolom a);
  • b. het bij algehele bedrijfsbeëindiging van agrarische bedrijven, wijzigen van de bestemming van de gronden gelegen binnen het bouwvlak conform onderstaande tabel "vernieuwend ondernemen" (kolom b), waarbij de oppervlakte van het bouwvlak wordt teruggebracht tot de gewenste / noodzakelijke bedrijfsomvang.

Tabel: Vernieuwend ondernemen

  Kolom a - nevenactiviteit   Kolom b - opvolging  
  Te wijzigen in de functie:   Te wijzigen in de functie (in geval van bedrijfsbeëindiging):  
1   loonbedrijf;   loonbedrijf;  
2   foeragehandel;   foeragehandel  
3   sierviskwekerij;   sierviskwekerij  
4   dierenartsenpraktijk;   dierenartspraktijk  
5   recreatief nachtverblijf (recreatieappartementen of bed & breakfast) buiten het hoofdgebouw in een ander gebouw binnen het agrarisch bouwvlak;   -  
6   kampeerboerderij;   kampeerboerderij  
7   overige dagrecreatie, zoals bezoektuinen tentoonstellingsruimte, museum en sauna;   overige dagrecreatie, zoals bezoektuinen, bezoekerscentrum, tentoonstellingsruimte, museum en sauna  
8   extensieve poldersport en boerengolf op omliggende weilanden mits niet begrensd als natuurgebied;   -  
9   educatie en voorlichting;   educatie en voorlichting  
10   zorgboerderij met dagverblijf   zorgboerderij met nachtverblijf  
11   (para)medische dienstverlening, zoals een privékliniek, een kuuroord of een groepspraktijk;   (para)medische dienstverlening, zoals een privékliniek, een kuuroord of een groepspraktijk  
12   commerciële dienstverlening, zoals een computerservicebedrijf, een geluidsstudio of verhuur vergader- of workshopruimte;   commerciële dienstverlening, zoals een computerservicebedrijf, een geluidsstudio of verhuur vergader- of workshopruimte  
13   overige ambachtelijke bedrijven, voor zover deze werkzaamheden vallen onder de milieucategorieën 1 en 2 en verkeerscategorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;   overige ambachtelijke bedrijven, voor zover deze werkzaamheden vallen onder de milieucategorieën 1 en 2 en verkeerscategorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;  
14   kinderopvang;   kinderopvang  
15   paardenhouderij;   paardenhouderij  
16   -   veehandelsbedrijf  
17   -   recreatief nachtverblijf buiten het hoofdverblijf in een ander gebouw binnen het agrarisch bedrijfscentrum  
18   -   extensieve agrarische dagrecreatie, zoals boerengolf, agrarische kinderfeestjes, kinderboerderij en excursies  
19   -   paarden-, kano-, roeiboot-, fluisterboot- of fietsenverhuur  
20   -   bewerking en opslag van agrarische producten  
21   -   hoefsmederij  
22   -   ambachtelijke landbouwproductverwerkende bedrijven, zoals slachterij, vlees-, zuivel- en plantaardige productverwerking, imkerij, palingrokerij, wijnmakerij, bierbrouwerij en riet- en vlechtwerk  
23   -   opslag en stalling van niet-milieugevaarlijke, niet agrarische goederen die geen risico's voor de omgeving opleveren, alsmede opslag voor internetverkoop  
24   -   theeschenkerij  
25   -   woningen (tot een maximum aantal van 3) in/binnen bestaande karakteristieke bebouwing, onder voorwaarde van sloop van alle niet karakteristieke bebouwing. (Nieuwe) bijgebouwen zijn toegestaan tot een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 50 m2 per woning  
26   andere niet agrarische activiteiten die naar aard en omvang gelijk te schakelen zijn aan de activiteiten genoemd onder 1 tot en met 17 en beperkt worden tot de categorieën 1 en 2 van verkeerscategorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten of categorie 3 indien de activiteit qua aard en schaal gelijk is te stellen aan categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
 
andere niet agrarische activiteiten die naar aard en omvang gelijk te schakelen zijn aan de activiteiten genoemd onder 1 tot en met 26 en beperkt worden tot de categorieën 1 en 2 van verkeerscategorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten of categorie 3 indien de activiteit qua aard en schaal gelijk is te stellen aan categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
 

a

Met dien verstande dat voor de wijziging ten behoeve van nevenactiviteiten, geldt dat:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van het gebruik voor de nevenactiviteiten onder 1 tot en met 11 niet meer mag bedragen dan 500 m2 per bouwvlak waarbij de oppervlakte van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' niet meetelt;
  • b. de gezamenlijk oppervlakte van het gebruik voor de nevenactiviteiten onder 12 tot en met 15 en 26, niet meer mag bedragen dan 100 m2 per bouwvlak waarbij de oppervlakte van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' niet meetelt;
  • c. de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing niet mag worden vergroot, tenzij wordt aangetoond dat de bestaande bebouwing vanwege bouwtechnische, milieutechnische of andere redenen niet geschikt meer is voor de beoogde agrarische functie, in welk geval de oppervlakte met ten hoogste de omvang in gebruik voor de nevenactiviteit, mag worden vergroot;
  • d. de agrarische functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing niet mag worden belemmerd;
  • e. in vergelijking met het agrarische gebruik geen onevenredig grote verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden mag plaatsvinden;
  • f. het parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
  • g. geen opslag van goederen, behorende bij het andere gebruik, in de openlucht plaatsvindt;
  • h. het andere gebruik qua aard en schaal past bij de specifieke kwaliteiten en schaal van de omgeving, met name op het gebied van visuele aspecten;
  • i. detailhandel in zelfgemaakte, -bewerkte, -gekweekte of -geteelde producten is toegestaan;
  • j. voor een kleinschalige camping, zoals bedoeld onder 17, geldt dat:
    • 1. de standplaats uitsluitend binnen het bouwvlak of buiten het bouwvlak tot een afstand van 50 m vanaf de bestaande bebouwing mag worden gesitueerd;
    • 2. bouwen van sanitaire ruimten uitsluitend in bestaande bebouwing binnen het bouwvlak is toegestaan;

en mits:

      • de openheid en het karakteristieke verkavelingspatroon niet onevenredig wordt aangetast;
      • de omliggende agrarische bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd;
      • er uitsluitend sprake is van recreatief nachtverblijf;
    • 1. de kampeermiddelen uitsluitend in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober aanwezig zijn.

b

Met dien verstande dat voor de wijziging in geval van bedrijfsbeëindiging en functiewijziging, geldt dat:

  • a. voor volwaardige bedrijven wordt aangetoond dat de agrarische functie ter plaatse niet kan worden vervuld, hetgeen mede moet blijken uit een daaromtrent uit te brengen advies door een onafhankelijk agrarisch deskundige;
        • a. de gezamenlijke oppervlakte van de vrijkomende agrarische bebouwing binnen het betreffende bouwvlak niet mag worden vergroot;
        • b. de omliggende agrarische bedrijven niet in hun bedrijfsvoering mogen worden belemmerd;
        • c. de hoeveelheid extra verkeer moet passen bij de wegenstructuur;
        • d. het parkeren behorende bij het ander gebruik dient binnen het bouwvlak op eigen terrein plaats te vinden;
        • e. er geen opslag van goederen in de open lucht plaatsvindt;
        • f. het gebruik qua aard en schaal past bij de specifieke kwaliteiten en schaal van de omgeving, met name op het gebied van visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties;
        • g. detailhandel in zelfgemaakte, -bewerkte, -gekweekte of geteelde producten is toegestaan;
        • h. per bouwvlak maximaal drie bedrijven zijn toegestaan
        • i. gevoelige functies niet binnen een risico-afstand van een propaantank dan wel een
          transportleiding zijn gelegen.
        • j. bij een paardenhouderij een paardenbak is toegestaan, mits:
    • 1. de paardenbak als volgt wordt gesitueerd:
      • achter het hoofdgebouw;
      • tenminste 20 m uit de rand van de weg;
      • tenminste 1,5 m uit de slootranden;
      • maximaal 50 m achter de bestaande bebouwing;
      • minimaal 25 m van woningen van derden;
    • 2. de omvang van de paardenbak niet meer bedraagt dan 20 m bij 40 m;
    • 3. de hoogte van een hek rondom een paardenbak niet meer bedraagt dan 1,50 m;
    • 4. indien de paardenbak vanaf de weg zichtbaar is, afschermende gebiedseigen beplanting wordt
      aangebracht, mits hierdoor geen doorbreking plaatsvindt van bestaande zichtlijnen op het open weidegebied;
    • 5. de paardenbak wordt voorzien van waterdoorlatend bodemmateriaal;
    • 6. er geen verlichting wordt gerealiseerd bij de paardenbak;
    • 7. er geen aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende en overige nabij gelegen gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken plaatsvindt, een en ander met in achtneming van de Wet geurhinder en veehouderij.
3.8.3

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen indien de wijziging betrekking heeft op het bouwen van een extra woning in combinatie met een wijziging van de bestemming in wonen zoals bedoeld in lid 3.8.2 bij sanering van voormalige (agrarische) bedrijfsbebouwing, indien er sprake is van een volledige sanering van de voormalige (agrarische) bedrijfsbebouwing -geen kassen of cultuurhistorisch waardevolle bebouwing zijnde- (met een minimum van 1000 m2), waarbij:

  • a. voor de sloop van iedere 1000 m2 aan bedrijfsbebouwing één woning mag worden teruggebouwd, met een maximum van drie woningen per locatie;
  • b. ten behoeve van de woonfunctie de perceelsoppervlakte voor twee woningen samen ten hoogste 3000 m2, het bebouwd oppervlak ten hoogste 150 m2 per woning en de inhoud van de nieuw te bouwen woning, inclusief de inhoud van de bijgebouwen ten hoogste 650 m3 mag bedragen.
  • c. de te slopen bedrijfsbebouwing op verschillende percelen in de Krimpenerwaard (met uitzondering van de gemeente Krimpen aan den IJssel) mag bevinden mits op het hoofdperceel waar de compensatiewoning(en) worden gebouwd een oppervlakte van ten minste 600 m2 wordt gesloopt en op de overige percelen telkens een oppervlakte van ten minste 250 m2 wordt gesloopt, een en ander moet blijken uit een te overleggen sloopvergunning alsmede uit een herziene bestemmingsregeling die ter plaatse van de gesloopte bebouwing nieuwbouw uitsluit;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder b mag een grotere woning worden gebouwd tot een maximum van 1000 m3 inclusief erfbebouwing, indien meer dan 1000 m2 aan bedrijfsbebouwing, zoals bedoeld onder a, wordt gesloopt waarbij geldt dat 0,65 m3 extra mag worden gebouwd per 1 m3 gesloopte bebouwing;

Aan bedoelde uitbreiding van de woonfunctie zal voorts slechts medewerking worden verleend, indien:

    • 1. door de initiatiefnemer is aangetoond dat de agrarische functie ter plaatse niet meer kan/zal worden vervuld, door middel van een daaromtrent uit te brengen advies door een onafhankelijk agrarisch deskundige, met uitzondering van agrarische percelen die binnen de natuurbegrenzing van het Veenweidepact Krimpenerwaard vallen of bouwpercelen die direct aansluiten op de natuurbegrenzing;
    • 2. de belangen van de in de directe omgeving gelegen agrarische bedrijven niet worden geschaad;
    • 3. bij eventuele nieuwbouw de situering van de bebouwing geschiedt ter plaatse van de te saneren bebouwing;
    • 4. de verschijningsvorm van de nieuw te bouwen woning past binnen, dan wel geen onevenredige afbreuk doet aan de karakteristiek van het buitengebied;
    • 5. in totaal het perceel niet meer dan drie woningen bevat, waarbij een eventuele derde woning uitsluitend direct achter één van de andere woningen gebouwd mag worden;
    • 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de beleidsdoelstellingen van het gebied waarop de wijziging betrekking heeft;
    • 7. voldaan wordt aan de Wet geluidhinder;
    • 8. de te slopen gebouwen legaal zijn opgericht voor de peildatum 1 januari 2003;
    • 9. de sloop van de bedrijfsbebouwing voldoende is gewaarborgd;
    • 10. karakteristieke en cultuurhistorisch waardevolle bebouwing niet wordt gesloopt;
    • 11. de betreffende woonfunctie niet binnen een risico-afstand van een propaantank dan wel een transportleiding is gelegen.

3.8.4

Het schrappen van de aanduiding "afdeklaag" indien voor de betreffende gronden een "schone grondverklaring" is verkregen.