direct naar inhoud van Regels
Plan: 't Haantje Midden
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0603.uphaantjemidden-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Van toepassing verklaring

Op dit uitwerkingsplan zijn de regels van het bestemmingsplan "Sion - 't Haantje, tweede herziening", vastgesteld op 13 december 2016 door de gemeenteraad van Rijswijk en onherroepelijk in werking getreden bij uitspraak ECLI:NL:RVS:2019:197 d.d. 23 januari 2019, met identificatienummer NL.IMRO.0603.bpsionhaantjeherz2-VA02, van toepassing, voor zover in de regels van dit uitwerkingsplan niet anders is bepaald en met dien verstande dat in geval van discrepantie tussen de regels van het bestemmingsplan "Sion - 't Haantje, tweede herziening", en het uitwerkingsplan, de regels van het uitwerkingsplan van toepassing zijn.

Artikel 2 Aanvullende begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

2.1 plan:

het bestemmingsplan "Sion - 't Haantje, tweede herziening", uitwerkingsplan "'t Haantje Midden" met identificatienummer NL.IMRO.0603.uphaantjemidden-VA01 van de gemeente Rijswijk.

2.2 uitwerkingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlagen.

2.3 bijzondere woonvormen:

een voorziening voor de huisvesting van personen die bij hun normale, dagelijkse functioneren, huishoudelijke, sociale, sociaal-medische en/of medische begeleiding en/of verzorging behoeven, niet zijnde 24-uurs zorg, zoals bejaarden of personen met een lichamelijke of verstandelijke beperking.

2.4 geluidgevoelige objecten:

woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in art. 1 Wgh jo. art. 1.2 lid 1 van het Besluit geluidhinder.

2.5 gevel:

een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak.

2.6 dove gevel:

geen gevel zoals bedoeld in lid 2.5; wat als volgt wordt bepaald:

  • a. een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede
  • b. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.
2.7 zijerf:

gedeelte van een perceel dat is gelegen tussen (het verlengde van) de zijgevel en de zijdelingse perceelsgrens.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen;
  • b. bermen en beplanting;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. speelvoorzieningen;
  • d. wegen en parkeervoorzieningen;
  • e. paden en bruggen voor langzaam verkeer;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen, waaronder leidingen;

met de daarbij behorende:

  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.1.2 Waterberging

De waterbergingscapaciteit in de gezamenlijke bestemmingen als bedoeld in artikel 4 en 3 en de artikelen 6, 7, 8, 9, 11, 12, 13, 14, 15, 17, 18, 19, 20, 21 en 22 van het bestemmingsplan "Sion - 't Haantje, tweede herziening" dient ten minste 325 m³ per hectare te bedragen.

3.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 3.1 bedoelde gronden geldt dat uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. 10 m voor palen, lichtmasten, vlaggenmasten, beeldende kunstwerken en reclame-installaties;
  • b. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen;
  • c. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 4 Woongebied - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor "Woongebied - 2" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. bijzondere woonvormen;
  • c. wonen in combinatie met een zorgfunctie;
  • d. een basisschool;
  • e. (overige) maatschappelijke voorzieningen (maximaal 4.000 m2 b.v.o., waarbij de basisschool zoals bedoeld onder sub d. niet meetelt);
  • f. niet voor geluidgevoelige objecten en terreinen als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder, in samenhang met artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder; ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - 1';
  • g. uitsluitend een tijdelijke bouwzone, tot aan de opleverdatum van de werkzaamheden van het tracébesluit PHS Spoorvervoer viersporigheid Rijswijk-Delft Zuid; ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - 2';

met daaraan ondergeschikt:

  • h. detailhandel (maximaal 2.400 m2 b.v.o.);
  • i. horeca (maximaal 400 m2 b.v.o.);
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. bruggen, viaducten en tunnels ten behoeve van kruisende infrastructuur;
  • l. parkeervoorzieningen, al dan niet (half) ondergronds;
  • m. speelvoorzieningen;
  • n. nutsvoorzieningen, waaronder een rioolgemaal en leidingen;
  • o. wegen en paden;
  • p. geluidwerende voorzieningen;
  • q. bermen en beplanting;
  • r. straatmeubilair,

met de daarbij behorende:

  • s. tuinen en erven;
  • t. gebouwen;
  • u. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
4.1.2 Waterberging

De waterbergingscapaciteit in de gezamenlijke bestemmingen als bedoeld in artikel 3 en 4, en de artikelen 6, 7, 8, 9, 11, 12, 13, 14, 15, 17, 18, 19, 20, 21 en 22 van het bestemmingsplan "Sion - 't Haantje, tweede herziening" dient ten minste 325 m³ per hectare te bedragen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. binnen de bestemming dienen tenminste 650 en mogen maximaal 850 woningen worden gebouwd, waarvan maximaal 60% gestapelde woningen; met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'minimum aantal wooneenheden = 10', het minimum aantal wooneenheden 10 bedraagt;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden = 8', het maximum aantal wooneenheden 8 bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van de grondgebonden woningen mag - in meters - niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte voor grondgebonden woningen';
  • c. de bouwhoogte van gestapelde woningen mag - in meters - niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte voor gestapelde woningen';
  • d. voor grondgebonden woningen in de vorm van vrijstaande en twee-onder-één-kapwoningen, geldt dat:
    • 1. de afstand van de voorgevel van het hoofdgebouw tot de voorste perceelsgrens ten minste 3 meter bedraagt;
    • 2. de afstand van het hoofdgebouw tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen ten minste 3 m bedraagt en tot de andere zijdelingse perceelsgrens tenminste 1 m; tenzij het de zijgevel betreft van een twee-onder-één-kapwoning die aan de andere twee-onder-éénkapwoning grenst; alsdan mag het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens staan;
    • 3. de diepte van het hoofdgebouw maximaal 15 meter bedraagt; met dien verstande dat bij percelen dieper dan 30 m, de diepte van het hoofdgebouw 50% van de totale diepte van het perceel mag bedragen, met een maximum van 20 m;
    • 4. de afstand van het hoofdgebouw tot achterste perceelsgrens ten minste 6 m bedraagt;
  • e. voor grondgebonden woningen in de vorm van aaneengebouwde woningen, geen patiowoningen zijnde, geldt dat de diepte van het hoofdgebouw maximaal 12 m bedraagt;
  • f. voor grondgebonden woningen in de vorm van patiowoningen, geldt dat de diepte van het hoofdgebouw maximaal 25 m bedraagt;
  • g. de bouwhoogte van hoofdgebouwen voor niet-woonfuncties, zoals bedoeld in lid 4.1.1 sub b. t/m e., mag maximaal 16 m bedragen.
4.2.2 Erfbebouwing

Op ieder perceel met een grondgebonden woning of een hoofdgebouw voor een niet-woonfunctie zoals bedoeld in lid 4.1.1 sub b. t/m e., mogen in het achtererfgebied aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen (erfbebouwing) worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte aan erfbebouwing per bouwperceel niet meer bedraagt dan 60 m2;
  • b. 50% van het zijerf en 50% van het achtererf onbebouwd dient te blijven;
  • c. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met maximaal 0,25 m tot een maximum van 4 m;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen niet meer mag bedragen dan 3 m;
  • e. aan de achterzijde van het hoofdgebouw, vanaf de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw, een aan- of uitbouw gerealiseerd mag worden met een maximale diepte van 3 m;
  • f. alle erfbebouwing op het zijerf dat grenst aan het openbaar gebied, op tenminste op 1 m afstand van de perceelsgrens geplaatst dient te worden;
  • g. alle erfbebouwing op het zijerf dat grenst aan openbaar gebied, met een breedte tot 2,50 m, op tenminste 3 m achter het verlengde van de voorgevellijn geplaatst dient te worden. Erfbebouwing breder dan 2,50 m dient minimaal op een afstand van 3 m plus daarbij opgeteld de grotere breedte dan de eerdergenoemde 2,50 m, achter het verlengde van de voorgevellijn te worden geplaatst;
  • h. de breedte van aan- en uitbouwen op het zijerf niet meer bedraagt dan 3 m.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan:

  • a. 10 m voor palen, lichtmasten, vlaggenmasten, beeldende kunstwerken en reclame-installaties;
  • b. 6 m voor geluidwerende voorzieningen;
  • c. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen;
  • d. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2.4 Voorwaardelijke verplichting afsluitbare mechanische ventilatie

Een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, mag pas worden verleend indien in voldoende mate is aangetoond dat het gebouw wordt voorzien van een afsluitbare mechanische ventilatie, ter bescherming van de blootstelling aan toxische gassen bij calamiteiten.

4.2.5 Voorwaardelijke verplichting trillingen

Een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen voor woningen, mag pas worden verleend indien is aangetoond dat aan de streefwaarden voor de maximale trillingssterkte Vmax en de gemiddelde trillingssterkte Vper voor nieuwe situaties van de SBR-richtlijn deel B wordt voldaan.

4.3 Nadere eisen
4.3.1 Externe veiligheid - vluchtmogelijkheden

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het aspect externe veiligheid, ter beheersing van de uitpandige vluchtroutes, en de bereikbaarheid voor de brandweer, voor zover dit niet elders in dit plan is vastgelegd, nadere eisen stellen aan:

  • a. vluchtmogelijkheden en de situering van bouwwerken;
  • b. vluchtmogelijkheden en de inrichting van terreinen/openbare ruimte;
  • c. vluchtmogelijkheden en het bebouwd oppervlak van gebouwen;
  • d. vluchtmogelijkheden en het vloeroppervlak van gebouwen.
4.3.2 Externe veiligheid - afsluitbaarheid mechanische ventilatie

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het aspect externe veiligheid, ter bescherming van de blootstelling aan toxische gassen, nadere eisen stellen aan de afsluitbaarheid van mechanische ventilatie.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning toestaan dat wordt afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.2.1 onder a voor het toestaan van een ander aantal wooneenheden ter plaatse van de aanduiding 'minimum aantal wooneenheden = 10';
  • b. het bepaalde in lid 4.2.1 onder d voor het toestaan van een kortere afstand van grondgebonden woningen tot de perceelsgrens;
  • c. het bepaalde in lid 4.2.1 onder e ten behoeve van een afwijking van niet meer dan 2 m;
  • d. het bepaalde in lid 4.2.2 voor de bouw van een berging op het voorerf, met dien verstande dat:
    • 1. een berging op het voorerf uitsluitend is toegestaan indien de achtertuin niet via een achterpad bereikbaar is of niet via openbaar toegankelijk gebied bereikbaar is;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m mag bedragen;
    • 3. de oppervlakte niet meer dan 6 m2 mag bedragen;
    • 4. de afstand tot het openbaar gebied tenminste 0,25 m moet bedragen;
  • e. het bepaalde in lid 4.2.5, en toestaan dat niet aan de genoemde streefwaarden wordt voldaan, indien alle doelmatige en kosteneffectieve maatregelen om de trillingssterkte te verminderen worden getroffen en uit een ontwerpafhankelijk onderzoek blijkt dat tenminste aan de streefwaarden voor de maximale trillingssterkte Vmax en de gemiddelde trillingssterkte Vper voor bestaande situaties van de SBR-richtlijn deel B wordt voldaan.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Inwoning

Het is toegestaan om een deel van de woning of bijbehorend bouwwerk bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning) te gebruiken, met dien verstande dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. op het perceel al een wooneenheid aanwezig is;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • d. per wooneenheid maximaal één situatie van inwoning ten behoeve van mantelzorg is toegestaan;
  • e. inwoning in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de wooneenheid, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de wooneenheid dient te hebben; het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan het wooneenheid voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is;
  • f. maximaal 75 m2 van het hoofdgebouw en/of bijbehorend bouwwerk mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning.
4.5.2 Aan huis gebonden beroep

Het is verboden hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen te gebruiken als kantoor- en praktijkruimte voor aan huis gebonden beroepen of voor bedrijfsactiviteiten of voor horeca, met dien verstande dat onder dit verbod niet valt het medegebruik van hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen als kantoor- en praktijkruimte voor aan huis gebonden beroepen, mits:

  • a. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
  • b. het vloeroppervlak van de kantoor- en praktijkruimte niet groter is dan 40% van het gezamenlijk vloeroppervlak van de hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen met een maximum van 40 m²;
  • c. de onderneming wordt gedreven door degenen die op het perceel woonachtig zijn;
  • d. ten behoeve van de kantoor- en praktijkruimte kan worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
4.5.3 Basisschool in 't Haantje

Een basisschool, zoals bedoeld in artikel 4.1.1 sub d., is slechts toegestaan, voor zover deze niet elders in 't Haantje - op grond van een ander bestemmings-/uitwerkingsplan of daaraan gelijk te stellen plan - al is / wordt gerealiseerd. In 't Haantje mag maximaal één basisschool gerealiseerd worden.

4.5.4 Horeca

Horeca, zoals bedoeld in lid 4.1.1 sub i., is slechts toegestaan, voor zover:

  • a. de in dat lid genoemde oppervlakte niet elders in 't Haantje - op grond van een ander bestemmings-/uitwerkingsplan of daaraan gelijk te stellen plan - al is / wordt gerealiseerd. In totaal is in heel 't Haantje maximaal 400 m2 b.v.o. horeca toegestaan. Hierbij zijn alle categorieën horeca toegestaan zoals genoemd in lid 1.33 van het bestemmingsplan "Sion - 't Haantje, tweede herziening"; en
  • b. deze kan worden gerekend tot categorie 1a, 1b of 1c uit de als Bijlage 2 opgenomen "Staat van horeca-activiteiten".
4.6 Afwijking van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 4.5.2 om toe te staan dat hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen worden gebruikt voor kleinschalige bedrijfsactiviteiten en/of handel in en verkoop van goederen en diensten via internet, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  • c. het vloeroppervlak voor de bedrijfsactiviteiten niet groter is dan 40% van het gezamenlijk vloeroppervlak van de hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen met een maximum van 40 m²;
  • d. de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten plaatsvindt;
  • e. er geen sprake is van winkel- of uitstallingsruimte van goederen ten behoeve van de bedrijfsactiviteit;
  • f. voorzien kan worden in voldoende parkeergelegenheid;
  • g. de onderneming wordt gedreven door degenen die op het perceel woonachtig zijn;
  • h. geen detailhandel mag plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van de kleinschalige bedrijfsactiviteiten en/of handel in en verkoop van goederen en diensten via internet.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor:

  • a. het wijzigen van de bouwhoogte van gestapelde woningen met ten hoogste 20%;
  • b. het onderling uitwisselen van woningaantallen binnen de bestemming 'Woongebied - 2' zoals bedoeld in artikel 4 van dit uitwerkingsplan, en de bestemming 'Wonen - Uit te werken 2' van het bestemmingsplan 'Sion - 't Haantje, tweede herziening', met dien verstande dat het totale aantal woningen binnen beide bestemmingen niet meer bedraagt dan 1.525.

Artikel 5 Waarde - Archeologie

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

5.1.2

De belangen van de in lid 5.1.1 bedoelde dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende bestemmingen.

5.2 Bouwregels

Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mag niet worden gebouwd.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 voor bebouwing ten dienste van andere daar voorkomende bestemmingen, indien:

  • a. uit een door de aanvrager van een reguliere bouwvergunning te overleggen rapport of andere beschikbare informatiebron de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag mogelijk kunnen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld en hieruit blijkt dat de bouw geen onevenredige gevolgen heeft voor deze archeologische waarden;
  • b. uit een door de aanvrager van een reguliere bouwvergunning te overleggen rapport of andere informatiebron de archeologische waarden van gronden die blijkens de aanvraag mogelijk kunnen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld en hieruit blijkt dat de bouw wel gevolgen heeft voor deze archeologische waarden, mits aan de bouwvergunning één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1

Het is verboden ter plaatse van de gronden als bedoeld in lid 5.1 de volgende werken, geen bouwwerken of overkappingen zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,30 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
  • b. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • c. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,30 m onder het maaiveld;
  • d. het ophogen van gronden hoger dan 0,50 m boven het maaiveld.
5.4.2

Het bepaalde in lid 5.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
5.4.3

Een vergunning als bedoeld in lid 5.4.1 wordt uitsluitend verleend indien uit een door de aanvrager van de aanlegvergunning te overleggen rapport of andere beschikbare informatiebron de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag mogelijk kunnen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld en hieruit blijkt dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de dubbelbestemming Waarde - Archeologie geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Industrielawaai ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - industrie 1'

Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - industrie 1' is de bouw van geluidsgevoelige objecten uitsluitend toegestaan, indien wordt voldaan aan de in de Wet geluidhinder gestelde grenswaarden of de verleende hogere waarden.

6.2 Industrielawaai buiten de aanduiding 'Geluidzone - industrie 1'

Buiten de aanduiding  'Geluidzone – industrie 1' is de bouw van geluidsgevoelige objecten uitsluitend toegestaan indien de geluidsbelasting ten gevolge van industrielawaai op de gevel van onderwijsgebouwen niet hoger is dan 60 dB(A) en van overige geluidsgevoelige objecten niet hoger dan 55 dB(A).

6.3 Railverkeerslawaai

De bouw van geluidsgevoelige objecten is uitsluitend toegestaan, indien wordt voldaan aan de in de Wet geluidhinder gestelde grenswaarden of de verleende hogere waarden.

6.4 Cumulatieve geluidsbelasting ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - geluid'

Ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van wonen - geluid' is de bouw van geluidsgevoelige objecten uitsluitend toegestaan indien de cumulatieve geluidsbelasting (omgerekend naar wegverkeerslawaai) op tenminste één gevelzijde per geluidgevoelig object niet hoger is dan 58 dB.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 7 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "Sion - 't Haantje, tweede herziening", uitwerkingsplan "'t Haantje Midden".