direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Parapluherziening Cultuurhistorie Overschie
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0599.BP1139PapluCultOV-va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op 2 april 2019 is de 'Cultuurhistorische verkenning en waardenstelling Overschie' (hierna: 'CV') vastgesteld door het college van B&W. De CV beschrijft de ontwikkeling van Overschie en geeft een beschrijving van cultuurhistorische waarde van het gebied. Daarnaast worden aanbevelingen gedaan om deze waarden planologisch te borgen.

Uit de CV blijkt dat het gebied rijk is aan cultuurhistorisch waardevolle objecten en structuren. Op dit moment zijn deze zaken nog onvoldoende geborgd in een bestemmingsplan, waardoor er geen sprake is van planologische bescherming. Deze parapluherziening is opgesteld om de cultuurhistorisch waardevolle objecten en structuren alsnog van planologische bescherming te voorzien. Verder is de ontstaansgeschiedenis van Overschie beschreven.

Daarnaast worden met dit bestemmingsplan twee omissies uit het geldende bestemmingsplan 'Overschie' hersteld. Het gaat om de bestemming van het perceel Overschiese Dorpsstraat 52 en de bebouwingsregeling voor de achtererven aan de Delftse Schie.

1.2 Gekozen planopzet

Dit bestemmingsplan is voor het grootste gedeelte een thematische parapluherziening over cultuurhistorie. Dit betekent dat bepaalde locaties uit geldende bestemmingsplannen door dit bestemmingsplan herzien worden, om zo de cultuurhistorische waarden planologisch te beschermen. Op de locaties die herzien worden is een bestemmingsvlak opgenomen, met daaraan gekoppeld een dubbelbestemming en/of aanduiding(en) die de planologische bescherming bieden. Op andere locaties is alleen een dubbelbestemming opgenomen om bescherming te bieden. Zie voor verdere uitleg paragraaf 4.1. De twee herstelde omissies uit het geldende bestemmingsplan staan hier ook beschreven.

1.3 Ligging en begrenzing

Het bestemmingsplangebied komt overeen met het plangebied van het onherroepelijke bestemmingsplan 'Overschie' (vastgesteld in 2018), gecombineerd met het westelijke deel van het onherroepelijke bestemmingsplan 'Overschiese Kleiweg en Zestienhovensekade' (vastgesteld in 2012). Zie figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1139PapluCultOV-va01_0002.png"

figuur 1.1: ligging plangebied

De begrenzing van het plangebied komt in grote lijnen overeen met het onderzoeksgebied van de CV. Het onderzoeksgebied van de CV bevat ook nog de buurten Landzicht en Laag Zestienhoven, de Achterdijk, het gebied ten noorden van de Schielaan en de Oost-Abtspolder ten westen van de Delftse Schie. Deze gebieden vallen buiten dit bestemmingsplan. Landzicht, Laag Zestienhoven en de Achterdijk liggen in het in 2020 onherroepelijk geworden bestemmingsplan 'Zestienhoven'. De cultuurhistorisch waardevolle objecten zoals beschreven in de CV zijn in dat bestemmingsplan beschermd. Het gebied ten noorden van de Schielaan en de Oost-Abtspolder vallen in het bestemmingsplan 'Schiezone' dat in voorbereiding is. Waardevolle objecten zullen in dat bestemmingsplan beschermd worden.

1.4 Geldende bestemmingsplannen

Binnen het plangebied gelden de bestemmingsplannen 'Overschie' (onherroepelijk geworden op 24 april 2019) en een deel van 'Overschiese Kleiweg en Zestienhovensekade' (onherroepelijk geworden op 8 september 2012). Het gaat om het deel ten westen van de Oude Kleiweg en het verlengde daarvan in noordelijke richting. Het planologisch regime van deze bestemmingsplannen wordt niet noemenswaardig veranderd door de parapluherziening. Zie paragraaf 4.1 voor meer informatie.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Rijksbeleid

Voor bestemmingsplannen zijn op rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) relevant. Het betreft beleid met een hoog abstractieniveau dat alleen relevant is bij ontwikkelingen van nationale betekenis of wanneer een bestemmingsplan nieuwe stedelijke functies mogelijk maakt. Dit bestemmingsplan heeft geen raakvlakken met ontwikkelingen van nationaal belang en maakt ook geen stedelijke ontwikkelingen mogelijk. Toetsing aan het nationaal beleid kan daarom achterwege blijven.

2.2 Provinciaal en regionaal beleid

Het provinciale omgevingsbeleid voor de fysieke leefomgeving bestaat uit twee kaderstellende instrumenten: de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening Zuid-Holland. Deze kaders zijn vastgesteld door provinciale staten van Zuid-Holland op 20 februari 2019 en zijn op 1 april 2019 in werking getreden. Het beleid bevat zes algemene, richtinggevende ambities voor de provincie, zoals het realiseren van een klimaatbestendige delta en een nieuwe, circulaire economie. Daarnaast bevat het beleid twaalf meer concrete ambities voor verschillende thema's. Voorbeelden van thema's zijn gezondheid, veiligheid, natuur, klimaatadaptatie en cultuurhistorie.

Dit bestemmingsplan geeft invulling aan het laatstgenoemde thema. Ten aanzien van cultuurhistorie is de ambitie: het beschermen, versterken en beleefbaar maken van de kwaliteit van het landschap, cultuurhistorische waarden en natuurlijke karakteristieken van de leefomgeving. Door het opnemen van onder andere beschermende dubbelbestemmingen en maatvoeringsbepalingen wordt voorkomen dat de cultuurhistorische waarden binnen het plangebied aangetast worden.

2.3 Gemeentelijk beleid

Voor dit bestemmingsplan zijn de Beleidsnota 'Erfgoedagenda Rotterdam 2017-2020' (vastgesteld in 2016 door de gemeenteraad) en 'Kadernotitie Cultuurhistorie in bestemmingsplannen’ relevant. Rotterdam heeft een inmiddels volwassen monumententraditie. Er is sprake van een toenemend historisch bewustzijn in de stad. De karakteristieke vermenging van tijdlagen en de daarbij horende afwisseling van oud en nieuw zorgt voor een belangrijke en onderscheidende identiteit van het stadsbeeld.

In de beleidsnota Erfgoedagenda Rotterdam 2017-2020 wordt de visie op het Rotterdams gebouwde erfgoed en de hieruit voortvloeiende ambities beschreven. Rotterdam verbindt de zorg voor behoud van het gebouwd erfgoed met de hedendaagse opgaven van de stad. Ingezet wordt op bescherming, behoud en hergebruik, en instandhouding van erfgoed. Steeds vaker wordt cultuurhistorie gekozen als uitgangspunt voor (gebieds-)ontwikkelingen, waardoor de historische gelaagdheid van de stad behouden blijft voor toekomstige generaties. De ‘Kadernotitie Cultuurhistorie in bestemmingsplannen’ geeft aan hoe verder invulling kan worden gegeven aan de selectie en borging van cultuurhistorische waarden in bestemmingsplannen. In paragraaf 3.4 is beschreven hoe in dit bestemmingsplan bescherming wordt geboden aan cultuurhistorische waarden.

Hoofdstuk 3 Ontstaansgeschiedenis en cultuurhistorische waarden

3.1 Ontstaansgeschiedenis

Historisch lint

De ontwikkeling van het historische dorpslint van Overschie is voor wat betreft de vroege Middeleeuwen nog zeer onduidelijk. Niettemin is bekend dat zich aan het begin van de 11e eeuw op de plaats van de huidige Grote Kerk al een kapel bevond. Rond deze kapel bevond zich vermoedelijk de eerste bewoningskern van het dorp die zich langs de opgehoogde kreekrug c.q. dijk langs de Schie uitstrekte. Met het graven van de Rotterdamse en Delfshavense Schie ontstond bij Overschie in de 14e eeuw een andere ruimtelijke situatie waarin de Hoge en de Lage Brug met hun waterkruisingen een prominente rol gingen spelen. De Hoge Brug (1662, rijksmonument) en het brugwachtershuis (1657, rijksmonument) doen herinneren aan het belang van de Delftshavense Schie als verbinding tussen Delftshaven en Delft. Ook het nu nog aanwezige Veerhuis aan de Oost-Abtspolderzijde van de Delftse Schie doet hieraan herinneren. Enkele originele panden aan de Overschiese Dorpsstraat en Delftweg uit die periode bestaan nog.

De overige bebouwing aan het lint is overwegend rond 1900 gebouwd. Met name de bebouwing aan de Overschiese Dorpsstraat is nog gaaf en heeft een krachtige historische identiteit. Het kan omschreven worden als een historisch verstedelijkt dijkdorp dat al voor de pré-industriële periode (voor 1870) stedelijke kenmerken had. Het lint is over het grootste deel aan beide zijden bebouwd met aaneengesloten, grotendeels historische panden (woningen, deels bedrijven). De bebouwing staat voor een belangrijk deel met de korte gevel direct aan de straat, zoals in een historische stad, maar op vele plekken ook met de lange gevel aan de straat, zoals in een dorp. Het lint kent aan beide zijden een strakke, maar over lange strekken meanderende rooilijn in het meest verdichte deel van het dorp, en een lossere rooilijn ten noorden van de Lage Brug.

Schieën

Overschie had met haar ligging aan de Schie een sleutelpositie. De Schie vormde immers de verbinding tussen het achterland en de Merwede. In de loop van de 13e eeuw werd het Schiekanaal tussen de machtige stad Delft en Overschie verder uitgegraven ten behoeve van het verbeteren van de doorvaart vanuit Delft naar Schiedam. In het jaar 1340 kreeg Rotterdam echter stadsrechten en graaf Willem IV van Holland gaf deze stad toestemming tot de aanleg van een eigen kanaal met een weg erlangs. De stad kreeg hierdoor een veel betere scheepvaartverbinding met het achterland en kwam met steden als Delft, Leiden en Haarlem in verbinding te staan.

De Schieën groeiden uit tot onderdeel van een uitgebreid scheepvaartnetwerk tussen het noorden en zuiden van het land. De route via de Schieën vormde een alternatief voor de andere route (over de Gouwe bij Gouda tot aan Amsterdam en de Zuiderzee), waar tol geheven werd. Overschie vormde een kenmerkend knooppunt in deze route. Het oudste gegraven kanaal is de Delftse Schie tussen Overschie en Delft. Dit water is in de loop van de eeuwen hoofdzakelijk een vervoersas gebleven, zonder dat hier ingrijpende industrialisatie of verstedelijking plaatsvond, afgezien van de groei van Overschie zelf langs de Delftweg. In de 17e eeuw lagen langs de Delftweg vanaf de monding van de Rotterdamse Schie in de Delftse Schie meerdere scheepswerven. Hier is niets van overgebleven. De route werd meer noordelijk vooral gekenmerkt door agrarische invullingen en buitenplaatsen. Ook stonden er enkele molens.

De Rotterdamse Schie kent een andere geschiedenis dan de Delftse. Omdat Rotterdam zich in de 16e en vooral 17e eeuw ging ontwikkelen als de belangrijkste stad van de regio, werd de Rotterdamse Schie als industriële ader al vanaf de 17e eeuw belangrijker. Over het hele tracé van de Rotterdamse Schie en de parallel hieraan gelegen Oudedijkse Schiekade en Zestienhovensekade vestigden zich aan de oostzijde van het water bedrijven, die eerst vooral gebruikt maakten van windmolens en later van stoom en elektra. Rondom de Schans en de Kouwenhoek waren tot in de eerste helft van de 20ste eeuw sterke concentraties van bedrijvigheid aanwezig en het beeld van windmolens en fabrieken overheerste langs de Schie. Net na de Tweede Wereldoorlog bestond het hele gebied tussen Zestienhovensekade/Oudendijkse Schiekade uit bedrijvigheid, onder andere verffabrieken, een borstelfabriek, een meubelfabriek, scheepswerven, een zeepfabriek en pakhuizen. Nabij de Schans werden rond 1900 ook woningen gerealiseerd. Aan de westzijde van de Schie bevond zich het jaagpad. De bedrijvigheid langs de Schie verdween met de opkomende schaalvergroting en de na de Tweede Wereldoorlog van kracht zijnde Hinderwetgeving. Maar ook de aanleg van de rijkswegen en de afwaardering van de Rotterdamse Schie droegen bij aan de teloorgang van de industrie langs dit kanaal. De aanleg van het viaduct van Rijksweg 13 in de jaren ’20, het dichtgooien van de Schie hier in de jaren ’70 en de aanleg van vaste lage bruggen over het water hebben de verbindingsfunctie van de Rotterdamse Schie teniet gedaan. De gronden die vrijkwamen met het vertrek van bedrijvigheid werden bebouwd met rijwoningen. Rondom de Schans is nog wat historische industriebebouwing aanwezig.

De Delfshavense Schie is als verbindingskanaal van grote betekenis geweest voor Delft, maar is niet tot ontwikkeling gekomen als industriële as zoals de Rotterdamse Schie vanaf de 17e eeuw, omdat Delfshaven in zijn ontwikkeling is blijven steken en Rotterdam langs dit kanaal geen zeggenschap had. Deze Schie was vanouds grootschaliger en kaler in zijn opzet dan de andere Schieën. Er stonden slechts enkele molens aan dit water. Later in de eeuw volgde nog bebouwing met eenvoudige rijtjeshuizen bij de Hoge Brug langs de Delfshavenseweg.

Rotterdamse Rijweg

De Rotterdamse Rijweg ontstond, naar men nu aanneemt, op de oeverwal van een zijkreek van deSchie. Aan deze zijkreek, die op den duur geheel dichtslibde, dankt de 'Rijwech' haar slingerende loop. Deze kleiweg vormde met de Oude Kleiweg één doorgaande route. Toen de Rotterdamse Schie in het midden van de 14e eeuw is gegraven werd de route doorbroken. Vanaf dat moment werd de Rotterdamse Rijweg samen met de weg aan de zuidzijde van de Schie de hoofdverbinding met Rotterdam. Eind 19e eeuw ontstond er een tramverbinding met Rotterdam over de route en in de jaren '20 was de Rotterdamse Rijweg onderdeel van de drukke Rijksstraatwegroute Den Haag - Delft - Rotterdam. Vanaf de eerste helft van de 19e eeuw groeide de bebouwing aan de Rotterdamse Rijweg, hier met kleinschalige woningbouw. In die periode ontstond ook de eerste bebouwing, nabij de aansluiting op de Dorpsstraat. Ten zuiden hiervan verschenen villa's en later ook een lederwarenfabriek. De aanleg van de huidige A13 zorgde ervoor dat een deel van de Rotterdamse Rijweg verdween. Het resterende oostelijk deel kreeg een nieuwe naam (de huidige Schansweg). Hierna ging het karakter van een doorgaande route steeds meer verloren door de aanleg van Kleinpolder Noord en later Kleinpolder West. De route wordt nu doorkruist door meerdere dwarswegen. Op het meest noordelijke deel na bestaat de bebouwing aan weerszijden vrijwel geheel uit grote villa’s of riante twee-onder-een-kappers uit de periode 1920-1940 (interbellum). De bebouwing is vaak van hoge architectonische kwaliteit.

Schiewijk

Gedurende de 19e en 20e eeuw groeide de bebouwing langs de Delftweg verder aan. In de jaren '20 werd ten noorden van de historische kern de Schiewijk aangelegd, de eerste uitbreidingswijk van Overschie. De woningen waren met name bedoeld voor de mensen van buiten Overschie die in het dorp kwamen wonen. Destijds was er sprake van een combinatie volkswoningbouw en particuliere initiatieven. Het uitbreidingsplan voor de wijk uit 1919 hield al rekening met de huidige A13. Aan de Schielaan staan vrijstaande villa's, de rest van de bebouwing bestaat overwegend geschakelde woningen, deels gestapeld, deels geschakelde eengezinswoningen, smalle straten, gesloten straatwanden en woningen direct aan de straat met eigen voordeur ‘vooroorlogse stedelijkheid’. De A13 vormt nadrukkelijke een barrière en er is slechts één onderdoorgang in dit gebied.

Kleinpolder

Rond het begin van de 19e eeuw ontstond er wat kleinschalige bebouwing langs het jaagpad van de Rotterdamse Schie, maar tot halverwege de 20e eeuw had het gebied een overwegend agrarisch karakter, waar de Rotterdamse Rijweg doorheen slingerde. Na het succes van de Schiewijk werd door Sutterland een bestemmingsplan voor Kleinpolder-Noord opgesteld, dat rekening hield met elementen uit het Algemeen Uitbreidingsplan voor Rotterdam. Dit betrof onder andere de inpassing van Rijksweg 13 en een oost-west verbinding ter plaatse van de 2e Hogenbanweg als onderdeel van een nooit gerealiseerd hoofdwegennetwerk. Het Kleinpolderplan van Sutterland uit 1929 ging voor het gebied Kleinpolder Noord uit van een stedelijke invulling met overwegend gesloten bouwblokken in een stratenplan. In de periode voor de Tweede Wereldoorlog kwamen belangrijke delen van het plan in Kleinpolder Noord gereed, zoals de Mauritssingel met zijn bebouwingsranden. In 1941 werd Overschie geannexeerd en vanaf 1946 werkte Lotte Stam-Beese aan de plannen voor Kleinpolder, wat in 1952 heeft geleid tot een definitief plan waar ook Kleinpolder Oost en West deel van uitmaken. Omdat Lotte Stam-Beese andere ontwerpopvattingen had dan Sutterland (sobere strokenbouw versus rijker gedetailleerde gesloten bouwblokken) ontstond er een verschil met het reeds gerealiseerde deel van de wijk. Ook werden de eerste complexen in systeembouw van Overschie hier gerealiseerd. In de jaren '60 werd de historische bebouwing aan de Rotterdamse Schie afgebroken om ruimte maken voor een wegtracé dat nooit gerealiseerd is. Pas in 1982 kwam er weer bebouwing voor in de plaats. In de jaren '80-'90 werden op een aantal locaties kleinschalige woningbouwprojecten gerealiseerd.

Kleinpolder Oost en West zijn twee vroeg naoorlogse wijken en liggen aan weerszijden van de A13. De Rotterdamse en Delfshave Schie, de A20 en de 2e Hogenbanweg vormen de globale begrenzing. Het gebied maakte net als Kleinpolder Noord onderdeel uit van het Kleinpolderplan van Sutterland uit 1929. Het plan ging ook voor dit gebied uit van stedelijke invulling met overwegend gesloten bouwblokken. Alleen het water langs de Burgemeester Koningssingel, Hoornsingel en Strijpsingel en enkele rijen woningen langs de A13 en de Schans werden volgens dit plan gerealiseerd. Vanaf 1946 werd het gebied verder uitgewerkt door Lotte Stam-Beese. Bezonning, licht en open stedenbouw vormden haar uitgangspunten. Zij wenste de bebouwing – waar mogelijk – noord-zuid te plaatsen waardoor de woonvertrekken zowel een oost als west oriëntatie konden krijgen. Naast dit uitgangspunt was er sprake van een andere harde randvoorwaarde. De grote woningbouwopgave, de nagestreefde lage bouwkosten en de subsidiëring van het Rijk (in het kader van de Wederopbouwwet) maakte het noodzakelijk grote aantallen woningen op een goedkope, snelle wijze te realiseren. Industriële bouwsystemen lagen hierbij voor de hand en met name Kleinpolder Oost en West werden het laboratorium waarin verschillende bouwsystemen werden uitgetest. Het stedenbouwkundig plan ging uit van een hoefijzervormige wegenstructuur die beide wijken verbond bij het Kleinpolderplein en de Baanweg. Het hoofdwinkelcentrum werd gerealiseerd ter plaats van de kruising van de Baanweg en Burgemeester Baumannlaan en op andere locaties verschenen kleinere buurtwinkelcentra.

Kleinpolder is in cultuurhistorisch opzicht van bijzondere waarde. De wijk vormde het laboratorium van de systeembouw. De systeembouw in Kleinpolder werd ingezet op het moment dat grootschaliger experimenten in de woningbouwsector met niet-traditionele bouwmethoden en industriële technieken net van start gingen. Dit in het verlengde van kleinschalige experimenten uit de periode voor de Tweede Wereldoorlog. Het naoorlogs tekort aan geschoolde arbeidskrachten, aan bouwmaterialen en transportmogelijkheden vroeg om oplossingen die geboden werden door de systeembouw. Grootschalige gesystematiseerde woningbouw werd daarom vanaf 1948 door de rijksoverheid actief ondersteund. Van de toenmalig gerealiseerde projecten resteren nog enkele kenmerkende en (relatief) gave complexen. Dit betreft de flats bij Oost Sidelinge (N.V. Systeembouw), de flatcomplexen rond Beeninger- en Ameidestraat (BMB) in Kleinpolder Oost en de Kossel- en Korrelbetonwoningen in Kleinpolder Noord.

Na een lange aanloop, waarin al in 1976 een Zwartboek van een Overschiese wijkwerkgroep de sleetsheid van de sociale huurwoningen in Kleinpolder Oost en West benoemde, volgde in 1989 een Beleidsplan voor de vernieuwing van Overschie. Kleinpolder werd een van de eerste Nederlandse herstructureringswijken. Het plan dat vooralsnog uitging van lage sociale huren en een aanzienlijk aantal nieuwbouwwoningen voor ouderen, resulteerde in de jaren '80 en '90 in grote ingrepen. Hierbij werd niet aangesloten op de footprint van het oorspronkelijke stedenbouwkundig plan. Ook werden hierbij andere stedenbouwkundige en architectonische typologieën geïntroduceerd.

A13

Overschie onderscheidt zich van andere geannexeerde dorpen in Rotterdam door de aanwezigheid van zware infrastructuur. De A13 is daarvan het meest sprekende voorbeeld. Deze rijksweg snijdt al sinds de aanleg in de jaren '30 (toen Rijksweg 13 geheten) dwars door het gebied Overschie. De rijksweg ontwikkelde zich als een autonome verkeersmachine. Bij de aanleg in de jaren '30 waren er op maaiveldniveau nog koppelingen aan wegstructuren in Overschie gepland. Met de introductie van het Autosnelwegenplan van 1936 werden deze connecties echter teniet gedaan. Hoewel er in het plan Kleinpolder uit 1952 sprake was van twee duidelijke doorgangen over/onder de rijksweg werd er uiteindelijk maar één ter plaatse van de Baanweg als tunneltje gerealiseerd. Het huidige Kleinpolderplein, als constellatie van fly-overs en tunnelbakken, werd in de jaren '60 aangelegd en was een van de eerste verkeerspleinen van Nederland van dit type, dat zelfs 4 verkeersniveaus had. Dit introduceerde nieuwe ruimtelijke sensaties. Het Kleinpolderplein werd enerzijds een sterk beeldmerk voor de stad Rotterdam, mede vanwege de spectaculaire en in zijn soort zeldzame ervaring op de hoog gelegen fly-overs, waar de stad Rotterdam zich etappegewijs openbaart aan de automobilist.

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1139PapluCultOV-va01_0003.png"

Figuur 3.1: de ontwikkeling van Overschie. Linksboven: de historische kern op de topografische kaart uit 1667. Daarnast de situatie omstreeks 1900. Langs de Rotterdamse Schie bij Kouwenhoek en de Schans is volop industrie aanwezig, en de Rotterdamse Rijweg is nog een onbebouwd lint in de Blijdorpse Polder. Links onder de situatie rond 1940, toen Overschie geannexeerd werd door Rotterdam. Schiewijk is al gebouwd, Kleinpolder Noord is in aanbouw en Rijksweg 13 is aangelegd. Op de laatste afbeelding de situatie in de jaren '60, na voltooiing van het stedenbouwkunding plan van Lotte Stam-Beese voor Kleinpolder Oost en West.

3.2 Cultuurhistorische waardering

3.2.1 Historische kern

De historische kern van Overschie wordt gevormd door het lint Overschiese Dorpsstraat - Delftweg, waar nog veel van de oorspronkelijke bebouwing aanwezig is. Het meest noordelijke deel van de Rotterdamse Rijweg, de Delfshavenseweg en de Zestienhovensekade worden ook tot de historische kern gerekend, al is aan de laatstgenoemde weg een deel van de historische bebouwing verdwenen. De onbebouwde Museumweide maakt ook onderdeel uit van de historische kern.

De Overschiese Dorpsstraat is het oudste, in oorsprong middeleeuwse deel van Overschie, dat in zijn stedenbouwkundige opzet en architectonische uitdrukking nog een krachtige historische identiteit heeft en dat een cultuurhistorisch geheel vormt met de onbebouwde weilanden aan de overzijde van de Schie, de weilanden tussen de Delftshavense Schie en de Rotterdamse Rijweg en met de vier Schieën

Het gebied is cultuurhistorisch waardevol vanwege ouderdom, hoge historische belevingswaarde, de gaafheid en de relatieve zeldzaamheid. Het lint is over het grootste deel aan beide zijden – tegenoverliggend – bebouwd met aaneengesloten, grotendeels historische panden (woningen, deels bedrijven) die voor een belangrijk deel met de korte gevel direct aan de straat staan, zoals in een historische stad, maar op vele plekken ook met de lange gevel aan de straat, zoals in een dorp. Het lint kent aan beide zijden een strakke, maar over lange strekken meanderende rooilijn in het meest verdichte deel van het dorp, en een lossere rooilijn ten noorden van de Lage Brug. Het karakteristieke historische silhouet wordt gevormd door de wisselende bouwhoogte van de panden, het kappenlandschap en de twee kerktorens. De open ruimte rondom de Grote Kerk, de Museumweilanden en de resterende onbebouwde tuinen aan het lint zijn van belang als beeldbepalende open ruimte. In de historische kern zijn een groot aantal rijks- en gemeentelijke monumenten en veel andere panden zijn aangemerkt als karakteristieke objecten. Deze bebouwing is op objectniveau van belang vanwege de gaafheid van de historische architectuur uit verschillende bouwperiodes; er zijn historische boerderijen, woonhuizen, bedrijfspanden en winkelpuien.

3.2.2 Rotterdamse Rijweg

De Rotterdamse Rijweg loopt van de historische dorpskern naar Oost-Sidelinge nabij snelwegknooppunt Kleinpolderplein. De weg is cultuurhistorisch waardevol omdat de vroegere functie als landelijke verbindingsroute met Rotterdam nog goed herkenbaar is door het slingerende verloop en de sloten aan weerszijden. Ook de vroegere functie als kade tussen twee polders is nog goed herkenbaar. De villabebouwing met monumentale kappen uit de interbellumperiode, gesitueerd langs een historische route, is stedenbouwkundig bijzonder voor Rotterdamse begrippen. Verder zijn het ruime profiel, de vrije plaatsing van de bebouwing op de kavels en de sloten met bruggetjes naar de straat waardevol. Hierdoor is de vroegere landelijke omgeving nog goed herkenbaar. Er staan diverse woningen aan de weg die in de CV zijn aangemerkt als karakteristiek object en de villa Zonnewijk uit 1926 is aangewezen als gemeentelijk monument.

3.2.3 Zestienhovensekade/Oudedijkse Schiekade

Dit gebied ligt ten oosten van de A13, globaal tussen de Rotterdamse Schie en Zestienhovensekade/Overschiese Kleiweg. Waardevol in het gebied zijn de historische fabrieksgebouwen bij de Schans, in combinatie met de direct aangrenzende woonbebouwing aan de Oudendijkse Schiekade en Oude Kleiweg en historische boerderij. Dit complex is het enige overgebleven historische restant van het industriële verleden van de Rotterdamse Schie.

3.2.4 Schiewijk

Schiewijk is de eerste uitbreidingswijk van Overschie en is aangelegd in de jaren '20. Het gebied ligt aan weerszijden van de A13 ten noorden van de historische kern. Waardevol zijn de menging van particuliere woningen met een 19e -eeuwse architectuur en de rijwoningen een appartementenblokken uit de periode tussen de Eerste en Tweede Wereldoorlog. Verder staan er een aantal bijzondere gebouwen met een gemeenschapsfunctie (scholen, badhuis, verenigingsgebouw) in het gebied en is de directe koppeling tussen bebouwing en Overschiese veenplasjes waardevol.

3.2.5 Kleinpolder Noord

Kleinpolder Noord ligt ten zuiden van het historische lint langs de Overschiese Dorpsstraat en wordt begrensd door de Rotterdamse Schie, A13, 2e Hogenbanweg en de Delfshavense Schie. Waardevol is de heldere hoofdopzet van de wijk die bestaat uit een raster tussen twee assen (A13 en Delfshavense Schie), die een voor- en naoorlogse invulling kent volgens twee verschillende stedenbouwkundige principes. De relatie tussen Prins Mauritssingel en aangrenzende bebouwing is waardevol, net als pleinachtige openbare ruimten langs de Pieter van Aschstraat, wat typerend is voor interbellumbebouwing. In Kleinpolder Noord zijn twee bijzonder systeembouw-complexen; de 86 Kosselwoningen, die in 1946 ontworpen werden door architect Romke de Vries, aan de Prins Mauritssingel, de Van Staverenstraat en Geerkensstraat; en de 94 korrelbetonwoningen werden door Gerard Holt en Bernhard Bijvoet in 1946 ontworpen in de Schout van Groenewegenstraat en Graswinckelstraat. Bijzonder aan beide projecten in Kleinpolder Noord is dat zij met een betrekkelijk geringe hoogte 4 woonverdiepingen realiseerden (gestapelde maisonnettes met extra woonruimte in souterrains en kapverdieping). De projecten zijn door gevelrenovaties aangetast.

3.2.6 Kleinpolder Oost en West

Kleinpolder Oost en West zijn twee vroeg naoorlogse wijken en liggen aan weerszijden van de A13. De oorspronkelijke stedenbouwkundige opzet van de wijk is cultuurhistorisch waardevol, deze vormde de eerste oefening in Rotterdam met de naoorlogse functionele stedenbouw. De hoefijzervormige rondweg en het wijkpark met bijbehorende doorgezette groenstructuur/singels uit het plan Stam-Beese als bepalend raamwerk dat zijn voortzetting heeft in een grote groene ruimte rondom vier van de Zeven Provinciënflats en de brede groene rand langs de Delfshavense Schie. De oorspronkelijke stedenbouwkundige hoofdopzet met langgerekte blokken in strokenverkaveling onderbroken door zones met voorzieningen. Op sommige locaties zijn de complexen nog in originele staat, zoals aan de Ameide- en Beeningerstraat. De vier hoogbouwflats langs de A20 zijn waardevol omdat ze een landmark-functie hadden in het plan van Lotte Stam-Beese. Verder is een deel van de vooroorlogse industriebebouwing aan de Rotterdamse Schie waardevol, en het wandelpad aan de kade, dat ter plaatse van het vroegere jaagpad ligt.

3.3 Waardevolle bebouwing

In de vorige paragraaf zijn de cultuurhistorische waarden op gebiedsniveau beschreven. In deze paragraaf volgt een beschrijving op objectniveau. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten, toekomstige gemeentelijke monumenten en karakteristieke objecten.

Monumenten

Een monument kan een gebouw, water, terrein of een ander object zijn dat van nationaal belang is (rijksmonument), of dat van algemeen belang is voor Rotterdam (gemeentelijk monument). Toekomstige gemeentelijke monumenten zijn waardevolle objecten die in procedure zijn om aangewezen te worden als gemeentelijk monument. Monumenten zijn van belang vanwege de schoonheid, de betekenis voor de wetenschap en architectuur of de cultuurhistorische waarde. Dit is voor rijksmonumenten vastgelegd in de Erfgoedwet en voor gemeentelijke monumenten in de monumentenverordening Rotterdam 2010. Bij een monument gaat het om één gebouw of complex, zowel buiten als van binnen. Als vanzelfsprekend is het verboden om wijzigingen aan te brengen aan een beschermd monument zonder vergunning. Toekomstige gemeentelijke monumenten worden nog niet beschermd op basis van de gemeentelijke monumentenverordening. Daarom worden via het bestemmingsplan beschermd, op dezelfde wijze als karakteristieke objecten.

Karakteristieke objecten

Karakteristieke objecten hebben geen status als rijks- of gemeentelijk monument maar zijn vanwege hun historische, stedenbouwkundige, architectonische of typologische kwaliteiten wel cultuurhistorisch van belang voor Overschie of Rotterdam als geheel. Deze objecten worden niet beschermd op basis van de Erfgoedwet of gemeentelijke monumentenverordening, daarom wordt via het bestemmingsplan bescherming geboden (zie voor uitleg paragraaf 3.4). De betreffende objecten zijn aangewezen in de CV die voor Overschie opgesteld is.

Voor alle objecten geldt 1985 als grensjaar voor beoordeling. Dit is bij benadering het jaar waarin de grootschalige herstructurering van Kleinpolder een aanvang nam. Rond dat jaar vond een duidelijke wijziging plaats in het beleid van de gemeente. De te beoordelen objecten dienen vóór dat jaar volledig afgerond en in gebruik genomen te zijn. De jongere gebouwen/objecten zijn te recent om met de juiste distantie te kunnen worden beoordeeld en gewaardeerd. De selectie van beeldbepalende/karakteristieke panden heeft plaatsgevonden aan de hand van dezelfde vijf categorieën (cultuurhistorische, architectuurhistorische, stedenbouwkundige waarden, gaafheid en zeldzaamheid) die ook gebruikt worden voor de aanwijzing van gemeentelijke monumenten. Anders dan bij gemeentelijke monumenten wordt niet (alleen) gekeken of het pand van belang is voor de stad Rotterdam maar ook voor de wijk waarin het pand/object zich bevindt.

3.3.1 Rijksmonumenten
  • Delftweg 5-7, woonhuis, gepleisterd hoekpand met midden-19e-eeuws karakter;
  • Delftweg 13, Petrus Bandenkerk;
  • Delftweg 15, pastorie Petrus Bandenkerk;
  • Overschiese Dorpsstraat 95, Nieuwe Hervormde kerk;
  • Overschiese Dorpsstraat 134, woning en museum;
  • Overschiese Dorpsstraat 138, woning en museum;
  • Overschiese Kleiweg 775, molen;
  • Overschieseweg 2, brugwachtershuis;
  • Overschieseweg 14-16, boerderij;
  • Overschieseweg, Hoge Brug.

3.3.2 Gemeentelijke monumenten
  • Burgemeester Baumannlaan 169-171, Kerk met pastorie;
  • Overschieseweg 10-12, voormalige fabriek, (toekomstig gemeentelijk monument);
  • Overschiese Dorpsstraat 21, woning (toekomstig gemeentelijk monument);
  • Overschiese Dorpsstraat 29, woning (toekomstig gemeentelijk monument);
  • Overschiese Dorpsstraat 33-35, woning met bedrijfspand (toekomstig gemeentelijk monument);
  • Overschiese Dorpsstraat 64, voormalig gemeentehuis;
  • Overschiese Dorpsstraat 98, hervormd centrum (toekomstig gemeentelijk monument);
  • Overschiese Dorpsstraat 100, woning (toekomstig gemeentelijk monument);
  • Rotterdamse Rijweg 21, (toekomstig gemeentelijk monument);
  • Rotterdamse Rijweg 29, school (toekomstig gemeentelijk monument);
  • Rotterdamse Rijweg 86, woning;
  • Schielaan 3-5, woning (toekomstig gemeentelijk monument);
  • West-Sidelinge 184, gemaal.

3.3.3 Karakteristieke objecten

De karakteristieke objecten, op basis van de CV, zijn opgenomen in de lijst in Bijlage 1. Eén object dat wel in de CV is aangewezen als karakteristiek (en binnen het plangebied ligt) staat niet op de lijst. Het betreft de school aan de 2e Hogebanweg 111. Dit object is niet opgenomen in de lijst omdat het geen beschermende dubbelbestemming krijgt. Zie voor uitleg paragraaf 3.4.

3.4 Vertaling cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan heeft als doel om planologische bescherming te bieden aan de cultuurhistorische waarden van Overschie. Hieronder is beschreven hoe de verschillende waarden beschermd worden.

Historische kern

De historische kern is van hoge cultuurhistorische waarde. In het bestemmingsplan Overschie is daar reeds rekening mee gehouden: de bebouwing is voorzien van een strak bestemmingsvlak, zodat uitbreiding niet zonder meer mogelijk is en doorzichten grotendeels gevrijwaard blijven. Verder zijn bepalingen opgenomen over de kapvorm (hoog of laag) en voor bepaalde achtererven is een maximum bebouwingspercentage opgenomen (zodat het zicht vanaf de Schie behouden blijft). Een beperkt aantal panden is met een dubbelbestemming beschermd tegen sloop. Ten aanzien van de maatvoering is bij de meeste panden een specifieke regeling opgenomen, die uitgaat van een minimale en maximale goothoogte. Bij de overige panden is de maatvoering uitgedrukt in een maximum aantal bouwlagen of een maximale bouwhoogte.

Gebleken is dat de maatvoering aangescherpt kan worden, om mogelijke onwenselijke situaties uit te sluiten. In dit bestemmingsplan zijn de verschillende regelingen vervangen door een uniforme regeling met een maximale goothoogte en een maximale bouwhoogte. Beiden zijn gebaseerd op de feitelijke, bestaande situatie. De bestaande variatie in goot- en bouwhoogte aan het historische lint, in combinatie met het kappenlandschap, zorgen namelijk voor het karakteristieke historische silhouet. Door een maximale goot- en bouwhoogte vast te leggen die gebaseerd is op de feitelijke situatie wordt voorkomen dat dit silhouet aangetast wordt. De systematiek van het bestemmingsplan Overschie is minder toegespitst op de cultuurhistorische waarden en biedt daarom op sommige locaties meer ruimte dan wenselijk is.

De strakke bestemmingsvlakken en de bepalingen over de kapvorm uit het bestemmingsplan Overschie zijn één op één overgenomen in dit plan. De bebouwing die in het geldende bestemmingsplan nog niet voorzien is van een bepaling over de kapvorm is nu ook voorzien van deze bepaling. Tot slot hebben veel panden een dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie 2 gekregen die beschermt tegen sloop, op basis van de karakteristieke objecten die volgen uit de CV (zie Bijlage 1). Vrijwel alle panden aan het historische lint zijn nu voorzien van deze dubbelbestemming.

Onbebouwde gronden lint Delftweg en Overschiese Dorpsstraat (oostzijde)

Aan de oostzijde van het historische lint is de bebouwing overwegend aaneengebouwd in afzonderlijke rijen van twee tot twaalf panden. De rijen aaneengebouwde panden worden gescheiden door smalle steegjes die toegang geven tot de achtererven. In enkele gevallen is er sprake van een bredere onbebouwde ruimte. Vaak zijn de steegjes afgesloten met een poort, en in enkele gevallen bieden ze een doorzicht op de achtererven en de Schie.

De onbebouwde ruimten tussen de afzonderlijke rijen of vrijstaande panden zijn belangrijk voor de herkenbaarheid van de losse bebouwing met enige tussenruimte. Het is dan ook niet wenselijk dat hier bebouwing komt, zodat het lint 'aan elkaar groeit'. Het nu geldende bestemmingsplan staat op twaalf van onbebouwde locaties bebouwing toe. Het oude bestemmingsplan Overschie Dorp uit 1995 bevatte een regeling die geen bebouwing op deze gronden toestaat. Om de cultuurhistorische waarden te beschermen is er voor gekozen de planologie uit het oude bestemmingsplan weer terug te laten komen. Op twaalf locaties is nu de bestemming 'Verkeer - Erf' of 'Tuin' opgenomen, zonder bebouwingspercentage. Op deze gronden mag nu niet gebouwd worden. Het gaat overwegend om smalle stroken van twee tot drie meter. De bouwmogelijkheden op de achtererven zijn niet gewijzigd. De toegestane hoeveelheid bijgebouwen op de percelen is dus niet beperkt.

Overige gebieden

Voor de overige gebieden zoals de Rotterdamse Rijweg en Zestienhovensekade is een streng regime zoals bij de historische kern niet noodzakelijk. Dit komt omdat in de bestemmingsplannen Overschie en Overschiese Kleiweg en Zestienhovensekade al strakke bestemmingsvlakken zijn opgenomen. De toegestane maatvoering is afgestemd op de feitelijke situatie. Hierdoor is de bestaande stedenbouwkundige structuur, die in veel gevallen van cultuurhistorische waarde is, voldoende gewaarborgd. De villa's aan de Rotterdamse Rijweg hebben bijvoorbeeld allemaal een eigen bestemmingsvlak dat strak om het hoofdgebouw ligt, evenals de strokenbouw in Kleinpolder Oost en West. De strakke bestemmingslegging geldt ook voor de openbare ruimte en de cultuurhistorisch waardevolle routes zoals de Zestienhovensekade, Schans en Rotterdamse Rijweg. Wel hebben een aantal sloten bij de laatstgenoemde weg de bestemming Water - 1 gekregen in plaats van de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied. Ook in deze gebieden is een deel van de bebouwing tegen sloop beschermd door middel van de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie 2.

Rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten

Rijksmonumenten zijn beschermd op basis van de Erfgoedwet en gemeentelijke monumenten op basis van de monumentenverordening Rotterdam 2010. Om die reden is planologische bescherming niet aan de orde.

Toekomstige gemeentelijke monumenten

Toekomstige gemeentelijke monumenten zijn hierop een uitzondering omdat deze nog niet aangewezen zijn, en dus nog niet beschermd op basis van de monumentenverordening. Deze krijgen daarom wel planologische bescherming, op dezelfde wijze als de karakteristieke objecten (zie hieronder). De CV is opgesteld in 2019. Inmiddels zijn een aantal toekomstige gemeentelijke monumenten zoals opgenomen in de CV (definitief) aangewezen als gemeentelijk monument. De andere toekomstige gemeentelijke monumenten hebben in het geldende bestemmingsplan Overschie al een beschermende dubbelbestemming. Als deze in de historische kern liggen is de dubbelbestemming overgenomen in dit bestemmingsplan. Voor de overige locaties blijft de dubbelbestemming uit het geldende plan van kracht.

De vier flats aan de Oost-Sidelinge 17 t/m 87 hadden in 2019 nog de status van toekomstig gemeentelijk monument. Zo is de bebouwing ook aangemerkt in de CV. De flats uit 1948 zijn na ruim 70 jaar aan het eind van hun bouwtechnische levensduur, bieden een slechte woonkwaliteit en de locatie is zwaar milieubelast (geluid en fijnstof). De eigenaar van de flats, een woningcorporatie, heeft onderzocht of behoud en renovatie van de flats een optie is. De cultuurhistorische waarde staat namelijk vast. Uit het onderzoek is gebleken dat behoud en renovatie niet de gewenste woonkwaliteit en duurzaamheid oplevert. Sloop en nieuwbouw heeft technisch en energetisch een beter resultaat en het is ook makkelijker om maatregelen te treffen tegen de milieuhinder. Vanuit de corporatie bestaat dan ook de wens de gebouwen te slopen en te vervangen door nieuwbouw, waarbij de cultuurhistorische waarde overigens zo veel mogelijk in acht genomen wordt.

Na een lange overlegfase heeft B&W in 2019 formeel standpunt aangegeven te willen meewerken aan de sloop/nieuwbouwplannen van de corporatie. Als gevolg daarvan heeft een erfgoedpartij verzocht de gebouwen aan te wijzen als gemeentelijk monument. Hierna is de aanwijzingsprocedure op basis van de gemeentelijke Monumentenverordening opgestart. Als gevolg van een zienswijze van de eigenaar van de flats heeft B&W in 2020 besloten de flats niet aan te wijzen als gemeentelijk monument. De cultuurhistorische waarden worden zonder meer erkend maar het belang van een goede woon- en leefomgeving prevaleert. Hiermee is ook de status van toekomstig gemeentelijk monument definitief komen te vervallen. Om die reden krijgen de flats geen beschermende dubbelbestemming.

Karakteristieke objecten en toekomstige gemeentelijke monumenten

De karakteristieke objecten (en toekomstige gemeentelijke monumenten) worden in dit bestemmingsplan beschermd door middel van de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie 2. Het opnemen van deze regeling volgt uit de aanbevelingen van de CV. Deze dubbelbestemming werpt een drempel op tegen sloop, in die zin dat een omgevingsvergunning voor het slopen alleen wordt verleend onder een aantal voorwaarden. Zie voor een uitleg van de regeling paragraaf 4.2.1.

Het uitgangspunt is dat alle karakteristieke objecten die uit de CV volgen beschermd worden door middel van de genoemde dubbelbestemming. Per gebouw of complex heeft echter een afweging plaatsgevonden om deze dubbelbestemming wel of niet toe te kennen, met name omdat de dubbelbestemming redelijk zware eisen stelt aan de eventuele nieuwbouw in geval van sloop. Als vooraf al bekend is dat niet kan worden voldaan aan deze eisen zorgt de dubbelbestemming er voor dat een gebouw of complex in principe niet gesloopt kan worden. Dit kan in bepaalde situaties onwenselijk zijn, zeker als bekend is dat een complex of gebouw op termijn gesloopt zal moeten worden omdat het bijvoorbeeld vanwege de grootte of bouwtechnische staat niet meer geschikt is voor de huidige of toekomstige functie.

De afweging heeft er toe geleid dat de school aan de 2e Hogebanweg 111 geen beschermende dubbelbestemming heeft gekregen. Voor het gebied ter plaatse van de school wordt een ontwikkelperspectief opgesteld. Hoewel één van de varianten uitgaat van behoud van de school bestaat de kans dat er een variant gekozen wordt die uitgaat van sloop/nieuwbouw. Het nu opnemen van een dubbelbestemming zou die variant onmogelijk maken.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Opzet van het plan

In paragraaf 1.2 is kort uitgelegd wat de vorm en opzet van dit bestemmingsplan is. Hieronder volgt een meer technische en juridische uitleg.

Dubbelbestemming met drempel tegen sloop

Bij het merendeel van de locaties binnen het plangebied gaat het om locaties waar (alleen) een dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie 2 wordt opgenomen die een drempel opwerpt tegen sloop. Voor een uitgebreide uitleg over deze dubbelbestemming, zie paragraaf 4.2.1. Op de locaties waar alleen een dubbelbestemming is opgenomen blijft het onderliggende bestemmingsplan van kracht, hier geldt dus zowel dit bestemmingsplan als het bestemmingsplan Overschie of Overschiese Kleiweg en Zestienhovensekade. Alle bouw- en gebruiksmogelijkheden uit het onderliggende bestemmingsplan blijven onverkort van kracht.

Herziening maatvoering historisch lint

In de historische kern (het lint Delftweg - Overschiese Dorpsstraat, de noordzijde van de Zestienhovensekade en het eerste deel van de Rotterdamse Rijweg en Delfshavenseweg) is op veel locaties op de verbeelding de maatvoering herzien. De bestemmingen en corresponderende artikelen uit het onderliggende bestemmingsplan zijn hier overwegend één op één overgenomen (zie hieronder voor de uitzonderingen). De maatvoering is als volgt herzien. De regeling met betrekking tot maatvoering wordt in het onderliggende bestemmingsplan Overschie, afhankelijk van de bestemming, uitgedrukt in een aantal bouwlagen op de kaart of in de regels, in een maximale bouwhoogte, of in een maximale en minimale goothoogte.

In dit bestemmingsplan wordt de maatvoering in alle bestemmingen aan het lint (Bedrijf - 1, Cultuur en ontspanning, Gemengd - 3, Gemengd - 6, Maatschappelijk - 2, Wonen, Wonen - 1 en Wonen - 2 uitgedrukt in een maximale goot- en bouwhoogte. De maximale goot- en bouwhoogte is afgestemd op de feitelijke situatie, die voor de maximale goothoogte vrijwel gelijk is aan de planologische mogelijkheden. Het belangrijkste verschil is dat de maximum hoogte van de kap nu ook per pand bepaald is. In bestemmingsplan Overschie is een algemene regeling opgenomen voor de maximale bouwhoogte: deze mag maximaal 7 meter hoger zijn dan de maximale goothoogte. Deze algemene regeling is vervangen door een maximale bouwhoogte per pand, aangeduid op de verbeelding. De algemene regeling over de maximale bouwhoogte uit bestemmingsplan Overschie is met de vaststelling van deze parapluherziening komen te vervallen (zie de bepaling in Hoofdstuk 3). De gebruiksmogelijkheden van de panden zijn onveranderd en één op één overgenomen uit het bestemmingsplan Overschie.

Woonbestemmingen binnen de historische kern

Op de meeste locaties met een woonbestemming binnen de historische kern is de bestemming 'Wonen - 1' of 'Wonen - 2' opgenomen in het bestemmingsplan Overschie. De gebruiksmogelijkheden van beide bestemmingen zijn gelijk, maar in 'Wonen - 1' is bepaald dat de bebouwing met een steile, hoge kap afgedekt moet zijn, en in 'Wonen - 2' is bepaald dat er een lage kap met een flauwe dakhelling aanwezig moet zijn.

In de historische kern komt op enkele locaties ook de bestemming 'Wonen' voor, die geen bepaling over de kapvorm bevat. Op een groot deel van deze locaties is in dit bestemmingsplan nu ook de bestemming 'Wonen - 1' of 'Wonen - 2' opgenomen, afhankelijk van de aanwezige kapvorm. Op deze manier wordt het karakteristieke kappenlandschap beter beschermd. Op enkele locaties is de bestemming 'Wonen' gehandhaafd. Hier is de bebouwing plat afgedekt, of is een afwijkende kapvorm aanwezig (aan de Delfshavenseweg) of gaat het om recente bebouwing (bijvoorbeeld rondom de Lagebrug).

Overig

Om de cultuurhistorisch waardevolle onbebouwde ruimte aan het historisch lint te vrijwaren van bebouwing is op een aantal locaties de bestemming 'Verkeer - Erf' opgenomen, zonder bebouwingspercentage. Hierdoor is er geen bebouwing toegestaan op deze gronden. Verder hebben een aantal sloten de bestemming 'Water - 1' gekregen, deze hadden in het onderliggende plan een verkeersbestemming. Om die reden is het artikel Water - 1 uit bestemmingsplan Overschie één op één overgenomen.

Herstelde omissies bestemmingsplan Overschie

Tot slot worden met dit bestemmingsplan twee omissies uit het bestemmingsplan Overschie hersteld. Het achterste deel van het perceel Overschiese Dorpsstraat 52 is in dat plan als Maatschappelijk - 2 bestemd, terwijl er feitelijk een bedrijf uit milieucategorie 1 aanwezig is. Het bedrijf is gericht op het ontwerpen en vervaardigen van meubelstukken en interieurdelen op maat in metaal en roestvrijstaal. Ter plaatse van de Overschiese Dorpsstraat is het ontwerpatelier (hier worden alleen prototypen gemaakt), de daadwerkelijke fabricage gebeurt elders. De bestemming is in dit bestemmingsplan gewijzigd in Verkeer - Erf (zoals in het bestemmingsplan Overschie Dorp uit 1995) en in de regels is opgenomen dat ter plaatse van het adres een bedrijf met bovengenoemde bedrijfsactiviteiten is toegestaan.

De tweede omissie heeft betrekking op de bebouwingspercentages op de achtererven aan de Delftse Schie. In het bestemmingsplan Overschie Dorp uit 1995 is (indien bebouwing toegestaan is) per perceel een bebouwingspercentage opgenomen. In veel situaties hebben meerdere aangrenzende percelen hetzelfde bebouwingspercentage, bijvoorbeeld 40% of 60%, en ook in die gevallen is het percentage per perceel bepaald. In het bestemmingsplan Overschie is het percentage overgenomen, maar geldt het maatvoeringsvlak met het percentage voor meerdere aangrenzende percelen, indien die percelen hetzelfde bebouwingspercentage en dezelfde bestemming hebben. Hierdoor wordt in het geval van vergunningaanvragen getoetst aan de oppervlakte van het totale maatvoeringsvlak in plaats van aan de oppervlakte van het individuele perceel waarop de aanvraag betrekking heeft. Dit kan er toe leiden dat er meer bebouwing op een perceel kan ontstaan dan de bedoeling is. Het toegestane m² aan bebouwing volgt immers niet uit een percentage van de perceelsoppervlakte, maar uit een percentage van het (veel grotere) maatvoeringsvlak. Deze omissie is in dit bestemmingsplan hersteld door de regeling in artikel 19. Hier is bepaald dat de regelingen over het bebouwingspercentage in de bestemmingen 'Tuin' en 'Verkeer - Erf' uit het bestemmingsplan Overschie in die zin gewijzigd worden dat het percentage nu per perceel geldt.

Technische opzet

De onderliggende bestemming wordt aan het historisch lint overgenomen zodat daar, voor zover het de bestemmingen en aanduidingen betreft, een zelfstandig leesbaar bestemmingsplan ontstaat. Het is in dit geval niet mogelijk een koppeling naar de onderliggende bestemmingsplannen te maken omdat bij een aantal bestemmingen de inhoud van de corresponderende artikelen wijzigt. Voor alle locaties gaat een maatvoeringsystematiek gelden die uitgaat van een maximale goot- en bouwhoogte. Het huidige bestemmingsplan Overschie heeft een andere maatvoeringssystematiek. Voor het overige zijn de bouw- en gebruiksmogelijkheden één op één overgenomen.

De bepalingen uit hoofdstuk 1 en 3 van de onderliggende bestemmingsplannen zijn niet integraal in dit bestemmingsplan overgenomen, maar blijven op drie bepalingen na onverkort van toepassing (wel is een artikel 1.1 en 1.2 opgenomen). De drie uitzonderingen zijn de regelingen in artikel 47, lid 4, onder 'b' (over de maximale bouwhoogte), artikel 24, lid 2.2 onder 'i' en artikel 26, lid 2.1 onder 'b' (beide over het bebouwingspercentage) uit bestemmingsplan Overschie.

Juridische opzet

Nadrukkelijk dient vermeld te worden dat dit een thematische herziening is voor het aspect cultuurhistorie. Om die reden zijn de gebruiksmogelijkheden van de locaties binnen het plangebied één op één overgenomen uit de geldende bestemmingsplannen 'Overschie' en 'Overschiese Kleiweg en Zestienhovensekade'. De gebruiksmogelijkheden van de locaties staan dan ook niet ter discussie. De bouwmogelijkheden zijn ook één op één overgenomen, maar aan het historisch lint is gekozen voor een andere systematiek omdat deze de cultuurhistorische waarden van het lint beter beschermt. De nu opgenomen maatvoering is gebaseerd op de feitelijke situatie.

Milieuonderzoek

Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk omdat de gebruiksmogelijkheden één op één zijn overgenomen uit de nu geldende bestemmingsplannen. Aan de Overschiese Dorpsstraat 52 is de feitelijke, legale situatie bestemd. Er worden geen mogelijkheden geboden voor nieuwe bebouwing. Milieuonderzoek kan daarom achterwege blijven.

4.2 Juridische planbeschrijving

4.2.1 Waarde - Cultuurhistorie 2

De dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie 2 is opgenomen bij de karakteristieke objecten en werpt een drempel op tegen sloop, in die zin dat een omgevingsvergunning voor het slopen alleen wordt verleend onder een aantal voorwaarden:

  • sloop is noodzakelijk vanwege zwaarwegende maatschappelijke, technische of economische redenen, en;
  • nieuwbouw mogelijk is, en;
  • de aanvrager van de omgevingsvergunning aannemelijk heeft gemaakt dat de nieuwbouw op de plaats van het te slopen object gebouwd zal worden en dat bij het ontwerp van de nieuwbouw de vanuit cultuurhistorisch oogpunt van belang zijnde stedenbouwkundige, bouwkundige, architectonische en ensemble waarden in acht genomen worden, die onder andere gevormd worden door de situering, schaal, vorm en geleding van de bebouwing.

Er zijn ook een aantal situaties waarin niet voldaan hoeft te worden aan deze voorwaarden, bijvoorbeeld als een gebouw door een calamiteit verloren is gegaan, of in geval van een aanschrijving van B&W op grond van de Woningwet.

4.2.2 Overige bestemmingen

Voor een beschrijving van de enkelbestemmingen (Bedrijf - 1, Cultuur en ontspanning, Gemengd - 3, Gemengd - 6, Maatschappelijk - 2, Verkeer - Erf, Water - 1, Wonen, Wonen - 1 en Wonen - 2), aanduidingen en overige dubbelbestemmingen (Waarde - Archeologie 3, Waarde - Archeologie 4, Waterstaat - Waterkering, Waterstaat - Waterstaatkundige functie) in dit bestemmingsplan wordt verwezen naar paragraaf 4.4 van de toelichting van het bestemmingsplan Overschie van de gemeente Rotterdam, zoals vastgesteld op 29 november 2018.

4.2.3 Inleidende en algemene regels

In dit bestemmingsplan zijn alleen de begrippen 'plan' (artikel 1.1) en 'bestemmingsplan' (artikel 1.2) gedefinieerd. Voor het overige blijven de blijven de begripsbepalingen uit bestemmingsplan Overschie en Overschiese Kleiweg en Zestienhovensekade van toepassing. Hetzelfde geldt voor de wijze van meten die in beide bestemmingsplannen in artikel 2 bepaald is en de inhoud van hoofdstuk 3 van beide plannen (behoudens de drie bepalingen uit hoofdstuk 3 van bestemmingsplan Overschie die met deze parapluherziening gewijzigd worden).

Hoofdstuk 5 Financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid

Financiële uitvoerbaarheid

Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe bouw- of gebruiksmogelijkheden mogelijk ten opzichte van de geldende bestemmingsplannen Overschie en Overschiese Kleiweg en Zestienhovensekade. Er zal dan ook geen sprake zijn van een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1. Besluit ruimtelijke ordening, waardoor er geen sprake is van een wettelijke verplichting tot kostenverhaal.

Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Omdat dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt en slechts tot doel heeft de cultuurhistorische waarden in het gebied te beschermen, is afgezien van het wettelijk vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1. Bro. Er is geen raakvlak met de belangen van de vooroverlegpartners.