Plan: | Polderwetering |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0606.BP0016-0002 |
De huidige ruimtelijke structuur van het plangebied is gebaseerd op de vroegere agrarische functie en de invloeden van de verstedelijking zoals die met name in de afgelopen decennia heeft plaatsgevonden. Het plangebied maakt deel uit van het veenweidegebied van Midden-Delfland. Kenmerkend voor dit landschap is de lintbebouwing, de strokenverkaveling van de weilanden en de verschillende niveaus van de waterhuishouding. De linten in het van oorsprong moerassige veengebied waren vaak kreekruggen waarop boerenhoeven waren geplaatst en van waaruit vanaf ca. 1100 na Christus het veengebied werd ontgonnen. De linten vormden gelijktijdig de verkeersroutes, omdat aanleg van wegen alleen op hogere delen mogelijk was.
De strokenverkaveling ontstond door ontginning vanuit de hoeven. De kavels zijn steeds naar achteren uitgebreid. In de vorige eeuw heeft in de Oostabtspolder turfwinning plaatsgevonden. Dit gebeurde meestal niet direct achter de boerderijen, waardoor hier restanten veenweidegebied bewaard zijn gebleven. Voor de ontginning van het veen was ontwatering noodzakelijk. Dit leidde tot inklinking en daling van de bodem. Zo zijn er grote hoogteverschillen tussen de wateringen en het achterland ontstaan.
In de 19e eeuw is de verstedelijking begonnen. Aanvankelijk vooral op grote afstand, in de tweede helft van de 20e eeuw in de directe omgeving. Het eerste element van de verstedelijking, was de aanleg van de spoorbaan Rotterdam – Delft. De spoorlijn betekende een ingrijpende doorsnijding van het landschap. In de naoorlogse periode werd de verstedelijking planmatig en grootschalig. Ondergrondse drainagestelsels zorgden voor ontwatering, ophoging met zand voor een grote drooglegging. Tussen de Schie, de Poldervaart en de Polderwetering is op dergelijke wijze de Oostabtspolder opgehoogd. Op dezelfde wijze is ten westen van de Polderwetering tot aan de spoorbaan het bedrijventerrein 's-Graveland gerealiseerd. Bij deze wijze van ophoging is een zekere afstand aangehouden van het oorspronkelijke lint en het op te hogen gebied. Dit heeft geleid tot de vorm van het plangebied: een langgerekte zone met een breedte van ruim 200 tot 300 meter, begrensd door de industriegebieden op hoger gelegen plateaus. Het hoogteverschil kan oplopen tot ongeveer 5 meter.
Na het grotendeels verdwijnen van de agrarische functie, heeft zich in het gebied langs de Polderweg bedrijvigheid ontwikkeld. De bedrijvigheid bestaat vooral uit kleinschalige handel en nijverheid, alsmede ongestructureerde opslag van diverse materialen. Zo treft men een autosloperij, een autospuiterij, opslag van bouwmaterialen, opslag van oude metalen en een stalling van caravans in kassen aan. Hier tussendoor treft men woningen aan variërend van bedrijfswoningen tot kleine woongroepjes.