Plan: | Polderwetering |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0606.BP0016-0002 |
Het beleid staat vermeld in de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) (december 2000), Nationaal Bestuursakkoord Water (2003), Nationaal Waterplan (2009-2005), Beheerplan Rijkswateren (2010-2015), Provinciaal Waterplan Zuid-Holland (2010-2015), de Keur en de Legger (2011), Beleidsregel Veendijken (2008), Waterplan Schiedam, 2e fase, (2006-2015) en het gemeentelijk rioleringsplan Schiedam 2009-2013.
Het maaiveld in het plangebied varieert tussen NAP -1,5 meter ten westen van de Polderwetering en NAP -2,8 meter ten oosten van de Polderwetering. Ter plaatse van de dijklichamen is de maaiveldhoogte circa NAP -1,0 meter. Tot een diepte van NAP -3,5 meter bestaat de bodem uit klei. Daaronder bevindt zich venige grond. De bedrijventerreinen die grenzen aan het plangebied zijn opgehoogd. Het hoogteverschil kan oplopen tot ongeveer 5,0 meter. De stromingsrichting van het grondwater in het eerste watervoerende pakket is noordoostelijk. De freatische grondwaterstand fluctueert rond NAP -3,0 meter en wordt beïnvloed door neerslag, verdamping en het oppervlaktewaterpeil in de polderwatergangen. Daarnaast speelt drainage een rol.
De Poldervaart vormt de noordwestelijke grens van het plangebied en heeft een vast peil van NAP -0,90 meter. Het plangebied wordt doorsneden door de Polderwetering met een oppervlaktewaterpeil van NAP -0,40 meter. Dit is een onderdeel van de boezem van Delfland. De Polderwetering staat in het zuiden in open verbinding met de Schiedamse Schie en voedt in het noorden de Poldervaart door middel van een controleerbare inlaat in een duikerverbinding. Ten noordoosten van de Polderwetering liggen kavelsloten op particulier terrein. Deze hebben veelal een peil van NAP -3,35 meter en wateren in noordoostelijke richting af op de watergang langs het bedrijventerrein in de Oost-Abtspolder die de noordoostelijke grens vormt van het plangebied. Deze watergang ligt in de gemeente Rotterdam en heeft ook een peil van NAP -3,35 meter. Dit water voert in zuidoostelijke richting af via een stuw naar een vijver bij de Schiekade die een peil heeft van NAP -5,00 meter. Ten zuidwesten van de Polderwetering ligt de Poldervaartpolder. Het wateroverschot in de Poldervaartpolder wordt door het gemaal in de Fokkerstraat via een persleiding naar de Schie gepompt. Een groot deel van het open water in het plangebied is boezemwater. Het plangebied watert niet af op dit boezemwater. De gebieden ten noordwesten en ten zuidoosten van de Polderwetering maken deel uit van peilvakken in respectievelijk de Poldervaartpolder en Oost-Abtspolder. In het desbetreffende peilvak in de Oost-Abtspolder is geen sprake van een historisch waterbergingstekort. In het desbetreffende peilvak in de Poldervaartpolder is sprake van een waterbergingstekort van 21.800 m3 volgens de ABC-toetsing en 14.100 m3 volgens NBW-toetsing. Extra waterberging wordt met dit plan niet mogelijk gemaakt omdat er sprake is van een conserverend bestemmingsplan.
De waterkwaliteitsuitgangspunten zijn om vervuiling niet af te wentelen (drietrapsstrategie: schoonhouden, scheiden en zuiveren) en water te laten stromen van schoon naar vuil. Het beleid is gericht op de strategie 'voorkomen-zuiveren-scheiden'. Schoon oppervlaktewater mag niet afstromen naar de riolering om onnodige belasting van de rioolwaterzuivering te voorkomen. Bij de inrichting van oevers dient zo veel mogelijk rekening gehouden te worden met het ecologisch functioneren van de oevers. Daarnaast is het ecologische uitgangspunt om zichtbaar groene kaden in groene en openbare ruimte met mogelijk recreatief medegebruik te realiseren. De oevers van de Poldervaart zijn zodanig bestemd dat mogelijkheden worden gecreëerd voor ecologische inrichting. De aanleg van natuurvriendelijke oevers in de rest van het plangebied komt de waterkwaliteit ten goede doordat nutriënten uit het water worden opgenomen. Een belangrijke potentiële bron van verontreiniging is afstromend regenwater. Voorkomen moet worden dat bij herinrichting afgekoppeld regenwater dat wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater verontreinigd raakt.
Het plangebied ligt deels in de Oost-Abtspolder en deels in de Poldervaartpolder. Deze vormen elk een zelfstandige waterstaatskundige eenheid en worden beschermd door boezemkades langs de Polderwetering en polderkades langs de Poldervaart. In de legger van het Hoogheemraadschap van Delfland zijn de ligging en de minimale afmetingen van de waterkeringen vastgelegd. Rondom de keringen geldt een keurzone, welke bestaat uit het waterstaatswerk en de beschermingszone. Hierop rusten beperkingen aan de activiteiten die het waterkerend vermogen van de kering kunnen aantasten. Er geldt dat op de kaden in de kernzone geen bebouwing is toegestaan en in de beschermingszone onder voorwaarden. Om de bescherming tegen overstromingen te waarborgen is in dit bestemmingsplan aan de waterkeringen een aparte waterkerende functie toegekend met een adviesverplichting. Dit betekent dat B&W pas een omgevingsvergunning kunnen afgegeven voor het bouwen van werken in deze zone nadat positief advies is afgegeven door Hoogheemraadschap van Delfland. Beheer en onderhoud aan de kering moet te allen tijde mogelijk zijn, daarom zijn er stroken van 5,0 meter gereserveerd voor de toegang van de onderhoudsvoertuigen. De polderkades langs de Poldervaart en boezemkades langs de Polderwetering zijn veendijken. Het Hoogheemraadschap heeft de beleidsregel 'Veendijken 2008' opgesteld met als doel de veendijken extra te beschermen. Op grond van deze beleidsregel geldt dat in de kernzone geen nieuwe waterkeringvreemde elementen worden toegestaan, volgens het 'nee, tenzij'-principe betekent dit dat als kan worden aangetoond dat de waterkerende functie niet wordt aangetast er toch ontheffing wordt verleend. De afstanden staan op de verbeelding vermeld.
Alle percelen in het plangebied zijn aangesloten op drukriolering. Hierop wordt in principe alleen afvalwater geloosd. Het afvalwater wordt afgevoerd naar rioolgemaal Bijdorp. Er zijn geen riooloverstorten in het gebied aanwezig. Alle neerslag dat op verhard oppervlak valt wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater. Er is sprake van een volledig gescheiden systeem. Bij verdere ontwikkeling van het gebied blijft het bestaand gescheiden rioolstelsel in stand, waarbij relatief schone dakvlakken en wegen direct lozen op het oppervlaktewater. Het gebruik van voor het oppervlaktewater schadelijke materialen zoals zinken dakgoten of bitumineuze dakbedekkingen moet worden voorkomen. Verontreinigd hemelwater wordt afgevoerd naar de AWZI (afvalwaterzuiveringsinstallatie). Niet gerioleerde panden dienen te worden aangesloten op de riolering. De riolering dient te voldoen aan de basisinspanning.
Voor het plangebied gelden de volgende voorschriften en maatregelen:
Op de bestemmingsplankaart en in de voorschriften is het volgende verwerkt:
Bij een bouwaanvraag, die binnen de bestemming ''Waterstaat-Waterkering'' valt dient toestemming te worden gevraagd aan het Hoog Heemraadschap van Delfland, die een advies uitbrengt, waaruit blijkt dat de bouw geen invloed heeft op de stabiliteit van de waterkering.
In maart 2011 heeft afstemming met het Hoogheemraadschap van Delfland plaatsgevonden waarbij zij hebben aangegeven in te stemmen met de waterparagraaf (bijlage 1). Een aandachtspunt was de waterbergingsopgave in de Poldervaartpolder en de vermelding van de beschermingszones op de verbeelding voorkomend uit de beleidsregel veendijken.