direct naar inhoud van 4.8 Archeologie
Plan: Oranjeburgh
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0606.BP0013-0003

4.8 Archeologie

4.8.1 Beleidskader

Naar aanleiding van het "Verdrag van Malta" heeft de provincie Zuid-Holland beleid ontwikkeld over het behoud van archeologisch erfgoed en documentatie van vindplaatsen. Ook heeft het verdrag geleid tot de Wet op de archeologische monumentenzorg (2007).

Schiedam heeft in 2008 een gemeentelijk archeologisch beleid vastgesteld, waarvan de Archeologische Waarden- en Beleidskaart een belangrijk instrument vormt. De kaart toont de archeologische waarden en verwachtingen binnen het gemeentelijk grondgebied en geeft aan hoe de gemeente daarmee wenst om te gaan. In bestemmingsplannen wordt voor de verschillende plangebieden het archeologisch beleid nader uitgewerkt.

Het doel van het gemeentelijk archeologisch beleid is:

  • te zorgen voor het ongeschonden behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem;
  • te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is;
  • te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden.

Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden binnen een te ontwikkelen plangebied vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureauonderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De inventarisatie kan worden afgerond met een waardering van eventuele archeologische resten. De waardering vormt het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen.

4.8.2 Bewoningsgeschiedenis

Het bestemmingsplangebied maakt deel uit van een veengebied waarop klei is afgezet in verschillende periodes (Afzettingen van Duinkerke 0-III). Op het veen werd in de IJzertijd (800 voor Christus-begin jaartelling) gewoond. Op de Afzettingen van Duinkerke 0 en I kunnen bewoningssporen uit de IJzertijd en de Romeinse tijd voorkomen. In de 10e/11e eeuw werd het (klei-op) veengebied ontgonnen. De maaivelddaling ten gevolge van de ontwatering van het veen maakte het gebied kwetsbaar voor overstromingen. De aanleg van rivier- en polderdijken was noodzakelijk. De dijken werden vanaf het begin vaak als woonplaats benut. Gelet hierop zijn in het gehele bestemmingsplangebied vindplaatsen uit de IJzertijd, de Romeinse tijd en de Middeleeuwen te verwachten.

4.8.3 Archeologische verwachting

Naar aanleiding van de voorgenomen sloop van het Vlietlandziekenhuis heeft ArcheoMedia BV in 2008, in opdracht van de gemeente Schiedam voor het plangebied een verkennend archeologisch onderzoek uitgevoerd (Bijlage 11). Het onderzoek heeft in het zuidelijke deel van het plangebied geul- en oeverafzettingen van een Duinkerke I-geulsysteem aangeboord. Vindplaatsen uit de IJzertijd of de Romeinse tijd kunnen gerelateerd zijn aan dit geulsysteem. De aanwezigheid van fosfaten in twee verkennende boringen vormde een eerste aanwijzing voor de eventuele aanwezigheid van een archeologische vindplaats. Het karterend inventariserend veldonderzoek heeft de locatie van de geul- en oeverafzettingen nader begrensd. In twee karterende boringen werd in en op deze oeverafzettingen grind aangetoond en in één van deze boringen werd ook bot aangetroffen. Grind en bot zouden een indicatie kunnen zijn voor de aanwezigheid van een archeologische vindplaats, maar hun aanwezigheid kan ook een natuurlijke oorsprong hebben.

Omdat op grond van de aangetroffen archeologische indicatoren is het nog niet volledig duidelijk is of er een archeologische vindplaats aanwezig is, heeft ArcheoMedia BV een zone aangewezen waar in geval van bodemverstoring een vervolgonderzoek dient te worden uitgevoerd, één en ander afhankelijk van de aard en de omvang van de geplande verstoring. Hierover dient contact opgenomen te worden met het bevoegde gezag, de gemeente Schiedam.

4.8.4 Conclusie

Voor een deel van het plangebied is, op basis van het reeds uitgevoerde verkennende archeologisch onderzoek, een zone geselecteerd waar archeologisch onderzoek, afhankelijk van de aard en omvang van de voorgenomen verstoring, mogelijk nog noodzakelijk is (Waarde - Archeologie A). Voor deze zone geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden met een oppervlak groter dan 100 m² en die tevens dieper reiken dan 1,5 meter beneden NAP. Voor de rest van het plangebied (Waarde - Archeologie B) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden met een oppervlak groter dan 200 m² en die tevens dieper reiken dan 3,5 meter beneden NAP.