direct naar inhoud van Regels
Plan: Sion - Deelplan 7, 8 en 14
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0603.upSiondeelplan7814-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Van toepassing verklaring

Op dit uitwerkingsplan zijn de regels van het bestemmingsplan "Sion - 't Haantje, eerste herziening", vastgesteld op 30 september 2014 door de gemeenteraad van Rijswijk, van toepassing, voor zover in de regels van dit uitwerkingsplan niet anders is bepaald en met dien verstande dat in geval van discrepantie tussen de regels van het bestemmingsplan "Sion - 't Haantje, eerste herziening" en het uitwerkingsplan, de regels van het uitwerkingsplan van toepassing zijn.

Artikel 2 Aanvullende begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

2.1 plan:

het bestemmingsplan "Sion - 't Haantje, eerste herziening" - "Uitwerkingsplan "Sion - Deelplan 7, 8 en 14" van de gemeente Rijswijk.

2.2 uitwerkingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0603.upSiondeelplan7814-VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Groen - 2

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1

De voor 'Groen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen;
  • b. bermen en beplanting;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. speelvoorzieningen;
  • d. wegen en parkeervoorzieningen;
  • e. paden en bruggen voor langzaam verkeer;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen, waaronder leidingen;

met de daarbij behorende:

  • h. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
3.1.2

De waterbergingscapaciteit in de gezamenlijke bestemmingen als bedoeld in de artikelen 3, 4 en 6 en de artikelen 7, 8, 10, 11, 12, 13, 14, 16, 18, 19 en 20 van het "Sion - 't Haantje, eerste herziening" dient ten minste 325 m³ per hectare te bedragen.

3.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 3.1 bedoelde gronden geldt dat uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. 10 m voor palen, lichtmasten, vlaggenmasten, beeldende kunstwerken en reclame-installaties;
  • b. 4 m voor speel- en ontmoetingsvoorzieningen;
  • c. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen;
  • d. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen.

Artikel 4 Verkeer - 3

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1

De voor 'Verkeer - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. erftoegangswegen en verblijfsgebieden;
  • b. bruggen, viaducten en tunnels ten behoeve van kruisende infrastructuur;
  • c. bermen en beplanting;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. speelvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen, al dan niet (half) ondergronds;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen, waaronder leidingen;

met de daarbij behorende:

  • h. gebouwen;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.1.2

De waterbergingscapaciteit in de gezamenlijke bestemmingen als bedoeld in de artikelen 3, 4 en 6 en de artikelen 7, 8, 10, 11, 12, 13, 14, 16, 18, 19 en 20 van het "Sion - 't Haantje, eerste herziening" dient ten minste 325 m³ per hectare te bedragen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen en overkappingen

Ten aanzien van de in lid 4.1 bedoelde gronden gelden voor het bouwen van gebouwen en overkappingen de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen en overkappingen zijn toegestaan tot een oppervlakte van 10 m² per object;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde (uitgezonderd overkappingen)

Ten aanzien van de in lid 4.1 bedoelde gronden gelden voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde (uitgezonderd overkappingen), de volgende bouwregels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 10 m voor palen, lichtmasten, vlaggenmasten, beeldende kunstwerken en reclame-installaties;
    • 2. 6 m voor geluidwerende voorzieningen;
    • 3. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen;
    • 4. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen.
4.3 Geluidzone - industrie 1

Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - industrie 1' is de bouw van geluidsgevoelige objecten uitsluitend toegestaan, indien voldaan kan worden aan de in de Wet geluidhinder gestelde grenswaarden of de verleende hogere waarden.

Artikel 5 Wonen - 3

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan huis gebonden beroepen;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • e. tuinen en erven;
  • f. gebouwen;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Hoofdgebouwen

Op ieder perceel mogen hoofdgebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. uitsluitend aaneengebouwde woningen zijn toegestaan;
  • b. hoofdgebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • c. het aantal woningen per bouwvlak niet meer mag bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • d. de goothoogte, bouwhoogte en de dakhelling van hoofdgebouwen tenminste moeten en niet meer mogen bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'minimum goothoogte (m), maximum goothoogte (m), minimum bouwhoogte (m), maximum bouwhoogte (m), minimum dakhelling (graden), maximum dakhelling (graden)';
  • e. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  • f. in aanvulling op het voorgaande ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' geldt dat, bovenop het hoofdgebouw, een bouwkundig element is toegestaan tot een bouwhoogte van maximaal 15 m, ten behoeve van de architectonische uitwerking van de woning; welk element geen bewoonware / betreedbare ruimten mag bevatten.
5.2.2 Erfbebouwing

Op ieder perceel mogen aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen (erfbebouwing) worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  • a. erfbebouwing zowel binnen als buiten het bouwvlak is toegestaan;
  • b. erfbebouwing minimaal 3 m achter de voorgevelrooilijn dient te worden gebouwd;
  • c. op percelen die grenzen aan openbaar toegankelijk gebied, aan de zijde die grenst aan het openbaar toegankelijk gebied geen erfbebouwing mag worden gebouwd;
  • d. de bouwhoogte van erfbebouwing, indien deze plat worden afgedekt, niet meer mag bedragen dan 3,5 m;
  • e. de bouwhoogte van erfbebouwing, indien deze worden voorzien van een kap, niet meer mag bedragen dan 6 m waarbij de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 m en waarbij de hellingshoek van de kap van de erfbebouwing gelijk moet zijn aan de hellingshoek van de kap van het hoofdgebouw.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op ieder perceel mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. erf- en terreinafscheidingen tot een bouwhoogte van maximaal 2 m hoog zijn toegestaan;
  • b. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan tot een bouwhoogte van maximaal 3 m;
  • c. ondergronds bouwen niet is toegestaan.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van:

  • a. het bepaalde in lid 5.2.1 sub d voor het toestaan van een andere dakhelling;
  • b. het bepaalde in lid 5.2.3 sub c voor het aanleggen van een zwembad.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Inwoning

Het is toegestaan om een deel van het hoofdgebouw of de erfbebouwing als afhankelijke woonruimte (inwoning) te gebruiken, met dien verstande dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. op het perceel al een wooneenheid aanwezig is;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • d. per wooneenheid maximaal één situatie van inwoning ten behoeve van mantelzorg is toegestaan;
  • e. inwoning in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de wooneenheid, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de wooneenheid dient te hebben; het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan het wooneenheid voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is;
  • f. maximaal 75 m2 van het hoofdgebouw en/of de erfbebouwing mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning.
5.4.2 Aan huis gebonden beroepen

Het is verboden hoofdgebouwen en/of erfbebouwing te gebruiken als kantoor- en/of praktijkruimte voor aan huis gebonden beroepen, bedrijfsactiviteiten of voor horeca, met dien verstande dat onder dit verbod niet valt het medegebruik van hoofdgebouwen en/of erfbebouwing als kantoor- en praktijkruimte voor aan huis gebonden beroepen, mits:

  • a. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
  • b. het vloeroppervlak van de kantoor- en praktijkruimte niet groter is dan 40% van het gezamenlijk vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de erfbebouwing, met een maximum van 40 m²;
  • c. de onderneming wordt gedreven door degene(n) die op het perceel woonachtig is of zijn;
  • d. ten behoeve van de kantoor- en praktijkruimte kan worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
5.5 Afwijking van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 5.4.2 en toestaan dat hoofdgebouwen en/of erfbebouwing wordt/worden gebruikt voor kleinschalige bedrijfsactiviteiten en/of handel in en verkoop van goederen en diensten via internet, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  • c. het vloeroppervlak voor de bedrijfsactiviteiten niet groter is dan 40% van het gezamenlijk vloeroppervlak van het hoofdgebouw en/of de erfbebouwing, met een maximum van 40 m²;
  • d. op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten plaatsvindt;
  • e. er geen sprake is van winkel- of uitstallingsruimte van goederen ten behoeve van de bedrijfsactiviteit;
  • f. voorzien kan worden in voldoende parkeergelegenheid;
  • g. de onderneming wordt gedreven door degene(n) die op het perceel woonachtig is of zijn;
  • h. geen detailhandel mag plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van de kleinschalige bedrijfsactiviteiten en/of handel in en verkoop van goederen en diensten via internet.
5.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen indien de wijziging betrekking heeft op een andere situering en/of grootte van de opgenomen bouwvlakken, indien dit vanuit stedenbouwkundig en/of ruimtelijk-functioneel oogpunt noodzakelijk of wenselijk is;

Artikel 6 Woongebied

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan huis gebonden beroepen,

met daaraan ondergeschikt:

  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. bruggen, viaducten en tunnels ten behoeve van kruisende infrastructuur;
  • e. parkeervoorzieningen, al dan niet (half) ondergronds;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen, waaronder een rioolgemaal en leidingen;
  • h. wegen en paden;
  • i. geluidwerende voorzieningen;
  • j. bermen en beplanting;
  • k. straatmeubilair,

met de daarbij behorende:

  • l. tuinen en erven;
  • m. gebouwen;
  • n. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
6.1.2

De waterbergingscapaciteit in de gezamenlijke bestemmingen als bedoeld in de artikelen 3, 4 en 6 en de artikelen 7, 8, 10, 11, 12, 13, 14, 16, 18, 19 en 20 van het "Sion - 't Haantje, eerste herziening" dient ten minste 325 m³ per hectare te bedragen.

6.1.3

Ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - ongelijkvloerse kruising" zijn de in lid 6.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een ongelijkvloerse kruising, zoals een brug of een viaduct.

6.1.4

Ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - gemengd" zijn de in lid 6.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van kinderopvang en -verblijf met een maximale brutovloeroppervlakte van 3.000 m²;
  • b. dienstverlening en horeca, met een maximale brutovloeroppervlakte van 1.500 m²;
  • c. sport- en recreatieve voorzieningen, met een maximale brutovloeroppervlakte van 500 m².
6.2 Bouwregels
6.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. binnen de bestemming dienen tenminste 25 woningen te worden gebouwd en mogen maximaal 153 woningen worden gebouwd, waarvan maximaal 50% gestapelde woningen;
  • b. de bouwhoogte van de grondgebonden woningen mag maximaal 12 m bedragen;
  • c. voor grondgebonden woningen in de vorm van vrijstaande en twee-onder-één-kapwoningen, geldt dat:
    • 1. de oppervlakte van het hoofdgebouw maximaal 35% van de oppervlakte van het bouwperceel bedraagt;
    • 2. de afstand van de voorgevel van het hoofdgebouw tot de voorste perceelsgrens ten minste 3 meter bedraagt;
    • 3. afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen ten minste 3 m bedraagt, tenzij het de zijgevel betreft van een twee-onder-éénkapwoning die aan de andere twee-onder-éénkapwoning grenst; alsdan mag het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens staan;
    • 4. de afstand van het hoofdgebouw tot achterste perceelsgrens ten minste 6 m bedraagt;
    • 5. de diepte van het hoofdgebouw maximaal 15 m bedraagt, met dien verstande dat voor grondgebonden woningen in de vorm van vrijstaande en twee-onder-één-kapwoningen geldt dat bij percelen dieper dan 30 m, de diepte van het hoofdgebouw 50% van de totale diepte van het perceel mag bedragen, met een maximum van 20 m;
  • d. voor grondgebonden woningen in de vorm van aaneengebouwde woningen, geldt dat de diepte van het hoofdgebouw maximaal 12 meter bedraagt;
  • e. de bouwhoogte van gestapelde woningen en van hoofdgebouwen ten behoeve van de niet-woonfuncties zoals bedoeld in lid 6.1.1 en 6.1.4, mag maximaal 16 m bedragen;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder b., d. en e. mag ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - hoogteaccent" de bouwhoogte van gebouwen, waaronder gestapelde woningen, niet meer bedragen dan 20 meter.
6.2.2 Erfbebouwing

Op ieder perceel met een grondgebonden woning mogen aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte per bouwperceel niet meer bedraagt dan 60 m2;
  • b. 50% van het zijerf en 50% van het achtererf onbebouwd dient te blijven;
  • c. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag, vermeerderd met 0,25 m tot een maximum van 4 m;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen niet meer mag bedragen dan 3 m;
  • e. aan de achterzijde van de woning, vanaf de grens van het bouwvlak of, indien die niet aanwezig is, vanaf de oorspronkelijke achtergevel van de woning, een aan- of uitbouw gerealiseerd mag worden met een maximale diepte van 3 m;
  • f. alle erfbebouwing op het zijerf dat grenst aan openbaar gebied tenminste op 1 m afstand van de perceelsgrens geplaatst dient te worden;
  • g. alle erfbebouwing op het zijerf met een breedte tot 2,50 m op tenminste 3 m achter het verlengde van de voorgevellijn geplaatst dient te worden. Erfbebouwing breder dan 2,50 m dient minimaal op een afstand van 3 m plus daarbij opgeteld de grotere breedte dan de eerdergenoemde 2,50 m, achter het verlengde van de voorgevellijn te worden geplaatst;
  • h. de breedte van aan- en uitbouwen op het zijerf niet meer bedraagt dan 3 m.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan:

  • a. 10 m voor ongelijkvloerse kruisingen (zoals bruggen en viaducten), palen, lichtmasten, vlaggenmasten, beeldende kunstwerken en reclame-installaties;
  • b. 6 m voor geluidwerende voorzieningen;
  • c. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen;
  • d. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.3 Nadere eisen
6.3.1 Externe veiligheid - vluchtmogelijkheden

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het aspect externe veiligheid, ter beheersing van de uitpandige vluchtroutes, en de bereikbaarheid voor de brandweer, voor zover dit niet elders in dit plan is vastgelegd, nadere eisen stellen aan:

  • a. vluchtmogelijkheden en de situering van bouwwerken;
  • b. vluchtmogelijkheden en de inrichting van terreinen/openbare ruimte;
  • c. vluchtmogelijkheden en het bebouwd oppervlak van gebouwen;
  • d. vluchtmogelijkheden en het vloeroppervlak van gebouwen.
6.3.2 Externe veiligheid - afsluitbaarheid mechanische ventilatie

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het aspect externe veiligheid, ter bescherming van de blootstelling aan toxische gassen, nadere eisen stellen aan de afsluitbaarheid van mechanische ventilatie.

6.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 6.2.1 onder c voor het toestaan van een kortere afstand van grondgebonden woningen tot de perceelsgrens;
  • b. lid 6.2.2 voor de bouw van een berging op het voorerf, met dien verstande dat:
    • 1. een berging op het voorerf uitsluitend is toegestaan indien de achtertuin niet via een achterpad bereikbaar is of niet via openbaar toegankelijk gebied bereikbaar is;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m mag bedragen;
    • 3. de oppervlakte niet meer dan 6 m2 mag bedragen;
    • 4. de afstand tot het openbaar gebied tenminste 0,25 m moet bedragen.
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Inwoning

Het is toegestaan om een deel van de woning of bijbehorend bouwwerk bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning) te gebruiken, met dien verstande dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. op het perceel al een wooneenheid aanwezig is;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • d. per wooneenheid maximaal één situatie van inwoning ten behoeve van mantelzorg is toegestaan;
  • e. inwoning in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de wooneenheid, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de wooneenheid dient te hebben; het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan het wooneenheid voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is;
  • f. maximaal 75 m2 van het hoofdgebouw en/of bijbehorend bouwwerk mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning.
6.5.2 Aan huis gebonden beroep

Het is verboden hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen te gebruiken als kantoor- en praktijkruimte voor aan huis gebonden beroepen of voor bedrijfsactiviteiten of voor horeca, met dien verstande dat onder dit verbod niet valt het medegebruik van hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen als kantoor- en praktijkruimte voor aan huis gebonden beroepen, mits:

  • a. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
  • b. het vloeroppervlak van de kantoor- en praktijkruimte niet groter is dan 40% van het gezamenlijk vloeroppervlak van de hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen met een maximum van 40 m²;
  • c. de onderneming wordt gedreven door degenen die op het perceel woonachtig zijn;
  • d. ten behoeve van de kantoor- en praktijkruimte kan worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
6.6 Afwijking van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 6.5:

  • a. om toe te staan dat hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen worden gebruikt voor kleinschalige bedrijfsactiviteiten en/of handel in en verkoop van goederen en diensten via internet, met dien verstande dat:
    • 1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
    • 2. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
    • 3. het vloeroppervlak voor de bedrijfsactiviteiten niet groter is dan 40% van het gezamenlijk vloeroppervlak van de hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen met een maximum van 40 m²;
    • 4. de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten plaatsvindt;
    • 5. er geen sprake is van winkel- of uitstallingsruimte van goederen ten behoeve van de bedrijfsactiviteit;
    • 6. voorzien kan worden in voldoende parkeergelegenheid;
    • 7. de onderneming wordt gedreven door degenen die op het perceel woonachtig zijn;
    • 8. geen detailhandel mag plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van de kleinschalige bedrijfsactiviteiten en/of handel in en verkoop van goederen en diensten via internet.
  • b. voor bedrijfsactiviteiten categorie 1 van de in Bijlage 1 ("Staat van bedrijfsactiviteiten"), met dien verstande dat:
    • 1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
    • 2. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
    • 3. de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten plaatsvindt;
    • 4. er geen sprake is van winkel- of uitstallingsruimte van goederen ten behoeve van de bedrijfsactiviteit;
    • 5. voorzien kan worden in voldoende parkeergelegenheid;
    • 6. de onderneming wordt gedreven door degenen die op het perceel woonachtig zijn;
    • 7. geen detailhandel mag plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van de bedrijfsactiviteiten.
6.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor het afwijken van de bouwhoogte van gestapelde woningen met ten hoogste 20%.

Artikel 7 Leiding - Riool

7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een afvalwatertransportleiding en de daarbij behorende voorzieningen.

7.1.2

De belangen van de in lid 7.1.1 bedoelde dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende bestemmingen.

7.2 Bouwregels
7.2.1

Ten aanzien van de in lid 7.1 bedoelde dubbelbestemming gelden de volgende bouwregels:

  • a. er mag uitsluitend ten behoeve van de afvalwatertransportleiding worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 100 m2;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m.
7.2.2

Ten aanzien van de in lid 7.1 bedoelde andere daar voorkomende bestemmingen geldt, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van die andere bestemmingen, dat er niet mag worden gebouwd.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 7.2 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de betreffende andere bestemming van deze gronden, onder de volgende voorwaarden:

  • a. door het bouwen wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding;
  • b. vooraf dient advies te worden ingewonnen van de leidingbeheerder.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1

Het is verboden ter plaatse van de gronden als bedoeld in lid 7.1 de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders:

  • a. het aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • c. het verlagen van de bodem en afgraven, ophogen of egaliseren van de gronden;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen.
7.4.2

Het bepaalde in lid 7.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
7.4.3

Een vergunning als bedoeld in lid 7.4.1 wordt uitsluitend verleend indien door de uitvoering daarvan, dan wel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen:

  • a. geen blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding en
  • b. ter zake daarvan vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.

Artikel 8 Waterstaat - Waterkering

8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de waterkering, waterberging en waterhuishouding met de daarbij behorende voorzieningen.

8.1.2

De belangen van de in lid 8.1.1 bedoelde dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende bestemmingen.

8.2 Bouwregels
8.2.1

Ten aanzien van de in lid 8.1 bedoelde dubbelbestemming geldt dat er uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten dienste van de in lid 8.1 genoemde bestemming mogen worden gebouwd waarvan de bouwhoogte niet meer bedragen dan 3 m.

8.2.2

Ten aanzien van de in lid 8.1 bedoelde andere daar voorkomende bestemmingen geldt, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van die andere bestemmingen, dat er niet mag worden gebouwd.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de betreffende andere bestemming van deze gronden, onder de volgende voorwaarden:

  • a. door het bouwen wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de belangen van de waterkering en de waterhuishouding;
  • b. vooraf dient schriftelijk advies te worden ingewonnen van de beheerder van de waterkering.

Hoofdstuk 3 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "Sion - 't Haantje, eerste herziening" - uitwerkingsplan "Sion - Deelplan 7, 8 en 14".