Plan: | Garages - van Vredenburchweg 93 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0603.OvVredenburchweg93-VA01 |
Ter plaatse van het perceel aan de van Vredenburchweg 93 Rijswijk is het voornemen om de huidige opstallen te slopen en te vervangen door nieuwe bebouwing in de vorm van vier garages. De garages worden uitsluitend gebruikt voor het stallen van particuliere voertuigen.
Het perceel kent de bestemming 'Wonen' in het vigerende bestemmingsplan en het gebruik ten behoeve van parkeergelegenheid (in de vorm van de garages) is planologisch toegestaan. Er is wel sprake van de oprichting van een nieuw gebouw, wat zal functioneren als hoofdgebouw, hetgeen planologisch niet is toegestaan. Om de ontwikkeling planologisch mogelijk te maken wordt daarom een uitgebreide omgevingsvergunningsprocedure doorlopen (ex artikel 2.12, lid 1 onder a, sub 3).
Voorliggende onderbouwing is een bijlage bij de uitgebreide omgevingsvergunning. Doelstelling van deze onderbouwing is om aan te tonen dat het plan voldoet aan een goede ruimtelijke ordening.
Het plangebied ligt aan de Vredenburchweg 93 in Rijswijk (perceelnummers 7301 en 7302, sectie D). Het plangebied grenst aan de west- en oostkant aan de Park de Wervelaan. Het bestaande hoofdgebouw is te bereiken via deze weg. De vergunningsaanvraag betreft alleen perceelnummer 7301, sectie D zoals weergegeven in de verbeelding bij vigerende bestemmingsplan. De erf-ontsluitingsweg (perceelnummer 7302, sectie D) maakt geen onderdeel uit van de aanvraag omgevingsvergunning, deze is reeds planologisch toegestaan.
Ook grenst het plangebied aan de noordoostzijde aan een bestaande erfontsluitingsweg. Deze weg dient ter ontsluiting van de opstallen gelegen aan de Vredenburchweg 93 en 91. Van deze ontsluiting wordt in de huidige situatie gebruikt gemaakt om de achterzijde van het terrein te bereiken.
Afbeelding ligging plangebied hoger schaalniveau
Afbeelding kaart met ligging plangebied
Het plangebied ligt binnen het vigerende bestemmingsplan ''Landgoederenzone'' (vastgesteld 15-12-2009). Het plangebied is bestemd voor 'Wonen'. De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen en beroepsmatige activiteiten, met daaraan ondergeschikt parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden, tuinen, erven, verhardingen, groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Het gebruik van de gronden ten behoeve van parkeervoorzieningen, ondergeschikt aan de functie wonen, is toegestaan. Het initiatief voorziet in de bouw van vier garages die uitsluitend dienen voor het stallen van particuliere voertuigen. Het gebruik van deze garages is ondergeschikt ten opzichte van de functie wonen. Er is geen sprake van strijdigheid met de geldende bestemming 'Wonen' aangaande het gebruik van de gronden.
Ten aanzien van de geldende bouwregels, is er geen bouwvlak opgenomen ter plaatse van het perceel. De nieuw te bouwen garages (hierna nieuwbouw) worden qua oppervlakte groter dan de huidige opstallen. Derhalve is geen sprake van herbouw op dezelfde locatie. Ook is er geen sprake van de oprichting van een bijgebouw, hetgeen buiten het bouwvlak wel zijn toegestaan. Onder bijgebouw wordt verstaan een gebouw behorende bij een hetzelfde bouwpercelen gelegen (hoofd)gebouw. De vier garages tezamen vormen het nieuwe hoofdgebouw op deze locatie.
De nieuwbouw behoort niet toe aan de percelen van de aangrenzende woningen. Derhalve is sprake van de oprichting van een hoofdgebouw. Dit is planologisch niet toegestaan binnen de geldende bouwregels, daarom dient afgeweken te worden van het vigerende bestemmingsplan. Er dient uitsluitend te worden afgeweken voor het perceel met nummer 7301 (rood omkaderd in onderstaande afbeelding). Er wordt geen bebouwing opgericht op het perceel met nummer 7302. Het gebruik van dit perceel ten behoeve van de ontsluiting van de nieuwbouw is planologisch toegestaan.
Ter plaatse van het plangebied geldt ook de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie" wat verder wordt toegelicht in paragraaf 4.5.
Ook geldt ter plaatste de "parapluherziening parkeernormering Rijswijk". De parapluherziening parkeernormering houdt in dat voor nieuwe ontwikkelingen op het gebied van bouwen en/of gebruiken de geldende parkeernormen in heel Rijswijk worden geregeld. Het aspect parkeren wordt toegelicht in paragraaf 4.4.
Afbeelding uitsnede vigerend bestemmingsplan
In Hoofdstuk 2 wordt de huidige en toekomstige situatie beschreven. In Hoofdstuk 3 wordt het relevante beleid toegelicht en in Hoofdstuk 4 worden de onderzoeken en beoordelingen van omgevingsaspecten beschreven. Daarna wordt in Hoofdstuk 5 de uitvoerbaarheid van het plan toegelicht. Tot slot wordt geëindigd met de conclusie van de ruimtelijke onderbouwing.
Op het perceel aan de van Vredenburchweg 93 staat een voormalige werkplaats annex opstal van een aannemersbedrijf, die niet in gebruik is. Achter de opstal bestaat het plangebied uit een met beton(tegels) verhard terrein en een deels onverharde oprit vanuit de van Vredenburchweg. Het terrein en de opstallen zijn bouwkundig in zeer slechte staat. De opstal, die nu het hoofdgebouw bedraagt, heeft een oppervlakte van 56m2 en heeft een verouderde betonnen gevel en een dak van golfplaten en is georiënteerd aan de openbare ruimte. Dit past niet in het straatbeeld van moderne woningen met groene voortuinen.
Verder is er op het terrein ook een houten schuur aanwezig. De schuur zal ook gesloopt worden.
Afbeelding huidige situatie opstal met de woningen aan de Park de Wervelaan
Afbeelding bestaande erfontsluitingsweg van Vredenburchweg 93 en 91
Afbeelding overzicht te slopen bebouwing en te verwijderen begroeiing
In de toekomstige situatie worden de bestaande opstal en houten tuinschuur gesloopt. Ter plaatse van de opstal wordt een gebouw met vier garages en een berging geplaatst. 2 garages worden ontsloten via het achter-terrein en de oprit aan de van Vredenburchweg. De andere 2 garages worden ontsloten aan de Park de Wervelaan. De nieuwe bebouwing heeft een oppervlakte van 78m2 en wordt uitsluitend gebruikt voor het stallen van voertuigen (specifiek oldtimers) door particulieren. Gevolg hiervan is dat het gebruik overeenkomstig is met het bestemmingsplan en de garages niet bedrijfsmatig in gebruik worden genomen.
De garages sluiten aan op de bestaande architectuur van de wijk en staat parallel aan de straat. Ook volgt de gevel de rooilijn en bouwhoogte van het naastgelegen trafostation, waardoor bij het aangrenzende perceel meer uitzicht ontstaat. In de nieuwe situatie is er sprake van een rustige uitstraling, hetgeen in lijn is met de omgeving.
Afbeelding 3D impressie van de nieuwe situatie vanaf de Park de Wervelaan
Afbeelding plattegrond van de nieuwbouw
Gezien de kleinschaligheid van het planvoornemen wordt het rijksbeleid niet nader toegelicht, uitzondering hierop betreft een toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking welk hieronder wordt toegelicht. Ook het provinciaal beleid wordt nader toegelicht.
Ladder
Het planvoornemen voorziet in een gebouw met een ondergeschikte functie, namelijk een parkeervoorziening. Planologisch gezien is in de nieuwe situatie het gebruik van de gronden voor parkeervoorzieningen ondergeschikt aan wonen toegestaan. Daarom wordt gesteld dat er geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling en een onderbouwing van de ladder voor duurzame verstedelijking niet nodig is.
Provinciaal beleid
Het planvoornemen betreft een kleinschalige ontwikkeling. Er is geen sprake van een functiewijziging. Derhalve kan een toetsing aan provinciaal beleid achterwege blijven.
Gelet op de kleinschaligheid van het planvoornemen en het gegeven dat er geen sprake is van een functiewijziging, wordt gesteld dat het planvoornemen niet in strijd is met relevant gemeentelijk beleid waaronder de stadsvisie Rijswijk. Relevant voor het planvoornemen betreft wel de toetsing aan het welstandsbeleid.
Het plangebied ligt in een gebied waar sprake is van intensief welstandstoezicht. De ontwikkeling betreft de realisatie van een hoofdgebouw in de vorm van vier garages. Daarom wordt enkel getoetst aan de algemene welstandscriteria. Uitgangspunt voor de algemene welstandscriteria is de aanname dat de kwaliteit van een gebouw is gerelateerd aan de volgende criteria:
Door het bouwen in de lijn van de naastgelegen trafo en het volgen van de architectonische stijl van omliggende woningen, zoals beschreven in hoofdstuk 3, wordt aan deze uitgangspunten voldaan.
De Welstand- en monumentencommissie heeft op 8 november 2021 akkoord gegeven op het bouwplan.
Het planvoornemen voorziet enkel in de bouw van vier garages. Hierbij is de functie van het gebouw voor parkeren een ondergeschikte functie binnen de bestemming 'Wonen'. Er wordt geen, vanuit milieuwetgeving gezien, gevoelige functie en/of bebouwing opgericht.
Ook wordt geen milieuhinderlijke functie opgericht. De ontwikkeling vormt geen belemmering voor omliggende gevoelige functies, waaronder wonen. Er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Het planvoornemen voorziet niet in de realisatie van een gevoelige functie gezien vanuit luchtkwaliteit, geluid, bodem en externe veiligheid. Ook is het gebruik van de garages voor parkeren passend binnen de geldende bestemming 'Wonen'.
De verkeersbewegingen van en naar de garages zijn, gelet op het gebruik voor de stalling van voertuigen van particulieren, van dermate ondergeschikte aard dat er geen gevolgen voor de luchtkwaliteit en geluid in de omgeving worden verwacht.
Gelet op voorgaande wordt gesteld dat deze aspecten geen belemmering vormen.
Voor alle ruimtelijke plannen is de uitvoering van een watertoets wettelijk verplicht. Het doel van de watertoets is om waterbelangen vroegtijdig en evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten.
Met het oog op de watertoets is een waterparagraaf opgesteld, waarin de voor dit plan relevante waterhuishoudkundige aspecten zijn beschreven. Deze waterparagraaf is hieronder opgenomen.
Wettelijk kader
De afweging van de diverse waterbelangen is geborgd in diverse plannen, wetten en beleidsdocumenten. De belangrijkste plannen en wetten op Rijksniveau en Europees niveau zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet, het Nationaal Waterplan en de Wet gemeentelijke watertaken. Op provinciaal niveau zijn dit het Provinciaal Waterplan Zuid-Holland, de Omgevingsverordening Ruimte en het Actieprogramma Water. Voorts is relevant het beleid en de Keur van het hoogheemraadschap. Op gemeentelijk niveau staan relevante regels in Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2016-2020 en de Wateragenda tot 2021. Gelet op de aard van de ruimtelijke onderbouwing (kleinschalige herontwikkeling van een bestaand verstedelijkt gebied) is niet verder ingegaan op al deze beleidsdocumenten.
Convenant Klimaatadaptief Bouwen
Zuid-Holland wil voorop lopen op het gebied van klimaatadaptief bouwen. In 2018 is het Convenant Klimaatadaptief Bouwen opgesteld dat ondertekend is door diverse partijen, zoals bouwbedrijven, gemeenten (waaronder Rijswijk), de provincie, waterschappen, maatschappelijke organisaties, financiers en projectontwikkelaars. Vanuit het convenant wordt gezamenlijk opgetrokken om de Zuid-Hollandse delta zo adaptief mogelijk te maken. Het convenant stimuleert partijen om klimaatadaptief te bouwen en biedt daarvoor allerlei ondersteuning aan. Het doel van het convenant is het verminderen van wateroverlast, droogte, hittestress, bodemdaling en overstromingen en het vergroten van de biodiversiteit bij bouwopgaven. Er worden maatregelen getroffen om zoveel mogelijk te voldoen aan het convenant. Hetgeen haalbaar is van een plan van een dergelijke kleinschalige omvang. Dit betekent concreet in elk geval de toepassing van groene daken en de aanleg van een hemelwaterafvoer, waar mogelijk vertraagd. Dit wordt nader toegelicht in deze waterparagraaf.
Watertoets
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Delfland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer.
Waterkwaliteit
Het plan maakt geen functies mogelijk die tot verslechtering van de waterkwaliteit van het oppervlaktewater en/of grondwater leiden.
Waterveiligheid
In het plangebied zijn geen waterkeringen en/of oppervlaktewater aanwezig.
Waterberging
Voor het plan is de watersleutel van Hoogheemraadschap Delfland uitgevoerd. In de Bijlage 1 Watersleutel is het resultaat van de watersleutel getoond. Ontwikkelingen waarbij het verhard oppervlak toeneemt, zorgen voor een snellere afstroming van hemelwater naar het oppervlaktewater. Dit kan leiden tot wateroverlast en moet worden gecompenseerd door extra waterberging aan te leggen. Daarnaast vindt Delfland het belangrijk dat bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening wordt gehouden met hevigere neerslag door klimaatverandering. De watersleutel berekent daarom de benodigde waterberging, zowel voor het compenseren van verharding als om gevolgen van klimaatverandering op te vangen.
Het plangebied heeft een oppervlakte van 155m2. Dit is volledig verhard in de huidige situatie. zowel door bebouwing als bestrating. In de toekomstige situatie wordt 78m2 bebouwd en de rest van het plangebied wordt bestraat dichtgestraat. Hierdoor blijft de oppervlakte aan verharding gelijk. Uit de watersleutel blijkt dat er een beperkte waterbergingsopgave ontstaat van 1,4 m3. Er wordt invulling gegeven aan de realisatie van deze waterberging door de daken van de garages uit te voeren met sedum. De sedumdaken kunnen (afhankelijk van het ontwerp) per m² ca. 50 liter opvangen. Op de garages wordt een oppervlakte van 78,0 m2 aan sedumdaken aangelegd. Dit kan een opvangcapaciteit opleveren van (78 x 50 = 3900 liter) 3,9 m3. Door het treffen van deze maatregelen wordt voorzien in de totale waterbergingsopgave.
Riolering en hemelwater
In de toekomstige situatie wordt het hemelwater gescheiden verwerkt van het huishoudelijk afvalwater. Voor het huishoudelijk afvalwater is een aansluiting nodig op de bestaande riolering. Waar mogelijk wordt het hemelwater vertraagd afgevoerd.
Conclusie
De herontwikkeling van de plangebied leidt niet tot negatieve effecten op de waterhuishouding ter plaatse. Er is geen sprake van een toename aan verhard oppervlakte. Op het dak wordt een voorziening (sedum daken) gerealiseerd om voldoende waterbergende capaciteit te realiseren. Daarmee wordt voldaan aan de compensatieopgave die volgt uit de watersleutel. In het plan is afdoende aangetoond, dat er geen negatieve invloed op de waterhuishouding valt te verwachten en worden maatregelen genomen, om aan klimaatadaptatie bij te dragen. Het aspect water vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Het planvoornemen voorziet niet in de realisatie van een nieuwe functie, waarvoor een parkeernorm geldt. Ook zorgt het planvoornemen voor een niet significante toename van het aantal verkeersbewegingen. Een beoordeling verkeer en parkeren kan daarom achterwege blijven.
Ter plaatse van het plangebied geldt een archeologische dubbelbestemming. Het betreft een plangebied met een middelhoge tot hoge archeologische verwachting vanaf het Neolithicum. Het is daarmee in principe een locatie waar archeologisch onderzoek nodig is. Maar dit hangt mede af van de diepte van het grondwerk.
Volgens de archeologische waarden- en beleidskaarten (Nota Cultureel Erfgoed 2014 Rijswijk) is binnen het plangebied toegestaan om tot maximaal 0,30 m beneden maaiveld te ontgraven, zonder dat hiervoor archeologisch onderzoek nodig is. Vooralsnog is de aanname dat de funderingen niet dieper worden ontgraven dan deze 0,30 meter. In dit geval kan worden volstaan met een melding van de werkzaamheden aan de gemeente.
Indien de funderingen toch dieper worden aangebracht dan de genoemde maximale diepte van 0,30 m beneden maaiveld, is een herbeoordeling noodzakelijk.
Vooralsnog is geen sprake van belemmeringen gezien vanuit dit aspect en kan een archeologisch onderzoek achterwege blijven.
Voor het planvoornemen is een quickscan wet natuurbescherming uitgevoerd door Econsultancy. Het rapport is als Bijlage 2 bijgesloten.
De aanwezigheid van geschikt habitat op de onderzoekslocatie voor de verschillende soorten en soortgroepen is weergegeven in onderstaande tabel. In de tabel is samengevat of de voorgenomen ingreep mogelijk verstorend kan werken en wat de consequenties zijn voor eventuele vervolgstappen, zoals soortgericht nader onderzoek of vergunningstrajecten. In de tabel is weergegeven of maatregelen noodzakelijk zijn om overtreding van de Wet natuurbescherming voor bepaalde soortgroepen te voorkomen.
Tabel overzicht geschiktheid onderzoekslocatie voor soortgroepen en te nemen vervolgstappen
De bebouwing rondom de onderzoekslocatie is potentieel geschikt als broedlocatie voor huismussen en gierzwaluwen. Geadviseerd wordt om de werkzaamheden op een afstand van 3 tot 5 meter van de gevels van de omliggende bebouwing of buiten het broedseizoen van de huismus en gierzwaluw uit te voeren. Dit betekent dat de werkzaamheden buiten de periode van maart tot en met augustus dienen plaats te vinden. Indien de werkzaamheden niet op een afstand van 3 tot 5 meter van de gevels van de omliggende bebouwing of buiten het broedseizoen plaats kunnen vinden, dienen nader onderzoeken naar broedlocaties van huismussen en gierzwaluwen uitgevoerd te worden.
Voor algemene broedvogelsoorten die op de onderzoekslocatie zijn te verwachten geldt dat, indien de beplanting en vogelhuisjes buiten het broedseizoen (maart tot september) worden verwijderd, geen overtredingen plaats zullen vinden met betrekking tot deze soorten. Wanneer de aanwezige beplanting buiten het broedseizoen wordt gesnoeid of verwijderd, wordt geadviseerd om ook het snoeiafval buiten het broedseizoen te verwijderen om broedgevallen hierin te voorkomen. Eventueel aanwezige nesten mogen worden weggenomen wanneer deze op dat moment niet in gebruik zijn. Geldend is echter de aanwezigheid van een broedgeval op het moment van ingrijpen. Indien werken buiten het broedseizoen niet mogelijk is, dient vooraf aan de werkzaamheden een broedvogelinspectie uitgevoerd te worden.
Gelet op de geschiktheid van de bebouwing rondom de onderzoekslocatie voor vleermuizen, wordt geadviseerd om de werkzaamheden overdag uit te voeren en daarbij de in- en uitvliegroutes van de potentiële verblijfplaatsen vrij te houden. Tevens dient, ten aanzien van mogelijk in de omgeving verblijvende of foeragerende vleermuizen, vleermuisvriendelijke verlichting toegepast te worden in de nieuwe situatie en tijdens werkzaamheden die tussen zonsondergang en zonsopkomst plaatsvinden. Vleermuisvriendelijke verlichting kan toegepast worden door verlichtingsarmaturen te gebruiken die naar beneden schijnen en daarmee zo min mogelijk strooilicht veroorzaken, of andere vleermuis-vriendelijke verlichting (amberkleurig) toe te passen. Deze maatregelen worden als voorwaarden opgenomen bij de vergunning. Indien de werkzaamheden niet op bovenstaand beschreven manier kunnen plaatsvinden, dient een nader onderzoek naar gebouwbewonende vleermuizen uitgevoerd te worden.
Conclusie
Het planvoornemen voorziet niet in belemmeringen wanneer de maatregelen in acht worden genomen.
Voor het planvoornemen is een onderzoek stikstofdepositie uitgevoerd door Econsultancy. Het rapport is als Bijlage 3 bijgesloten.
De berekening van het projecteffect van de gebruiksfase met peiljaar 2023 is verricht met behulp van het programma AERIUS Calculator (versie 2021.0.5.). Onderstaand is in de tabel van het berekeningsresultaat weergegeven.
Tabel berekeningsresultaat bouwplan
Het projecteffect op de Nederlandse Natura 2000-gebieden is kleiner dan of gelijk aan 0,00 mol/ha/jaar. Bij een dergelijk projecteffect zorgt het beoogde bouwplan niet voor een significante toename in stikstofdepositie en kunnen negatieve effecten worden uitgesloten. Op basis van het onderzoek blijkt dat er geen vergunning benodigd is voor het aspect stikstof.
Plannen en activiteiten kunnen nadelige gevolgen hebben voor het milieu. In hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en in het Besluit milieueffectrapportage is geregeld dat in zulke gevallen een milieueffectrapport moet worden opgesteld. Het Besluit m.e.r. bestaat uit een hoofddeel en vier bijlagen. De vier bijlagen staan aangeduid als de onderdelen A, B, C en D:
Het planvoornemen betreft geen activiteit genoemd in de D-lijst in de bijlage van het Besluit m.e.r. Er is geen sprake van de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject. Er is daarom geen vormvrije m.e.r. beoordeling benodigd.
Om de ontwikkeling planologisch mogelijk te maken wordt een uitgebreide omgevingsvergunningsprocedure doorlopen (ex artikel 2.12, lid 1 onder a, sub 3) om af te wijken van het vigerende bestemmingsplan (bouwregels bestemming 'Wonen'). Ten behoeve van deze afwijking is voorliggende ruimtelijke onderbouwing opgesteld als zijnde motivatiedocument.
De aanvraag omgevingsvergunning komt geheel voor rekening en risico van de initiatiefnemer. De verwezenlijking van het plan is niet afhankelijk van gemeentelijke investeringen. Er hoeft geen exploitatieplan te worden opgesteld. Wel is er sprake van een aangewezen bouwplan en is er vanuit wettelijk oogpunt verplichting tot het (anderszins) verzekeren van de kosten. Derhalve is een anterieure overeenkomst gesloten.
Participatie
Het bouwplan voor de nieuwbouw is besproken met diverse omwonenden in oktober 2021. Een aantal omwonenden hebben ingestemd met het bouwplan.
Procedure
Voor de verlening van de omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan is de uitgebreide voorbereidingsprocedure van de Wabo van toepassing. Tevens dient in het kader van beoogde planontwikkeling door de gemeenteraad een ontwerpverklaring te worden afgegeven. Deze ontwerpverklaring is toegevoegd als Bijlage 4.
Dit betekent dat het bouwplan de uniforme openbare voorbereidingsprocedure conform Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt doorlopen. Dit houdt in dat de ontwerp omgevingsvergunning samen met de ontwerpverklaring van geen bedenkingen met bijbehorende stukken gedurende een periode van zes weken ter inzage heeft gelegen in de periode van vrijdag 1 juli 2022 tot en met donderdag 11 augustus 2022. Tijdens deze periode kon eenieder een zienswijze indienen. In totaal zijn 2 zienswijzen in het kader van de ontwerp omgevingsvergunning ontvangen. Deze zienswijzen zijn beantwoord in de Nota van Zienswijzen die opgenomen is in de Bijlage 5. De zienswijzen hebben deels geleid tot wijzigingen van voorliggende ruimtelijke onderbouwing, dit is in Bijlage 5 nader toegelicht.
Op basis van voorgaande ruimtelijke onderbouwing wordt gesteld dat de realisatie van het bouwplan ruimtelijk en milieuhygiënisch aanvaardbaar wordt geacht.
Geconcludeerd wordt dat het planvoornemen in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.