direct naar inhoud van Regels
Plan: Boezembocht-Veilingterrein
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0599.BP1065BoezbVeilter-va02

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

Het bestemmingsplan Boezembocht-Veilingterrein met identificatienummer NL.IMRO.0599.BP1065BoezbVeilter-va02 van de gemeente Rotterdam.

1.2 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Aanbouw (uitbouw)

Een uitbreiding van het hoofdgebouw in één bouwlaag (hieronder wordt tevens een uitbouw begrepen).

1.4 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 Archeologisch deskundige

Het Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam of een andere deskundige op het gebied van archeologie.

1.7 Archeologisch monument

Monument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet.

1.8 Bebouwing

Een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 Bebouwingspercentage

Een percentage dat aangeeft hoeveel van het oppervlak van een bestemmingsvlak door gebouwen mag worden ingenomen, tenzij in de regels in hoofdstuk 2 anders is bepaald.

1.10 Bedrijven

De bedrijven genoemd in de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels.

1.11 Begane grond

Bouwlaag van een gebouw die ter hoogte van het maaiveld ligt. (verdiepingen liggen boven de begane grond).

1.12 Belwinkel

Een inrichting waarvan de bedrijfsvoering onder welke benaming dan ook is gericht op het ter plaatse tegen betaling bieden van gelegenheid tot elektronische berichtenuitwisseling in de vorm van telefonie of door middel van toegang tot het internet. Een op de openbare weg geplaatste telefooncel wordt hier niet onder begrepen.

1.13 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.14 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.15 Bouwaanduidingen

Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken.

1.16 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.17 Bouwgrens

De grens van een Bouwvlak.

1.18 Bouwlaag

Het tussen twee opeenvolgende vloeren (of tussen een vloer en plat dak) gelegen, voor verblijf geschikt deel van een gebouw. Een kap, vliering, zolder, souterrain, alsmede een dakopbouw binnen het theoretisch profiel van een kap, worden niet als een afzonderlijke bouwlaag beschouwd. Alleen ingeval een dakopbouw of dakkapel breder is dan tweederde van de pandbreedte, wordt dit als een aparte bouwlaag geteld.

NB: onder het "theoretisch profiel van een kap" wordt verstaan de ruimte binnen een kap met schuine zijden waarvan de hellingshoek ten minste 20 en maximaal 60 graden bedraagt, tenzij in de bestemmingsregels in hoofdtstuk 2 anders is bepaald.

1.19 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.20 Bouwperceelgrens

De grens van een bouwperceel.

1.21 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.22 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.23 Bijgebouw

Vrijstaand gebouw dat door constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan een hoofdgebouw gelegen op hetzelfde perceel.

1.24 Bruto vloeroppervlak (b.v.o.)

Het vloeroppervlak van een bouwwerk, inclusief de niet direct voor het hoofddoel bruikbare ruimten (bijvoorbeeld bij een productiebedrijf of winkel, de magazijn-, expeditie-, kantoorruimten). Gebouwde parkeervoorzieningen worden niet tot het b.v.o. gerekend.

1.25 Dakterras

Een bouwkundige voorziening op het platte dak van een woning dat bestaat uit een te betreden vlak, geheel of gedeeltelijk omgeven door een hekwerk waarvan de bouwhoogte minimaal 1,3 meter bedraagt.

1.26 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ter verkoop, verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.27 Dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen. Een belwinkel en een seksinrichting worden hier niet onder begrepen.

1.28 Dove gevel
  • a. een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede,
  • b. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits deze niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.

In dit verband wordt onder een geluidsgevoelige ruimte verstaan een ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon- of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van ten minste 11 m2.

1.29 Erf

Terrein ten behoeve van de ontsluiting van de aanliggende bebouwing, voor parkeren, groenvoorzieningen, waterlopen en bouwwerken van lichte constructie (carports, slagbomen, fietsenstallingen e.d.).

1.30 Evenement

Een voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak, zoals open dagen, een feest of muziekvoorstelling, in de buitenruimte van en in de gebouwen van de inrichting (SSN) die op grond van de bestemming “Gemengd - 2” is toegestaan.

1.31 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.32 Geluidsgevoelige objecten

Hieronder worden verstaan de in de Wet geluidhinder (of een wettelijke kader dat daarvoor in de plaats is getreden) aangewezen objecten: woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen en kinderdagverblijven.

NB: Delen van deze gebouwen kunnen worden uitgezonderd wanneer deze een bestemming krijgen voor een functie die niet als geluidsgevoelig kan worden beschouwd.

1.33 Hoofdgebouw

Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.34 Horeca

Het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en drank.

1.35 Kap

Een afdekking van een gebouw met schuine zijden waarbij de hellingshoek ten minste 20 en ten hoogste 60 graden bedraagt.

1.36 Kantoren

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.37 Kleinschalige speeltoestellen

Speeltoestellen niet hoger dan 4 meter.

1.38 Maaiveld

De bovenkant van het aansluitende, afgewerkte terrein dat een bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein het gemiddelde van die bovenkanten wordt aangehouden.

1.39 Maatschappelijke voorzieningen

Voorzieningen op het gebied van onderwijs, religie, gezondheidszorg, cultuur, maatschappelijke dienstverlening en publieke dienstverlening.

1.40 Milieudeskundige

De DCMR Milieudienst Rijnmond of de daarvoor in de plaats tredende instantie.

1.41 NAP

Het Normaal Amsterdams Peil is de referentiehoogte waaraan hoogtemetingen in Nederland worden gerelateerd.

1.42 Oorspronkelijke zij- resp. achtergevel

De zij- resp. achtergevel van een gebouw op het tijdstip van eerste oplevering van het gebouw.

1.43 Openbaar nutsvoorzieningen

Op het openbaar leidingen net aangesloten voorzieningen op het vlak van gas-, water-, elektriciteitsdistributie, blokverwarming, (riool)gemalen (een gasdrukregelstation wordt niet hieronder begrepen).

1.44 Openbaar toegankelijk gebied

Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder b. van de Wegenverkeerswet 1994, openbaar water, alsmede ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van de zogenaamde brandpaden voor de achterontsluiting van tuinen voor langzaam verkeer.

1.45 Peil (straat-)
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de kruin van de weg;
  • b. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang, na voltooiing van de aanleg van dat terrein.

Indien een bouwwerk aan meer dan één weg wordt gebouwd, is het peil van de hoogstgelegen weg maatgevend.

1.46 Publieke dienstverlening

Bestuursorganen van de overheid en de daaraan gekoppelde ambtelijke diensten ten behoeve van de beleidsvoorbereiding en -uitvoering, alsmede politie, brandweer, reinigingsdiensten, gezondheidsdiensten.

1.47 Rijbaan

Elk voor rijdende voertuigen bestemd weggedeelte, met uitzondering van (brom)fietspaden.

1.48 Rijstrook

Gedeelte van de rijbaan van een weg (welke door middel van doorgetrokken of onderbroken strepen gemarkeerd is) van zodanige breedte dat bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen daarvan gebruik kunnen maken.

1.49 Seksinrichting

De voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht.

1.50 Souterrain

Een gedeeltelijk onder het maaiveld gelegen gebruiksruimte van een gebouw.

1.51 Straatmeubilair

Voorzieningen ten behoeve van de weggebruiker, zoals verkeersborden, straatverlichting, zitbanken, plantenbakken e.d.

1.52 Tuin

Terrein ten behoeve van de aanleg van groenvoorzieningen, met de daarbij behorende verharding (paden, terrassen) en vijvers en dat in overwegende mate niet voor bebouwing in aanmerking komt.

1.53 Uitstekende delen aan gebouwen

Erkers, luifels, balkons, galerijen e.d.

1.54 Water

Waterlopen (sloten, singels, vijvers e.d.) ten behoeve van de waterberging, alsmede de aan- en afvoer van oppervlaktewater.

1.55 Wet geluidhinder

De Wet geluidhinder zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan.

Artikel 2 wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van een bouwwerk.

2.6 de breedte van een gebouw

Van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels verspringen of niet evenwijdig lopen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Bedrijf - Metaalverwerkingsbedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Metaalverwerkingsbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsactiviteiten t/m categorie 3.2. ten behoeve van metaalverwerkingsbedrijven;
  • b. bijbehorende opslag- en werkterreinen, parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen en -paden, groen en water.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijf - Metaalverwerkingsbedrijf' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functie.

3.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' op de verbeelding is aangegeven.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder b, in die zin dat ter plaatse van het bedrijf Lion Metals een bouwhoogte van maximaal 25 meter is toegestaan en ter plaatse van het bedrijf Forest Metal Group een bouwhoogte van maximaal 20 meter is toegestaan, onder de voorwaarde dat het verhogen van de bouwhoogte niet leidt tot verhoging van de geluidsimmissies op de gevels van de woningen die op grond van de bestemming “Woongebied” zijn toegestaan.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Bedrijfsgebonden kantoren

Bedrijfsgebonden kantoren mogen per bedrijf niet meer dan 50 % van het bruto vloeroppervlak innemen, met een maximum van 3000 m2.

3.5 Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen op grond van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Bedrijf - Metaalverwerkingsbedrijf' wijzigen, in die zin dat ter plaatse het op grond van 3.2.2 toegestane bouwvlak wordt vergroot, onder de voorwaarden dat:

  • a. de wijziging uit milieutechnisch oogpunt aanvaardbaar is; in ieder geval moet aangetoond worden dat de vergroting van het bouwvlak geen onaanvaardbare gevolgen heeft voor het woon- en leefklimaaat met betrekking tot geluid van de woningen die op grond van de bestemming Woongebied' worden toegestaan.

Artikel 4 Bedrijf - Opslag

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Opslag' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. opslagterrein.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijf - Opslag' bestemde gronden mag niet worden gebouwd.

Artikel 5 Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een inrichting voor de verkoop van motorbrandstoffen zonder LPG, met de daarbij behorende boven- en ondergrondse voorzieningen, erf, alsmede, uitsluitend in combinatie hiermee, voor detailhandel.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies.

5.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' op de verbeelding is aangegeven;
  • b. het bebouwingspercentage mag niet mee bedragen dan met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' op de verbeelding is aangegeven; waarbij het bebouwingspercentage berekend wordt over het gehele bestemmingsvlak;
  • c. bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen niet hoger zijn dan 8 meter, met uitzondering van de ontluchtingsschachten;
  • d. detailhandel mag niet meer dan 125 m2 verkoop vloeroppervlak innemen.

Artikel 6 Bedrijventerrein - 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsactiviteiten t/m categorie 3.1, zoals opgenomen op de lijst van bedrijfsactiviteiten die als bijlage 2 bij deze regels is gevoegd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "sportcentrum" tevens voor een sportschool;
  • c. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - 1" tevens voor een cateringbedrijf;
  • d. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - 2" tevens voor een autoshowroom met bijbehorende activiteiten;
  • e. bijbehorende opslag- en werkterreinen, parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen (max 30 km p/u) en -paden, groen en water.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijventerrein - 1' bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functie.

6.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' op de verbeelding is aangegeven;
  • c. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' op de verbeelding is aangegeven, waarbij het bebouwingspercentage wordt berekend over de gronden die liggen binnen het bouwvlak.
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Toegestane bedrijven

Uitsluitend bedrijven t/m categorie 3.1 van de lijst bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels zijn toegestaan.

6.3.2 Bedrijfsgebonden kantoren

Bedrijfsgebonden kantoren mogen per bedrijf niet meer dan 50 % van het bruto vloeroppervlak innemen, met een maximum van 3000 m2.

Artikel 7 Bedrijventerrein - 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsactiviteiten t/m categorie 3.2, zoals opgenomen op de lijst van bedrijfsactiviteiten die als bijlage 2 bij deze regels is gevoegd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - 1" tevens voor een cateringbedrijf;
  • c. bijbehorende opslag- en werkterreinen, parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen en -paden, groen en water.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijventerrein - 2' bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functie.

7.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' op de verbeelding is aangegeven;
  • b. het bebouwingspercentage mag niet mee bedragen dan met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' op de verbeelding is aangegeven.
7.3 Specifieke gebruiksregels
7.3.1 Toegestane bedrijven

Uitsluitend bedrijven t/m categorie 3.2 van de lijst bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels zijn toegestaan.

7.3.2 Bedrijfsgebonden kantoren

Bedrijfsgebonden kantoren mogen per bedrijf niet meer dan 50 % van het bruto vloeroppervlak innemen, met een maximum van 3000 m2.

Artikel 8 Gemengd - 1

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven t/m categorie 2, zoals opgenomen op de lijst van bedrijfsactiviteiten die als bijlage 2 bij deze regels is gevoegd, en de daarbij behorende opslag- en werkterreinen;
  • b. dienstverlening;
  • c. één sportschool/fitnesscentrum;
  • d. één kantoor met een maximum 1.000 m2 b.v.o;
  • e. één horecavestiging, in de zin van een restaurant en/of lunchroom, met een maximum van 600 m2 b.v.o;
  • f. kantoren tot 1.000 m2 b.v.o met een maximum van 250 m2 b.v.o. per vestiging.
  • g. ter plaatse van de aanduiding "overige zone - geluidsafscherming 1" tevens voor een geluidafwerende voorziening danwel geluidafwerende bebouwing;
  • h. voorzieningen zoals groen, parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen en -paden.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Op de voor 'Gemengd - 1' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies.

8.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' op de verbeelding is aangegeven;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "overige zone - geluidsafscherming 1" moet een geluidsscherm danwel bebouwing worden gebouwd waarvan de bouwhoogte niet minder mag bedragen dan op de verbeelding met de aanduiding “minimum bouwhoogte” is aangegeven en de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan met de aanduiding “maximum bouwhoogte” is aangegeven, behoudens daar waar een minimum bouwhoogte van 15 meter moet worden gerealiseerd; ter plaatse van die gronden is dit tevens de maximum bouwhoogte;
  • c. indien ter plaatse van de aanduiding “overige zone – geluidsafscherming 1” bebouwing wordt gerealiseerd, dan mag de binnenwaarde in de bebouwing niet meer bedragen dan 45 dB(A) met betrekking tot het geluid afkomstig van de bedrijven Lion Metals en Forest Metal Group, tenzij uit nader akoestisch onderzoek blijkt, dat de geluidsproductie van de functie die in het gebouw wordt gevestigd hoger is dan deze binnenwaarde.
8.3 Wijzigingsregels
8.3.1 Tankstation

Burgemeester en wethouders kunnen op grond van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening de bestemming(en) de bestemming 'Gemengd - 1' wijzigen, in die zin dat ter plaatse een verkooppunt voor motorbrandstoffen, zonder LPG, met de daarbij behorende boven- en ondergrondse voorzieningen, erf, alsmede, uitsluitend in combinatie hiermee detailhandel tot een verkoop vloeroppervlak van maximaal 125 m2 is toegestaan, onder de voorwaarden dat:

  • a. het bestaande tankstation ter plaatse van de de bestemming "Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen" is komen te vervallen;
  • b. de wijziging uit verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar is;
  • c. de wijziging uit milieutechnisch oogpunt aanvaardbaar is.
8.3.2 Tuincentrum en/of bouwmarkt

Burgemeester en wethouders kunnen op grond van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening de bestemming(en) de bestemming 'Gemengd - 1' wijzigen, in die zin dat een tuincentrum en/of bouwmarkt is toegestaan, onder de voorwaarden dat:

  • a. is aangetoond dat het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast en geen onaanvaardbare leegstand ontstaat;
  • b. de binnenwaarde in de bebouwing niet meer bedragen dan 55 dB(A) met betrekking tot het geluid afkomstig van de bedrijven Lion Metals en Forest Metal Group;
  • c. voorzover sprake is van een vestiging met meer dan 1000 m2 bruto vloeroppervlak advies is gevraagd aan de adviescommissie detailhandel Zuid-Holland;
  • d. ten hoogste 20% van het netto verkoopvloeroppervlak voor de verkoop van het nevenassortiment wordt gebruikt en het nevenassortiment past bij het hoofdassortiment;
  • e. regionale afstemming heeft plaatsgevonden.

Artikel 9 Gemengd - 2

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsactiviteiten ten behoeve van de stalling, het onderhoud en de reparatie van (historisch) rollend spoor- en tramwegmaterieel (waaronder stoomlocomotieven) de aansluiting op het spoorwegnet en een draaischijf;
  • b. museum met bijbehorende horeca;
  • c. maximaal 3 evenementen per jaar, met inachtneming van het bepaalde in lid 9.3;
  • d. voorzieningen behorend bij bovengenoemde functies, zoals groen, parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen en -paden.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Op de voor 'Gemengd - 2' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies.

9.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend gebouwd worden binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' op de verbeelding is aangegeven.
9.3 Specifieke gebruiksregels

De evenementen bedoeld in lid 9.1 zijn alleen onder de volgende voorwaarden toegestaan:

  • a. het aantal bezoekers per evenement mag niet meer bedragen dan 1.000 personen per dag (behoudens op de dagen van opbouwen en afbreken);
  • b. elk evenement mag niet langer duren dan 4 aaneengesloten dagen, met dien verstande dat het evenement zelf maximaal 2 dagen mag duren; het opbouwen van het evenement maximaal 1 dag mag duren en het afbreken van het evenement maximaal 1 dag mag duren;
  • c. de geluidbelasting van het evenement mag niet meer bedragen dan is toegestaan op grond van de omgevingsvergunning milieu die is verleend aan de inrichting (SSN) die op grond van de bestemming “Gemengd - 2” is toegelaten.

Artikel 10 Groen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, met bijbehorende voet- en fietspaden en watergangen;
  • b. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - viaduct" tevens voor een viaduct ten behoeve van de rijksweg met bijbehorende voorzieningen en bouwwerken;
  • d. kleinschalige voorzieningen voor openbaar nut en verkeer en vervoer;
  • e. een rijstrook ten behoeve van hulpdiensten.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Op de voor 'Groen' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die in de bestemming passen, zoals straatmeubilair, huisvuilcontainers, niet groter dan 10 m3 (al dan niet ondergronds), bovenleidingsmasten c.q. -portalen ten behoeve van trambanen, bruggen, duikers;
  • b. uitstekende delen aan gebouwen, niet dieper dan 2 meter uit de gevel en ten minste 2,2 meter boven maaiveld;
  • c. kleine gebouwen voor openbaar nut, verkeer en vervoer, zoals gemaalgebouwtjes, telefooncellen, gasdrukregel- en meetstations, wachthuisjes e.d., niet groter dan 80 m3;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - viaduct' een viaduct en bijbehorende voorzieningen en bouwwerken.

Artikel 11 Maatschappelijk - 2

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen, met uitzondering van Geluidsgevoelige objecten genoemd in artikel 1.32 van deze regels, met het daarbij behorende erf;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - viaduct" tevens voor een viaduct ten behoeve van de rijksweg met bijbehorende voorzieningen en bouwwerken,
11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen

Op de voor 'Maatschappelijk - 2' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies.

11.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. indien in een bouwvlak op de verbeelding is opgenomen, dan mogen gebouwen uitsluitend gebouwd worden binnen dat bouwvlak;
  • b. indien een bebouwingspercentage op de verbeelding is opgenomen, dan mag het bebouwingspercentage mag niet mee bedragen dan met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' op de verbeelding is aangegeven; waarbij het bebouwingspercentage berekend wordt over het gehele bestemmingsvlak;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' op de verbeelding is aangegeven;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - viaduct" is een viaduct toegestaan met bijbehorende voorzieningen en bouwwerken.

Artikel 12 Recreatie - Jacht- en passantenhaven

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Jacht- en passantenhaven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. jachthaven en jachtwerf, met bijbehorende bebouwing, alsmede erf;
  • b. ter plaatse van de aanduiding “opslag” tevens voor opslagruimten;
  • c. ter plaatse van de aanduiding “fietsenstalling” tevens voor een fietsenstalling;
  • d. waterlopen en waterberging, de aan- en afvoer van oppervlaktewater, met bijbehorende voorzieningen, waaronder een brug.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen

Op de voor 'Recreatie - Jacht- en passantenhaven' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens in de functie passende bouwwerken, zoals een onderhoudsloods, berging, clubgebouw, botenloods, botenhelling en aanlegsteigers e.d.

12.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend gebouwd worden binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
  • b. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' op de verbeelding is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' op de verbeelding is aangegeven;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a mag ter plaatse van de aanduiding “opslag” een gebouw worden gebouwd waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 meter;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder a mag ter plaatse van de aanduiding “fietsenstalling” een gebouw worden gebouwd waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 meter;
12.3 Specifieke gebruiksregels
12.3.1 Gebruik clubgebouw

Een clubgebouw mag uitsluitend worden gebruikt ten dienste van de gebruikers van de jachthaven.

12.3.2 Gebruik water

Voor zover de gronden als water in gebruik zijn, is het niet toegestaan dit water te dempen of anderszins te gebruiken voor de bouw van gebouwen, anders dan ten behoeve van een botenloods.

Artikel 13 Verkeer - Spoorverkeer

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Spoorverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. spoorbanen ten dienste van het spoorwegverkeer, met de bijbehorende voorzieningen, alsmede groen, water, ontsluitingswegen en -paden e.d;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - viaduct" tevens voor een viaduct ten behoeve van de rijksweg met bijbehorende voorzieningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding "overige zone - geluidsafscherming 3" tevens voor geluidwerende voorzieningen.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen

Op de voor 'Verkeer - Spoorverkeer' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens:

  • a. de in lid 13.1 bedoelde spoorbanen, kunstwerken, zoals viaducten, bruggen en duikers en overige voor het functioneren van het spoorwegverkeer nodige bouwwerken;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals bovenleidingen, seinpalen, overwegbomen, straatmeubilair, reclame-inrichtingen, geluidswerende voorzieningen e.d.
13.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. gebouwen mogen niet hoger zijn dan 10 meter; bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet hoger dan 15 meter;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer- viaduct' een viaduct toegestaan dat hoger is dan 15 meter;
  • c. ter plaatse van de aanduiding "overige zone - geluidsafscherming 3" is een geluidsscherm met een bouwhoogte van minimaal 4 meter toegestaan; het geluidsscherm dient uitgevoerd te worden met geluidsabsorberend materiaal.

Artikel 14 Verkeer - Verblijfsgebied

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen ten behoeve van wandelen, verblijven en spelen, zoals trottoirs, voetpaden en trappen;
  • b. voorzieningen voor rijdende en stilstaande voertuigen, zoals rijstroken, fietspaden, parkeerplaatsen;
  • c. groenvoorzieningen, waterpartijen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen;
  • d. bouwwerken voor kleinschalige openbaar nutsvoorzieningen, verkeer en vervoersvoorzieningen;
  • e. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming;
  • f. terrassen ten behoeve van een horecavestiging die is toegelaten op grond van een aangrenzende bestemming.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen

Op de voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens:

  • a. in de bestemming passende bouwwerken (geen gebouwen zijnde), zoals straatmeubilair, huisvuilcontainers (al dan niet ondergronds) niet groter dan 10 m3, abri's, alsmede niet voor bewoning bestemde kleine gebouwen voor openbaar nut, verkeer en vervoer, welke gebouwen niet groter mogen zijn 80 m3, met dien verstande dat bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van terrassen uitsluitend zijn toegelaten indien deze vergund zijn op het moment van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
  • b. uitstekende delen aan gebouwen als bedoeld in lid 14.1 onder f., niet dieper dan 2 meter uit de gevel en ten minste 2,2 meter boven maaiveld.
14.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 14.2.1 sub a, voor de bouw van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van terrassen, tot een maximum hoogte van 1,50 meter. Bij de afweging betrekken burgemeester en wethouders de op dat moment van toepassing zijnde en door hen vastgestelde kwaliteitseisen voor terrassen.

Artikel 15 Verkeer - Wegverkeer

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Wegverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen voor rijdende en stilstaande voertuigen, zoals rijstroken, trambanen, fietspaden, parkeerplaatsen, met de daarbij behorende kunstwerken zoals viaducten, bruggen, duikers;
  • b. voorzieningen ten behoeve van wandelen en verblijven, zoals trottoirs, paden en trappen;
  • c. groenvoorzieningen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen;
  • d. bouwwerken ten behoeve van kleinschalige openbaar nutsvoorzieningen, verkeer en vervoersvoorzieningen;
  • e. geluidswerende voorzieningen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding "overige zone - geluidsafscherming 2" in ieder geval een geluidsscherm;
  • g. ter plaatse van de aanduiding "overige zone - geluidsafscherming 3" in ieder geval een geluidsscherm;
  • h. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Algemeen

Op de voor 'Verkeer - Wegverkeer' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens:

  • a. in de bestemming passende bouwwerken (geen gebouwen zijnde), zoals straatmeubilair, huisvuilcontainers (al dan niet ondergronds) niet groter dan 10 m3, abri's, bovenleidingmasten c.q. portalen ten behoeve van trambanen, alsmede niet voor bewoning bestemde kleine gebouwen voor openbaar nut, verkeer en vervoer, welke gebouwen niet groter mogen zijn 80 m3;
  • b. uitstekende delen aan gebouwen als bedoeld in het eerste lid onder f., niet dieper dan 2 meter uit de gevel en ten minste 2,2 meter boven maaiveld;
  • c. ter plaatse van de aanduiding "overige zone - geluidsafscherming 2" is een geluidsscherm met een bouwhoogte van minimaal 1 meter toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding "overige zone - geluidsafscherming 3" is een geluidsscherm met een bouwhoogte van minimaal 4 meter toegestaan; het geluidsscherm dient uitgevoerd te worden met geluidabsorberend materiaal.

Artikel 16 Water

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterlopen en waterberging, de aan- en afvoer van oppervlaktewater, met bijbehorende voorzieningen.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Algemeen

Op de voor 'Water' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van waterbouwkundige aard, zoals keerwanden, beschoeiingen, duikers, bruggen, gemalen e.d.

Artikel 17 Woongebied

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, met de daarbij behorende aanbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met in achtneming van het bepaalde in lid 17.3.1;
  • b. maximaal 3 horecavestigingen, uitsluitend in de zin van een restaurant en/of lunchroom, met een maximum oppervlak van 600 m2 b.v.o. per vestiging en een maximum gezamenlijk oppervlak van 900 m2;
  • c. een woonvoorziening voor zorgbehoevenden voor maximaal 30 wooneenheden, met in achtneming van het bepaalde in lid 17.3.1;
  • d. kantoor tot 1.000 m2 b.v.o met een maximum van 250 m2 b.v.o. per vestiging;
  • e. ter plaatse van de aanduiding "ontsluiting" tevens voor een weg (30 km/u);
  • f. aaneengesloten groengebied, waarbij het volgende geldt:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen - 1" begint een zone waarbinnen geen bebouwing mag worden opgericht; buiten en aansluitend aan de aanduiding "specifieke vorm van groen - 1" moet deze onbebouwde zone met een breedte van minimaal 12 meter worden voortgezet in noordoostelijke richting;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen - 2" moet het begin van een aaneengesloten groengebied gerealiseerd worden met een breedte van minimaal 20 meter; buiten en aansluitend aan de aanduiding "specifieke vorm van groen - 2" moet het groengebied met een breedte van minimaal 20 meter worden voortgezet in noordoostelijke richting, waarbij:
      • het aaneengesloten groengebied in ieder geval tot minimaal 50 meter vanaf de noordoostelijke grens van dubbelbestemming " Leiding - Hoogspanning" gerealiseerd moet worden;
      • ter hoogte van die dubbelbestemming het aaneengesloten groengebied onderbroken mag worden door een weg;
      • ten behoeve van de aanleg van fiets- en voetpaden het aaneengesloten groengebied onderbroken mag worden.
    • 3. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen - 3" moet het begin van een aaneengesloten groengebied gerealiseerd worden met een breedte van minimaal 17,50 meter; buiten en aansluitend aan de aanduiding "specifieke vorm van groen - 3" moet het groengebied met een breedte van minimaal 17,50 meter worden voortgezet in noordoostelijke richting, waarbij;
      • het aaneengesloten groengebied tot aan de dubbelbestemming " Leiding - Hoogspanning" gerealiseerd moet worden;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen - 4" moet het begin van een aaneengesloten groengebied gerealiseerd worden met een breedte van minimaal 17,50 meter; buiten en aansluitend aan de aanduiding "specifieke vorm van groen - 4" moet het groengebied met een breedte van minimaal 17,50 meter worden voortgezet in noordoostelijke richting, waarbij;
      • het aaneengesloten groengebied tot aan de dubbelbestemming " Leiding - Hoogspanning" gerealiseerd moet worden;
    • 5. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen - 5" moet het begin van een aaneengesloten groengebied gerealiseerd worden met een breedte van minimaal 14 meter; buiten en aansluitend aan de aanduiding "specifieke vorm van groen - 5" moet het groengebied met een breedte van minimaal 14 meter worden voortgezet in noordoostelijke richting, waarbij;
      • het aaneengesloten groengebied in ieder geval tot minimaal 40 meter gemeten vanaf de plangrens ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen - 5" gerealiseerd moet worden;
  • g. water, met inachtneming van het volgende:
    • 1. minimaal 7.800 m2 van de bestemming "Woongebied" moet voor water gebruikt worden;
    • 2. waarbij in ieder geval van een doorlopende hoofdwatergang met een minimale waterbreedte van 9 meter moet worden gerealiseerd,
    • 3. het bepaalde in lid 17.3.3 moet in acht genomen worden;
  • h. groenvoorzieningen, tuinen, parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen en -paden, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder een defosfateringsinstallatie;
  • i. nutsvoorzieningen, buurtbatterijen.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Algemeen

Op de voor 'Woongebied' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies.

17.2.2 Bebouwingsnormen
  • a. er zijn niet meer dan 800 woningen toegestaan;
  • b. een woning moet een minimale oppervlakte hebben van 50 m2;
  • c. ter plaatse van de aanduiding "wonen uitgesloten" mogen geen woningen worden gerealiseerd;
  • d. ter plaatse van de aanduiding "'specifieke bouwaanduiding – dove gevel' moeten de gevels op de eerste verdieping en hoger, dus met uitzondering van de begane grond, van de woningen die gericht zijn op de Verlegde Bosdreef uitgevoerd worden als dove gevel en van een dove gevel voorzien blijven;
  • e. ter plaatse van de aanduiding "'specifieke bouwaanduiding - dove gevel 2' moeten de gevels op de begane grond en daarboven gelegen verdiepingen van de woningen die gericht zijn op de Bosdreef en de Verlegde Bosdreef uitgevoerd worden als dove gevel en van een dove gevel voorzien blijven;
  • f. ter plaatse van het op bijlage 4 met een rode kleur aangegeven gebied moeten de gevels van de woningen waar de hoogste toelaatbare geluidsbelasting wordt overschreden, vanaf de eerste verdieping uitgevoerd worden met een dove gevel en van een dove gevel voorzien blijven;
  • g. ter plaatse van het op bijlage 5 met een rode kleur aangegeven gebied moeten de gevels van de woningen waar de hoogste toelaatbare geluidsbelasting wordt overschreden vanaf de tweede verdieping uitgevoerd worden met een dove gevel en van een dove gevel voorzien blijven;
  • h. ter plaatse van de op bijlage 6 met een rode kleur aangegeven gebied moeten de gevels van de woningen waar de hoogste toelaatbare geluidsbelasting wordt overschreden vanaf de derde verdieping uitgevoerd worden met een dove gevel en van een dove gevel voorzien blijven;
  • i. in aanvulling op het voorgaande geldt, dat als niet kan worden voldaan aan het bepaalde in artikel 30.2 een dove gevel dient te worden toegepast voor de gevels waar de hoogste toelaatbare geluidsbelasting wordt overschreden;
  • j. voor de woningen die langs de Verlegde Bosdreef worden gerealiseerd geldt:
    • 1. dat deze woningen op een afstand van minimaal 15 meter van de rand van de hoofdweg (niet zijnde de ventweg) moeten worden gebouwd;
    • 2. dat de ventilatie-inlaatopeningen van deze woningen aan de zijde van de woningen moeten worden gerealiseerd die niet is gericht op de Verlegde Bosdreef;
  • k. de maximum bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan met de aanduiding "maximum bouwhoogte" op de verbeelding is aangegeven;
  • l. indien op de verbeelding tevens een aanduiding "minimum bouwhoogte" is opgenomen, dan mag de minimum bouwhoogte niet minder bedragen dan met die aanduiding is aangegeven;
  • m. een dakterras is toegestaan; indien de maximaal toegestane bouwhoogte van een gebouw is bereikt geldt daarvoor dat:
    • 1. een hekwerk gerealiseerd moet worden, met een minimum bouwhoogte van 1,3 meter;
  • n. ter plaatse van de aanduiding "wonen uitgesloten" mogen geen woningen worden gebouwd;
    • 1. dat de maximum bouwhoogte van erfafscheidingen
      • 2 meter bedraagt voor erfafscheidingen achter de voorgevel (en het verlengde daarvan) van de woning, tenzij grenzend aan het openbaar toegankelijk gebied; in dat geval bedraagt de maximum bouwhoogte 1 meter;
      • 1 meter bedraagt voor erfafscheidingen vóór de voorgevel (en het verlengde daarvan) van de woning;
    • 2. de maximum bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedraagt dan 2 meter;
  • o. voor gronden die als tuin zullen fungeren behorende bij grondgebonden woningen, geldt met betrekking tot de toegestane bebouwing het volgende:
    • 1. een aanbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw mag niet breder zijn dan 3 meter, gemeten vanaf de oorspronkelijke zijgevel van het hoofdgebouw;
    • 2. een aanbouw aan de achtergevel van het hoofdgebouw mag niet dieper zijn dan 5 meter, gemeten vanaf de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw;
    • 3. de goothoogte van een aanbouw mag niet hoger zijn dan het vloerniveau (+ 30 cm) van de eerste verdieping van het hoofdgebouw, met dien verstande dat een aanbouw mag worden afgedekt met een schuin dakvlak met dezelfde hellingshoek als de kap/schuin dakvlak op het hoofdgebouw;
    • 4. aanbouwen dienen op een afstand van ten minste 1 meter de denkbeeldige lijn getrokken in het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw aan te houden;
    • 5. aanbouwen dienen een afstand van ten minste 2 meter tot de erfgrens aan te houden;
    • 6. gebouwde terrassen (dakterrassen worden niet hieronder begrepen) mogen niet hoger worden dan 0,2 meter boven maaiveld;
    • 7. uitstekende delen aan gebouwen mogen niet dieper dan 2,5 meter uit de gevel steken en moeten ten minste 2,2 meter boven maaiveld blijven;
    • 8. per woning mag de tuin voor niet meer dan 50% worden verhard.
17.2.3 Besluit hogere grenswaarden

De in lid 17.2.2 genoemde woningen mogen uitsluitend worden gebouwd als voldaan is aan het Besluit hogere grenswaarden dat als bijlage 7 is gevoegd bij deze regels.

17.3 Specifieke gebruiksregels
17.3.1 Voorwaardelijke bepaling

De in lid 17.1 onder a en c genoemde woningen mogen uitsluitend in gebruik worden genomen, indien:

  • a. ter plaatse van de aanduiding "overige zone - geluidsafscherming 1" een aaneengesloten geluidsscherm danwel aaneengesloten bebouwing van minimaal het aantal meters moet worden gerealiseerd zoals in artikel 8.2.2 onder b is aangegeven;
    • 1. onderbrekingen in het geluidsscherm cq de bebouwing zijn toegestaan, indien dit noodzakelijk is vanwege de aanleg van een ontsluitingsweg op de Verlegde Bosdreef;
    • 2. indien daardoor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting op de gevel van de begane grond of de daarboven gelegen verdieping(en) van een woning overschreden wordt, moet die gevel uitgevoerd worden met een dove gevel en van een dove gevel voorzien blijven;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "overige zone - geluidsafscherming 2" een geluidsscherm met een bouwhoogte van minimaal 1 meter is gerealiseerd of een vergelijkbare maatregel is getroffen, waarbij:
    • 1. onderbrekingen in het geluidsscherm of de vergelijkbare maatregel zijn toegestaan, indien dit noodzakelijk is vanwege de inrichting van de weg;
    • 2. indien daardoor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting op de gevel van de begane grond van een woning aan de Verlegde Bosdreef wordt overschreden, moet de gevel van die woning op de begane grond uitgevoerd worden met een dove gevel en van een dove gevel voorzien blijven;
  • c. ter plaatse van de aanduiding "overige zone - geluidsafscherming 3" een aaneengesloten geluidsscherm met een bouwhoogte van minimaal 4 meter is gerealiseerd, waarbij;
    • 1. onderbrekingen in het geluidsscherm zijn toegestaan;
    • 2. De in lid 17.2.2 genoemde woningen mogen uitsluitend gebouwd als voldaan is aan het Besluit hogere grenswaarden dat als bijlage 7 is gevoegd bij deze regels.
    • 3. het geluidsscherm uitgevoerd dient te worden met geluidabsorberend materiaal;
  • d. ter plaatse van de aanduiding "minimum bouwhoogte" aaneengesloten bebouwing is gerealiseerd met de voorgeschreven minimum bouwhoogte, waarbij;
    • 1. onderbrekingen in de bebouwing zijn toegestaan, indien dit noodzakelijk is vanwege de inrichting van de weg;
    • 2. indien daardoor de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting op de gevel van de begane grond of de daarboven gelegen verdieping(en) van een woning overschreden wordt, moet die gevel uitgevoerd worden met een dove gevel;
  • e. van de toepassing van dove gevels kan door burgemeester en wethouders met een omgevingsvergunning worden afgeweken en toestaan dat één of meer gevels of delen daarvan niet als dove gevel worden uitgevoerd, als uit nader akoestisch onderzoek blijkt dat voldaan kan worden:
    • 1. aan de voorkeursgrenswaarde zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, of;
    • 2. aan de waarden zoals opgenomen in het Besluit hogere waarden Wet geluidhinder, behorende bij dit bestemmingsplan;
    • 3. door de omliggende bedrijfsactiviteiten aan de geluidsvoorschriften uit het Activiteitenbesluit (of een daarvoor in de plaats getreden kader), een maatwerkvoorschrift of een omgevingsvergunning voor de activiteit milieu.
17.3.2 Aan huis gebonden beroep of bedrijf

Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf, mits:

  • a. ten aanzien van een aan huis gebonden bedrijf sprake is van een bedrijf tot en met categorie 1 als bedoeld in de bij deze regels horende lijst van bedrijfsactiviteiten;
  • b. indien daardoor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting op de gevel van de begane grond of de daarboven gelegen verdieping(en) van een woning overschreden wordt, moet die gevel uitgevoerd worden met een dove gevel en van een voorzien blijven;
  • c. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;
  • d. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van het aan huis gebonden beroep of bedrijf.
17.3.3 Hoofdwatergang

De in lid 17.1 onder g genoemde doorlopende hoofdwatergang moet binnen de bestemming "Woongebied" gerealiseerd worden, rekening houdend met het opgenomen minimum oppervlak aan water dat binnen die bestemming gerealiseerd moet worden. Daarbij dient het doorstroomprofiel van de hoofdwatergang te voldoen aan de eisen die het hoogheemraadschap stelt blijkens de legger.

17.4 Afwijken van de bouwregels
17.4.1 Dove gevels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.2.2 onder d tot en met h en toestaan dat één of meer gevels of delen daarvan niet als dove gevel worden uitgevoerd, als uit nader akoestisch onderzoek blijkt dat voldaan kan worden:

  • a. aan de voorkeursgrenswaarde zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, of;
  • b. aan de waarden zoals opgenomen in het Besluit hogere waarden Wet geluidhinder, behorende bij dit bestemmingsplan;
  • c. door de omliggende bedrijfsactiviteiten aan de geluidsvoorschriften uit het Activiteitenbesluit (of een daarvoor in de plaats getreden kader), een maatwerkvoorschrift of een omgevingsvergunning voor de activiteit milieu.
17.5 Afwijken van de gebruiksregels
17.5.1 Andere bedrijfsactiviteit

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • 1. het bepaalde in lid 17.1 voor het toestaan van kleinschalige kantoren;
  • 2. het bepaalde in 17.3.2 terzake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.

Artikel 18 Leiding - Hoogspanning

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor 150 kV ondergrondse hoogspanningsleidingen.

18.2 Bouwregels
18.2.1 Verbod

Op de voor 'Leiding - Hoogspanning' bestemde gronden, mag in afwijking van de bouwregels voor de andere voorkomende bestemming(en) dan 'Leiding - Hoogspanning', op bedoelde gronden niet worden gebouwd.

18.2.2 Uitzondering op verbod

Het bouwverbod bedoeld in 18.2.1 geldt niet voor bebouwing welke is toegestaan ingevolge de bestemming 'Leiding - Hoogspanning' en (vervangende nieuwbouw van) bebouwing welke aanwezig is op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

18.2.3 Toegestane bouwwerken

Ten behoeve van de functie 'Leiding - Hoogspanning' mogen worden gebouwd in de bestemming passende bouwwerken zoals pomp-, regel-, meetstations e.d., elk niet groter dan 80 m3.

18.3 Afwijken van de bouwregels
18.3.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in lid 18.2.1 ten behoeve van bouwwerken welke toegelaten zijn krachtens de andere bestemming(en) dan 'Leiding - Hoogspanning', mits het belang van de hoogspanningsleiding hierdoor niet wordt geschaad. Afwijking is niet toegestaan voor bebouwing binnen 4 meter gemeten aan weerszijden uit de hartlijn "leiding hoogspanning".

18.3.2 Advies

Alvorens vergunning te verlenen, winnen burgemeester en wethouders het schriftelijk advies in van de beheerder van de hoogspanningsleiding aan de hand waarvan zij desgewenst voorwaarden kunnen verbinden aan de vergunning, ter bescherming van bedoelde leiding.

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.4.1 Verbod

Op de voor 'Leiding - Hoogspanning' bestemde gronden is het verboden zonder schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de onderstaande werken (geen bouwwerken zijnde) en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • b. Het indrijven van voorwerpen in de bodem (incl. heiwerkzaamheden);
  • c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven alsmede door ophogen;
  • d. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • e. het verrichten van grondroer werkzaamheden, anders dan ten behoeve van leidingen;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • g. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
18.4.2 Uitgezonderde werkzaamheden

Zulks geldt niet voor werken en werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en evenmin voor werken en werkzaamheden welke ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren.

18.4.3 Vergunning

Vergunning wordt verleend, indien de uitvoering van de werken c.q. werkzaamheden zoals vermeld in lid 18.4.1 geen gevaar oplevert voor de ondergrondse leidingen of het goed functioneren ervan.

18.4.4 Advies

Alvorens vergunning te verlenen winnen burgemeester en wethouders het schriftelijk advies in van de beheerder van de hoogspanningsleiding, aan de hand waarvan zij desgewenst voorwaarden kunnen verbinden aan de vergunning, ter bescherming van het belang van de hoogspanningsleiding.

Artikel 19 Leiding - Water

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse waterleiding, alsmede voor de hierbij behorende bovengrondse voorzieningen.

19.2 Bouwregels
19.2.1 Verbod

Op de voor 'Leiding - Water' bestemde gronden mag, in afwijking van de bouwregels voor de andere voorkomende bestemming(en) dan 'Leiding - Water', binnen bedoelde zone niet worden gebouwd.

19.2.2 Uitzondering op verbod

Het bouwverbod bedoeld in 19.2.1 geldt niet voor bebouwing welke is toegestaan ingevolge de bestemming 'Leiding - Water' en (vervangende nieuwbouw van) bebouwing welke aanwezig is op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

19.2.3 Toegestane bouwwerken

Ten behoeve van de functie 'Leiding - Water' mogen worden gebouwd in de bestemming passende bouwwerken, zoals pomp-, regel-, meetstations e.d., elk niet groter dan 80 m3, en niet hoger dan 3 meter.

19.3 Afwijken van de bouwregels
19.3.1 Omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen waarbij wordt afgeweken van het bepaalde in lid 19.2.1 ten behoeve van bouwwerken welke toegelaten zijn krachtens de andere toegelaten bestemming(en) dan 'Leiding - Water'.

19.3.2 Advies

Alvorens de omgevingsvergunning te verlenen winnen burgemeester en wethouders het schriftelijk advies in van de beheerder van de leiding aan de hand waarvan zij desgewenst voorwaarden kunnen verbinden aan de vergunning, ter bescherming van het belang van de leiding.

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.4.1 Verbod

Op de voor 'Leiding - Water' bestemde gronden is het verboden zonder schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de onderstaande werken (geen bouwwerken zijnde) en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen/rooien van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • b. het indrijven van voorwerpen in de bodem (incl. heiwerkzaamheden);
  • c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven alsmede door ophogen;
  • d. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • e. het verrichten van grondroer werkzaamheden, anders dan ten behoeve van leidingen;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • g. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • h. het permanent opslaan van goederen waaronder begrepen afvalstoffen.
19.4.2 Uitgezonderde werkzaamheden

Zulks geldt niet voor werken en werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en evenmin voor werken en werkzaamheden welke ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren.

19.4.3 Omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning wordt verleend, indien de uitvoering van de werken c.q. werkzaamheden zoals vermeld in lid 19.4.1 geen gevaar oplevert voor de ondergrondse waterleiding(en) of het goed functioneren ervan.

19.4.4 Advies

Alvorens de omgevingsvergunning te verlenen winnen burgemeester en wethouders het schriftelijk advies in van de beheerder van de leiding, aan de hand waarvan zij desgewenst voorwaarden kunnen verbinden aan de vergunning, ter bescherming van het belang van de leiding.

Artikel 20 Waarde - Archeologie 1

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

20.2 Bouwregels
20.2.1 Rapport archeologisch deskundige

In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport aan burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke voldoen aan de oppervlakte- en dieptematen welke genoemd zijn in 20.3.1.

20.2.2 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning voor het bouwen

Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende regels verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.3.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de hierna onder 20.3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 2,5 meter beneden NAP en die tevens een oppervlakte beslaan van meer dan 100 vierkante meter.

20.3.2 Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden
  • a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven;
  • e. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
20.3.3 Uitgezonderde werkzaamheden

Het vergunningvereiste geldt niet voor werken (geen bouwwerken zijnde) of werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden, niet voor bedoelde activiteiten welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.

20.3.4 Vergunning

Vergunning wordt verleend nadat de aanvrager een rapport aan burgemeester en wethouders heeft overgelegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

20.3.5 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan vergunning

Aan een vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

Artikel 21 Waarde - Archeologie 2

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

21.2 Bouwregels
21.2.1 Rapport archeologisch deskundige

In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport aan burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke voldoen aan de oppervlakte- en dieptematen welke genoemd zijn in 21.3.1.

21.2.2 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning voor het bouwen

Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende regels verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.3.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de hierna onder 21.3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 6,5 meter beneden NAP, respectievelijk de onderwaterbodem, en die tevens een oppervlakte beslaan van meer dan 200 vierkante meter.

21.3.2 Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden
  • a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven;
  • e. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
21.3.3 Uitgezonderde werkzaamheden

Het vergunningvereiste geldt niet voor werken (geen bouwwerken zijnde) of voor werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden, niet voor bedoelde activiteiten welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.

21.3.4 Vergunning

Vergunning wordt verleend nadat de aanvrager een rapport aan burgemeester en wethouders heeft overgelegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

21.3.5 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan vergunning

Aan een vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

Artikel 22 Waarde - Archeologie 3

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde - Archeologie 3" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

22.2 Bouwregels
22.2.1 Rapport archeologisch deskundige

In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport aan burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke voldoen aan de oppervlakte- en dieptematen welke genoemd zijn i n 22.3.1.

22.2.2 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan bouwvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende regels verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.3.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de hierna onder 22.3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 3,0 meter beneden NAP en die tevens een terreinoppervlak groter dan 200 m2 beslaan (gebied 4 op de plankaart archeologie).

22.3.2 Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden
  • a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven;
  • e. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
22.3.3 Uitgezonderde werkzaamheden

Het vergunningvereiste geldt niet voor bedoelde activiteiten gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.

22.3.4 Vergunning

Een omgevingsvergunning wordt verleend, indien daardoor de aanwezige archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

22.3.5 Rapport archeologisch deskundige

Alvorens de omgevingsvergunning te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de vergunning aan burgemeester en wethouders hieromtrent een rapport van een archeologisch deskundige te overleggen.

22.3.6 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan een omgevingsvergunning

Aan een omgevingsvergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

Artikel 23 Waarde - Archeologie 4

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

23.2 Bouwregels
23.2.1 Rapport archeologisch deskundige

In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport aan burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) die een groter oppervlak hebben en tevens dieper reiken dan de oppervlakte- en dieptematen die genoemd zijn in 23.3.1.

23.2.2 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning voor het bouwen

Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende regels verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
23.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.3.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de hierna onder 23.3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q.. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 3,0 meter beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 100 vierkante meter beslaan.

23.3.2 Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden
  • a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven;
  • e. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
23.3.3 Uitgezonderde werkzaamheden

Het vergunningvereiste geldt niet voor werken (geen bouwwerken zijnde) of werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden, niet voor bedoelde activiteiten welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.

23.3.4 Vergunning

Vergunning wordt verleend, nadat de aanvrager van een omgevingsvergunning een rapport aan burgemeester en wethouders heeft overgelegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

23.3.5 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan vergunning

Aan een vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

Artikel 24 Waarde - Archeologie 5

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

24.2 Bouwregels
24.2.1 Rapport archeologisch deskundige

In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport aan burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) die een groter oppervlak hebben en tevens dieper reiken dan de oppervlakte- en dieptematen die genoemd zijn in 24.3.1.

24.2.2 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning voor het bouwen

Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende regels verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
24.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.3.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de hierna onder 24.3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q.. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 1,0 meter beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 200 vierkante meter beslaan.

24.3.2 Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden
  • a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven;
  • e. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
24.3.3 Uitgezonderde werkzaamheden

Het vergunningvereiste geldt niet voor werken (geen bouwwerken zijnde) of werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden, niet voor bedoelde activiteiten welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.

24.3.4 Vergunning

Vergunning wordt verleend, nadat de aanvrager van een omgevingsvergunning een rapport aan burgemeester en wethouders heeft overgelegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

24.3.5 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan vergunning

Aan een vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

Artikel 25 Waterstaat - Waterkering

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor waterkering.

25.2 Bouwregels
25.2.1 Verbod

Ter plaatse van de bestemming 'Waterstaat - Waterkering', mag in afwijking van de bouwregeling voor de andere voorkomende bestemming(en) dan 'Waterstaat - Waterkering', niet binnen bedoelde zone worden gebouwd.

25.2.2 Uitzondering op verbod

Het bouwverbod bedoeld in 25.2.1 geldt niet voor bebouwing welke is toegestaan ingevolge de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' en (vervangende nieuwbouw van) bebouwing welke aanwezig is op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

25.2.3 Toegestane bouwwerken

Ten behoeve van de functie waterstaat - waterkering mogen worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van waterbouwkundige aard, zoals kademuren, duikers, keerwanden, beschoeiingen e.d.

25.3 Afwijken van de bouwregels
25.3.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in lid 25.2.1 ten behoeve van bouwwerken welke toegelaten zijn krachtens de andere toegelaten bestemming(en) dan 'Waterstaat - Waterkering', mits het belang van de waterkering hierdoor niet wordt geschaad.

25.3.2 Advies

Alvorens vergunning te verlenen winnen burgemeester en wethouders het schriftelijk advies in van de dijkbeheerder, aan de hand waarvan zij desgewenst voorwaarden kunnen verbinden aan de vergunning, ter bescherming van genoemd belang.

Artikel 26 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de instandhouding van een hoofdwatergang.

26.2 Bouwregels

Op de voor ''Waterstaat - Waterstaatkundige functie' bestemde gronden, mag in afwijking van de bouwregeling voor de andere voorkomende bestemming(en) dan 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' niet worden gebouwd.

26.3 Afwijken van de bouwregels
26.3.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in lid 26.2 ten behoeve van bouwwerken welke toegelaten zijn krachtens de andere toegelaten bestemming(en) dan 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' , mits het belang van de hoofdwatergang hierdoor niet wordt geschaad.

26.3.2 Advies

Alvorens vergunning te verlenen winnen burgemeester en wethouders het schriftelijk advies in van het waterschap, aan de hand waarvan zij desgewenst voorwaarden kunnen verbinden aan de vergunning, ter bescherming van genoemd belang.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 27 Algemene aanduidingsregels

27.1 vrijwaringszone - dijk
27.1.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'vrijwaringszone - dijk' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor onderhoud, bescherming of mogelijkheden voor versterking van de waterkerende functies van de dijk.

27.1.2 Bouwregels
a Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' mag, in afwijking van de bouwregeling voor de voorkomende bestemmingen, niet binnen bedoelde zone worden gebouwd.

b Uitzondering op verbod

Het bouwverbod bedoeld in a geldt niet voor (vervangende nieuwbouw van) bebouwing die aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

27.1.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in a ten behoeve van bouwwerken die toegelaten zijn krachtens de voorkomende bestemming(en), mits:

  • geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de waterkerende functies van de dijk;
  • vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende beheerder van de waterkering.
27.2 Kostenverhaal
27.2.1 Wetgevingzone - exploitatiegebied
  • a. Kosten van gebiedsinvesteringen worden verhaald ten laste van de gronden gelegen binnen het exploitatiegebied, waarop bouwplannen zijn voorzien, waarvoor kostenverhaal verplicht is op grond van artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening of een daarvoor in de plaats tredend besluit;
  • b. het exploitatiegebied is op de verbeelding aangegeven met de aanduiding "Wetgevingzone - exploitatiegebied".

Artikel 28 Algemene wijzigingsregels

28.1 Wetgevingzone - wijzigingsgebied - 2

Ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingzone - wijzigingsgebied - 2' kunnen burgemeester en wethouders op grond van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening de bestemming(en) wijzigen naar de functie wonen en bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 2, zoals opgenomen op de lijst van bedrijfsactiviteiten die als bijlage 2 bij deze regels is gevoegd, met bijbehorende voorzieningen zoals, water, tuin, parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen en -paden, onder de voorwaarden dat;

  • a. gebouwen uit maximaal 5 bouwlagen mogen bestaan;
  • b. gebouwen niet buiten de bouwgrenzen gebouwd mogen worden, zoals opgenomen op het kaartje dat als bijlage 3 bij de regels is gevoegd;
  • c. minimaal 60% b.v.o. van gebouwen uit woningen moet bestaan;
  • d. minimaal 20% b.v.o. van gebouwen uit bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 2 moet bestaan;
  • e. minimaal 70% van de voorgevels van woningen gekeerd moeten zijn naar de bouwgrenzen, zoals opgenomen op het kaartje dat als bijlage 3 bij de regels is gevoegd.
  • f. in afwijking van het bepaalde onder a gebouwen uit minimaal 4 bouwlagen moetn bestaan en uit maximaal 8 bouwlagen mogen bestaan, indien gelegen:
    • 1. aan de Boezem;
    • 2. aan de Verlegde Bosdreef;
  • g. maximaal 140 woningen mogen worden gebouwd;
  • h. een woning moet een minimale oppervlakte hebben van 50 m2;
  • i. per woning de tuin voor niet meer dan 50% mag worden verhard;
  • j. de wijziging uit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
  • k. de wijziging uit milieutechnisch oogpunt aanvaardbaar is;
  • l. bij het aantonen van de milieutechnische aanvaardbaarheid zoals genoemd onder j met betrekking tot het aspect "geluid" uit een akoestisch rapport moet blijken dat kan worden voldaan aan de Wet geluidhinder of een wettelijk kader dat daarvoor in de plaats is getreden;
  • m. de wijziging uit verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar is; waarbij uitgangspunt is dat de verkeersgeneratie niet meer mag bedragen dan de verkeersgeneratie als gevolg van het realiseren van 140 woningen;
  • n. voldaan kan worden aan een water(compensatie)opgave die uit de wijziging voortvloeit;
  • o. er sprake is van voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen, overeenkomstig het beleid van de gemeente Rotterdam ten aanzien van parkeren, zoals geldend op het moment van de aanvraag van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen en het gebruik van gronden en/of bouwwerken.

28.2 Wetgevingzone - wijzigingsgebied - 3

Ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingzone - wijzigingsgebied - 3' kunnen burgemeester en wethouders op grond van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening de bestemming(en) wijzigen naar de functies:

  • horeca,
  • voorzieningen op het gebied van onderwijs en cultuur, waaronder een museum,
  • zalenverhuur/voorzieningen ten behoeve van het houden van bijeenkomsten in de zin van vergaderingen, lezingen ed;

onder de voorwaarden dat:

  • a. de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 10 meter;
  • b. het bebouwde oppervlakte met niet meer dan 800 m2 mag toenemen;
  • c. de wijziging uit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
  • d. de wijziging uit verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar is;
  • e. de wijziging uit milieutechnisch oogpunt aanvaardbaar is;
  • f. bij het aantonen van de milieutechnische aanvaardbaarheid zoals genoemd onder e met betrekking tot het aspect "geluid" uit een akoestisch rapport moet blijken dat kan worden voldaan aan de Wet geluidhinder of een wettelijk kader daarvoor in de plaats is getreden;
  • g. advies wordt ingewonnen van het Hoogheemraadschap.
  • h. er sprake is van voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen, overeenkomstig het beleid van de gemeente Rotterdam ten aanzien van parkeren, zoals geldend op het moment van de aanvraag van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen en/of het gebruik van gronden en/of bouwwerken.

28.3 Wetgevingzone - wijzigingsgebied - 4

Ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingzone - wijzigingsgebied - 4' kunnen burgemeester en wethouders op grond van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening de bestemming(en) wijzigen naar de bestemming en/of functies:

  • 'Gemengd - 2',
  • parkeervoorzieningen,
  • voorzieningen op het gebied van onderwijs en cultuur, waaronder een museum,
  • zalenverhuur/voorzieningen ten behoeve van het houden van bijeenkomsten in de zin van vergaderingen, lezingen ed;

onder de voorwaarden dat:

  • a. de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 10 meter, gemeten vanaf het hoogst gelegen maaiveld;
  • b. het bebouwde oppervlakte met niet meer dan 2000 m2 mag toenemen;
  • c. de wijziging uit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
  • d. de wijziging uit verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar is;
  • e. de wijziging uit milieutechnisch oogpunt aanvaardbaar is;
  • f. bij het aantonen van de milieutechnische aanvaardbaarheid zoals genoemd onder e met betrekking tot het aspect "geluid" uit een akoestisch rapport moet blijken dat kan worden voldaan aan de Wet geluidhinder of een wettelijk kader dat daaroor in de plaats is getreden;
  • g. advies wordt ingewonnen van het Hoogheemraadschap;
  • h. er sprake is van voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen, overeenkomstig het beleid van de gemeente Rotterdam ten aanzien van parkeren, zoals geldend op het moment van de aanvraag van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen en het gebruik van gronden en/of bouwwerken.
28.4 Wetgevingzone - wijzigingsgebied - 5

Ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingzone - wijzigingsgebied - 5' kunnen burgemeester en wethouders op grond van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening de bestemming(en) wijzigen naar maatschappelijke voorzieningen, met uitzondering van Geluidsgevoelige objecten genoemd in artikel 1.31 van deze regels, met het daarbij behorende erf en ontsluitingswegen.

Artikel 29 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 30 Algemene bouwregels

30.1 Afdekking van gebouwen

Ingeval noch de regels, noch de verbeelding (plankaart) duidelijkheid verschaffen over de wijze van afdekking van gebouwen, mogen gebouwen zowel met een kap als plat worden afgedekt.

30.2 Geluidsgevoelige objecten

Bij nieuwe situaties in de zin van de Wet geluidhinder is de realisatie "Geluidsgevoelige functies" voorzover gelegen binnen een geluidzone, alleen mogelijk indien voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarden van de Wet geluidhinder, dan wel aan het besluit hogere grenswaarden dat aan dit bestemmingsplan is toegevoegd.

30.3 Souterrain

Een souterrain mag niet hoger reiken dan 2 meter boven peil.

Artikel 31 Algemene afwijkingsregels

31.1 Afwijking toegestane bouwhoogte techniek

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van de regels van dit bestemmingsplan ten aanzien van de maximum toegestane bouwhoogte van een gebouw, ten behoeve van technische voorzieningen op het dak, welke noodzakelijk zijn voor het doelmatig functioneren van het bouwwerk, zoals liftopbouwen, lichtkoepels, schoorstenen, antennemasten, luchtverversingsapparatuur, glazenwas installatie e.d., mits de overschrijding van de maximum bouwhoogte niet meer dan 5 meter bedraagt, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

31.2 Afwijking toegestane afmetingen, maten en percentages

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van de regels van dit bestemmingsplan voor afwijkingen van toegestane afmetingen, maten (waaronder minimale en maximale afstanden) en percentages tot niet meer dan 10% van die afmetingen, maten en percentages, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de milieusituatie.

Artikel 32 Overige regels

32.1 Voorwaardelijke verplichting over parkeren

Een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen en het gebruik van gronden of bouwwerken op grond van de regels in hoofdstuk 2 kan uitsluitend worden verleend als voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen, overeenkomstig het in de gemeente Rotterdam geldende beleid ten aanzien van parkeren voor de overige bestemmingen in het plangebied.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 33 Overgangsrecht

33.1 Overgangsrecht bouwwerken
33.1.1 Aanwezige bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
33.1.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.

33.1.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

33.2 Overgangsrecht gebruik
33.2.1 Bestaand gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

33.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

33.2.3 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

33.2.4 Uitzonderingen op het overgangsrecht gebruik

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 34 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan "Boezembocht-Veilingterrein", gemeente Rotterdam.