Plan: | Verzamelherziening 2019 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0606.BP00039-0002 |
De gemeente Schiedam stelt periodiek een bestemmingsplan vast waarin het uitgegeven snippergroen planologisch wordt vastgelegd. Dit bestemmingsplan regelt het onlangs uitgegeven snippergroen. Daarnaast wordt het bestemmingsplan aangegrepen om enkele onvolkomenheden uit van kracht zijnde bestemmingsplannen aan te passen.
Snippergroen
Door ontwikkelingen in het verleden is er veel snippergroen ontstaan. Regelmatig is er vraag van bewoners om deze gronden uit te geven. De nota 'Werkwijze snippergroen' biedt de spelregels waaraan bij de uitgifte van snippergroen moet worden voldaan.
Op basis van het snippergroenbeleid is in 2017 en 2018 op verschillende momenten besloten om snippergroen uit te geven aan bewoners. Met dit bestemmingsplan wordt de privaatrechtelijke uitgifte van deze gronden planologisch doorvertaald door de (openbare) groen- of verkeersbestemming te wijzigen naar een woon- of tuinbestemming.
Actualisatie
In het verleden zijn enkele vergunningen met een afwijking van het bestemmingsplan verleend. Omwille van de rechtszekerheid is er voor gekozen om deze projecten in dit bestemmingsplan op te nemen, zodat de nieuwe bestemmingen expliciet voor burgers duidelijk worden. Dit komt de rechtszekerheid ten goede. Het gaat daarbij om locaties waar geen gerechtelijke procedure voor lopen, zoals MAVO Schravelant XL, Nieuwe Haven 95-97, Polderweg 182 en Willem Passtoorsstraat / Johan Braakensiekstraat (Schielanders). In hoofdstuk 2 zijn deze situaties opgesomd.
In de afgelopen tien jaar zijn er veel bestemmingsplannen vastgesteld. Soms zat daar een omissie in en soms is het feitelijk gebruik gewijzigd, waardoor er reden kon ontstaan om het bestemmingsplan aan te passen. Voorbeelden van een omissie is het niet opnemen van een regeling voor bijgebouwen in Woudhoek of het niet aangeven van de maximale hoogten in het project 'Over het Water'. Voorbeelden van feitelijke wijzigingen zijn het vervallen van de functie detailhandel aan de oostzijde van de Broersvest en het vervallen van de functie bedrijfswoningen aan de Buitenhavenweg 58 en 60. Ook de aanduiding “horeca” van een aantal panden is verwijderd. Deze keuze is gemaakt uit het oogpunt van de verbetering van het woon- en leefklimaat ter plaatse van deze panden. In hoofdstuk 2 zijn deze situaties opgesomd.
Het bestemmingsplan betreft de gronden waar in 2017 en in 2018 sprake is geweest van de uitgifte van snippergroen. Verder zijn locaties in het plan opgenomen waarbij aan aanpassing plaatsvindt van het huidige bestemmingsplan. Het bestemmingsplan 'Actualisatie 2019' betreft geen aaneengesloten gebied, maar diverse locaties verspreid over het gehele grondgebied van Schiedam. Daarom wordt voor het plangebied verwezen naar de verbeelding van dit bestemmingsplan.
In het plangebied zijn momenteel onderstaande bestemmingsplannen van kracht, welke met dit plan (gedeeltelijk) worden herzien. Het betreft de volgende plannen:
Bestemmingsplan | IMRO-code | Vaststelling raad |
Binnenstad 2014 | NL.IMRO.0606.BP0026-0002 | 10 juli 2014 |
Harga | NL.IMRO.0606.BP0020-0002 | 10 juni 2013 |
Havens | NL.IMRO.0606.BP0023-0003 | 15 september 2015 |
Kethel e.o. | NL.IMRO.0606.BP0003-0001 | 21 april 2011 |
Nieuwland 2016 | NL.IMRO.0606.BP0038-0003 | 6 juni 2017 |
Nieuw-Mathenesse, eerste herziening | NL.IMRO.0606.BP0034-0002 | 13 september 2016 |
Oost | NL.IMRO.0606.BP0004-0002 | 27 oktober 2011 |
Oranjeburgh | NL.IMRO.0606.BP0013-0003 | 26 april 2012 |
Polderwetering | NL.IMRO.0606.BP0016-0002 | 31 januari 2013 |
Spaland | NL.IMRO.0606.BP0006-0002 | 27 oktober 2011 |
West | NL.IMRO.0606.BP0002-0002 | 26 april 2012 |
Woudhoek | NL.IMRO.0606.BP0005-0002 | 2 februari 2012 |
Zuid | NL.IMRO.0606.BP0001-0002 | 2 februari 2012 |
Het bestemmingsplan bestaat uit drie delen:
In het kader van de uitvoering van de Nota 'Werkwijze Snippergroen' is de afgelopen jaren op meerdere locaties sprake geweest van de uitgifte van openbaar snippergroen, voor gebruik als privétuin of erf. Dit betreft onder andere de uitgifte van snippergroen aan de bewoners van Kethel-Oost en Kethel-Tuindorp, waarvan een deel reeds is opgenomen in het bestemmingsplan 'Snippergroen 2017'. Daarnaast is op een aantal locaties snippergroen uitgegeven om tot een betere aansluiting van het privéterrein op het openbaar gebied te komen (Juliana van Stolbergstraat 3, Dag Hammarskjöldborg 1, Jan van Zutphenstraat 12 en 14, Louis Raemaekersstraat 149). Deze uitgifte vereist dat de openbare verkeer- of groenbestemming wordt omgezet naar de bestemming 'Wonen' of 'Tuin'.
Afbeelding 1 - Uitgifte snippergroen Kethel-Oost
Op 3 juli 2018 is een omgevingsvergunning verleend voor het wijzigen van het gebruik van het Rijksmonument Lange Haven 71 naar een hotel. Door de functieaanduiding 'hotel' op de verbeelding aan dit pand toe te voegen wordt het bestemmingsplan in overeenstemming gebracht met de vergunde situatie.
De plannen voor de nieuwbouw van het Lyceum Schravelant waren nog in ontwikkeling op het moment dat het bestemmingsplan 'Nieuwland 2016' werd vastgesteld. Om die reden is deze locatie buiten het bestemmingsplan gelaten. In 2017 is een vergunning verleend voor de sloop en nieuwbouw van de Mavo Schravelant XL aan de Burgemeester van Haarenlaan 952-954. De vergunde situatie wordt overgenomen in het bestemmingsplan, waarbij het perceel de bestemming 'Maatschappelijk' krijgt. Binnen deze bestemming zijn maximaal 3 bouwlagen toegelaten en een bebouwingspercentage van 50%.
Op 25 januari 2019 is een omgevingsvergunning verleend voor het gebruik van het voormalige horecapand aan de Nieuwe Haven 95-97 als woning. De voorheen op grond van het bestemmingsplan 'Binnenstad 2014' geldende horeca-bestemming, wordt gewijzigd naar de bestemming 'Wonen'.
De plannen voor de locatie van het project Parkentree waren ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan 'Nieuwland 2016' nog in voorbereiding. Inmiddels is voor de bouw van 35 eengezinswoningen en 54 appartementen op deze locatie een omgevingsvergunning verleend. De beide percelen, gelegen aan weerszijden van de Parkweg, zijn bestemd als 'Wonen'.
In 2017 is een omgevingsvergunning verleend voor de sloop en nieuwbouw van de woning Polderweg 182. De nieuwbouw omvat een gewijzigde situering van de woning, waardoor deze buiten het oorspronkelijke bouwvlak wordt gebouwd. Met dit bestemmingsplan wordt de situering van het bouwvlak aangepast aan de gewijzigde locatie van de woning.
De locatie van het voormalige schoolgebouw aan de Willem Passtoorsstraat / Johan Braakensiekstraat wordt getransformeerd naar een woonlocatie. Het plan, waarvoor in 2018 een omgevingsvergunning is verleend, bestaat uit 2 bouwblokken met 16 eengezinswoningen (3 bouwlagen) en een appartementengebouw met daarin 30 appartementen (8 bouwlagen). De betreffende gronden zijn bestemd als 'Wonen'.
Het bestemmingsplan 'Havens' maakt een onderscheid in type kantoor, waarbij kantoren die niet zijn verbonden aan een bedrijfsmatige hoofdactiviteit uitsluitend zijn toegelaten ter plaatse van de aanduiding 'kantoor'. Deze aanduiding ontbreekt ter plaatse van het kantoorpand aan de Westfrankelandsedijk 7 en wordt er met dit bestemmingsplan alsnog aan toegevoegd.
Bij de vaststelling van het bestemmingsplan 'Woudhoek' is nagelaten de voor de gehele stad geldende regeling voor aan- en bijgebouwen en overkappingen eveneens van toepassing te verklaren bij vrijstaande woningen ('Wonen - 1') en aaneengesloten woningen ('Wonen - 3'). Om dit te herstellen wordt met dit bestemmingsplan de regeling voor aan- en bijgebouwen en overkappingen alsnog toegevoegd aan deze bestemmingen.
Op grond van de regels van het bestemmingsplan 'Harga' is ter plaatse van de functie-aanduiding 'metrostation' een metrostation toegelaten. Deze bepaling betreft het metrostation Vijfsluizen, nabij de Vlaardingerdijk. De functie-aanduiding 'metrostation' is weggevallen op de bij dit bestemmingsplan behorende verbeelding en wordt met dit bestemmingsplan alsnog toegevoegd.
Bij de vaststelling van het bestemmingsplan 'Nieuwland 2016' zijn geen bouwhoogten vastgelegd voor de nieuwbouw van de buurt 'Over het Water', gelegen aan de noordzijde van de Burgemeester van Haarenlaan. De goot- en bouwhoogten (of het aantal bouwlagen) van de in de wijk aanwezige bebouwing wordt opgenomen in dit bestemmingsplan. Een aantal woningen in deze buurt kenmerkt zich door de aanwezigheid van bijgebouwen voor de voorgevel. De planregels voor deze woningen zijn aangevuld, zodat deze dit toelaten.
De panden Singel 114 en 118-122 zijn op grond van het bestemmingsplan 'Oost' bestemd als 'Wonen'. In de betreffende planregel is weggevallen dat de begane grond van deze panden tevens mag worden gebruikt voor dienstverlening en detailhandel, overeenkomstig de aanduidingen op de verbeelding. De voor deze percelen geldende planregel is op dit punt aangevuld.
De sporthal Margriet, gevestigd aan de Nieuwe Damlaan 5, is op grond van het bestemmingsplan 'Harga' bestemd voor sport. Het was de bedoeling dat dit gebouw breder zou kunnen worden ingezet, door deze tevens te gebruiken voor maatschappelijke en (para)medische voorzieningen, overeenkomstig de definitie voor sporthal in het bestemmingsplan 'Harga'. In het bestemmingsplan wordt aan dit perceel de aanduiding 'sporthal' toegevoegd, zodat het beoogde gebruik van deze hal voor meerdere functies adequaat in de regels is verankerd.
Met het bestemmingsplan 'Binnenstad 2014' is er voor gekozen detailhandel in bepaalde delen van de binnenstad te concentreren en vernieuwen. Voor de Broersvest geldt dat detailhandel toegelaten is aan de westzijde en dat voor de oostzijde gekozen is voor een uitsterfconstructie. Bestaande detailhandel is daarbij door middel van een specifiek aanduiding toegelaten. Het gebruik van het pand Broersvest 50-A ten behoeve van detailhandel is inmiddels gestaakt, waardoor de voor dit pand geldende aanduiding 'detailhandel' kan komen te vervallen.
De panden Broersvest 46, Edisonplein 4-A, Singel 163-167, Vlaardingerdijk 85 en Wilhelminaplein 26 hebben allen een bestemming welke het tevens toelaat deze panden te gebruiken voor horeca-activiteiten. Voor het pand Wilhelminaplein 26 geldt dat de bestemming zodaning wordt herzien dat het niet langer mogelijk is dit pand te gebruiken voor middelzware horeca (horeca 2). Wel blijft het mogelijk dit pand te gebruiken voor lichte horeca (horeca 1). Dit gebruik sluit beter aan bij de woonomgeving waarin het pand gesitueerd is. Voor de overige panden geldt dat deze niet langer in gebruik zijn als horecagelegenheid en gelegen zijn op locaties waar op grond van de gebiedsbepalingen uit het gemeentelijk horecabeleid geen (nieuwe) horeca gewenst is. Dit geeft aanleiding de horeca-aanduiding voor deze panden te laten vervallen.
Aan de Buitenhavenweg 58-60 bevond zich een tweetal bedrijfswoningen. In het bestemmingsplan 'Nieuw-Mathenesse, eerste herziening' is er voor gekozen deze bedrijfswoningen met een uitsterfconstructie toe te laten. Hiermee werd beoogd deze bedrijfswoning op termijn te laten verdwijnen, omdat deze functie niet (meer) passend is bij het karakter van het bedrijventerrein. Omdat het gebruik van de panden Buitenhavenweg 58-60 als bedrijfswoning gestaakt is kan de functie-aanduiding 'bedrijfswoning' van de verbeelding worden verwijderd.
Door het Rijk is een vrijwillige uitkoopregeling in het leven geroepen voor bewoners van woningen gelegen onder een hoogspanningsleiding. In de regeling is bepaald dat op het moment dat bewoners van een dergelijke woning besluiten van de regeling gebruik te maken, de geldende woonbestemming van het pand moet komen te vervallen. De bewoners van de woning aan de Buitenkerklaan 16 hebben gebruik gemaakt van deze regeling. Dit leidt er toe dat de bestemming van de gronden moet worden gewijzigd van 'Wonen' naar de bestemming 'Groen - 1'.
Voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan 'Binnenstad 2014' is een verzoek ontvangen om mouterij 'De Goudsbloem', gevestigd aan Sint Anna Zusterstraat 92, te mogen gebruiken als hotel. Aan dit verzoek is bij de vaststelling van het bestemmingsplan gehoor gegeven. De verbouwing van het pand is inmiddels afgerond en het pand is ten behoeve van het wonen in gebruik genomen. Omdat geen gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid het pand als hotel te gebruiken, en dit tot onzekerheid bij omwonenden kan leiden, wordt de betreffende aanduiding 'hotel' van de verbeelding verwijderd.
Deze paragraaf geeft een beknopt overzicht van het relevante ruimtelijk beleid voor het bestemmingsplan op nationaal, provinciaal, regionaal en gemeentelijk schaalniveau. Per beleidsstuk is aangegeven in hoeverre deze haar doorwerking heeft in het bestemmingsplan.
Op 13 maart 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De structuurvisie vervangt verschillende nota's, waaronder de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Nota Mobiliteit, en schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk tot 2028 en de ambities tot 2040. Uitgangspunt is de ruimtelijke ordening zoveel mogelijk over te laten aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij…'), minder nationale belangen en eenvoudigere regelgeving. De nationale belangen die worden benoemd betreffen de internationale concurrentiepositie, het gebruik van de ondergrond, het behouden en versterken van vervoer- en transportsystemen, de milieukwaliteit, de waterveiligheid en zoetwatervoorziening en het behoud en versterken van natuur en cultuurhistorische waarden.
Schiedam maakt onderdeel uit van de regio Zuidvleugel. De structuurvisie zet voor wat betreft deze regio, en voor zover van belang voor Schiedam, in op het verbeteren van het vestigingsklimaat door het optimaal benutten en verbeteren van de bereikbaarheid, mede door het ontwikkelen van een efficiënt multimodaal logistiek netwerk, het borgen van de waterveiligheid en een het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk. Voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren is het nodig om te beschikken over een voldoende voorraad (kwalitatief en kwantitatief) aan woningen, bedrijventerreinen, kantoren en andere voorzieningen. Ook natuur, hoogwaardige landschappen en recreatieve voorzieningen horen daarbij.
De structuurvisie gaat uit van het vraaggericht programmeren en realiseren van verstedelijking door provincies, gemeenten en marktpartijen. Een dergelijke wijze van programmeren is vereist om groei te faciliteren, te anticiperen op stagnatie en om krimpregio’s leefbaar te houden. Ook dient de ruimte zorgvuldig te worden benut en overprogrammering te worden voorkomen. Om beide te bereiken is een ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening op grond waarvan bij ruimtelijke besluiten gemotiveerd moet worden hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk, waardoor de ladder niet van toepassing is op het bestemmingsplan.
De nationale belangen uit de structuurvisie, die juridisch borging vragen, zijn opgenomen in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Een aantal rijksbelangen wordt met dit besluit geborgd in bestemmingsplannen en andere ruimtelijke plannen van overheden. Onderwerpen die aan bod komen zijn: rijksvaarwegen, de mainportontwikkeling Rotterdam, kustfundament, grote rivieren, de Waddenzee en het waddengebied, defensie, hoofdwegen en landelijke spoorwegen, elektriciteitsvoorziening, buisleidingen, primaire waterkeringen, ecologische hoofdstructuur, het IJsselmeergebied, erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde en de ruimtereservering voor de parallelle Kaagbaan. Geen van deze rijksbelangen zijn van toepassing op het plangebied. Het bestemmingsplan is daarmee in overeenstemming met het bepaalde in het Barro.
De provincie Zuid-Holland heeft op 20 februari 2019 voor de gehele provincie de Omgevingsvisie Zuid-Holland vastgesteld. Met het provinciale omgevingsbeleid wordt gestreefd naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit. Hieraan wordt richting gegeven door samenhangende beleidskeuzes te maken, die volgen uit de verschillende provinciale opgaven. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk en voldoet daarmee aan de uitgangspunten van de beleidskeuzes uit de provinciale Omgevingsvisie.
Samen met de omgevingsvisie is de Omgevingsverordening Zuid-Holland vastgesteld en op 1 april 2019 in werking getreden. In deze verordening vindt een juridische vertaling plaats van het beleid uit de omgevingsvisie. De verordening stelt regels met betrekking tot belangrijke ruimtelijke elementen die een doorwerking hebben in het bestemmingsplan. Onderwerpen die aan bod komen zijn onder andere de ladder voor duurzame verstedelijking, kantoren, bedrijven, detailhandel, veiligheidszonering oevers Nieuwe Maas, ruimtelijke kwaliteit, herbestemmen bestaande bebouwing buiten het bestaand stadsgebied, ecologische hoofdstructuur, molenbiotopen, windenergie, regionale waterkeringen, buitendijks bouwen en archeologie.
De ladder voor duurzame verstedelijking uit het Besluit ruimtelijke ordening is geïncorporeerd in de provinciale verordening. Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Het plan hoeft daarom niet te worden getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
Een bestemmingsplan voor gronden met een hoge of zeer hoge bekende archeologische waarde dient een regeling te bevatten die deze waarden beschermt. Geen sprake is van gronden welke op grond van de provinciale verordening zijn aangewezen als dergelijke gebieden. Dit neemt niet weg dat de overige mogelijk aanwezige archeologische waarden in het plangebied worden beschermd door middel van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Op grond van deze regeling is een vergunning vereist voor het bouwen en het uitvoeren van werken of werkzaamheden, die pas kan worden verleend nadat een archeologisch onderzoek is uitgevoerd.
Op grond van de provinciale verordening zijn geen nieuwe kantoren toegelaten buiten de concentratielocaties voor kantoren. De provincie heeft op 26 januari 2018 aangegeven het kantoorpand aan de Westfrankelandsedijk 7 te kwalificeren als bestaand gebruik c.q. bestaande bebouwing. De betreffende bepaling uit de provinciale verordening inzake nieuwe kantoren is om die reden niet van toepassing op deze locatie.
Geen van de overige provinciale belangen zijn van toepassing op het plangebied. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de provinciale Omgevingsverordening.
Op 28 september 2009 heeft de gemeenteraad de 'Stadsvisie Schiedam 2030' vastgesteld. Deze Stadsvisie geldt als een structuurvisie als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. De Stadsvisie is tot stand gekomen in samenspraak met veel partijen uit de stad. In dit kader is van december 2008 tot en met april 2009 een interactief traject uitgevoerd met een grote betrokkenheid van burgers, partners, ondernemers en raadsleden. De uitkomsten van dit traject zijn opgenomen in de Stadsvisie. In de Stadsvisie wordt geconcludeerd dat het onmogelijk is om alle hoofdopgaven tegelijk uit te voeren. Daarom vormen de hoofdopgaven het kader waar, binnen de periode 2010-2030, ruimtelijke werkzaamheden uit voortvloeien.
De Stadsvisie zet in op het verbeteren van de bestaande woningvoorraad. De woningvoorraad dient te worden verbreed naar doelgroepen die kapitaalkrachtiger zijn en een vergroting van de marktsector mogelijk maken. Hierdoor kan beter worden voldaan aan de vraag van midden- en hogere inkomensgroepen naar een wooncarrière in de stad, wordt ruimte geboden voor sociale stijging en wordt een impuls gegeven voor een breed en aantrekkelijk voorzieningenniveau. Gestreefd wordt naar het realiseren van een duurzame en kwalitatief hoogwaardige woon- en leefomgeving. De uitgifte van snippergroen als privétuin draagt hier aan bij. De wijzigingen in dit bestemmingsplan (eerder verleende omgevingsvergunningen, omissies en feitelijke wijzigingen) zijn in overeenstemming met genoemd beleid.
Begin 2015 is de GroenBlauwe Structuurvisie vastgesteld. Daarin wordt een visie gegeven op het toewerken van het toekomstige groenblauwe netwerk naar sfeer, gebruik, status en toekomstwaarde en de relaties tussen de verschillende onderdelen van het groenblauwe netwerk. De visie beschrijft in hoofdlijnen een groenblauwe structuur die opgebouwd is uit drie grootheden. Twee sterke eigen identiteiten met hun eigen invloeden en sferen, namelijk de wereld rond de rivier en het landschap van Midden-Delfland. De verbindende factor tussen deze twee werelden is het landschap in de Poldervaartpolder welke gekenmerkt wordt door een sterk centraal element, de naamdrager van de polder: de Poldervaart. Dit geeft een ultieme afwisseling van groenblauwe gebieden en sferen die in zijn totaal een perfecte basis vormt voor een grootschalige, robuuste groenblauwe structuur voor de stad. Hier ligt een fijnmaziger netwerk van groen- en blauwstructuren overheen welke deze grootheden verbindt met aanpalende wijken en de binnenstad. De visie is verder uitgebouwd op basis van ruimtelijke kenmerken. De verschillende lagen hebben een sterke overlap met elkaar en zorgen zo voor een integrale groenblauwe structuur. In hoofdstuk 7 van de Groenblauwe Structuurvisie staat het gemeentelijk uitvoeringsprogramma op het gebied van groen- en blauw. In het ambitieschema wordt aangegeven hoe de leefbaarheid in wijken en buurten vergroot kan worden. Hierbij wordt onder andere verwezen naar het 'uitgeven van rest- en snippergroen aan bewoners'. Het structureel groen, aangeduid in de diverse bestemmingsplannen van Schiedam als "Groen - 2" en beschermd door de GroenBlauwe structuurvisie, kan niet worden uitgegeven als snippergroen.
De wijzigingen in dit bestemmingsplan (eerder verleende omgevingsvergunningen, omissies en feitelijke wijzigingen) zijn in overeenstemming met genoemd beleid.
Als gevolg van ontwikkeling in het verleden, veranderde inzichten en/of herinrichtingen van het openbaar gebied, zijn er in de stad veel plekken ontstaan waarvan niet duidelijk is of het aanwezige openbaar groen nog een belangrijke openbare functie heeft, of dat het betreffende groen (alsnog) voor uitgifte aan derden in aanmerking komt ('onduidelijk openbaar groen'). De aanwezigheid van 'onduidelijk openbaar groen' brengt dan ook regelmatig de vraag van burgers met zich mee om uitgifte van een deel van dit groen voor privégebruik.
De nota is bedoeld om te komen tot heldere en consistente richtlijnen omtrent de uitgifte en handhaving van snippergroen, alsmede het ontstaan van nieuw 'onduidelijk' (snipper)groen te voorkomen. Zo komt er duidelijkheid voor de Schiedamse burgers, wordt helder welk groen door de gemeente beheerd en onderhouden moet worden en krijgt het onderwerp snippergroen bovendien een plek in de integrale afweging die plaatsvindt bij plannen inzake het onderhoud van de openbare ruimte en bij stedelijke ontwikkelingen. De uitgifte van het 'snippergroen' is getoetst aan de uitgangspunten van deze nota. Het doorvertalen van het uitgegeven snippergroen in het bestemmingsplan is één van de afspraken die in het kader van dit beleid is gemaakt. Dit omdat het groen vrijwel altijd ene openbare functie heeft, terwijl dit omgezet moet worden naar een private functie, zoals een woon- of tuinbestemming. De afweging hierover komt aan de orde, indien bijvoorbeeld een particulier een verzoek indient omtrent de uitgifte van snippergroen nabij zijn/ haar woning. In dat geval dient voor zowel zijn/ haar perceel als ook voor de naburige percelen (of eventueel ook woonblokken in de directe omgeving) een afweging te worden gemaakt over het al dan niet uitgeven van snippergroen en de omzetting van de bestemming naar "Wonen" en/of "Tuin".
In juli 2013 is de 'Nota Horecabeleid Schiedam 2013-2017' vastgesteld. Het uitgangspunt van deze nota is om horecaondernemers zoveel mogelijk ruimte te bieden om hun activiteiten te ontplooien. Zeker nu het economische klimaat minder goed is, wil de gemeente er alles aan doen om horecaondernemers te faciliteren. Waar het kan, zijn er ruimere mogelijkheden en minder regels. Dit draagt bij aan het algemeen streven om een boeiende en bloeiende horeca in Schiedam te hebben, die gericht is op zowel de inwoners van Schiedam als op bezoekers van de stad, en zowel overdag als 's avonds. Dit streven wordt gespecificeerd door in te zetten op diversiteit in soorten horeca, versteviging van het imago van Schiedam als horecastad van formaat en het bevorderen van de 'unique selling points' van Schiedam, zoals het historische centrum.
Bij de toelaatbaarheid van horeca moet rekening worden gehouden met de belangen van omwonenden. Meer ruimte voor horeca-activiteiten kan meer overlast in de openbare ruimte met zich meebrengen. Hoewel horeca een ondersteunend en stimulerend effect kan hebben op de lokale economie, kan vestiging van horeca in de sociaal-economisch zwakkere wijken van Schiedam de leefbaarheid van deze wijken juist negatief beïnvloeden. Verwezen wordt ook naar de uitgangspunten van het Coalitieakkoord 2018-2022 waarin het bestrijden van overlast en het wegnemen van onveiligheidsgevoelens worden ingezet om de leefbaarheid te bevorderen. Dit leidt er toe dat de horeca-bestemming bij enkele panden wordt verwijderd of aangepast.
Het al dan niet voldoen aan verschillende planologische en milieutechnische randvoorwaarden en uitgangspunten is bepalend voor de vraag of een nieuw bestemmingsplan ook daadwerkelijk uitvoerbaar is. In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan getoetst op planologische en milieutechnische randvoorwaarden.
Ten behoeve van de uitvoering van de wettelijk verplichte watertoets moet in samenhang met een bestemmingsplan een waterparagraaf worden opgesteld. Het bestemmingsplan biedt, in vergelijking tot het voorheen geldende bestemmingsplan, geen ruimere mogelijkheden om verhardingen aan te brengen. Het plan heeft daarmee geen planologisch effect op het watervasthoudend vermogen binnen het plangebied. In het kader van de diverse bestemmingsplannen, als genoemd in paragraaf 1.3, zijn in het recente verleden reeds waterparagrafen opgesteld. Aangezien het bestemmingsplan niet leidt tot een wijziging van de daarin beoordeelde wateraspecten wordt aanvullend verwezen naar deze waterparagrafen.
Dit bestemmingsplan voorziet, voor wat betreft de uitgifte van het snippergroen, in het wijzigen van gronden met een openbare functie naar een tuin- of woonbestemming. De totale oppervlakte van de met dit plan te wijzigen gronden (ten behoeve van woon- of tuinbestemming) bedraagt 2.605 m². De wijziging van de bestemmingen leidt niet tot een toename van de oppervlakte aan verharding en/of bebouwing, omdat het op grond van de oorspronkelijke verkeers- en groenbestemming reeds mogelijk was deze gronden te verharden in de vorm van wegen, paden en verkeersvoorzieningen. Het herbestemmen van de gronden is niet van invloed op het watervasthoudend vermogen in het gebied. Er is derhalve geen aanleiding om in het kader van dit bestemmingsplan aanvullende (water)compenserende maatregelen te treffen.
De Wet natuurbescherming vormt het voornaamste beleidsmatige toetsingskader op het gebied van de ecologische soortenbescherming en ecologische gebiedsbescherming. Deze wet is op 1 januari 2017 in werking getreden en vervangt de Flora- en Faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en de Boswet. In de toelichting van een bestemmingsplan moeten de gevolgen van het bestemmingsplan voor ecologische waarden in beeld worden gebracht, zodat aannemelijk kan worden gemaakt of de ontwikkeling voldoet aan de op grond van de Wet natuurbescherming gestelde regels. Het bestemmingsplan leidt niet tot nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen welke van invloed zijn op de duurzame instandhouding van enige aanwezige flora en fauna. Aanvullend wordt kortheidshalve verwezen naar de bij de in paragraaf 1.3 genoemde bestemmingsplannen gevoegde flora- en faunaparagrafen.
Bij Externe Veiligheid (EV) gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Binnen de EV worden twee normstellingen gehanteerd:
Kwetsbare objecten, zoals woningen en functies met een groot aantal bezoekers, zijn niet toegestaan binnen de 10-6 contour van het PR rond inrichtingen waarin opslag / verwerking van gevaarlijke stoffen plaatsvindt en langs transportroutes (weg, spoor, water, buisleiding) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), in geval van inrichtingen, het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), in geval van transportroutes voor gevaarlijke stoffen, en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), in geval van buisleidingen is opgenomen dat voor iedere toename van het GR een verantwoordingsplicht geldt, ook als de verandering geen overschrijding van de oriëntatiewaarde veroorzaakt.
Het bestemmingsplan ziet op een aantal verspreid liggende locaties, waarvan allen het kantoor aan de Westfrankelandsedijk 7 en de locatie 'Over het Water', in de nabijheid liggen van een voor de externe veiligheid relevante risicobron:
Externe veiligheid vormt geen belemmering voor uitvoering van het bestemmingsplan.
Op grond van de Wet geluidhinder zijn normen gesteld met betrekking tot de maximale geluidsbelasting op de gevel van geluidgevoelige bestemmingen, zoals woningen. Op grond van de Wet geluidhinder moet aan deze normen worden voldaan indien een woning binnen een wettelijke geluidszone is gelegen. Het plangebied is gelegen binnen een of meerdere wettelijke geluidszones. Het bestemmingsplan voorziet deels in de toevoeging van woningen of andere geluidgevoelige functies, zoals de bouw van woningen aan de Parkweg en de bouw van de MAVO Schravelant XL. Het aspect "geluid" is reeds onderzocht bij het verlenen van de omgevingsvergunningen voor deze projecten. Conclusie is dat de Wet geluidhinder de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.
De Europese richtlijnen voor luchtkwaliteit zijn geïmplementeerd in de Wet luchtkwaliteit (hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer). De wet bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijnstof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijnstof (jaar- en daggemiddelde) van belang. Voor NO2 en PM10 geldt een grenswaarde van maximaal 40 µg/m² als jaargemiddelde concentratie. Voor PM2,5 geldt een maximale grenswaarde van 25,0 µg/m². De wijziging van de bestemming van de gronden van een (openbare) groenbestemming naar een tuinbestemming heeft geen effect op de luchtkwaliteit. Evenmin hebben de wijzigingen in dit bestemmingsplan (eerder verleende omgevingsvergunningen, omissies en feitelijke wijzigingen) effect op genoemd beleid. De Wet luchtkwaliteit is daarmee geen belemmering voor uitvoering van het bestemmingsplan.
Op grond van de Wet milieubeheer worden activiteiten aangewezen welke belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu, of waarvoor beoordeeld moet worden of deze activiteiten nadelige invloed hebben. In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage is aangegeven welke activiteiten in het kader van een bestemmingsplan planMER-plichtig, projectMER-plichtig of MER-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit milieueffectrapportage drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de genoemde activiteiten welke niet aan de drempelwaarden voldoen, te beoordelen of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben (gelet op kenmerken, locatie en potentiële effecten). Het bestemmingsplan betreft geen activiteit als genoemd in het Besluit milieueffectrapportage, waardoor in samenhang met dit bestemmingsplan geen MER-beoordeling vereist is.
De gemeente Schiedam heeft een archeologisch beleid en beleidsinstrumenten ontwikkeld, waaronder de beleidsnota 'Archeologische Monumentenzorg gemeente Schiedam' en de 'Archeologische Waardenkaart Schiedam' (mei 2008). Hiermee is een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen gewaarborgd. Het beleid sluit aan op en komt mede voort uit het Rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het Europese 'Verdrag van Malta' is ontwikkeld.
Meer specifiek is het doel van het voorgenomen archeologisch beleid te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem, voor documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is en dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden. Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureauonderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen.
De gemeente Schiedam kent een rijke bewoningsgeschiedenis. Niet alleen de nu nog zichtbare gebouwde monumenten zijn daar het overtuigend bewijs van, maar ook de in de ondergrond aanwezige sporen en vondsten. Zo hebben in de jaren ’60, als gevolg van de uitbreiding van de stad en de daarmee samenhangende infrastructurele werken, belangwekkende opgravingen op Schiedams grondgebied plaatsgevonden naar nederzettingen uit de IJzertijd en de Romeinse tijd. Het waren in zekere zin “eye-openers” voor de bewoningsmogelijkheden van de “wetlands” in de periode van enkele eeuwen voor en na het begin van de jaartelling. De middeleeuwse archeologische geschiedenis van Schiedam is ook op veel plaatsen tastbaar aan het licht gekomen, het betreft zowel landelijke, als stedelijke bewoning. Tijdens de recente stedelijke vernieuwingen in het centrum van Schiedam is de vroegste bakstenen woonbebouwing vanaf de 14de eeuw goed gedocumenteerd, met als fraaie voorbeelden de vondsten aangetroffen ter plaatse van het ABC-Complex en Land van Belofte. Ook het indrukwekkende en omvangrijke kasteelterrein Huis te Riviere is voor een deel opgegraven. Een deel van het in oorsprong imposante 13de eeuwse kasteel is in het huidige stadsbeeld opgenomen.
Het plangebied heeft een redelijk hoge tot hoge verwachting voor wat betreft de aanwezigheid van archeologische waarden. In het gehele plangebied zijn vindplaatsen uit de IJzertijd, Romeinse tijd en Middeleeuwen te verwachten. De bewoningsresten uit de verschillende periodes kunnen op behoorlijk wisselende dieptes voorkomen. Voor de Ijzertijd en de Romeinse tijd lijkt de ligging van de vindplaatsen bepaald te zijn door de Duinkerke I-geulruggen. Voor de Middeleeuwen zijn de oude lijnen van de Vlaarding, Schiedamseweg, Harg, Thurlede en Poldervaart bepalend voor de locatie van de vindplaatsen.
Voor het gehele plangebied geldt gelet op de verwachte aanwezige waarden de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Op grond van deze dubbelbestemming geldt een bouwverbod (met afwijkingsbevoegdheid) en een vereiste tot het hebben van een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden met diverse terreinoppervlakken en dieptes. Een archeologisch onderzoek is verplicht gesteld om af te kunnen wijken van het bouwverboden of om de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden te kunnen verlenen. Dit bestemmingsplan beoogt niet om de archeologische waarden aan te passen.
Dit bestemmingsplan biedt de planologisch-juridische vertaling van de uitgifte van snippergroen en biedt de mogelijkheid deze gronden te gebruiken als erf en/of tuin. Verder regelt het de planologisch-juridische borging van enkele omgevingsvergunningen, die met een afwijking van het bestemmingsplan zijn verleend, het herstellen van omissies en het doorvoeren van feitelijke wijzigingen. Het bestemmingsplan heeft een belangrijke functie als toetsingskader voor bouwaanvragen en het toekomstige gebruik van de gronden en gebouwen. Het plan is opgesteld op basis van de SVBP 2012 en het IMRO 2012.
Op de bijbehorende verbeelding is te zien waar en welke bestemmingen van toepassing zijn. Eveneens is op de verbeelding de exacte omvang en ligging van het plangebied vastgelegd. De regels behorende bij het bestemmingsplan zijn gebaseerd op standaardregels van de gemeente Schiedam. De standaardregels vormen de basis voor keuzes met betrekking tot gebruik van bestemmingen en aanduidingen in het bestemmingsplan. Wijzigingen ten opzichte van deze standaardregels vloeien voort uit bepaalde situaties die zich in het plangebied voordoen.
Opbouw regels
De regels zijn als volgt gestructureerd:
Het bestemmingsplan betreft een tweetal percelen gelegen op een bedrijventerrein. Voor deze percelen gelden de bestemmingen 'Bedrijventerrein - 1' en 'Bedrijventerrein - Haven'. Deze bestemmingen zijn in overeenstemming met de gelijkluidende bestemmingen uit de bestemmingsplannen 'Nieuw-Mathenesse, eerste herziening' en 'Havens', waar deze percelen voorheen in waren gelegen.
Een aantal percelen waarop het bestemmingsplan betrekking heeft kenden een gemengde bestemming. De gebruiksmogelijkheden zijn, met inbegrip van de in hoofdstuk 2 genoemde aanpassing, opgenomen in de bestemming 'Gemengd'. Voor het pand aan de Lange Haven 71 en de voormalige detailhandel aan de Broersvest 50-A blijven de bestemmingen 'Gemengd - 5' en 'Gemengd - 6' gelden, overeenkomstig het bestemmingsplan 'Binnenstad 2014'.
De structurerende groenelementen in het plangebied zijn bestemd als Groen - 1. Binnen deze bestemming zijn ondergeschikte watergangen, watervoorzieningen, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden toegestaan. Deze bestemming biedt eveneens de ruimte voor de aanleg voor de ontsluitingswegen ten behoeve van autoverkeer.
De school MAVO Schravelant XL aan de Burgemeester van Haarenlaan 952-954, heeft de bestemming 'Maatschappelijk' gekregen. Binnen deze bestemming geldt een bebouwingspercentage, waarmee wordt geborgd dat voldoende ruimte vrij blijft voor het schoolplein en de vereiste parkeervoorzieningen. Het aantal bouwlagen van de MAVO Schravelant XL is verhoogd van 2 naar 3.
De bestemming 'Sport' is van toepassing op sporthal Margriet. De bestemming maakt het mogelijk de sporthal mede te gebruiken voor maatschappelijke doeleinden in verband met bijvoorbeeld gymnastiekles voor scholen. Dit vloeit voort uit de definitie van een sporthal zoals opgenomen in de begripsbepalingen. Voor sporthal Margriet is tevens de mogelijkheid opgenomen voor de vestiging van zelfstandige horeca tot ten hoogste categorie 2 en kantoren tot maximaal 1000 m² bruto bedrijfsvloeroppervlakte.
Een deel van de als snippergroen uitgegeven gronden is gelegen naast de woning. Omdat het toevoegen van aanvullende erfbebouwing op dit deel van het erf niet omgevingsvergunningvrij is en erfbebouwing op dit deel van het perceel ook niet wenselijk is, zijn deze delen bestemd als 'Tuin'. Voor deze gronden geldt dat uitsluitend erfafscheidingen zijn toegelaten. In afwijking van deze hoofdregel geldt bij een aantal woningen binnen het project 'Over het Water' dat ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouw' bijgebouwen voor de voorgevel zijn toegelaten. Deze verbijzondering hangt samen met het oorspronkelijke ontwerp van de woningen.
Het bestemmingsplan kent een tweetal verkeersbestemmingen. De hoofdverkeersstructuur is bestemd als 'Verkeer - Rijksweg'. Deze bestemming biedt specifiek ruimte voor metrostation Vijfsluizen. Het openbaar gebied in de woonwijken heeft de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Deze bestemming biedt ruimte voor de inrichting van het gebied met wegen, groen, water en andere bijbehorende voorzieningen.
Het bestemmingsplan kent een drietal woonbestemmingen. De bestemmingen 'Wonen - 1' en 'Wonen - 3' zijn van toepassing op de wijk Woudhoek. Gelet op de in het bestemmingsplan Woudhoek gekozen systematiek wordt vastgehouden aan deze bestemmingen. In vergelijking tot het oorspronkelijke bestemmingsplan is aan deze bestemming een regeling voor aan- en bijgebouwen en overkappingen toegevoegd.
De bestemming 'Wonen' geldt voor de overige woonlocaties waarop het bestemmingsplan betrekking heeft. Deze bestemming geldt ook voor de achter de woningen gelegen gronden die in het kader van het snippergroen zijn uitgegeven aan de bewoners. Het toevoegen van aanvullende erfbebouwing kan gelet op de landelijk geldende regels inzake het omgevingsvergunningvrij bouwen (artikel 2 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht) niet worden tegengegaan op delen van het perceel gelegen direct achter het hoofdgebouw, mits op meer dan 1,0 meter van het openbaar gebied. Voormalig snippergroen dat ziet op een verdieping van de achtertuin of het achtererf is om deze reden bestemd als Wonen'. Voor deze gronden geldt de algemene regel op grond waarvan erfbebouwing is toegelaten tot een oppervlakte van 75 m², mits niet meer dan 40% van het gehele bij een woning behorende erf bebouwd is.
Deze dubbelbestemming is bedoeld om de in het plangebied aanwezige onder- of bovengrondse water- en hoogspanningsleidingen te beschermen . De dubbelbestemming kent een bouwverbod voor het bouwen in de nabijheid van de leidingen. Voor het aanleggen van werken en werkzaamheden binnen deze dubbelbestemming is ter bescherming van de leidingen een omgevingsvergunning vereist.
Voor het gehele plangebied geldt meerdere archeologische (verwachtings)waarden (zie Waarde - Archeologie) Deze verwachtingswaarden worden beschermd door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' Binnen deze dubbelbestemming geldt een bouwverbod en is een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden vereist indien deze de in de regels genoemde maten overschrijden. Indien deze maten worden overschreden kan een omgevingsvergunning pas worden verleend nadat en archeologisch onderzoek is uitgevoerd. Aan het verlenen van de omgevingsvergunning kunnen aanvullende voorwaarden worden verbonden. Hierdoor kunnen mogelijk aanwezige monumenten in de bodem worden behouden gekoppeld aan de vergunning. Aanvullend is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waardoor deze bij het verkrijgen van nadere informatie geheel of gedeeltelijk kan worden verwijderd.
In het bestemmingsplan is een dubbelbestemming opgenomen om de waarde van het beschermd stadsgezicht te beschermen. Deze dubbelbestemming (Waarde - Beschermd stadsgezicht A) komt overeen met de vergelijkbare dubbelbestemming in het bestemmingsplan 'Binnenstad 2014'. Voor deze dubbelbestemming zijn, gelet op de uitgangspunten van het beschermd stadsgezicht van Schiedam, specifieke bouwregels opgenomen. Deze regels betreffen:
Van de verschillende bouwregels kan worden afgeweken, indien de waarden van het beschermd stadsgezicht niet worden aangetast. Hiermee worden de ontwikkelingsmogelijkheden niet op slot gezet, maar worden de cultuurhistorische waarden expliciet betrokken bij nieuwe ontwikkelingen. Aanvullend geldt een sloopregeling op grond waarvan niet gesloopt mag worden zolang geen duidelijkheid bestaat over vervangende nieuwbouw voor de te slopen bouwwerken.
De waterkerende functie is in het bestemmingsplan bestemd als 'Waterstaat - Waterkering'. Deze dubbelbestemming dient ter bescherming en instandhouding van de waterkering en de waterbeheersing. In de regels is bepaald dat alleen gebouwd mag worden volgens de van kracht zijnde bestemming van deze gronden, mits de belangen van de waterkering zich daartegen niet verzetten. Bouwen ten behoeve van een van kracht zijnde bestemming is pas mogelijk na toestemming van burgemeester en wethouders, waarbij advies wordt ingewonnen bij het Hoogheemraadschap van Delfland. Een vergelijkbare regeling geldt voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor de aanleg van werken en werkzaamheden.
Binnen het plangebied gelden verschillende nadere aanduidingsregels, welke beperkingen of nadere eisen stellen. Dit betreft beperkingen die verband houden met de ligging in de nabijheid van geluidsbronnen als genoemd in de Wet geluidhinder ('Geluidzone'), vervoersroutes voor gevaarlijke stoffen ('Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen') of de aanvliegroute naar Rotterdam The Hague Airport ('Luchtvaartverkeerzone'). Daarnaast gelden op grond van de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop' aanvullende eisen vanwege het bouwen in de nabijheid van een molen. Deze algemene aanduidingsregels waren allen reeds van toepassing op grond van de voorheen voor de verschillende locaties geldende bestemmingsplannen.
In het bestemmingsplan is zoveel mogelijk met recht bestemd. In aanvulling op de afwijkingsmogelijkheden bij de bestemmingen is een aantal Algemene afwijkingsregels opgenomen. Om te voorkomen dat kleine meetfouten tot grote gevolgen leiden en om enigszins flexibel met maatvoeringen om te kunnen gaan, zijn enkele afwijkingsmogelijkheden opgenomen om in geringe mate te kunnen afwijken van genoemde maten, oppervlaktes enzovoorts.
Het toegelaten gebruik van de gronden is geregeld in de individuele bestemmingen. De gehanteerde regel inzake parkeren is overeenkomstig het in 2018 vastgestelde facetbestemmingsplan 'Parkeren'. De verbodsbepaling inzake prostitutie geldt uniform voor het gehele plangebied en is daarom opgenomen in de Algemene gebruiksregels.
Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6, lid 1, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. Voorliggend bestemmingsplan heeft een conserverend karakter. Enkel aan het opstellen van het bestemmingsplan zijn kosten verbonden welke door de gemeente bekostigd worden. De economische uitvoerbaarheid van dit conserverende plan kan daarom als aangetoond worden beschouwd.
Op grond van artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en artikel 6.2.1 van het besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient, indien sprake is van één van de in artikel 6.2.1 van het Bro genoemde bouwactiviteiten, een exploitatieplan te worden vastgesteld. Een exploitatieplan heeft onder meer tot doel om te komen tot een adequaat publiekrechtelijk kostenverhaal, het realiseren van een goede inrichting van de openbare ruimte door middel van het stellen van locatie-eisen en het bieden van een goede grondslag om de verdeling van woningbouwcategorieën te ondersteunen.
De bouwplannen waarbij een exploitatieplan verplicht is, staan in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Indien een exploitatieplan vereist is moet de gemeenteraad het exploitatieplan tegelijk vaststellen met de planologische maatregel die het bouwen mogelijk maakt. Een gemeente behoeft geen exploitatieplan op te stellen indien het kostenverhaal al op een andere manier geregeld is ('anderszins verzekerd') en tevens locatie-eisen en regels voor woningbouwcategorieën niet nodig zijn. Die laatste situatie kan zich voordoen wanneer met alle eigenaren een overeenkomst is gesloten waarin de inrichting van de locatie en het kostenverhaal is geregeld. Het bestemmingsplan maakt geen bouwplannen mogelijk als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro, waardoor geen aanleiding bestaat tot het vaststellen van een exploitatieplan.
Zienswijzen
Het bestemmingsplan heeft vanaf 11 april 2019 gedurende zes weken als ontwerp ter inzage gelegen. Tijdens deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gehad om zienswijzen tegen het plan in te dienen. Naar aanleiding hiervan zijn 159 zienswijzen ontvangen. De ingediende zienswijzen en de reactie hierop zijn opgenomen in de 'Nota van zienswijzen Verzamelherziening 2019'.
Beroep
De vaststelling van het bestemmingsplan is op de in artikel 3.8, derde lid van de Wro voorgeschreven wijze bekend gemaakt. Belanghebbenden kunnen binnen de wettelijke beroepstermijn tegen het besluit tot vaststellen van het bestemmingsplan beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.