direct naar inhoud van 4.2 Bodem
Plan: Oranjeburgh
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0606.BP0013-0003

4.2 Bodem

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient een bodemanalyse te worden verricht met het oog op de beoordeling van de realiseerbaarheid van bepaalde bestemmingen of bestemmingswijziging.

4.2.1 Algemeen

Ter plaatse van de locatie Burgemeester Knappertlaan 25 te Schiedam zijn een aantal bodemonderzoeken uitgevoerd waarmee de milieuhygiënische bodemkwaliteit is vastgelegd. Op grond van het voorliggende bestemmingsplan kan op een deel van de locatie woningbouw worden gepleegd. In het kader van de geplande bebouwing zijn de bodemonderzoeken beoordeeld. Hierbij is nagegaan welke vervolgstappen noodzakelijk zijn om over te kunnen gaan tot woningbouw.

4.2.2 Bodemonderzoek en aanpak

Binnen het plangebied zijn een aantal bodemonderzoeken uitgevoerd1. De resultaten uit de eerdere onderzoeken zijn verwerkt in de rapporten van 19 juni 2009 en 21 mei 2010 (Bijlage 5). Op basis van de milieuhygiënische gegevens uit deze rapporten is gebleken dat binnen het plangebied twee delen te onderscheiden zijn:

Op het westelijk gelegen terreindeel zijn matige tot sterke verontreinigingen met koper en zink aangetoond. Het betreft een oppervlakte van circa 2.500 m2. De verontreinigde laag is circa 1 meter dik. In de bijlage van het onderzoek van 21 mei 2010 is een situatieschets toegevoegd van het gehele plangebied. Hierin is het sterk verontreinigde gebied aangegeven in geel. Voor deze locatie geldt dat sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging in de zin van de Wet bodembescherming. Voordat dit deel van het terrein geschikt is om te bouwen dient het gesaneerd te worden. De gemeente Schiedam stelt hiervoor een saneringsplan op. Pas na goedkeuring en uitvoering van het saneringsplan is de (deel)locatie geschikt om te bebouwen en te bewonen.

Voor de overige terreindelen zijn slechts lichte verontreinigingen met diverse zware metalen gemeten. In het grondwater zijn plaatselijk verhoogde gehalten met arseen gemeten, maar deze passen geheel binnen de achtergrondconcentraties van de wijk waarin de nieuwbouwlocatie is gelegen. Voor de herinrichting van deze deellocatie zijn dan ook geen milieuhygiënische beperkingen.

4.2.3 Conclusie en advies

Concluderend kan gesteld worden dat voor het westelijk terreindeel sprake is van ernstige bodemverontreiniging in de zin van de Wet bodembescherming. Voordat dit deel van het terrein geschikt is om te bebouwen dient het gesaneerd te worden. Voor de herinrichting van de overige terreindelen zijn geen milieuhygiënische beperkingen.