Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Birckhoeve
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0603.bpBirckhoeve-VA01

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1           plan:
het bestemmingsplan Birckhoeve van de gemeente Rijswijk;
 
2           bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0603.bpBirckhoeve-VA01.gml  met de bijbehorende regels;
 
3           aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch (bouwkundig en functioneel) opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
 
4           aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar, ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
5           aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
6           aan huis gebonden beroep:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridische, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, waarbij wonen de hoofdfunctie is en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu, kan worden uitgeoefend;
 
7           aan huis gebonden (bedrijfs)activiteiten:
het verlenen van diensten, het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen), het verstrekken van logies en ontbijt (bed and breakfast) waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit in de woning, waarbij wonen de hoofdfunctie is en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu, ter plaatse kan worden uitgeoefend;
 
8       achtererf:
het bij het hoofdgebouw (bijvoorbeeld woning) behorende erf, dat is gelegen achter de achtergevellijn of in ieder geval achter het bouwvlak;
 
9       agrarisch bedrijf:
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen;
 
10       bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
 
11       bedrijf:
elke onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten;
 
12       begane grondlaag:
de eerste op, of nagenoeg op, het maaiveld gelegen bouwlaag van een gebouw, niet zijnde onderbouw;
 
13       beroeps- c.q. bedrijfsvloeropper-vlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis gebonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
 
14       bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
 
15       bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
16       bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning;
 
17       bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en daarmee niet in directe verbinding staat en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
 
18       bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
 
19       bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
 
20       bouwlaag:
het tussen twee opeenvolgende vloeren of tussen een vloer en een plafond gelegen, voor verblijf geschikt deel van een gebouw, met inbegrip van een kap met dakkapel die breder is dan 2/3 van de breedte van het pand. Een vliering, kap, zolderverdieping, kelder, souterrain, beletage of ondergrondse parkeervoorziening alsmede een dakopbouw binnen het theoretisch profiel van een kap, worden niet als een afzonderlijke bouwlaag begrepen;
 
21       bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
22       bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
 
23       bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken (geen gebouwen zijnde) zijn toegelaten;
 
24       bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect, met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
25       bruto vloer-oppervlakte (bvo):
totale oppervlakte van kantoren, winkels, horeca, bedrijven of maatschappelijke voorzieningen met inbegrip van de daartoe behorende inpandige ruimten, zoals gemeenschappelijke ruimten, magazijnen en dienstruimten;
 
26       cultuurhistorische waarden:
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied;
 
27       dagdeeleen periode van maximaal vier aaneengesloten uren; 
28       detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
 
29       dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;
 
30       dienstverlenend bedrijf:
inrichting ten behoeve van het bedrijfsmatig verlenen van diensten, op commerciële dan wel niet commerciële basis, waaronder mede begrepen publiekgerichte dienstverlening op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch of cosmetisch gebied;
 
31      ecologisch netwerk
een netwerk van leefgebieden en verbindingszones ten behoeve van de duurzame instandhouding van populaties van plant- en diersoorten;
 
32      ecologische waarden
de aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling;
 
33       erf:
de oppervlakte van het bouwperceel, uitgezonderd de oppervlakte van het hoofdgebouw;
 
34       gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
35      hobbymatig houden van dieren:
een activiteit waarbij dieren worden gehouden uitsluitend bestemd om te worden aangewend voor recreatief gebruik;
 
36       hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
 
37       horeca(bedrijf):
een bedrijf dat in zijn algemeenheid gericht is op het verstrekken en/of ter plaatse nuttigen van dranken en spijzen;
 
38       kap / kapverdieping:
 
een afdekking van een gebouw met schuine zijde waarvan de hellingshoek ten minste 20 graden en ten hoogste 60 graden bedraagt;
 
39       nutsvoorziening:
voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals ten behoeve van de levering van elektriciteit, gas, drinkwater en telecommunicatiediensten, alsmede ten behoeve van riolering en afvalinzameling;
 
40       ondergeschikte horecahoreca die ondergeschikt is aan de overige activiteiten op het perceel; 
41       overkapping:
een constructie die maximaal drie wanden heeft waarvan er maximaal twee tot de constructie behoren;
 
42       paardenbak:
buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining;
 
43      paddock:
Een ruimte waar een of meerdere paarden ter ontspanning en naar eigen inzicht vrij kunnen bewegen.
 
44       peil:
 
a.       voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg of pad grenst: de (ontwerp- of streefhoogte) hoogte van die weg of dat pad ter plaatse van de hoofdtoegang;
b.       voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
 
45       praktijkruimte:
een beroeps- of bedrijfsmatige werkruimte voor de uitoefening van vrije (aan huis gebonden) beroepen zoals medische, paramedische, juridische, kunstzinnige, ontwerptechnische en/of administratieve beroepen, alsmede daarmee gelijk te stellen beroepen;
 
46       recreatiewoning:
een woning voor niet-permanente bewoning;
 
47       schuilgelegenheid voor dieren:
een overdekte ruimte, die maximaal aan 3 zijden is omsloten door wanden, waarvan het/de betreffende dier(en)gebruik moet(en) kunnen maken in geval van weidegang, met als doel bescherming tegen extreme weersomstandigheden in zowel zomer als winter uit het oogpunt van dierwelzijn;
 
48       seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische- pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een (raam) prostitutiebedrijf, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een besloten huis, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
 
49       straatprostitutie:
het zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimten bevindend voertuig ter beschikking stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
 
50       tuin:
gedeelte van het erf dat geheel of gedeeltelijk is ingericht met gazons, planten en/of bomen;
 
51       verblijfsrecreatie:
recreatief nachtverblijf voor een korte aaneengesloten periode van maximaal 2 maanden, waarbij wordt overnacht  in recreatiewoningen, uitsluitend door diegenen die hun woonadres elders hebben;
 
52       verblijfsgebied:
gedeelte van de openbare ruimte dat hoofdzakelijk is bestemd en is ingericht voor langzaam verkeer, doch in ondergeschikte mate tevens fungerend als erftoegangsweg;
 
53       werk:
een werk, geen gebouw of bouwwerk zijnde;
 
54       woning:
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden.
 

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
1.  de goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
2.  de bouwhoogte van een bouwwerk
 
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
3.   de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
 
4.   grondoppervlakte van bebouwing:
de oppervlakte van de grond, in beslag genomen door de horizontale projectie van een gebouw;
 
5.   hoogte van een bouwlaag:
tussen de bovenzijde van de vloeren van geheel of gedeeltelijk onder elkaar gelegen bouwlagen; indien sprake is van één bouwlaag is de hoogte daarvan gelijk aan de goothoogte.
 

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De als Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het verbouwen van gewassen en /of de agrarische bedrijfsvoering ten behoeve van agrarische bedrijven;
  2. het uitoefenen van hobbymatige agrarische activiteiten;
met daarbij behorende:
c. ontsluitingswegen;
d. groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen, alsmede een schuilgelegenheid voor dieren, en;
e. waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming en met inachtneming van de volgende regels:
  1. ter plaatse van de ‘specifieke bouwaanduiding – paardenbak’ is, in aanvulling op de bestaande paddock, een paardenbak met een maximale oppervlakte van 800 m2 toegestaan;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan tot een bouwhoogte van:
    • maximaal 2 m voor terreinafscheidingen, zoals de afscheiding van een paardenbak, en;
    • maximaal 7 m voor palen en masten.
  3. een schuilgelegenheid voor dieren is toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 20 m2 en met een bouwhoogte van maximaal 2,5 m;
  4. in aanvulling hierop mogen ter plaatse van de bouwaanduiding 'bijgebouwen' bijgebouwen worden gebouwd met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 50 m2 en een goot- en bouwhoogte van niet meer dan 4,5 m respectievelijk 6,5 m, en;
  5. er zijn maximaal zes lichtmasten toegestaan op een afstand van maximaal 5 meter van de paardenbak.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De als Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen;
  2. voet- en fietspaden;
  3. onder- en/of bovengrondse voorzieningen ten behoeve van het inzamelen van huishoudelijk afval;
  4. nutsvoorzieningen;
  5. water, waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. straatmeubilair;
  7. waterberging;
  8. schuilgelegenheid voor dieren.

4.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming en met inachtneming van de volgende regels:
  1. gebouwen zijn niet toegestaan, behoudens ten hoogste 2 schuilgelegenheden voor dieren tot een oppervlakte van maximaal 20 m2 en een bouwhoogte van ten hoogste 2,5 m;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan tot een bouwhoogte van:
    • maximaal 2 m voor terreinafscheidingen, en;
    • maximaal 7 m voor palen.
 

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De als Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. erven en tuinen;
  3. ontsluitingspaden;
  4. nutsvoorzieningen;
  5. water;
  6. bruggen en duikers;
  7. parkeren op eigen terrein;
  8. ter plaatse van de functieaanduiding ‘detailhandel’: ondergeschikte productiegebonden detailhandel en horeca in categorie 1a als bedoeld in bijgaande staat van horeca-activiteiten, voor maximaal 3 dagdelen per week;
  9. ter plaatse van de functieaanduiding 'recreatiewoning' uitsluitend voor verblijfsrecreatie;
  10. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, met inachtneming van de volgende regels:
    1. de voor de beroepsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 40% per woning bedragen tot een maximum van 40 m2;
    2. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;
    3. detailhandel en horeca zijn niet toegestaan;
    4. er mag geen onevenredige milieu- of verkeershinder ontstaan, en;
    5. het beroep moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel,
 en daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en voorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.2.1 Regels over hoofdgebouwen
Voor hoofdgebouwen gelden de volgende beoordelingsregels:
  1. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  2. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan is aangeduid;
  3. per bouwvlak is ten hoogste het aangeduide maximum aantal wooneenheden toegestaan. 
5.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding bijgebouwen
Ter plaatse van de bouwaanduiding bijgebouwen gelden de volgende beoordelingsregels:
  1. de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen bedraagt niet meer dan 186 m2;
  2. de goot- en bouwhoogte bedraagt niet meer dan 4,5 m respectievelijk 6,5 m.
5.2.3 Regels over aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
Voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende beoordelingsregels:
  1. bij ieder hoofdgebouw zijn, op een afstand van minimaal 3 m achter (het denkbeeldig verlengde van) de voorgevel van dat hoofdgebouw, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen toegestaan;
  2. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw mag maximaal 75 m 2 bedragen, mits niet meer dan 40% van het zij- en achtererf van het hoofdgebouw wordt bebouwd;
  3. de horizontale diepte van aan- en uitbouwen aan de achtergevel van een hoofdgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
  4. de goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 3 m respectievelijk 6,5 m bedragen;
  5. de bouwhoogte van vrijstaande overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen;
  6. de goothoogte van aanbouwen, uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen mag maximaal de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw bedragen, vermeerderd met 0,25 m;
  7. ondergronds bouwen is slechts toegestaan onder het hoofdgebouw.
5.2.4 Regels over bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt:
  1. maximaal 7 m voor palen en masten;
  2. maximaal 2 m voor erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen achter de (verlengde van de) naar de weg gekeerde gevel;
  3. maximaal 1 m voor overige erf- en terreinafscheidingen;
  4. maximaal 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de goot- en bouwhoogte van aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen, ter waarborging van:
  1. de verkeersveiligheid;
  2. een evenwichtig ruimtelijk beeld;
  3. de bezonning, privacy en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan ter afwijking van het bepaalde in het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor aan huis gebonden (bedrijfs)activiteiten met inachtneming van de volgende regels:
  1. de voor de bedrijfsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 40% per woning bedragen;
  2. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;
  3. detailhandel en horeca zijn niet toegestaan;
  4. er mag geen onevenredige milieu- of verkeershinder ontstaan;
  5. het bedrijf moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel;
  6. omgevingsvergunning ter afwijking kan niet worden verleend voor geluidzoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Artikel 6 Waarde - Archeologie

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie’aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, primair bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

6.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde gronden mag worden gebouwd volgens de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits de aanvrager van een reguliere omgevingsvergunning voor een of meerdere bouwwerken, die grondbewerkingen van meer dan 0,30 m onder maaiveld tot gevolg hebben, een rapport overlegt, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag kan worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoen aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden op of in de in het eerste lid bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning aanleg werken), de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
    1. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,30 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
    2. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
    3. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,30 m onder het maaiveld;
    4. het ophogen van gronden hoger dan 0,50 m boven het maaiveld;
  2. Dit verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
    2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
  3. De vergunning kan slechts worden verleend, indien uit een door de aanvrager van de omgevingsvergunning aanleg werken te overleggen rapport of andere beschikbare informatiebron de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag mogelijk kunnen worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld en hieruit blijkt dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie’ geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien:
  1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Artikel 7 Waarde - Ecologie

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
  1. instandhouding en ontwikkeling van ecologische waarden, gericht op ontwikkeling en instandhouding van ecologische netwerken, 
  2. voorzieningen ten behoeve van en behorende bij de onder a bedoelde doeleinden.

7.2 Bouwregels

 
7.2.1 Bouwen ten behoeve van de bestemming
Op en in de gronden, bedoeld in deze dubbelbestemming, mogen bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd.
 
7.2.2 Bouwen ten behoeve van andere bestemmingen
Op en in de gronden, bedoeld in deze dubbelbestemming, mogen ten behoeve van de andere bestemmingen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd voor zover die bouwwerken het functioneren van de gronden als bedoeld in het eerste lid als geheel niet onevenredig in de weg staan.

Artikel 8 Waterstaat - Waterkering

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waterstaat - Waterkering’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, primair bestemd voor het behoud en de bescherming van de waterkering.

8.2 Bouwregels

Op de gronden binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat de hoogte niet meer mag bedragen dan 10 m.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in het vorige lid voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
  1. de belangen van de waterkering dienen dit toe te laten;
  2. alvorens ontheffing te verlenen, dient schriftelijk advies te worden ingewonnen bij de beheerder van de waterkering.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

8.4.1 Omgevingsvergunning aanleg werken
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
  2. de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaande drainage;
  3. het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven.
8.4.2 Uitzonderingen
Dit verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
8.4.3 Toelaatbaarheid
De vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de afvoer van het boezemwater, mits het Hoogheemraadschap van Delfland is gehoord. 

3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene bouwregels

Het is verboden enig terrein of bouwperceel zodanig te bebouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, bouwvlak of bouwperceel een toestand zou ontstaan, die aldaar niet meer met de regels van dit plan zou overeenstemmen, of voor zover er reeds aldaar een afwijking van de regels bestaat, zodanig te bebouwen, dat deze afwijking zou worden vergroot.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

11.1 Vormen van verboden gebruik (onbebouwd)

Als een verboden gebruik wordt in ieder geval beschouwd een gebruik van gronden en/of water:
  1. als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. als terrein voor het al dan niet voor de verkoop opslaan of opstellen van ongebruikte en/of gebruikte, dan wel geheel of gedeeltelijk uit gebruikte onderdelen samengestelde machines, voer-, vaar- of vliegtuigen c.q. onderdelen daarvan, die bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken zijn, behoudens voor zover het betreft parkeren en overigens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. als opslagplaats van hout en/of aannemersmaterialen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond, of ten behoeve van bouw of andere tijdelijke werkzaamheden;
  4. voor het (doen) uitoefenen van straatprostitutie.

11.2 Vormen van verboden gebruik (gebouwen)

Als een verboden gebruik wordt in ieder geval beschouwd het gebruik:
  1. van gebouwen voor het verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen als detailhandel, met uitzondering van het verkopen of ten verkoop aanbieden van  goederen, waarvan de verkoop deel uitmaakt van de normale dienstverlening behorende bij het op hetzelfde perceel uitgeoefende bedrijf;
  2. van niet voor bewoning bestemde gebouwen of ruimten, daaronder begrepen kampeermiddelen, voor permanente bewoning;
  3. van gebouwen ten behoeve van het (doen) exploiteren van een seksinrichting, een escortbedrijf of (het laten uitoefenen van) raamprostitutie.

Artikel 12 Algemene aanduidingsregels

  1. Ter plaatse van de aanduiding cultuurhistorische waarden zijn de betreffende gronden tevens bestemd voor het behoud van cultuurhistorische waarden ten aanzien van de goothoogte, de dakhelling en kapvorm van gebouwen;
  2. Burgemeester en wethouders kunnen, ter waarborging van de waarden als bepaald in het vorige lid, nadere eisen stellen aan de goothoogte, de dakhelling en/of de kapvorm van gebouwen. 

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

13.1 Bevoegdheid tot het verlenen van omgevingsvergunning ter afwijking

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van de regels van het plan, voor:
 
  1. het oprichten van bouwwerken voor algemeen nut mits de oppervlakte van een gebouw niet meer bedraagt dan 20 m2 en de bouwhoogte van de bouwwerken niet meer zal bedragen dan 3,5 m;
  2. het overschrijden van in deze voorschriften genoemde maten en percentages, zoals goothoogte, hoogte en oppervlakte van gebouwen en bebouwingspercentages, met niet meer dan 10%;
  3. het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 15%;
  4. het bouwen buiten het bouwvlak van beneden peil gelegen kelders alsmede erkers, balkons, galerijen, luifels, buitentrappen en soortgelijke onderdelen aan woningen, waarbij de grenzen van het bouwvlak met niet meer dan 2 m mogen worden overschreden;
  5. het in geringe mate, doch met niet meer dan 2 m afwijken van een bestemmingsgrens of van het profiel van een weg, voor zover dit noodzakelijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;
  6. het in geringe mate afwijken van bouwgrenzen, hoogtescheidingslijnen en overige aanduidingen op de kaart in het horizontale vlak, indien bij de definitieve uitmeting of verkaveling blijkt dat deze afwijking in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan redelijk, gewenst of noodzakelijk is en de afwijking ten opzichte van hetgeen op de kaart is aangegeven niet meer bedraagt dan 3 m.

13.2 Woningaantallen

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van artikel 5.2.1, aanhef en onder c voor een hoger aantal wooneenheden, met dien verstande dat voldaan wordt aan de gemeentelijke parkeernota en er geen stedenbouwkundige bezwaren bestaan.

Artikel 14 Overige regels

14.1 Verbod

Tot een gebruik dat strijdig is met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de 'Nota Parkeernormen 2011', of de rechtsopvolger(s) daarvan, tenzij de aard en omvang van het gebruik niet leidt tot significante parkeerbehoefte.

14.2 Voorwaardelijke verplichting

  1. een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden of het wijzigen van de functie van gebouwen en gronden, wordt slechts verleend indien wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de 'Nota Parkeernormen 2011', of de rechtsopvolger(s) daarvan, tenzij de aard en omvang van de omgevingsvergunning voor het bouwwerk en/of de uitbreiding en/of de wijziging van het gebruik van bouwwerken en/of gronden niet leidt tot extra parkeerbehoefte;
  2. het bepaalde in het vorige lid is niet van toepassing indien op basis van het advies van een verkeerskundige blijkt dat er op andere wijze is/wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, of het voldoen aan het geldende gemeentelijke parkeerbeleid door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
  3. parkeergelegenheid die is gerealiseerd om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid dient in stand te worden gehouden.

14.3 Voorwaarden waaronder omgevingsvergunning ter afwijking kan worden verleend

Een omgevingsvergunning ter afwijking als bedoeld in het eerste en tweede lid kan slechts worden verleend, indien de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen percelen niet in onevenredige mate worden beperkt en/of indien ter plaatse aanwezige waarden niet op onevenredige wijze worden of kunnen worden aangetast.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

 

15.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

15.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: regels van het bestemmingsplan Birckhoeve van de gemeente Rijswijk.