direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Lloydkwartier
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0599.BP1059Lloydkwtr-va03

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het nu geldende bestemmingsplan is verouderd. Het opstellen van het bestemmingsplan gebeurt in het kader van het Meerjarenprogramma actualisering bestemmingsplannen 2008 - 2013.

1.2 Gekozen planopzet

Het vorige bestemmingsplan voor Lloydkwartier is een globaal plan, dat vooral gebruikt is ter herstructurering van het gebied van havengebied naar woongebied. Het huidige bestemmingsplan voor de rivier is eveneens zeer globaal, maar vooral sterk verouderd. Het nieuwe bestemmingsplan is meer gedetailleerd, maar maakt nog steeds gebruik van flexibele bestemmingen voor de gebieden die nog niet volledig ontwikkeld zijn.

1.3 Ligging en begrenzing

Het plangebied is gelegen in de deelgemeente Delfshaven, tussen Westzeedijk, Parkhaven, Nieuwe Maas en de haven Schiemond en omvat de Schiehaven, de Sint-Jobshaven, de Lloydpier en de Müllerpier.

1.4 Vigerende bestemmingsplannen

De volgende geldende plannen zijn geheel of gedeeltelijk binnen het plangebied van het bestemmingsplan gelegen. Bij elk plan is aangegeven wanneer het is vastgesteld door de gemeenteraad en wanneer het is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland:

(535) Lloydkwartier

Vastgesteld 06-09-2001 Goedgekeurd 21-12-2001 Onherroepelijk 01-03-2002

(407) Delfshaven

Vastgesteld 29-10-1987 Goedgekeurd 02-06-1976 Kroonbesluit 08-10-1981

(127) Handels- en Industrieterreinen Bebouwingsverordening

Vastgesteld 21-06-1938 Goedgekeurd 25-01-1939

(55A) Uitbreidingsplan Coolpolder en Noordelijk Stadsdeel

Vastgesteld 10-06-1920 Goedgekeurd 11-09-1920

De bestemmingsplannen met nummer 127 en 55A dateren van voor de invoering van de WRO uit 1965 en hebben (vanwege art. 9.3.2 van de Invoeringswet Wro) per 1 juli 2013 hun rechtsgeldigheid verloren als planologisch kader. Plan 535 en 407 zijn inmiddels ouder dan 10 jaar en nodig aan vernieuwing toe.

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1059Lloydkwtr-va03_0002.jpg"

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Rijksbeleid

Algemeen

Met de komst van de Wet ruimtelijke ordening in 2008 zijn de juridische mogelijkheden van het Rijk gewijzigd. Structuurvisies zullen voortaan de hoofdlijnen van het nationale ruimtelijk beleid aangeven en de nationale belangen die met dat beleid worden behartigd proberen veilig stellen. Ter verwezenlijking daarvan heeft het Rijk de beschikking over nieuwe juridisch mogelijkheden. Het rijk kan een bestemmingsplan opstellen, een zogenaamd rijksinpassingsplan. Daarnaast zijn er instrumenten die uitvoering van het rijksbeleid kunnen verzekeren zoals de bevoegdheid tot het stellen van algemene regels in een algemene maatregel van bestuur (amvb) en het opleggen van aanwijzigingen.
De Rijksoverheid heeft naar aanleiding van de nieuwe Wro het document 'realisatie nationaal ruimtelijk beleid' opgesteld, waarmee zij voldoen aan de verplichting inzichtelijk te maken hoe de rijksbelangen zullen worden gerealiseerd. De rijksoverheid werkt daarnaast aan het opstellen van de Amvb ruimte.

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Vastgesteld op 13 maart 2012

Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Daar streeft het Rijk naar met een krachtige aanpak die gaat voor een excellent internationaal vestigingsklimaat, ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Dit doet het Rijk samen met andere overheden en met een Europese en mondiale blik. Voor de middellange termijn (2028) kiest het Rijk drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden:
1) Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijke economische structuur;
2) Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
3) Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Daarnaast benoemt het Rijk 13 nationale belangen, waar het rijk verantwoordelijk voor is. Het betreft:
1) een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
2) Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie;
3) Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
4) Efficiënt gebruik van de ondergrond;
5) Een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
6) Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
7) Het in stand houden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen;
8) Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
9) Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening, en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
10) Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
11) Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
12) Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
13) Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.

De nationale ruimtelijke hoofdstructuur geeft de nationale belangen, waarvoor het Rijk verantwoordelijk is, geografisch weer. Op deze kaart in de structuurvisie is op hoofdlijnen aangegeven welke gebieden en structuren van nationaal belang zijn bij de geformuleerde rijksdoelen rond concurrentiekracht, bereikbaarheid en leefbaarheid en veiligheid, zodat een samenhangende ruimtelijke hoofdstructuur zichtbaar wordt.

De structuurvisie infrastructuur en ruimte vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving.

2.1.2 Kiezen voor karakter (Visie erfgoed en ruimte)

Bijlage bij brief aan Tweede Kamer, 15 juni 2011

In de beleidsvisie 'Kiezen voor karakter (Visie erfgoed en ruimte) van juni 2011 schetst het kabinet haar visie op het borgen van onroerend cultureel erfgoed in de ruimtelijke ordening. De beleidsvisie is complementair aan en consistent met de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het ministerie van I&M.

Daarnaast gaat het Rijk duidelijker prioriteiten stellen en aangeven welke cultuurhistorische gebieden en opgaven voor het Rijk van (inter)nationaal belang zijn en waar het Rijk voor zichzelf een rol ziet. De vijf in de visie geschetste prioriteiten zijn:

  • 1. Werelderfgoed: samenhang borgen, uitstraling vergroten;
  • 2. Eigenheid en veiligheid: zee, kust en rivieren;
  • 3. Herbestemming als (stedelijke) gebiedsopgave: focus op groei en krimp;
  • 4. Levend landschap: synergie tussen erfgoed, economie, ecologie;
  • 5. Wederopbouw: tonen van een tijdperk.

Als gevolg van de koers om cultureel erfgoed te verankeren in de ruimtelijke ordening is per 1 januari 2012 in het besluit Ruimtelijke Ordening opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden. Een Cultuurhistorische Verkenning of quick scan kan inzicht geven in de cultuurhistorische waarden van een gebied en is de basis voor de verwerking van cultuurhistorie in het bestemmingsplan. Voor het plangebied is een cultuurhistorische verkenning uitgevoerd.

2.2 Provinciaal en regionaal beleid

Algemeen

Met de komst van de Wet ruimtelijke ordening in 2008 zijn de juridische mogelijkheden van de provincie gewijzigd. Structuurvisies zullen voortaan de hoofdlijnen van het provinciale ruimtelijk beleid aangeven en de provinciale belangen die met dat beleid worden behartigd veilig stellen. Ter verwezenlijking daarvan heeft de provincie de beschikking over nieuwe juridisch mogelijkheden, te weten het provinciale bestemmingsplan ofwel inpassingsplan, de verordening en het opleggen van aanwijzingen. Met de inwerkingtreding van de Wro is de goedkeuringstaak van Gedeputeerde Staten ten aanzien van ruimtelijke plannen komen te vervallen. Dit betekent dat de provincie dient te handelen vanuit het provinciaal belang. Enkel op die basis kan de provincie gebruik maken van het instrumentarium dat op grond van de Wro beschikbaar is.

2.2.1 Provinciale structuurvisie "Visie op Zuid-Holland"

Vastgesteld door Provinciale Staten op 2 juli 2010

In een provincie met 3,5 miljoen mensen en belangrijke economische clusters is de ruimte schaars.
Zuid-Holland is een intensief gebruikt gebied met een strategische ligging op het natuurlijke kruispunt
van internationale verbindingen. De lage ligging van Zuid-Holland en de ligging aan zee hebben
invloed op de mogelijkheden om de beschikbare ruimte te benutten. Een gevarieerd landschap van
delta, kust, rivieren en veenweiden in directe nabijheid van steden vormt een uniek decor. Dit biedt de
provincie kansen om haar internationale concurrentiepositie uit te bouwen. De mens is daarin de
bepalende factor. Zuid-Holland wil de inwoners nu en in de toekomst een goede en veilige woon, -
werk- en leefomgeving bieden. Leefbaarheid, vitaliteit en diversiteit staan centraal om de dynamiek,
creativiteit en innovatiekracht van de mensen in Zuid-Holland verder te laten bloeien.

De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil de provincie bereiken door het realiseren van een samenhangend stedelijk netwerk en groenstructuur. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.

De provincie werkt daarvoor samen met gemeenten en andere partijen, Ze doet dit vanuit een proactieve houding. De provincie stuurt op kwaliteit en functies. Dat kan zijn door te ordenen, programma's en projecten te ontwikkelen, onderzoek uit te voeren of te agenderen. Kaarten zijn een ruimtelijke weergave van doelstellingen en ambities. Meer dan voorheen stuurt de provincie op hoofdlijnen en zet zij in op vroegtijdige samenwerking. Deze aanpak sluit aan bij de nieuwe stijl van besturen: 'Lokaal wat kan, provinciaal wat moet'. De provincie geeft het lokale bestuur ruimte bij de ruimtelijke inrichting en stelt daarvoor kaders. Hierbij zijn sturen op efficiënt ruimtegebruik, verbeteren van de verbindingen en samenhang tussen de gebieden naast versterken van de ruimtelijke kwaliteiten de uitgangspunten. Vandaar de titel "Ontwikkelen met schaarse ruimte". Dit vraagt om duidelijke keuzes. Deze zijn in de structuurvisie gemaakt op basis van de provinciale belangen. Het beleid geformuleerd in de structuurvisie is grotendeels consistent met het eerder geformuleerd beleid. Wel zijn nieuwe accenten gelegd of is de koers iets gewijzigd op basis van trends, ontwikkelingen en de sturingsfilosofie van de provincie.

De structuurvisie vervangt het interim-beleid voor de provinciale ruimtelijke ordening. Het interimbeleid
was gebaseerd op de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie Zuid-Holland 2020 (2004), de streekplannen Zuid-Holland - Zuid (2000), -West (2003), -Oost (2003) en Rijnmond (2005), alle herzieningen en uitwerkingen daarvan, evenals de Nota Regels voor Ruimte (2006). De structuurvisie implementeert de beleidslijnen uit de Voorloper Groene Hart. Ook de gemaakte afspraken over de Zuidvleugel zijn nu in het ruimtelijk beleid verankerd.

2.2.2 Provinciale verordening "Ruimte"

Vastgesteld door Provinciale Staten op 29 februari 2012

De verordening Ruimte is een van de ruimtelijke instrumenten die de provincie Zuid-Holland heeft om het ruimtelijk beleid geformuleerd in de provinciale structuurvisie te realiseren. In de verordening is ook het deel van het ruimtelijk beleid opgenomen van het Rijk, dat door middel van de provinciale verordening doorwerkt op het gemeentelijk niveau.

2.3 Gemeentelijk beleid

Algemeen

Met de komst van de Wet ruimtelijke ordening in 2008 kunnen ook gemeenten hun gemeentelijk beleid vastleggen in structuurvisies. In Rotterdam zijn er een viertal structuurvisies in ontwikkeling: structuurvisie "Stadshavens", "Central District", "Hart van Zuid" en "Stadionpark". Ter verwezenlijking van de doelen in het ruimtelijk beleid stelt de gemeente bestemmingsplannen op. In Rotterdam zijn er twee typen bestemmingsplannen te onderscheiden het zogenoemde gebiedsbestemmingsplannen en projectbestemmingsplannen. Gebiedsbestemmingsplannen worden opgesteld door de cluster Stadsontwikkeling naar aanleiding van een meerjarenplanning. Wanneer een bepaalde ontwikkeling buiten het opstellen van een gebiedbestemmingsplan valt, kan daar een projectbestemmingsplan voor opgesteld worden, door een initiatiefnemer.

2.3.1 Beleidsnota 'Collectie Rotterdam, Monumentenbeleid 2005-2008' en de Monumentenverordening Rotterdam 2010

Vastgesteld op 3 februari 2005 en vastgesteld op 30 september 2010 door de Rotterdamse gemeenteraad.

In de beleidsnota Collectie Rotterdam, Monumentenbeleid 2005-2008 en de Monumentenverordening worden de bakens voor de toekomst van het Rotterdamse erfgoed uitgezet. Rode draad is de opvatting dat cultuurhistorie onlosmakelijk verbonden is met ruimtelijke kwaliteit en identiteit. De monumenten en beschermde stadsgezichten zijn de bewezen kwaliteiten van de stad en vertellen het verhaal van Rotterdam. Het monumentenbeleid van de gemeente Rotterdam is erop gericht de historische gelaagdheid van de stad te behouden voor toekomstige generaties en de kennis over de historische bebouwde omgeving te vergroten.

2.3.2 Beleidsnota Archeologie 2008-2011, Archeologische Waarden- en Beleidskaart (AWK), lijst met Archeologisch Belangrijke Plaatsen (ABP's), Archeologieverordening Rotterdam

Vastgesteld op 17 juli 2008 door de Rotterdamse Gemeenteraad, vastgesteld op 31 januari 2006 en vastgesteld op 29 september 2009 door de Burgemeester en Wethouders van Rotterdam, vastgesteld op 5 november 2009 door de Rotterdamse Gemeenteraad

In 1992 hebben de Ministers van Cultuur van de bij de Raad van Europa aangesloten landen te Valletta (Malta) het Europese Verdrag inzake de bescherming van het Archeologisch Erfgoed ondertekend. Met het Verdrag van Malta is het streven vastgelegd naar onder meer:
- het behoud van het archeologisch bodemarchief ter plaatse (in situ);
- het documenteren van het archeologisch bodemarchief, indien behoud niet mogelijk blijkt;
- het vroegtijdig en volwaardig betrekken van de archeologie bij ontwikkelingen op het gebied van de ruimtelijke ordening;
- het verbreden van het draagvlak voor de archeologie;
- het toepassen van het beginsel 'de verstoorder betaalt'.
De afspraken van Malta zijn verwerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg, die op 1 september 2007 in werking is getreden. Het zwaartepunt van het archeologiebeleid is bij gemeenten komen te liggen. In een bestemmingsplan moet een gemeente aangeven welke archeologische waarden mogelijkerwijs aan de orde zijn.

Rotterdam draagt sinds 1960 zorg voor het eigen archeologisch erfgoed en is in het bezit van een door het rijk verleende opgravingsbevoegdheid. Het doel van het Rotterdamse archeologiebeleid is: (1) te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem; (2) te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; (3) te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden. De gemeente Rotterdam bezit een vastgestelde Archeologische Waarden- en Beleidskaart (AWK), een vastgestelde Beleidsnota Archeologie 2008-2011 en een vastgestelde lijst met Archeologisch Belangrijke Plaatsen (ABP's), die opgenomen zijn in de eveneens vastgestelde Archeologieverordening Rotterdam. Genoemde beleidsinstrumenten moeten een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen waarborgen.

2.3.3 Evenementennota - herrijking evenementenbeleid

Rotterdam is de evenementenstad van Nederland. Dat is niet toevallig ontstaan, maar het resultaat van een consistent gemeentelijk beleid. Met onze evenementen bereiken we vrijwel de gehele Rotterdamse bevolking en telkens weer blijkt dat de Rotterdammers trots zijn op 'hun' evenementen. Met de festivals vieren we ook onze Rotterdamse identiteit. Toch is het tijd voor een herijking en meer richting in het evenementenbeleid. Een herijking die er allereest voor zorgt dat de bezoekers de best denkbare Rotterdam ervaring aangeboden krijgen, maar die net zo zeer een effectieve strategie is om Rotterdam sterker en gerichter te profileren als een stad waar het prettig wonen, werken en verblijven is. Er is een sterke wil meer nadruk te leggen op 'quality of life' aspecten en duurzaamheid. Kwaliteit gaat boven kwantiteit. Er is een grote nadruk op het belang van internationalisering en het veroveren van een relevante internationale positie. Rotterdam wil zich positioneren als een internationale stad. Er is sprake van een herontdekking van de potenties die de stad heeft: laat zien en versterk wat goed is en bouw daarop voort. De herijking evenementenbeleid zet in op een hoger rendement van de festivals voor de stad; de basis op orde, meer focus: 'beter' gaat voor 'meer' en 'groter'; en een sterker internationaal profiel.

In het Lloydkwartier vinden jaarlijks verschillende grote en kleinere evenementen plaats, zoals de kermis, sporttoernooien, rommelmarkt, muziekvoorstelling en pleinbioscoop.

2.3.4 Evenementenvergunningen nota

Jaarlijks vinden in Rotterdam diverse evenementen plaats, van groot tot klein. Afhankelijk van de activiteiten en de grootte van het evenement zijn er ook risico's verbonden aan het organiseren ervan. Evenementen trekken vaak veel publiek of vereisen speciale maatregelen, zoals het afsluiten van een straat. Daarom is het belangrijk om vooraf te beoordelen welke zaken en voorwaarden geregeld moeten worden om een evenement veilig en goed te laten verlopen. Vaak is een vergunning nodig voor het evenement.

Evenementen worden in Rotterdam ingedeeld in vier categorieën: als een 0-, A-, B- of C-evenement. Bij een 0-evenement gaat het om een kleine straat- of buurtactiviteit. A-evenementen zijn ook kleinschalige activiteiten, waarbij de risico's of de kans op overlast iets groter zijn. B- en C-evenementen zijn de grote stedelijke evenementen, zoals de Marathon, de Roparun, het Zomercarnaval, de Wereldhavendagen of het Nationale Nieuwjaarsvuurwerk. Voor verschillende soorten evenementen gelden verschillende regels rond het aanvragen van een vergunning.

In Rotterdam kunnen jaarlijks 3 grote kermissen plaatsvinden: twee op het Lloyd Multiplein (in de voorjaars- en najaarsvakantie) en één zomerkermis in Rotterdam Zuid. Voor de organisatie van de twee grote kermissen is een meerjarig contract gesloten tussen de organisator en de gemeente. De derde grote kermis kan worden georganiseerd door een andere partij, die de aanvraag hiervoor op tijd indient en voldoet aan alle (veiligheids-) eisen. Van een grote kermis is sprake wanneer er drie of meer attracties worden geplaatst waarin volwassenen zich kunnen vermaken (zoals botsauto's en achtbanen).

Evenementenvergunning (B-/C-evenement)

Voor grootschalige of risicovolle evenementen beoordeelt de directie Veiligheid van de gemeente Rotterdam de evenementenvergunning, voordat de evenementen op de evenementenkalender van het volgende jaar geplaatst worden. Dit gaat over evenementen als de Roparun en de Wednesday Night Skate (B-evenementen) of het Zomercarnaval en de Wereldhavendagen (C-evenementen).

Er worden steeds meer evenementen georganiseerd in Rotterdam en er komen ook steeds meer mensen op af. Ze zijn een aanwinst voor de stad, omdat ze van Roterdam een attractieve stad maken. Tegelijkertijd vragen de (vaak grootschalige) evenementen om duidelijke afspraken om de veiligheid van bezoekers, deelnemers en omwonenden te garanderen en de openbare orde te handhaven. In de Nota Evenementenvergunningen is de informatie over vergunningen gestroomlijnd en geactualiseerd. Alle relevante procedures, voorschriften en afspraken staan erin gebundeld en zijn inhoudelijk op elkaar afgestemd.

De nota beschrijft de werkwijze voor het verlenen van vergunningen voor evenementen in de stad en daarmee ook voor het Lloydkwartier. Er worden geen maximum aantallen evenementen gehanteerd voor locaties of gebieden. Wel wordt er zo veel mogelijk rekening gehouden met de bewoners door bijvoorbeeld evenementen niet weekenden achter elkaar in te plannen op eenzelfde locatie maar er wel een "rustperiode" tussen te laten zitten.

2.3.5 Havenvisie 2030

Vastgesteld op 15 december 2011 door de Rotterdamse gemeenteraad

De Havenvisie 2030 vervangt het Havenplan 2020 en geeft de nieuwe visie weer op de ontwikkeling van de haven tot 2030. Aan de hand van economische ontwikkelingen en expertise zijn potentieramingen gemaakt over de ontwikkeling van de Rotterdamse haven. Vervolgens is gekeken naar de effecten van de verschillende potentieramingen op onder andere ruimte, milieu en achterlandverbindingen. Bij de totstandkoming van de potentieramingen is aansluiting gezocht bij scenario's die gebruikt worden door het Centraal Plan Bureau (CPB) en de Europese Commissie om te zien hoe de goederenstromen zich in Noordwest Europa kunnen ontwikkelen. Vervolgens is een vertaalslag gemaakt naar de Rotterdamse haven en de groei die daar geaccommodeerd kan worden. Er worden vier ramingen onderscheiden, te weten:

  • Low Growth, op basis van een CPB-scenario; lage economische groei en een lage olieprijs; fossiele brandstoffen blijven dominant en het milieubeleid is gematigd. De overslag neemt toe van 430 mln ton in 2010 tot circa 475 mln ton in 2030.
  • European Trend, opgesteld door de Europese Commissie; bestaand beleid en een gematigde groei van de economie . De overslag neemt toe tot circa 650 mln ton in 2030.
  • Global Economy, opgesteld door het CPB; verdere globalisering gecombineerd met een lage olieprijs leidend tot hoge economische groei en een gematigd milieubeleid. De overslag neemt toe tot circa 750 mln ton in 2030.
  • High Oil Price; een in zeer korte tijd tot stand komende hoge olieprijs, een strikt milieubeleid. een gematigde economische groei en een relatief snelle verduurzaming van industrie en logistiek. De overslag neemt toe tot circa 575 mln ton in 2030.

De Havenvisie 2030 moet richting geven aan de verdere ontwikkeling van de mainport Rotterdam. Het Rotterdamse haven- en industriecomplex is een van de sterkste clusters van de nationale economie en verreweg de grootste haven van Europa. De Havenvisie is daarom van nationaal en Europees belang en moet het komende decennium een leidraad vormen voor de verdere ontwikkeling van de Rotterdamse haven. Doordat maatschappelijke, economische en technische ontwikkelingen de laatste jaren elkaar steeds sneller opvolgen, zal de uitwerking Havenvisie flexibel moeten zijn om het komende decennium een antwoord te blijven bieden op veranderende omstandigheden. De visie geeft het bedrijfsleven duidelijkheid over de ambities voor het gebied, zodat men op basis daarvan kan investeren. Daarnaast moet de visie leiden tot een reeks acties, maatregelen en investeringen van de kant van Havenbedrijf Rotterdam N.V. en overheden. Die private en publieke acties samen leiden dan tot realisatie van de Havenvisie 2030.

De vier kleine havengebieden in het bestemmingsplangebied (Schiemond, Schiehaven, Sint-Jobshaven en Parkhaven) blijven buiten beeld in de Havenvisie 2030. De visie op deze gebieden is beschreven in de Beleidsnotitie Lloydkwartier ten behoeve van bestemmingsplan (zie Beleidsnotitie Lloydkwartier ten behoeve van bestemmingsplan).

2.3.6 Hoogbouwvisie 2011

Vastgesteld door de Rotterdamse gemeenteraad (maart 2011)

De vastgestelde Hoogbouwvisie 2011 vormt een herijking van het oude hoogbouwbeleid en geldt voor alle nieuwe hoogbouwinitiatieven. De herziening bestaat uit een viertal onderdelen die de kern vormen van dit beleid: de hoogbouwzone en maximum hoogte, de 'continue stad', het klimaat en volume- en "slankheidsregels". Daarnaast zijn er voor gebouwen die tot de hoogbouwzone worden gerekend aanvullende eisen ten aanzien van daklandschappen, beëindiging, parkeren, duurzaamheid en vergunningen.

In Rotterdam kan een lijn worden getrokken die vanaf het Hofplein via de Coolsingel eindigt op het Wilhelminaplein. Dit is de ruggengraat van de Rotterdamse hoogbouw, waar de diverse deelgebieden op aansluiten, de zogenaamde hoogbouw-as. Aan deze as grenzen de locaties waar een concentratie van hoogbouw aanwezig is: het Centraal District Rotterdam, Het Wijnhaveneiland en de Kop van Zuid. Vanuit hier loopt de hoogbouw in de binnenstad af naar 70 meter richting de grenzen van de hoogbouwzone. De grens, die in hoofdlijnen de afbakening is voor het hoogbouwbeleid, is de brandgrens. Enkele gebieden binnen deze grens hebben specifieke karaktereigenschappen waardoor een verdere verdichting door hoogbouw onwenselijk is. Ook zijn er gebieden buiten deze grens die juist wel voor hoogbouw in aanmerking komen. Voor de hoogbouw in de binnenstad wordt een theoretisch maximale hoogte van 200 meter gesteld. De maximale hoogte is een dynamische begrenzing en groeit mee met de stad.

Hoogbouw moet onderdeel uitmaken van de zogenoemde 'stedelijke laag'. Deze stedelijke laag is het deel van een gebouw dat door voorbijganger het meest ervaren wordt: de begane grond en de eerste paar etages. Door de onderbouw ruimer te maken kunnen aantrekkelijke en onaantrekkelijke functies in de plint beter verdeeld worden. Functies die bijdragen aan levendigheid moeten de overhand hebben (woningen, winkels, horeca).

De gemeente heeft gebieden en plekken aangewezen die representatief zijn voor de binnenstad of zich kenmerken door een hoge mate van gebruik. Op deze locaties gelden specifieke regels t.a.v. het klimaat (schaduw en wind). Het Lloydkwartier is niet aangewezen binnen de Hoogbouwvisie.

2.3.7 Horecanota Rotterdam 2012-2016

Vastgesteld op 3 juli 2012 door College van burgemeester en wethouders

Doel

Centraal in de horecanota 2012-2016 staat het stimuleren van goede initiatieven, het bij elkaar brengen van vraag en aanbod, het vooraf bieden van duidelijke richtlijnen, het beperkt sturen door vergunningverlening en gebiedsgerichte aanpak en het normeren door toezicht en handhaving.

Visie

Vanuit de markt- en leefbaarheidsanalyse op horeca, de uitkomsten van de evaluatie van de vorige horecanota en de stedelijke ambities is de visie op de horeca als volgt geformuleerd: 'bruisende, aantrekkelijke stad met ruimte voor initiatieven van ondernemers'. Deze visie is nader uitgewerkt in een drietal ambities:

  • kwaliteitshoreca: het creëren van een aantrekkelijk en bruisend horeca-aanbod dat aansluit op de zakelijke markt, de wensen van de bezoekers en de bewoners;
  • dynamisch ondernemerschap: het stimuleren van nieuwe initiatieven;
  • horeca en leefbaarheid in balans: de samenwerking tussen ondernemers en overheid versterken, waardoor een veilig uitgaansklimaat gecreëerd wordt zonder overlast voor omwonenden. "High trust, High penalty" is een belangrijks uitgangspunt.

Stedelijke focusgebieden, algemene gebiedskaders en horecagebiedsplannen

Naast wat het bestemmingsplan nu toestaat, worden er gebiedsgerichte vestigingsvoorwaarden opgesteld om in de toekomst beter te kunnen sturen op welke horeca zich in een bepaald gebied kan vestigen. Dit gebeurt in het kader van het stimuleren van kwaliteitshoreca en het waarborgen van leefbaarheid. Om te komen tot gedegen vestigingsvoorwaarden in een gebied zijn vijftien stedelijke focusgebieden beschreven. De omschrijvingen van de focusgebieden geven de ambitie en visie weer hoe deze gebieden zich afzonderlijk en in verhouding tot elkaar zouden moeten ontwikkelingen, om recht te doen aan de bovenlokale horecafunctie die in de stad gewenst is. Naast de visie op bovenlokale horeca en de ontwikkelrichting hiervan, is ook in zijn algemeenheid ten aanzien van de hoofdfunctie van gebieden gekeken wat de gewenste ontwikkelrichting is. Hierbij is onderscheid gemaakt in 'woongebieden', 'gemengde woongebieden', 'publieksintensieve recreatiegebieden', 'bedrijventerreinen/ industriegebieden/ havengebied'. Bij inwerkingtreding van de horecanota gelden deze gebiedskaders als toetsingskader voor de vergunningverlening totdat de horecagebiedsplannen zijn vastgesteld. Deelgemeenten maken integrale vierjaarlijkse gebiedsplannen, waar het gebiedsplan horeca nu deel van uit gaat maken. In deze horecagebiedsplannen wordt per deelgemeente de horeca-ontwikkelrichting per buurt/straat/pand weergegeven.

Een logische wijze om via vestigingsvoorwaarden te sturen op kwaliteit en waarborging van de leefbaarheid zijn de Rotterdamse bestemmingsplannen. Bestemmingsplannen bieden echter geen tot zeer weinig sturingsmogelijkheden voor kwalitatieve horeca. In bestemmingsplannen staan ruime omschrijvingen van de mogelijkheden om in bepaalde panden horeca te exploiteren. Tevens worden de plannen voor 10 jaar vastgesteld en is tussentijdse aanpassing niet gebruikelijk. Dit alles betekent dat gerichte planvorming, het stellen van vestigingsvoorwaarden ten aanzien van bepaalde exploitatie categorieën in bepaalde gebieden, op basis van het bestemmingsplan niet mogelijk is. Daarom worden horecagebiedsplannen opgesteld waarin de gewenste ontwikkelrichtingen voor horeca beschreven staat.

Ontwikkelrichtingen horeca

De volgende ontwikkelrichtingen kunnen aan een gebied (buurt/straat/pand) worden toegekend in de horecagebiedsplannen:

  • Ontwikkelen: Uitbreiding van het aantal horecagelegenheden, uitbreiding van het aantal m² vloeroppervlakte en uitbreiding van het aantal (m²) terrassen is mogelijk. Alle soorten exploitatie categorieen mogen zich vestigen in het gebied (mits voldaan wordt aan overige eisen van vergunningverlening).
  • Gericht ontwikkelen: Uitbreiding van het aantal horecagelegenheden, en/of uitbreiding van het aantal m² vloeroppervlakte en/of uitbreiding van het aantal (m²) terrassen is mogelijk ten aanzien van een of meerdere exploitatie categorieen en /of een beschrijving van een bepaalde gewenste mix aan activiteiten (mits voldaan wordt aan de overige eisen van vergunningverlening).
  • Consolideren: Er zijn geen nieuwe horecagelegenheden toegestaan. Het aantal horeca-inrichtingen, het aantal m² vloeroppervlakte en het aantal (m²) terrassen kan voor geen enkele exploitatie categorie verruimd woren. Tenzij eisen worden gesteld in landelijke wetgeving waardoor ondernemers gedwongen worden aanpassingen aan het pand te maken.
  • Gericht verminderen: Terugdringen van het aantal horecagelegenheden, het aantal m2 vloeoppervlakte en het aantal (m²) terrassen ten aanzien van een of meerdere exploitatie categorieen en/of een beschrijving van een bepaalde niet meer gewenste mix aan activiteiten. Bestaande inrichtingen worden gestimuleerd zich elders te vestigen indien zij vallen onder de te verminderen exploitatiecategorie. Overdracht van een horeca-inrichting aan een andere exploitant is mogelijk, bij voorkeur aan een ondernemer die een exploitatie categorie gaat exploiteren die wel in het gebied toegelaten is.
  • Verminderen: Terugdringen van het aantal horecagelegenheden, het aantal m² vloeroppervlakte en het aantal (m²) terrassen. Alle exploitatiecategorieen worden teruggedrongen in het gebied. Bestaande inrichtingen worden gestimuleerd zich elders te vestigen. Overdracht van een horeca-inrichting aan een andere exploitant is mogelijk, maar alleen in dezelfde exploitatie categorie en onder dezelfde voorwaarden als de huidige exploitatie. Indien in een pand met een horecabestemming al geruimte tijd geen horecabedrijf meer is gevestigd, wijzigd de gemeente de bestemming van het pand.

Voor de beschrijving van de exploitatie categorieen verwijzen we naar de horecanota. Deze zijn voor het bestemmingsplan niet relevant. De ontwikkelrichting is wel relevant voor het bestemmingsplan.

2.3.8 Rotterdams beleid t.a.v. zendmasten mobiele telecommunicatie

Vastgesteld op 16 mei 2002 door de Rotterdamse gemeenteraad

In de beleidsnota uit 2002 zijn wensen en oplossingsrichtingen opgenomen ten aanzien van de plaatsing van antennes, masten en apparatuurkasten. De nota sluit aan op nationaal antennebeleid waarin ook onderscheid gemaakt wordt in vergunningsvrije en vergunningsplichtige bouwwerken.

2.3.9 Stadsvisie Rotterdam: Ruimtelijke ontwikkelingsstrategie 2030

Vastgesteld op 29 november 2007 door de Rotterdamse gemeenteraad

De Stadsvisie vormt het ruimtelijk kader voor alle investeringen, projecten en plannen die in de stad worden gerealiseerd. De Stadsvisie is een ontwikkelingsstrategie voor de stad Rotterdam, voor de periode tot 2030. De Stadsvisie heeft als missie een sterke economie en een aantrekkelijke woonstad.

Deze missie is uitgewerkt in een aantal kernbeslissingen op de onderwerpen wonen en economie en deze bepalen wat er de komende jaren op deze gebieden gebeurt in de stad. Veel van de kernbeslissingen zullen de komende vijftien jaar worden omgezet in de uitvoering van een aantal (bouw) projecten in de stad, waardoor Rotterdam over pakweg vijftien jaar inderdaad een sterke economie heeft en aantrekkelijke woongebieden kent, ook voor haar hoogopgeleide bewoners.

Op basis van effectmeting zijn dertien gebiedsontwikkelingen aangewezen die het belangrijkst zijn voor de realisatie van de doelen 'sterke economie' en 'aantrekkelijke woonstad', zogenoemde VIP-gebieden. Deze dertien grote gebiedsontwikkelingen krijgen prioriteit in de nabije toekomst (de komende 10 jaar). 

2.3.10 Verkeer- en vervoersplan Rotterdam 2003-2020

Vastgesteld op 18 februari 2003 door de Rotterdamse gemeenteraad

Het verkeer- en vervoersbeleid voor de stad Rotterdam is vastgelegd in het Verkeer- en Vervoersplan Rotterdam 2003- 2020 (VVPR). Het plan beschrijft de noodzakelijke ontwikkelingen in Rotterdam op het gebied van verkeer en vervoer voor de komende 15 a 20 jaar. Rotterdam is onderdeel van de stedelijke regio die grofweg wordt gevormd door het gebied tussen het stadsgewest Haaglanden, Gouda en de Drechtsteden. Deze Zuidvleugel van de Randstad functioneert steeds meer als een samenhangend gebied van wonen, werken, winkelen en recreëren. Rotterdam heeft de ambitie en potentie om zich te ontwikkelen tot centrum van deze Zuidvleugel. Als wereldhaven heeft Rotterdam Europese uitstraling en is de stad een belangrijke kern in de Randstad. In Europees perspectief is het voor de economische concurrentiepositie van levensbelang dat de Randstad zich de komende jaren ontwikkelt tot een samenhangende Europese deltametropool. De mate van bereikbaarheid bepaalt of deze deltametropool levensvatbaar is. Verkeer en vervoer zijn succesfactoren in het realiseren van onze ambities. Een paar uitgangspunten zijn:
- We plaatsen haven en stad in het grotere verband van de regio en Europa;
- Mobiliteit mag: burgers moeten kunnen kiezen binnen de grenzen die schaarste aan geld en ruimte stellen;
- We baseren de vervoersstructuur op de ontwikkeling van stadsleefgebieden;
- De vervoersstructuur verstekt de stad als geheel en de economische centra;
- De gewenste economische ontwikkeling leidt tot groei van het autoverkeer; dit accommoderen en concentreren we op een beperkt aantal hoofdroutes;
- We investeren in verkorting van de reistijden en garanderen de gewenste rijsnelheden;
- We verleiden mensen gebruik te maken van de fiets en het openbaar vervoer als ze op meerdere plekken in de stad moeten zijn;
- De parkeervoorzieningen en de parkeertarieven vergroten zowel de bereikbaarheid als de leefbaarheid.
Het RVVP sluit nauw aan op het in 2003 vastgestelde Regionale Verkeer- en vervoersplan 2002-2020. Rotterdam legt het accent op een stapsgewijze invulling van het streefbeeld voor de langere termijn. In uitvoeringsprogramma's zullen projecten op een rij worden gezet voor de huidige en de volgende college periodes die volgen.

2.3.11 Visie Werklocaties 2030

Vastgesteld op 2 april 2009 door de Rotterdamse gemeenteraad

Op 2 april 2009 heeft de gemeenteraad van Rotterdam de visie Werklocaties 2030 vastgesteld. Deze visie is de ruimtelijk-economische uitwerking van de Stadsvisie Rotterdam 2030 en tevens een vertaling naar de werklocaties in de regio Rotterdam. Werklocaties zijn gebieden waarin de economische functie(s) dominant aanwezig zijn. Het doel van de Visie Werklocaties 2030 is de bijdrage van de verschillende deelgebieden aan de gewenste economische ontwikkeling van Rotterdam en regio in kaart te brengen. De visie Werklocaties 2030 geeft inzicht in de vraag naar welke ontwikkelingen waar mogelijk zijn en in de match tussen publieke en private belangen. Het gaat hier om het vaststellen van de hoofdlijnen voor de ruimtelijk - economische ontwikkeling. Hierdoor ontstaat een kader voor de toetsing van projecten op hun bijdrage aan de doelen van de Stadsvisie Rotterdam 2030. Vanuit dit perspectief wordt Rotterdam gekenmerkt door drie ontwikkelingszones met belangrijke werklocaties: de haven- en industriële zone (Maasvlakte 2, Stadshavens en Ridderster), de kennis- en dienstenzone (Rotterdam Airpark/Schieveen, Alexander en Spaanse Polder/Noordwest) en het kerngebied (Binnenstad, Hart van Zuid, Stadionpark en Kralingse Zoom).

Het kerngebied is gelegen in de overlap van 2 zones, namelijk de "kennis- en dienstenzone" en de "haven en industriële zone". De belangrijkste opgave in dit gebied is het verder uitbouwen van de binnenstad als een top voorzieningencentrum in de Zuidvleugel van de Randstad. Tot 2030 is het aanbod aan kantorenlocaties in de binnenstad voldoende om aan de vraag te kunnen voldoen. Door middel van transformatie van de Kralingse Zoom naar een campusformule in aansluiting op de Erasmus Universiteit kan het overaanbod aan kantorenlocaties buiten het centrum worden bestreden.
De ontwikkeling van de detailhandel- en leisureprojecten op en rond de Coolsingel is belangrijk om de stad aantrekkelijk(er) te maken voor bezoekers en bedrijven. De realisatie van het Hoboken complex van het Erasmus Medisch Centrum geeft nieuw elan aan de ontwikkeling van de medische sector op internationaal niveau. In het gedeelte van Stadshavens dat zich in het kerngebied bevindt kan ingezet worden op de gewenste functiemenging.

2.3.12 Woonvisie Wonen in Rotterdam

Vastgesteld op 19 juni 2003 door de Rotterdamse gemeenteraad

De gemeentelijke woonvisie beschrijft de aanpak van de huisvesting tot 2006 en de koers naar 2017. Het verwoordt de ambities om van Rotterdam een aantrekkelijke woonstad te maken voor iedereen. Om het woningaanbod substantieel om te vormen, is de eerste voorwaarde dat het bouwtempo omhoog gaat. Ook wil de gemeente het eigen woningbezit in de stad stimuleren. Verder wordt het verbeteren van woningen, woonomgeving, buitenruimte en voorzieningen nagestreefd waarvoor herstructurering de meeste aangewezen oplossing is. Tevens is de wenselijkheid aangegeven om in beperkte mate en onder strikte randvoorwaarden nieuwe woningen te realiseren in een hoogwaardige woonmilieu om mensen met hogere inkomens voor de stad te behouden. De woonvisie doet geen gebiedsgerichte uitspraken. Op 11 oktober 2007 is de geactualiseerde visie "wonen in Rotterdam, geactualiseerde woonvisie 2007-2010" vastgesteld. Het betreft een instrumentele uitwerking van de Stadsvisie op het onderwerp wonen op de korte termijn. De geactualiseerde woonvisie richt zich op acties in de huidige woningmarkt, binnen de kaders van het collegeprogramma, om zo de ambitie van de Stadsvisie te helpen realiseren.

2.4 Beleid deelgemeente

Algemeen

Het deelgemeentelijk beleid geeft de belangen weer van een specieke deelgemeente. Deelgemeenten hebben een adviesrol bij het tot stand komen van Rotterdamse gebiedsbestemmingsplannen en Projectbestemmingsplannen, zodat zij hun beleidsdoelen ook kunnen realiseren. Gebiedsbestemmingsplannen worden door de Raad van Rotterdam vastgesteld. De deelraad van een deelgemeente is bevoegd om wijzigingsplannen vast te stellen.

2.4.1 Beleidsnotitie Lloydkwartier ten behoeve van bestemmingsplan

Door raad deelgemeente Delfshaven van positief advies voorzien 10-01-2013

Programma Schiehaven-Noord

De aanwezige functies worden conserverend bestemd. De in het vorige plan opgenomen vrijstellingsmogelijkheid om 5500 m2 bedrijfsgebonden kantoren toe te voegen aan de 9000 m2 kantoren komt te vervallen.

Invulling stedelijke plinten

De notitie spreekt zich uit over het beleidsmatig ruimer bestemmen van de ruimte in de plinten van gebouwen. Daarmee is een meer flexibele invulling van plinten van gebouwen mogelijk, wordt leegstand voorkomen en worden onnodige procedures voorkomen. Meer detailhandel wordt overigens niet mogelijk gemaakt. Het huidige aanbod is voldoende.

Horeca in Lloydkwartier

Naast de bestaande horecavestigingen zal het bestemmingsplan drie nieuwe vestigingen mogelijk maken. Een op het Lloydhoofd (in bestemming GD-1), een in blok F (Kratonkade in bestemming WG-2) en een aan de Schiemond (voormalig veerhuis in bestemming Horeca). Het aantal inrichtingen komt daarmee op twaalf. Dat is inclusief de huidige vestiging aan de Lloydkade in het toekomstige blok C/D/E (bestemming WG-1).

Commerciële ruimte op de Lloydpier

In de gemengde bebouwing in het vorige bestemmingsplan is flexibiliteit ingebouwd voor gemengde doeleinden. De maxima voor kantoren, detailhandel en bijzondere doeleinden zijn inmiddels bereikt. Het vorige bestemmingsplan biedt alleen nog ruimte voor bedrijven. De beleidsnotitie bepaalt dat naast ruimte voor bedrijven de mogelijkheid geboden moet worden voor twee restaurants en maatschappelijke doeleinden.

Kinderdagverblijven

De bestaande kinderdagverblijven worden conserverend bestemd en er is ruimte gewenst voor een extra vestiging in blok F van de Lloydpier (bestemming Woongebied - 2).

Ruimtelijke invulling te bouwen volumes

De bestaande bebouwing wordt gedetailleerd bestemd, waardoor hetgeen dat gebouwd is planologisch wordt toegestaan. De volgens de stedenbouwkundige plannen nog te bouwen volumes voor de Lloydpier en de Müllerpier worden globaler en meer flexibel dan de stedenbouwkundige plannen opgenomen. De toegestane volumes en woningaantallen blijven wel afgeleid van de stedenbouwkundige plannen, maar bebouwingscontouren en hoogtematen worden globaler, zodat aanpassing van de huidige ontwikkellocaties mogelijk is.

2.4.2 Horecagebiedsplan Delfshaven 2012-2014

Vastgesteld door de deelgemeenteraad van Delfshaven op 12 maart 2013

Met betrekking tot horeca wordt ingezet op kwalitatief hoogwaardige horeca, vooral gericht op eten. Van belang is dat het Lloydkwartier voornamelijk een woongebied is, waar inmiddels veel woningen zijn of nog steeds worden gerealiseerd. Vanuit de creatieve sector is de aanwezigheid van horeca waar men elkaar kan ontmoeten en kan netwerken van groot belang. Echter, het belang van de bescherming van het woon- en leefklimaat van de bewoners staat voorop.

Behalve meerdere zelfstandige vestigingen, zijn er ook niet zelfstandige horecavestigingen aanwezig in het Lloydkwartier, zoals onder andere de foyer in het OT-theater.

Vanuit economisch perspectief gezien dient horeca ter ondersteuning van deze wijk, vooral als netwerkfaciliteit voor de creatieve bedrijvigheid.

Ontwikkelrichting: Gericht ontwikkelen

Er is nog ruimte voor de komst van horecavestigingen in de exploitatiecategorie B of C.

Restricties:

  • activiteiten 9 en 10 uit module openingstijden niet toegestaan (nachtopening en 24 uur open);
  • activiteit 12 uit module terras alleen toegestaan in combinatie met activiteit 7 uit module openingstijden (van 07u00 en sluitingstijd 23u00);
  • activiteit 14 en 15 uit module geluid en entertainment niet toegestaan.

Hoofdstuk 3 Beschrijving van het gebied

3.1 Archeologie

3.1.1 Beleidskader

Rotterdam draagt sinds 1960 zorg voor het eigen archeologisch erfgoed en is in het bezit van een door het rijk verleende opgravingsbevoegdheid. Het doel van de Rotterdamse archeologie is: (1) te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem; (2) te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; (3) te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden.

De gemeente Rotterdam bezit een Archeologische Waardenkaart (AWK) en een vastgestelde lijst met Archeologisch Belangrijke Plaatsen (ABP's), die opgenomen zijn in de gemeentelijke archeologieverordening. Genoemde beleidsinstrumenten moeten een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen waarborgen. Dit instrumentarium sluit aan op en komt mede voort uit het rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het Europese 'Verdrag van Malta' is ontwikkeld.

Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureau-onderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen.

3.1.2 Bewoningsgeschiedenis

De ontstaans- en bewoningsgeschiedenis van het plangebied en zijn omgeving is complex en gaat ver terug in de tijd. Tijdens de laatste IJstijd (die duurde tot circa 12.000 jaar geleden) maakte het gebied deel uit van een riviervlakte, waar onder koude omstandigheden door de wind duinen werden gevormd. Na de opwarming van het klimaat maakte de mens in het Holoceen lange tijd gebruik van deze rivierduinen als pleisterplaats. Ook rivieroevers vormden gunstige, hoger liggende zones waar de mens verbleef om te jagen en te vissen en later ook landbouw uit te oefenen. Vanaf circa 8000 jaar voor Christus moet er al een riviertak van de Rijn hebben gestroomd langs de zuidrand van het plangebied. De oudste vondsten uit de omgeving van het plangebied die met deze rivier in verband kunnen worden gebracht, dateren uit de periode rond 4500 voor Christus. Pas veel later gaat er ook Maaswater door de rivier stromen, vermoedelijk vanaf de Romeinse tijd. Tot ver in de Middeleeuwen heette de Nieuwe Maas vanaf Dordrecht de Merwe.

In de latere prehistorie vond, ook in het plangebied, buiten de rivieren op grote schaal moerasvorming plaats waarbij veen ontstond. De veenvorming werd soms afgewisseld door de afzetting van klei vanuit de rivier en haar zijrivieren. Het plangebied maakt aldus lange tijd deel uit van een klei-op-veengebied aan de rechteroever van de Nieuwe Maas en haar voorganger. Behalve bewoning direct langs de rivieroever zal er ook in de rest van het gebied in de Romeinse tijd (begin jaartelling - 350 na Christus) door de mens zijn gewoond. Ook zijn bewoningssporen op het onderliggende veen uit de IJzertijd (800 voor Christus - begin jaartelling) te verwachten.

Het landinwaarts van de rivier gelegen gebied werd vermoedelijk vanaf de 10e/11e eeuw systematisch ontgonnen en ontwaterd door de aanleg van sloten. Ten gevolge van de ontwatering kwam het maaiveld lager te liggen, waardoor de overstromingskans toenam. Rond het midden van de 12e eeuw zijn delen van de ontgonnen gebieden overstroomd en werd een kleipakket afgezet. In de 13e eeuw kwam het gebied ten noorden van het plangebied binnendijks te liggen met de aanleg van Schielands Hoge Zeedijk, waar de huidige Westzeedijk deel van uitmaakte. Langs de dijk, en met name in de oude ringpolder van Schoonderloo, ontstond een kleine kern met haven. Het ambacht Schoonderloo is aan het einde van de 13e eeuw in handen van de Heren van Putten. In 1318 wordt het verkocht aan de Heer van Voorne en vóór 1332 komt het in handen van de Hollandse graaf. Uit de grafelijke rekeningen blijkt dat er sprake was van (sluis)visserij en herbergen te Schoonderloo. Ook bestond er een veer tussen de haven en Katendrecht. De haven moet ergens ten zuiden van Schielands Hoge Zeedijk hebben gelegen, naar alle waarschijnlijkheid binnen de grenzen van het plangebied.

In de eerste helft van de 19e eeuw vond de verdere ophoging en uitbreiding naar de rivier plaats. Op 19e-eeuwse kaarten is verder nog een zandplaat te zien, de 'Ruige Plaat', die van de rechteroever van de Maas werd gescheiden door de West-Oost Kous. Een deel van deze zandplaat ligt - niet meer als zodanig herkenbaar - binnen het bestemmingsplangebied.

3.1.3 Archeologische potentie

In het plangebied kunnen allerlei bewoningssporen en vondsten uit de Prehistorie, Romeinse tijd, Middeleeuwen en Nieuwe tijd worden aangetroffen. Het plangebied is in de 19e eeuw sterk opgehoogd, waardoor de natuurlijke afzettingen en eventueel aanwezige archeologische resten diep begraven kunnen zijn. Intacte bewoningssporen en vondsten worden verwacht vanaf circa 0 m NAP en dieper. Grote delen van het plangebied waren water in de 19e eeuw, de Maas en de West-Oost Kous, van waaruit het veer naar Kralingen voer. Voor deze gebieden geldt dat alleen de diepere ondergrond, onder de oorspronkelijke waterbodem, archeologisch gezien van belang kan zijn. Een uitzondering hierop is het gebied dat samenvalt met de voormalige Ruige Plaat. Voor de huidige waterpartijen binnen het plangebied geldt dat er bij baggerwerkzaamheden die dieper reiken dan de huidige onderwaterbodem rekening moet worden gehouden met het archeologisch belang.

3.1.4 Aanbevelingen

Waarde - Archeologie 1

Voor dat deel van het plangebied dat in de 19e eeuw al land was (Waarde - Archeologie 1), geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden dieper dan 0 meter NAP en die tevens een oppervlakte groter dan 200 m2 beslaan.

Waarde - Archeologie 2

Voor het voormalig watergedeelte van het plangebied (Waarde - Archeologie 2) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden dieper dan 3,0 meter beneden NAP en die tevens een oppervlakte groter dan 200 m2 beslaan.

Waarde - Archeologie 3

Voor het watergedeelte van het plangebied (Waarde - Archeologie 3) geldt dat bij bagger- en andere werkzaamheden (uitgezonderd het op normale diepte houden van de vaarwegen), een archeologisch vooronderzoek dient te worden uitgevoerd. Voor het gehele watergedeelte van het plangebied geldt daarom een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden met een oppervlakte van meer dan 200 m2 en die tevens dieper reiken dan de huidige onderwaterbodem.

Voor afbeelding archeologische zie Bijlage 1 Afbeelding Archeologie.

3.2 Stadsgezichten en Monumenten

3.2.1 Algemeen

De gemeente Rotterdam kent een groot aantal panden en gebieden die vanwege cultuurhistorische waarden worden beschermd. Voor de bescherming wordt gebruik gemaakt van bestaand instrumentarium. In het bestemmingsplan zijn geen nadere planologische regelingen opgenomen. In dit bestemmingsplan is niet sprake van een beschermd dorps- of stadsgezicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1059Lloydkwtr-va03_0003.png"

Gemeente Rotterdam maakt onderscheid tussen de volgende gebieden en gebouwen:

Beschermde stadsgezichten (BS)

Rotterdam kent door haar stedelijke omgeving alleen beschermde stadsgezichten. Een beschermd stadsgezicht is een groep van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens schoonheid, onderlinge ruimtelijke structurele samenhang of wetenschappelijke waarde. De bescherming richt zich op de stedenbouwkundige karakteristiek en op een samenhangend geheel van straten en bebouwing. Het gaat om gebieden die ouder zijn dan vijftig jaar (Monumentenwet). Na aanwijzing van een beschermd stadsgezicht dient er binnen twee jaar een bestemmingsplan beschikbaar te zijn waarin de historische kwaliteiten en de relatie tot eventuele toekomstige ontwikkelingen vastliggen.

Wederopbouwaandachtsgebieden

Naast de van rijkswege beschermde stadsgezichten kent Rotterdam in de binnenstad een aantal wederopbouwaandachtsgebieden met een waardevolle samenhang tussen het stratenplan, de invulling van de bouwblokken en de architectuur. Bij nieuwe ontwikkelingen dient bekeken te worden hoe deze historische kwaliteiten kunnen worden behouden. Betreffende gebieden hebben geen juridische of formele status.

Rijksmonumenten (RM) en Gemeentelijke monumenten (GM)

Een rijks- of gemeentelijk monument kan zijn een gebouw, water, terrein of een ander object dat van nationaal belang is, of van algemeen belang voor Rotterdam is (gemeentelijk monument), vanwege de schoonheid, betekenis voor de wetenschap of de cultuurhistorische waarde. Dit is vastgelegd in respectievelijk de Monumentenwet 1988 en de monumentenverordening Rotterdam 2003. Bij een monument gaat het om één gebouw of complex, zowel buiten als van binnen. Voor een Rijksmonument geldt dat het object tenminste vijftig jaar oud moet zijn. Als vanzelfsprekend is het verboden om wijzigingen aan te brengen aan een beschermd monument zonder vergunning.

Beeldbepalende objecten (BO) en Beeldbepalende gevelwanden (BG)

In Rotterdam is een groot aantal gebouwen te vinden die geen status hebben als gemeentelijk monument, maar wel van monumentale waarde zijn, zogenaamde beeldbepalende objecten. Voor deze panden geldt geen wettelijke bescherming, maar de gemeente zet zich wel in om de waarden van deze panden te behouden. Ook kent Rotterdam monumentale gevelwanden. Deze komen zelden in aanmerking voor een monumentstatus, maar zij bepalen voor een belangrijk deel wel het karakter van de stad. Deze wanden versterken de ruimtelijke kwaliteit en instandhouding wordt dan ook gestimuleerd.

3.2.2 Monumenten in Lloydkwartier

Hieronder zijn, op basis van gegevens van het gemeentelijke Bureau Monumenten, de gebouwen en gebieden genoemd die van cultuurhistorische waarde zijn binnen het plangebied..

Straat   Mon- type   Functie   Architect   Bouw- jaar  
Lloydstraat 5, 9
(Elektriciteitscentrale Schiehaven)  
RM   Weg- en waterwerk (kantoor centrale)   A.J.Th. Kok (Gemeentewerken)   1904  
Lloydstraat 22-198
(Pakhuis Sint Job)  
RM   Pakhuis   J.J. Kanters   1914  
Lloydstraat 31-51
(vm. hoofdkantoor Rotterdamse Lloyd)  
RM   Bedrijfsgebouw   J. Muller & zn. en Van der Tak   1922  
Schiehaven 11-13
(Poortgebouw Müller Thomsen)  
toek. mon.   Poortgebouw   H.A. Maaskant   1958  
Sint-Jobsweg 3-5
(kantoor Scheepvaartvereeniging Zuid SVZ)  
toek. mon.   Bedrijfsgebouw     1920  
Sint-Jobsweg 30
(Blaauwhoedenveem / De Herder)  
toek. mon.   Kantoor en pakhuis   H. Kanters   1947  

3.3 Molenbiotoop

Nabij het plangebied, in Historisch Delfshaven, is een te beschermen molen aanwezig. In verband met windvang en zicht op de molen geldt een planologische bescherming. De provincie hanteert een molenbiotoop voor molens die:

  • geheel of gedeeltelijk beschermd monument zijn;
  • voor molenstompen, die in de redengevende omschrijving vermeld staan als "incomplete'' molens;
  • in afwachting van herstel tijdelijk zonder wieken staan;
  • op de kaart van de Cultuur Historische Hoofdstructuur van de provincie Zuid-Holland staan. In het geval van het plangebied geldt dit alleen voor de Distilleerketel.

De twee molenstompen in de nabijheid van het plangebied Lloydkwartier hebben geen biotoop. Enkel de Distilleerketel kent een biotoop.

Goedkeuringscriteria Molenbiotoop

De molenbiotoop heeft tot doel te bepalen of een molen voldoende wind vangt om te draaien. De molenbiotoop is een denkbeeldige cirkel rondom de as van de molen die voldoende wind en zicht op de molen garandeert. De Distilleerketel bevindt zich in stedelijk gebied. De maximale hoogte van de omliggende bebouwing wordt vastgesteld met de volgende formule:

Binnen een straal van 100 m vanaf het middelpunt van de molen mag geen bebouwing of beplanting worden opgericht hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek. Binnen een straal van 100 tot 400 m vanaf het middelpunt van de molen mag de maximale hoogte van hoogte van bebouwing en beplanting niet meer bedragen dan 1/30 van de afstand tussen bouwwerk en beplanting en het middelpunt van de molen plus de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek. Dit wordt de 1 op 30 regel genoemd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1059Lloydkwtr-va03_0004.png"

Figuur: Molenbiotoop van "Distilleerketel" (100 en 400-meter zone) 

Bij de (mout)molen "Distilleerketel" bedraagt de afstand van het maaiveld tot de onderste punt van de vertikaal staande wiek 13,5 meter. Gemeten tot NAP is dat circa 16m10 boven NAP. De molen en de cirkel met de 100-meter zone liggen buiten het plangebied.

Aangezien molen "Distilleerketel" in stedelijk gebied is gelegen, geldt tussen de 100 en 400 meter de 1 op 30-regel. De Croonlocatie in het plangebied Lloydkwartier is gelegen binnen deze zone. De hoogte van de bebouwing en beplanting mag niet meer zijn dan 1/30 van de afstand tussen bouwerk en molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek.

De bebouwing tussen Schiehavenweg en Schiehaven ligt op 200 tot 400 meter afstand van de molen. De 1 op 30-regel geeft als uitkomst circa 23 meter +NAP tot 29 meter +NAP. Dit leidt tot een maximale bouwhoogte gerekend vanaf het maaiveld van 19 meter (hoek Schiemond) tot bijna 26 meter ter plaatse van de kade.

De huidige en in het plan toegestane bouwhoogte blijft echter ruim onder deze maat, waardoor het niet noodzakelijk is om extra regels hiervoor op te nemen en waardoor er dus ook geen molenbiotoop op de verbeelding van het plan hoeft te worden opgenomen.

Hoofdstuk 4 Beschrijving van het ruimtelijk plan

4.1 Inleiding

In het plangebied zijn drie gebieden, vier havens en een rivier te onderscheiden, elk met een eigen dynamiek en een fase van ontwikkeling. De gebieden zijn van west naar oost: Schiehaven Noord met Croonlocatie en Evenemententerrein, Entreegebied met Lloydpier en het derde gebied de Müllerpier. De havens zijn van west naar oost: Schiemond, Schiehaven, Sint-Jobshaven en Parkhaven.

4.2 Huidig gebruik

In het vorige bestemmingsplan is een grote flexibiliteit ingebouwd in de bestemming met gemengde bebouwing. De maximale hoeveelheid vierkante meters voor kantoren, detailhandel en bijzondere doeleinden zijn inmiddels bereikt. Het vorige bestemmingsplan biedt alleen nog ruimte voor bedrijven en woningen. De beleidsnotitie van de deelgemeente bepaalt dat er naast ruimte voor woningen en bedrijven ook voldoende flexibiliteit mogelijk moet zijn binnen het huidige gebruik, om leegstand te voorkomen.

4.2.1 Schiehaven Noord en Evenemententerrein

In het bestemmingsplan uit 2001 was deze locatie met een aantal andere locaties zeer globaal bestemd, als een grote vlek gemengde doeleinden. Een groot deel van die doeleinden is inmiddels in het plangebied gerealiseerd. De gemengde doeleinden worden nu gedetailleerd bestemd.

Het oude plan liet op de Croon-locatie een aantal nieuwe woningen toe. Deze zijn niet gerealiseerd. Om deze alsnog te realiseren zou gedetailleerd onderzoek nodig zijn om aan te tonen dat de ontwikkeling past binnen de overige kaders, waaronder het Rotterdams ontheffingsbeleid in verband met geluidhinder. Op dit moment ontbreken de stedenbouwkundige randvoorwaarden, zodat het onderzoek onvoldoende mogelijk is en dit bestemmingsplan niet als juridisch kader kan dienen voor de ontwikkeling van de woningen. De locatie kan wel bestemd worden conform het huidige gebruik.

Het huidige gebruik is bestemd als 'Bedrijf - 1' voor de Croon-locatie en 'Bedrijf - 2' voor de werf met onder meer het historische zeilschip de Delft aan de Schiehaven. In beide bestemmingen zijn de huidige bedrijven toegestaan, alsmede andere bedrijven tot en met categorie 2. Dit is inclusief bedrijfsgebonden kantoren met een oppervlak niet groter dan 9.000 m2.

Het voormalige veerhuis wordt herontwikkeld tot een horeca-locatie met de bestemming 'Horeca'. De omgevingsvergunning hiervoor is inmiddels afgegeven.

Daarnaast is op de hoek Schiemond - Schiehaven de bestemming "Gemengd - 1" gebruikt voor de aanwezige woningen en ook hier is de aanwezige horeca met een functieaanduiding aangegeven.

De nabijheid van de molen in Historisch Delfshaven geeft in principe hoogtebeperkingen in verband met windvang en zicht op de molen. De molenbiotoop is echter nergens in het geding, vanwege de hier toegestane relatief lage maximale bouwhoogte.

Het gebouw De Nieuwe Maaskant is in gebruik en bestemd als kantoor. Naast het gebouw is de ingang gelegen van de jazzkelder C5 (center five). Deze ondergrondse horeca is met een aanduiding op de verbeelding aangegeven.

Het evenemententerrein is bestemd als 'Verkeer - Verblijfsgebied' en is met een functieaanduiding aangegeven. Het is in gebruik als podium voor zowel Delfshaven als voor de stad en functioneert onder andere als locatie voor kermis en circus. Het is een plek die grootschalig is in maat en daarnaast kleinschalig en flexibel kan zijn in gebruik: zowel voor het grootstedelijke georganiseerde festival als voor de ontspanning zoekende enkeling.

De sportvelden maken feitelijk onderdeel uit van het evenemententerrein, maar zijn als 'Sport - Sport- en speelterrein' bestemd. Voor in de bestemming passende gebouwen is een bebouwingspercentage gegeven.

4.2.2 Lloydpier en entreegebied

Het vorige bestemmingsplan hanteerde een globale bestemming waarin wonen, bebouwd parkeren, groen en verkeers- en verblijfsgebied zijn toegestaan. Onder verwijzing naar de Beleidsnotitie in paragraaf 2.4.1 worden ook enige bedrijven, enkele horecainrichtingen en een kinderdagverblijf toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1059Lloydkwtr-va03_0005.png"

Op de Lloydpier zijn de blokken A en B reeds gerealiseerd. Daarmee komt het woningaantal in deze twee blokken op 230 woningen (in de Lloydtoren, Duavista, Bodega en Bonaventura). In de plint van de gebouwen zijn ook overige functies toegestaan, waaronder een horecavestiging. De blokken zijn bestemd als "Gemengd - 1". Voor blok C is weliswaar bouwvergunning afgegeven, maar de bouw is anno 2012 niet gestart en de uitvoering van het blok is nog onderwerp van studie. Voor de nieuwe ontwikkeling, zie paragraaf Woongebied - 1, Blok C/D/E Lloydpier.

Het Kühne en Nagel-gebouw is bestemd als "Gemengd - 2". Het gebouw is na een restauratieplan omgezet en al enige jaren in gebruik voor zakelijke dienstverlening (kantoren) en atelierwoningen. Het is bestemd conform het huidige gebruik.

Het Entreegebied met o.a. het Schiecentralecomplex, het Jobsveem, woongebouw De Herder en het Onafhankelijk Toneel is inmiddels uitontwikkeld. De gebieden met zeer globale bestemmingen uit het vorige bestemmingsplan krijgen nu een gedetailleerde bestemming.

Het complex met de Schiecentrale kent een divers en gemengd gebruik en heeft de flexibele bestemming "Gemengd - 3" gekregen. Hierin is de huidige horeca toegestaan, maar ook huidig hotel, detailhandel, studio's, bedrijven tot en met milieucategorie 2, buitenschoolse opvang, parkeergarage en de aanwezige woningen.

Het gebouw van Tennet voor elektriciteitsdistributie aan de Sint-Jobsweg 60 is bestemd als "Bedrijf - Nutsvoorziening".

In het Jobsveem is in de plint een horecavestiging toegestaan met een maximum oppervlak van 600 m2 bvo. Daarnaast dient de begane grond (en entresol) van het gebouw als bedrijfsverzamelgebouw vooral voor zakelijke dienstverlening (kantoren) en op de verdiepingen voor de huidige woningen. Het gebouw is bestemd als "Gemengd - 1".

Ook het naastgelegen gebouw, Harbour Edge, heeft de de bestemming "Gemengd - 1". De begane grond kent naast horeca een diverse gebruiksmogelijkheid. Op de verdiepingen zijn woningen toegestaan. Conform de huidige vergunde situatie is op de 11e verdieping het gebruik voor kantoren toegestaan.

Aan de kade van de Nieuwe Maas is het Scheepvaart en Transportcollege, STC, gevestigd en is bestemd als "Maatschappelijk - 1".

Het gebouw De Herder is zowel in gebruik voor zakelijke dienstverlening (kantoren) als voor wonen en is voor de ene helft bestemd als 'Kantoor' en voor de andere helft als 'Wonen'.

Café Verhip (voorheen Neeleman) is solitair gelegen in de waterkering. Het is bestemd als 'Horeca'. Het gebouw van het Onafhankelijk Toneel is eveneens solitair gelegen in de waterkering en heeft een bestemming "Cultuur en Ontspanning" meegekregen.

De gebouwen van de Rivierpolitie nabij het sluizencomplex zijn bestemd als "Maatschappelijk - 2"; tevens is er een bedrijfswoning toegestaan.

4.2.3 Müllerpier

De Müllerpier is vrij ver ontwikkeld, opgeleverd en in gebruik. Het totale woningaantal bedraagt uiteindelijk maximaal 800 stuks. Drie bouwblokken uit het stedenbouwkundig plan zijn nog niet gerealiseerd. In het ontwerp voor het bestemmingsplan zijn deze bestemd als "Woongebied - 3" en "Woongebied - 4", waarbij voor de milieuonderzoeken is gerekend met een toevoeging van maximaal 200 woningen.

De Müllerpier is hoofdzakelijk in gebruik voor de functie wonen of eventueel woon/werkwoningen. Op twee bouwblokken na zijn de gebouwen bestemd als 'Wonen', eventueel met een aanduiding als er op de begane grond andere functies zijn toegestaan, zoals maatschappelijke voorzieningen.

De twee meest noordelijke gebouwen, met projectnamen Witte de With en Aert van Nes, zijn bestemd als 'Gemengd - 4' en kennen een meer gemengd gebruik met levensloop-bestendige woningen, alsmede uiteenlopende voorzieningen over meerdere lagen, zoals een basisschool, kinderdagverblijf, fitnesscentrum, medisch centrum en restaurant.

4.3 Nieuwe woongebieden

4.3.1 Woongebied - 1, Blok C/D/E Lloydpier

Voor blok C op de Lloydpier is een omgevings/bouwvergunning afgegeven, maar de bouw is anno 2012 niet gestart en de uitvoering van het blok is nog onderwerp van studie. Ook de invulling van de blokken D en E is nog onderwerp van studie. De blokken C/D/E zijn flexibel bestemd met de bestemming "Woongebied - 1", zodat herontwikkeling in een eventueel andere stedenbouwkundige structuur tot de mogelijkheden hoort. De maximale bouwhoogte is gebaseerd op het hoogteaccent uit het stedenbouwkundig plan, en bedraagt 50 meter. Het aantal tussenstraten, poorten en dergelijke is niet in het bestemmingsplan vastgelegd. De maximale rooilijn aan de zuidzijde ligt op circa 27 meter van de kade, aan de noordzijde op 15 meter.

In de blokken C/D/E en F samen zal voor de milieuonderzoeken gerekend worden met een toevoeging van maximaal 420 woningen. In het woongebied is in de huidige situatie een horecavestiging aanwezig. Ook in de toekomstige situatie is een vestiging in het Woongebied toegestaan.

4.3.2 Woongebied - 2, Blok F Lloydpier

De invulling van blok F, het blok gelegen tussen het gebouw van Kühne & Nagel en de Schiecentrale, is nog onderwerp van studie. Het blok wordt flexibel bestemd met de bestemming "Woongebied - 2". In de blokken C/D/E en F samen is voor de milieuonderzoeken gerekend met een toevoeging van maximaal 420 woningen. In blok F is tevens de realisatie van een kinderdagverblijf mogelijk gemaakt. De maximum bouwhoogte bedraagt 50 meter.

4.3.3 Woongebied - 3, blok 8 Müllerpier

Blok 8 heeft als projectnaam Oranje Nassau of Levels. Het is een van de drie bouwblokken uit het stedenbouwkundig plan van de Müllerpier die nog niet gerealiseerd zijn. In het ontwerp voor het bestemmingsplan is Blok 8 bestemd als 'Woongebied - 3'. De maximum bouwhoogte bedraagt 25 meter en het maximum woningaantal is 40.

4.3.4 Woongebied - 4, blok 12/13 Müllerpier

Voor de woonblokken 12/13 nabij de rivier - met projectnamen Willem Ruys en De Batavier - stagneert de ontwikkeling en de verkoop. In het ontwerpbestemmingsplan is een meer flexibele bestemming opgenomen, zodat herontwikkeling met ook een nieuwe verkaveling mogelijk is. De locatie heeft de bestemming 'Woongebied - 4' gekregen. De maximum bouwhoogte voor de laagbouw bedraagt 15 meter. In de zuidoosthoek van de locatie is een toren als hoogteaccent toegestaan. De afmeting daarvan is conform het stedenbouwkundig plan, maximaal 70 meter hoog, en heeft een oppervlak van niet meer dan 600 m2 per verdieping. De locatie 'Woongebied - 4' biedt ruimte aan maximaal 115 woningen.

4.4 Havenbekkens en vaarweg

4.4.1 Havenbekkens algemeen

Invulling van de havens is alleen toegestaan indien het om tijdelijke initiatieven gaat. De varende functies, functies die niet permanent afgemeerd zijn, zijn derhalve overal toegestaan. Bij de bepaling van de locatie van een tijdelijke invulling wordt zo veel mogelijk rekening gehouden met de karakteristiek van de haven.

De vier havenbekkens in het Lloydkwartier hebben elk een ander karakter:

  • Schiemond met een historisch karakter aansluitend op historisch Delfshaven;
  • Schiehaven gericht op het sport- en evenemententerrein van het Lloyd-multiplein;
  • Sint-Jobshaven gericht op het rustig woonkarakter van de twee naastgelegen pieren;
  • Parkhaven gericht op de beroepsscheepvaart en functioneel gebruik van de haven.

Initiatieven die op het land zijn toegestaan worden geweerd op het water; een uitzondering hierop vormen vrijetijdsfuncties met een duidelijke meerwaarde op het water. Deze visie is echter onvoldoende concreet om onderzocht en afgewogen te worden op de uiteenlopende consequenties.

De kades langs het water blijven openbaar toegankelijk, met uitzondering van de kade van Schiehaven 11 t/m 17.

Bruggen zijn in principe in de havenbekkens overal toegestaan, met uitzondering van de Parkhaven.

4.4.2 Havenbekken Schiemond

De Schiemond is de oude monding van de Schie. Een kleinschalige haven met relatief kleinschalige functies. Vanwege de kleinschaligheid blijft er voldoende zicht op de rivier mogelijk. Deze visie is echter onvoldoende concreet om onderzocht en afgewogen te worden op de uiteenlopende consequenties. Derhalve zijn in het bestemmingsplan geen nadere bijzondere bepalingen opgenomen.

4.4.3 Havenbekken Schiehaven

De Schiehaven is gelegen naast het sport- en evenemententerrein Lloyd Multiplein. Vanwege deze ligging zal het water ook gebruikt kunnen worden voor evenementen en kunstuitingen.

In de beleidsnotitie is sprake van een mogelijke komst van een waterbusremise naar de Schiehaven. In de bestemmingsregels is aangegeven dat verkeer te water mogelijk is, alsmede dat er afmeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen in het water zijn toegestaan.

In de deelgemeentelijke visie is deze haven aangewezen als locatie waar het mogelijk is om drijvende tuinen en stadslandbouw toe te passen. Deze visie is echter onvoldoende concreet om onderzocht en afgewogen te worden op de uiteenlopende consequenties. Omdat een concreet plan op dit moment ontbreekt, is afgezien van nader planologisch onderzoek. Mocht zich op termijn een concreet initiatief voor een bepaald gebruik voordoen, dan staan hiervoor de gebruikelijke procedurele wegen open.

4.4.4 Havenbekken Sint Jobshaven

De Sint-Jobshaven is de haven gelegen tussen de twee woonpieren en herbergt nu reeds de halte van de aqualiner. Deze is ook planologisch mogelijk.

Daarnaast is ook deze haven in de deelgemeentelijke visie aangewezen als locatie waar het mogelijk is om drijvende tuinen en stadslandbouw toe te passen. Deze visie is echter onvoldoende concreet om onderzocht en afgewogen te worden op de uiteenlopende consequenties. Omdat een concreet plan op dit moment ontbreekt is afgezien van nader planologisch onderzoek. Mocht zich op termijn een concreet initiatief voor een bepaald gebruik voordoen, dan staan hiervoor de gebruikelijke procedurele wegen open.

4.4.5 Havenbekken Parkhaven

De Parkhaven is vooral in gebruik door de professionele scheepvaart van en naar de Schie en de Coolhaven. Tevens biedt het ligplaatsen voor de Zeehavenpolitie en de douane. Buiten het plangebied biedt de Parkhaven ligplaatsen voor de Pannenkoekenboot, De Zwarte Zwaan, Ocean Paradise, de Ameland en de Berenboot. De haven kent een functioneel karakter. Drijvende tuinen of stadslandbouw zijn hier niet wenselijk in verband met mogelijke hinder voor de scheepvaart.

4.4.6 Vaarweg Nieuwe Maas

De Nieuwe Maas is deels binnen het plangebied gelegen. Dit is een belangrijke vaarweg voor zee- en binnenvaart. Hierlangs bevinden zich ter hoogte van de Lloydkade ligplaatsen voor grote binnenvaartschepen en kleine zeeschepen, waaraan een aantal restricties is verbonden ter beperking van geluidsoverlast op de nabijgelegen woningen. Het gaat om de volgende afspraken tussen Stadsontwikkeling en het Havenbedrijf:

  • De ligplaatsen zijn alleen voor zeeschepen die niet langer dan 135 meter zijn en voor schepen betrokken bij evenementen;
  • De maximale verblijfstijd is 72 uur, hier kan alleen in bijzondere gevallen van worden afgeweken;
  • Er mag slechts één schip breed langs de kade worden afgemeerd;
  • Overdag mogen bunkers en stores worden ingenomen, maar laadhandelingen zijn niet toegestaan;
  • Alleen ter hoogte van het Scheepvaart- en Transportcollege mogen schepen met deklading aan boord afmeren;
  • De overlast van continu in bedrijf zijnde aggregaten dient zo veel mogelijk te worden beperkt;

Daarnaast is afgesproken dat de kade te allen tijde bereikbaar dient te zijn voor voertuigen die een relatie met de scheepvaart hebben. Een strook van 6 meter vanaf de oever van de Nieuwe Maas mag daarom niet worden gebruikt om voertuigen van derden te parkeren.

4.5 Juridische planbeschrijving

4.5.1 Bedrijven

Binnen de gemengde bebouwing met woningen zijn in bestemming 'Gemengd - 1 tot en met - 4' bedrijven slechts toegestaan in de milieucategorieën 1 of 2. In dit bestemmingsplan zijn bedrijven in verschillende bestemmingen toegestaan. De bestemming 'Bedrijf - 1' is gebruikt voor de Croonlocatie nabij de Schiemond. Op de locatie en het bijbehorende erf zijn bedrijven toegestaan in de milieucategorieën 1 en 2, overeenkomstig het huidige gebruik.

De bestemming 'Bedrijf - 2' staat eveneens bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 toe. De werf voor het historisch zeilschip, inclusief de kade, valt in de milieucategorie 3.1. Deze is met een maatbestemming in de regels toegestaan. De werf en loodsen wordt ook gebruikt voor educatieve doeleinden, activiteitenprogramma's, cultuur en ontspanning en biedt tevens ruimte voor zaalaccommodatie en horeca.

In de bestemming 'Bedrijf - 2' is bebouwing toegestaan binnen het bouwvlak.

4.5.2 Belwinkels

De aanwezigheid van belwinkels in Rotterdam in menig deelgemeente in toenemende mate als problematisch ervaren. Weliswaar moeten belwinkels die goederen te koop aanbieden zich net als winkels houden aan de Winkeltijdenwet, maar voor uitsluitend het bieden van de mogelijkheid om goedkoop te telefoneren geldt de Winkeltijdenwet niet en dat betekent dat die dienst 24 uur per dag, 7 dagen in de week mag worden aangeboden. Dit kan leiden tot overlast door het komen en gaan van klanten op late uren in straten waar wonen en detailhandel van oudsher worden gecombineerd. Het voorkomen van overlast in verband met de bescherming van de leefbaarheid van een gebied, wordt in dit bestemmingsplan vertaald in direct werkende beperkende gebruiksregels. 

Overeenkomstig Rotterdams beleid in de 'leefmilieuverordening belhuizen' (van kracht geworden op 22 december 2006) legt dit bestemmingsplan de realisatie van belwinkels aan banden. Het beleid is gericht op het beperken van het aantal belwinkels in Rotterdam tot het aantal dat aanwezig was ten tijde van het van kracht worden van de genoemde leefmilieuverordening.

In het plangebied van dit bestemmingsplan komen dergelijke bestaande belwinkels niet voor. Belwinkels zijn doorgaans toelaatbaar in bestemmingen die de functie 'dienstverlening' mogelijk maken. In dit bestemmingsplan komt een dergelijke bestemming niet voor en zijn belwinkels derhalve niet toegestaan.

Het opnemen van de regeling in de 'leefmilieuverordening belhuizen' in dit bestemmingsplan is overigens ook noodzakelijk omdat een leefmilieuverordening slechts voorrang heeft op een bestemmingsplan dat in werking is getreden voorafgaand aan de inwerkingtreding van een leefmilieuverordening.

4.5.3 Detailhandel en dienstverlening

Detailhandel komt in het gebied plaatselijk voor. Het is alleen toegestaan in de bestemming 'Gemengd - 3' in het complex met de Schiecentrale. Dienstverlening komt wel vaker voor. Verschillende soorten persoonlijke dienstverlening zijn toegestaan, zoals bijvoorbeeld reisbureaus, kapsalons en reparatiebedrijfjes. In de begripsbepalingen is bepaald dat belwinkels of seksinrichtingen niet onder deze begripsbepaling vallen en derhalve niet zijn toegestaan.

Voorstel is om niet méér detailhandel mogelijk te maken dan het huidige, aanwezige aanbod in de Schiecentrale. Het voorgaande bestemmingsplan maakt 2.000 m2 aan detailhandel mogelijk. Deze ruimte is ingevuld met de vestiging van een supermarkt (ca. 1600 m2 bvo ), een drogist en een bloemenwinkel.

Vanuit economisch perspectief is het wenselijk dat detailhandel geclusterd aanwezig is en dat extra detailhandel op die plekken in de stad wordt gevestigd waar men dit zou willen versterken. Op veel plekken in de stad is namelijk al meer aanbod van detailhandel dan waar (stedelijke) koopkracht voor is.

In het specifieke geval Lloydkwartier is detailhandel gericht op dagelijkse voorzieningen van de bewoners en moet het aanbod ook niet meer zijn dan dat. De inschatting is dat het huidige aanbod van 2.000 m2 hierin voldoende is. Daarom is de bestemming detailhandel in het nieuwe bestemmingsplan conserverend opgenomen.

4.5.4 Gemengde bebouwing

Een groot aantal panden binnen het plangebied heeft de bestemming 'Gemengd' gekregen. Niet alleen locatie Schiehaven Noord, ook een groot deel van het Entreegebied met gebouwen als het Schiecentralecomplex en het Jobsveemgebouw, de kop van de Lloydpier en twee bouwblokken op de Müllerpier zijn bestemd als gemengde bebouwing. Het gebruik van deze gemengde functie zorgt ervoor dat er in het gebruik enige flexibiliteit wordt geboden, zodat ingespeeld kan worden op veranderende omstandigheden en behoefte, zonder dat direct een nieuwe planologische procedure nodig is.

Er is onderscheid gemaakt in de gebruikte bestemmingen voor 'Gemengd'.
De bestemming 'Gemengd - 1' kent de woonfunctie op de verdiepingen, terwijl op de begane grond en eerste verdieping zakelijke dienstverlening (kantoren) of ter plaatse van aanduidingen horeca en maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan. De bestemming is gebruikt voor Schiemond 30 t/m 46, de blokken A en B op de Lloydpier, Het Jobsveemgebouw en Harbour Edge aan de Lloydstraat (met restaurant FG en het kantoor van Leyten.)

De bestemming 'Gemengd - 2' is gebruikt voor het Kühne en Nagel-gebouw, dat na een restauratieplan omgezet is voor zakelijke dienstverlening (kantoren) en atelierwoningen. Het is bestemd conform het huidige gebruik. Naast zakelijke dienstverlening is bedrijvigheid tot en met de milieucategorie 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten in het gebouw toegestaan.

De bestemming 'Gemengd - 3' is gebruikt voor het complex met de Schiecentrale en is een ruime, flexibele bestemming. Hier zijn de opnamestudio's te vinden, woningen, detailhandel, parkeergarage, buitenschoolse opvang, bedrijvigheid, hotel, horeca, maatschappelijke voorzieningen (niet geluidsgevoelig). Uitwisseling van functies blijft in de toekomst mogelijk. Maximale oppervlakten zijn gegeven voor detailhandel, hotel en horeca. Voor de horeca is ook een functieaanduiding gebruikt, zodat niet overal horeca is toegestaan.

De bestemming 'Gemengd - 4' is gebruikt voor de twee bouwblokken aan de voet van de Müllerpier, de blokken 1 en 3. Naast woningen zijn hier uiteenlopende voorzieningen toegestaan, zoals een medisch centrum, basisschool, kinderdagverblijf, fitnesscentrum en een zwembad. Op de hogere verdiepingen zijn de woningen bestemd. Horeca is toegestaan ter plaatse van de functieaanduiding.

4.5.5 Groene bestemmingen, sport- en speelterrein

Structurele groengebieden zijn bestemd als "Groen". Binnen deze bestemming zijn ook voet- en fietspaden en speeltoestellen toegestaan. Een groot deel van de waterkering en het entreegebied is bestemd als "Groen", zoals ook de open ruimte naast het Scheepvaart en Transportcollege, het STC. De meer structurele sport- en speelterreinen, waaronder de voetbalkooien op de Lloydpier en de kunstgrasvelden naast het evenemententerrein zijn bestemd als "Sport - Sport- en speelterrein", zodat de bestemmingsregels meer toegesneden kunnen worden op de ter plaatse toegestane bebouwing.

4.5.6 Hoogtebeperkingen door Molenbiotoop

De toegestane bouwhoogte binnen de Molenbiotoop in het plangebied is nergens groter dan 19 meter. Vanwege de afstand tot de molen en die toegestane bouwhoogten is het niet noodzakelijk nadere beperkingen op te nemen voor de bouwmogelijkheden binnen de biotoop.

4.5.7 Hoogtebeperkingen in verband met luchtverkeer

Over het plangebied zijn toetsingsvlakken gelegen t.b.v. communicatie- en navigatieapparatuur van de Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) om de kwaliteit hiervan te waarborgen. De maximum bouwhoogte is in het hele gebied lager dan de hoogte van de toetsingsvlakken. Van een belemmerde doorgang van signalen en luchtverkeer is door dit plan geen sprake.

4.5.8 Horeca

Horeca definitie en afbakening

Het bedrijfschap Horeca en Catering deelt horeca in vier bedrijfsgroepen in, te weten de drankensector, fastfoodsector, restaurantsector en hotelsector. Voor de definitie van een horecabedrijf zoals in de horecanota bedoeld wordt, is aangesloten bij het begrip 'openbare horeca-inrichting' uit de Rotterdamse APV. Binnen een openbare horeca-inrichting kan een ondernemer verschillende activiteiten ontplooien op het gebied van etenswarenverstrekking, het schenken van (alcoholhoudende) drank en het aanbieden van amusement.

Beleidsonderwerpen die wel voor de horecabranche gelden of sterke raakvlakken hebben maar niet binnen de horecanota expliciet beschreven worden, zijn de hotelsector, de kwaliteitseisen ten aanzien van terrassen (nota kwaliteitseisen voor terrassen) en het programma gericht op het tegengaan van (overmatig) alcohol en drugsgebruik en uitgaansgeweld.

Vergunningvrij exploiteren

Rotterdam biedt een groot aantal bedrijven, waarbij horeca ondergeschikt is aan de primaire detailhandelfunctie en bedrijven waar het exploiteren van horeca een minimale weerslag heeft op de omgeving, de mogelijkheid om vergunningvrije horeca te exploiteren. Dit betreft bijvoorbeeld het koffiehoekje in de supermarkt, de bakkerij waar ook een gebakje gegeten kan worden en het restaurant in ouderenhuisvesting. Vergunningsvrij betekent dat geen vergunning hoeft te worden aangevraagd en derhalve ook geen leges verplicht zijn. De exploitatie van de volgende inrichtingen kan zonder vergunning plaatsvinden:

  • 1. inrichtingen die

a. geopend zijn tussen 07.00 en 22.00 uur;

b. geen (zwak of sterk) alcoholische drank schenken;

c. geen versterkt geluid ten gehore brengen;

d. geen vergunningplichting terras exploiteren (gevelzitplaats wel mogelijk);

e. geen speelautomaten hebben.

  • 2. bedrijfskantines, voor zover deze uitsluitend als zodanig in gebruik zijn;
  • 3. inrichtingen in musea, crematoria, begraafplaatsen en rouwcentra voor zover deze worden gebruikt als ondersteuning van de bedrijfsvoering;
  • 4. inrichtingen in ziekenhuizen, ouderenhuisvesting en verpleegtehuizen, voor zover deze uitsluitend gericht zijn op de bewoners/patiënten en hun bezoekers;
  • 5. horeca in tuincentra en congrescentra voor zover deze worden gebruikt als ondersteuning van de bedrijfsvoering en uitsluitend gericht zijn op hun bezoekers.

Exploitatievergunning nodig

Voor alle overige inrichtingen, waar horeca de primaire bedrijfsfunctie betreft, is een exploitatievergunning vereist. De horeca-exploitatievergunning wordt afgegeven voor de inpandige m² alsmede voor de eventuele m² terras en heeft een looptijd van vijf jaar. Voor de beoordeling van de aanvraag van de exploitatievergunning geldt dan het bestemmingsplan van de betreffende locatie leidend is. Of een vergunning wordt toegewezen, hangt daarnaast onder andere af van afwegingen die ten aanzien van het beleid worden gemaakt (horecagebiedsplannen). Daarnaast wordt beoordeeld of het pand bouwtechnisch en geluidstechnisch geschikt is voor de door de ondernemer aangevraagde activiteiten. Voor het proces en vereisten van de vergunningverlening wordt verwezen naar paragraaf 4.3 van de Horecanota 2012-2016.

Horeca bestemmingen

In het horecagebiedsplan 2012-2014 van de deelgemeente worden de hoofdlijnen van het horecabeleid in deze deelgemeente beschreven. Dit beleid is, voor zover ruimtelijk relevant, vastgelegd in dit bestemmingsplan. De horeca is in de huidige panden bestemd met een functieaanduiding "horeca" [h] op de verbeelding en in twee gevallen met de bestemming 'Horeca'. Het gaat om de volgende adressen:

  • Lloydstraat 1 Stroom Rotterdam BV, ook hotel (GD-3);
  • Lloydstraat 24 De Kookfabriek (GD-1);
  • Lloydstraat 204 FG Restaurant (GD-1);
  • Loods Celebes 101 Wijn of Water (WG-1);
  • Schiehaven 11 Center 5, C 5 Jazz, (V-V);
  • Schiehaven 15 horeca Historische Werf (B-2);
  • Schiemond 40 Vis aan de Maas (GD-1);
  • Sint-Jobskade 140 Oriëntal Plaza (GD-4);
  • (Sint-Jobsweg 5 Onafhankelijk Toneel, ondergeschikte horeca, geen horeca-aanduiding nodig);
  • Sint-Jobsweg 21 Café Verhip (Ho).

Nieuwe horeca wordt, conform het Horecagebiedsplan Delfshaven 2012-2014 en de Beleidsnotitie Lloydkwartier ten behoeve van bestemmingsplan, mogelijk gemaakt op de volgende adressen:

  • Kratonkade (blok F) (horecamogelijkheid opgenomen in beleidsnota) (In WG-2)
  • Lloydhoofd (horeca vergund in bouwaanvraag) (GD-1);
  • Schiemond 50 (horeca vergund in bouwaanvraag), Veerhuis (Ho); op dit adres is 30% van de totale b.v.o. tevens toegestaan voor kantoren en voor bedrijven tot en met categorie 2.

Terrassen

Binnen de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" zijn tevens ongebouwde (gevel)terrassen toegestaan aangrenzend aan bestemmingen die horeca toelaten.

4.5.9 Kantoren

In het plangebied komt de enkelbestemming kantoren twee keer voor, maar in verschillende gemengde bestemmingen zijn kantoren of zakelijke dienstverlening ook toegelaten. Daarnaast zijn kIeine kantoren ook toegestaan bij de uitoefening van een aan huis gebonden beroep/bedrijf in de bestemmingen met de functie wonen. Bij de bestemming Kantoor aan de Sint Jobsweg 30 zijn tevens de functies bedrijven tot en met categorie 2 en niet geluidsgevoelige maatschappelijke voorzieningen toegestaan.

4.5.10 Maatschappelijke voorziening, kinderdagverblijf

Een kinderdagverblijf past binnen de bestemming "Maatschappelijk - 1". In het voorgaande bestemmingsplan is het maximale oppervlak voor maatschappelijke doeleinden volledig gebruikt door het Scheepvaart- en Transportcollege. Om maatschappelijke behoefte aan extra kinderdagopvang in het gebied niet bij voorbaat uit te sluiten, is binnen deelgemeentelijk beleid (zie par 2.4.1 ) ruimte gegeven voor de vestiging van één extra kinderdagverblijf of buitenschoolse opvang. Deze extra ruimte is gegeven in blok F van de Lloydpier. Daarnaast zijn op meerdere locaties in het plangebied kinderdagverblijven aanwezig en ook positief bestemd in het nieuwe bestemmingsplan.

4.5.11 Maatschappelijke voorzieningen

Onder maatschappelijke voorzieningen worden sociale, medische, educatieve, levensbeschouwelijken en publieke voorzieningen verstaan. Het betekent dat een voorziening die past in deze definitie zonder planwijziging vervangen kan worden door een andere passende voorziening. Maatschappelijke voorzieningen zijn in meerdere gevallen toegestaan binnen verschillende soorten gemengde bebouwing. Daarnaast komt de bestemming ook in twee vormen als enkelbestemming voor.

Op de verbeelding is te zien dat het Scheepvaart- en Transportcollege op de Lloydpier als "Maatschappelijk - 1" is bestemd. Deze bestemming laat geluidsgevoelige maatschappelijke voorzieningen, zoals scholen, kinderdagverblijven (sinds Wgh 1-7-2012), ziekenhuizen en niet geluidsgevoelige maatschappelijke voorzieningen, zoals een buurthuis of kerkgebouw toe.

De bestemming "Maatschappelijk - 2" houdt in dat er alleen maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan die niet geluidsgevoelig zijn, zoals een buurthuis, of consultatiebureau. Deze bestemming is gebruikt voor het gebouw van de politie nabij de Parksluizen.

4.5.12 Planologisch relevante leidingen

In het plangebied is een ondergrondse hoogspanning(sverbinding) gelegen. Deze is met een bebouwingsvrije zone van 4 meter aan weerszijden van de hartlijn aangegeven op de plankaart.

N.B. De hogedrukaardgastransportleiding in het naastgelegen plan Schiemond is niet meer in gebruik en is toen, op verzoek van NGU, ook niet opgenomen.

4.5.13 Seksinrichtingen

Het schrappen van het algemene bordeelverbod uit het Wetboek van Strafrecht maakt het mogelijk de exploitatie van seksinrichtingen aan gemeentelijke regelgeving te onderwerpen. In de nota "Het Rotterdams prostitutiebeleid" (juni 2000) staat hoe dit in de gemeente Rotterdam is geregeld. Het beleid is gericht op het tegengaan van uitbreiding van het aantal seksinrichtingen.

Eén van de criteria waar de vergunningaanvraag voor een seksinrichting aan wordt getoetst is het bestemmingsplan. Nieuwe vestigingen zijn niet toegestaan als dit niet past in het bestemmingsplan. Voor de bestaande vestigingen, seksinrichtingen die bestonden vóór 1-2-2000, geldt dat zij gevestigd mogen zijn in strijd met het bestemmingsplan (overgangsrecht). Deze vestigingen worden als zij ook aan de andere criteria voldoen positief bestemd in nieuwe bestemmingsplannen.

Binnen dit bestemmingsplan zijn geen seksinrichtingen bestemd of toegestaan.

4.5.14 Straalverbinding

Over het plangebied ligt een straalpad ten behoeve van de telecommunicatie tussen de Waalhaven en Alphen a/d Rijn. De aanwezige bebouwing staat een onbelemmerde doorgang van signalen niet in de weg. Een nadere aanduiding op de verbeelding is niet nodig.

4.5.15 Tuinbestemming

De bestemming 'Tuin - 1' betreft de standaard Rotterdamse tuinbestemming. De bestemming 'Tuin - 2' is gebruikt voor de gemeenschappelijke tuinen met minder bouwmogelijkheden. In de bestemming 'Tuin - 2' mag alleen gebouwd worden voor gemeenschappelijke tuinvoorzieningen, zoals een pergola, erfafscheiding of zitbank.

4.5.16 Uitbreiding/bebouwing op het achtererfgebied

Per 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden, alsmede het Besluit omgevingsrecht (Bor). Gelijktijdig is het Besluit bouwvergunningvrije en licht bouwvergunningplichtige bouwwerken van de Woningwet vervallen.

De vergunningvrije activiteiten zijn nu opgesomd in de artikelen 2 en 3 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht Bor).

Een omgevingsvergunningvrij bouwwerk op grond van artikel 2 van het Bor is zonder meer toegestaan, hiervoor hoeft niet naar het bestemmingsplan te worden gekeken. Voor bouwwerken die toegestaan zijn op grond van artikel 3 van het Bor is bij strijdigheid met het bestemmingsplan wel een omgevingsvergunning vereist.

4.5.17 Verkeers- en verblijfsgebied

Terreinen voor de ontsluiting van aanliggende bebouwing zijn bestemd als "Verkeer - Erf".

De bestemming "Verkeer - Erf" is opgenomen voor de ontsluitingswegen met de bijbehorende trottoirs. En daarnaast voor pleinen, snippergroen, speeltoestellen en dergelijke. Binnen deze bestemmingen is ook de aanleg van nieuwe watergangen mogelijk indien dit vanuit het oogpunt van waterbeheer wenselijk is. Dit betekent dat veranderingen in de inrichting van de openbare ruimte kunnen worden doorgevoerd zonder planherziening (mits de veranderingen passen binnen deze bestemming).

De Westzeedijk heeft als hoofdontsluiting de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer' gekregen. Deze bestemming is bedoeld voor verkeerswegen met de bijbehorende bruggen en eventueel viaducten, tramlijnen met bovenleidingen en parkeerplaatsen. En daarnaast natuurlijk ook voor wandel- en fietspaden en gebouwtjes en bouwwerken ten behoeve van deze functies. Binnen de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer' zijn die overwegend als 50-km weg zijn ingericht.

De bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' is opgenomen voor de ontsluitingswegen met de bijbehorende trottoirs. En daarnaast voor pleinen, snippergroen, speeltoestellen en dergelijke. Binnen deze bestemmingen is ook de aanleg van nieuwe waterpartijen en watergangen mogelijk, indien dit vanuit het oogpunt van waterbeheer wenselijk is. Dit betekent dat veranderingen in de inrichting van de openbare ruimte kunnen worden doorgevoerd zonder planherziening (mits de veranderingen passen binnen deze bestemming).

4.5.18 Voorzieningen van openbaar nut

De bestemming "Bedrijf - Nutsvoorziening" is toegekend aan gebouwen ten behoeve van de elektriciteitsvoorziening, zoals transformatorhuizen. Kleine bouwwerken van openbaar nut zijn niet bestemd en kunnen na het voeren van een vrijstellingsprocedure overal worden gerealiseerd. Het gaat hierbij om gebouwtjes met een inhoud van minder dan 80 m3.

4.5.19 Water / Waterkering / Havens

De in het plangebied voorkomende havenbekkens hebben de bestemming "Water - 1", terwijl de Delfshavense Schie en de Nieuwe Maas als waterweg voor scheepvaartverkeer de bestemming "Water - 2" heeft gekregen. Het grootste verschil tussen beide bestemmingen is dat in "Water - 1" bruggen zijn toegestaan, zonder nadere aanduiding.

De in het plangebied voorkomende waterkering heeft de dubbelbestemming "Waterstaat - Waterkering" gekregen. De waterkering is de belangrijkste bestemming, bouwen ten behoeve van de onderliggende bestemmingen is niet toegestaan. Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om voor de andere bestemmingen te bouwen, mits de belangen van de waterkering niet worden geschaad. Hiertoe winnen zij advies in bij de beheerder van de waterkering, het Hoogheemraadschap van Delfland.

De buitendijks gelegen gronden zijn onderdeel van de beschermingszone van de "Delflandsedijk". De zone dient als oeververdediging van de Nieuwe Maas beschermd te worden. Dit gebeurt in het bestemmingsplan door middel van een "vrijwaringszone - dijk", zodat het hoogheemraadschap altijd betrokken wordt bij relevante werkzaamheden in, op of aan deze oeverkering.

4.5.20 Werken aan huis

In de regels is een regeling voor werken aan huis opgenomen. Deze regeling gaat uit van een zo groot mogelijke flexibiliteit in toegestane bedrijfsactiviteiten, mits de omgeving geen gevaar loopt en geen onevenredige hinder ondervindt van de activiteit. De bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in alle woningen, ongeacht het type woning of het gebied waar de woning staat. De belangrijkste voorwaarden zijn dat maximaal 30% van de woning voor beroeps-/bedrijfsactiviteiten mag worden gebruikt en dat de woning er aan de buitenkant als woning uit blijft zien. Reclame-uitingen aan de buitenzijde van de woning zijn niet toegestaan.Verder worden detailhandelsactiviteiten en bedrijfsmatige reparatie en onderhoud aan motorvoertuigen nadrukkelijk uitgesloten.

4.5.21 Wonen en Woongebied

Binnen de bestemming 'Wonen' komen meer incidenteel ook andere functies voor. Dit is dan met een aanduiding op de verbeelding aangegeven. In het bestemmingsplangebied komt ook een serie woon-werkwoningen tegen, woningen die zich bij uitstek lenen voor het combineren van wonen en werken. Voor deze woningen gelden geen bijzondere bestemmingsregels in vergelijking tot gewone woningen, zodat ook woon-werkwoningen voor meer dan 30 procent voor beroeps-/bedrijfsactiviteiten mag worden gebruikt. Dakterrassen zijn toegestaan.

De bestemming 'Woongebied' is gebruikt voor de locaties die nog niet volledig uitontwikkeld zijn. In dit geval de blokken C/D/E en blok F op de Lloydpier en de blokken 8 en 12/13 op de Müllerpier.

Hoofdstuk 5 Water

5.1 Beleidskader

5.1.1 Rijksbeleid

In 2009 is de Waterwet in werking getreden. Deze wet is het resultaat van het samenvoegen van een achttal waterbeheerwetten, zoals de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en de Wet Beheer Rijkswaterstaatswerken. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Een gevolg van de Waterwet is dat de vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld in één watervergunning.

Het relevante Rijksbeleid voor buitendijkse gebieden is de "Beleidslijn grote Rivieren". Deze beleidslijn is gebaseerd op de regelgeving in het Waterbesluit. De beleidslijn bevat een kader voor het beoordelen van de toelaatbaarheid - vanuit rivierkundig en ruimtelijk oogpunt - van nieuwe activiteiten in het rivierbed van de grote rivieren. Op het Lloydkwartier is artikel 6.16 van het Waterbesluit van toepassing. Op basis van dit artikel is in bijlage IV van het besluit een aantal gebieden aangewezen waarvoor de restricties uit paragraaf 6.6 niet van toepassing zijn aangezien die gebieden rivierkundig van minder belang zijn (de vroegere Wbr artikel 2a gebieden). In deze gebieden is het vergunningsregime dan ook niet van toepassing.

Dit betekent dat er voor de realisatie van gebouwen en andere (bouw)werken in het Lloydkwartier geen vergunning van Rijkswaterstaat is vereist.

De beleidslijn gaat uit van een eigen risico en verantwoordelijkheid ten aanzien van ontstane schade door hoog water aan activiteiten in het rivierbed (het buitendijks gebied). Initiatiefnemers in het rivierbed zijn zelf aansprakelijk voor schade en zelf verantwoordelijk voor het nemen van maatregelen om zich tegen potentiële schade te beschermen. De gemeente is verantwoordelijk voor de veiligheid in openbaar gebied. Bij bestaande situaties kan de gemeente bijdragen aan een goede veiligheidssituatie door het opstellen van evacuatieplannen, bij nieuwe situaties kan dit ook door het opnemen van bepalingen in het ruimtelijk plan.

5.1.2 Provinciaal beleid

Het Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015 (11 november 2009 vastgesteld door Provinciale Staten van Zuid-Holland) bevat de hoofdlijnen van het provinciaal waterbeleid voor deze periode. Het plan komt in plaats van het waterbeleid zoals is vastgelegd in het beleidsplan Groen, Water en Milieu (2006). Het provinciaal waterplan vervangt tevens het Grondwaterplan 2007-2013 en beschrijft dus ook het strategische grondwaterbeleid voor Zuid-Holland. De provinciale rol in het waterveld spitst zich toe op kaderstelling en toezicht.

In de provinciale Verordening Ruimte is als verplichting opgenomen dat bij bestemmingsplannen die ontwikkelingen in buitendijks gebied mogelijk maken een inschatting en verantwoording van het slachtofferrisico bij een overstroming wordt gegeven.

5.1.3 Regionaal beleid

De gemeenteraad van Rotterdam heeft op 18 september 2007 het Waterplan2 Rotterdam vastgesteld. Het Waterplan 2 is een gezamenlijk en integraal product van alle waterbeheerders in de regio. In het Waterplan 2 staat in hoofdlijnen beschreven hoe de gemeente Rotterdam en de waterschappen de komende tijd willen omgaan met het water in de stad. Hierbij wordt met name gekeken naar drie cruciale ontwikkelingen:

  • Een hogere waterstand door de stijging van de zeespiegel. In buitendijkse gebieden ontstaan risico's op overstromingen. Versterking van waterkeringen is onvermijdelijk;
  • Wateroverlast door toenemende neerslag. Door klimaatsverandering kan er in korte tijd veel neerslag vallen. Om dat water te verwerken is opvang en berging nodig;
  • Strengere eisen aan de kwaliteit van het water. Rotterdam wil een aantrekkelijke waterstad zijn, met schoon, helder en plantrijk water. De stad moet bovendien voldoen aan de eisen uit de Europese Kaderrichtlijn Water. Er worden voor alle wateren in de stad kwaliteitsbeelden opgesteld volgens die eisen.

Een onderdeel van het Waterplan 2 Rotterdam is het uitvoeringsprogramma 2007-2012. Hierin staat welke projecten in de komende 5 jaar worden uitgevoerd en welke projecten worden voorbereid voor uitvoering na 2012. Het Waterplan 2 biedt tevens een perspectief voor Rotterdam als waterstad in 2030.

5.1.4 Gemeentelijk beleid

In het deelgemeentelijk waterplan is voor de deelgemeente Delfshaven een doorvertaling gemaakt van het Waterplan 2 van Rotterdam. Hierin zijn locatiespecifieke streefbeelden vastgesteld en is voor de watergangen in de deelgemeente de ambitie weergegeven voor de waterkwaliteit en de waterkwantiteit. Tevens zijn concrete maatregelen geformuleerd om te komen tot de gewenste streefbeelden. Voor het Lloydkwartier zijn in het deelgemeentelijk waterplan geen maatregelen opgesteld.

5.2 Samenwerking met de waterbeheerder

De gemeente Rotterdam werkt in overleg met alle betrokken waterbeheerders aan een gemeenschappelijke procedurele en inhoudelijke invulling van de Watertoets en de waterparagraaf.

Conform de Watertoets heeft de gemeente in algemene zin overleg gevoerd met de waterbeheerders.

De beheerder van het oppervlaktewater in het Lloydkwartier is Rijkswaterstaat. De waterkering in het plangebied (de Westzeedijk) wordt beheerd door het Hoogheemraadschap van Delfland.

5.3 Huidige watersysteem

5.3.1 Oppervlaktewater

Het oppervlaktewater in het plangebied is geheel buitendijks gelegen en bestaat uit de Nieuwe Maas en vier havens die daar direct mee in verbinding staan, de Schiehaven en St. Jobshaven en de helft van de Parkhaven en Schiemond.

5.3.2 Grondwater

Vanwege de buitendijkse ligging heeft het Lloydkwartier een relatief hoog maaiveld, waardoor de afstand tussen grondwater en maaiveld waarschijnlijk groot is. Er wordt dan ook geen overlast door een te hoge grondwaterstand verwacht. Er zijn in het gebied geen grondwaterklachten bekend.

5.3.3 Waterkering

In het noorden van het bestemmingsplangebied is de primaire waterkering van dijkringgebied 14 gelegen. Deze kering heeft een normfrequentie van 1/10.000 jaar, wat inhoudt dat hij gebouwd is om een waterhoogte te keren met een terugkeertijd van gemiddeld eens per 10.000 jaar. Ter hoogte van de Kapelstraat sluit aan de noordkant een secundaire waterkering aan op de primaire waterkering.

5.3.4 Waterveiligheid

Het plangebied ligt volledig buitendijks, behalve ter plaatse van de waterkering. Dit betekent dat hoog water niet wordt tegengehouden door een waterkering. De kans dat een buitendijks gelegen locatie last krijgt van hoog water, wordt bepaald door de terugkeertijden van hoge waterstanden in de Nieuw Maas en de maaiveldhoogte van het plangebied ten opzichte van dat hoge water. Door de doorgaans relatief hoge ligging van het buitendijks gebied is de kans op grote waterdieptes relatief klein.

De kans op slachtoffers in het buitendijks gebied is dan ook gering. Bovendien gaat het overstromen van buitendijks gebied in het algemeen langzaam en is het goed voorspelbaar. De kans op verdrinking is daardoor klein. Materiele schade en maatschappelijke ontwrichting zijn beiden afhankelijk van de waterdiepte die optreedt en de functies en objecten die hier last van hebben. Enkele decimeters water in openbaar gebied hoeft niet direct schade op te leveren, maar een woning of bedrijf waarin deze hoeveelheid water staat levert vaak wel schade op aan het pand en de inboedel. Daarnaast ontstaat er nog schade door eventueel productieverlies. Enkele decimeters op een weg kunnen ook betekenen dat de deze niet meer zichtbaar is waardoor gebieden mogelijk onbereikbaar zijn. Dit kan leiden tot maatschappelijke ontwrichting.

Uit de kaart blijkt dat er in de huidige situatie bij waterhoogtes van 1/4.000 wateroverlast in het gebied ontstaat. Met name de kades zijn kwetsbaar voor hoog water doordat ze lager gelegen zijn dan de gebieden meer naar het midden toe. Opvallend is dat de Sint-Jobsweg en -kade ook relatief laag gelegen is en gelijk met de kades onder water loopt. Hierdoor is de Müllerpier kwetsbaar bij hoog water doordat het gebied afgesloten wordt van het binnendijkse gebied. Hetzelfde geldt voor de weg rondom de Schiecentrale.

5.3.5 Riolering

Het bestemmingsplangebied is gelegen in riooldistrict 03 (Het Westen). In het gebied ligt een gescheiden rioolstelsel waarbij een deel van het systeem een verbeterd gescheiden systeem is. Dit houdt in dat de first flush naar de rioolwaterzuivering wordt gepompt. Afvalwater dat in het gebied wordt geproduceer, wordt over de waterkering heen naar het binnendijkse gebied gepompt waarna het naar hoofdgemaal Heemraadsplein stroomt. Dit gemaal zorgt vervolgens voor de afvoer naar AWZI Dokhaven.

5.4 De wateropgave

5.4.1 Waterberging

Voor het Lloydkwartier bestaat geen waterbergingsopgave. Ook de ontwikkelingen leiden niet tot knelpunten voor de waterafvoer en -berging, dit komt omdat het gebied buitendijks ligt. Er is daarom voor de toevoeging van verhard oppervlak geen compensatie in de vorm van extra waterberging nodig.

5.4.2 Afval- en hemelwater

Met de realisatie van de 4 geplande woningbouwlocaties zal ook de capaciteit van de riolering worden uitgebreid. Met deze woningen is in de eerdere planvorming al rekening gehouden.

Het bestemmingsplan Lloydkwartier maakt uitbreiding van 2 horecavoorzieningen mogelijk ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan. De beperkte toename van afvalwater die dit oplevert zal zal niet leiden tot knelpunten.

5.4.3 Waterveiligheid

De provincie Zuid-Holland heeft een beleidskader opgesteld voor het bouwen in buitendijks gebied. Dit beleid is opgenomen in de Provinciale verordening "Ruimte" (artikel 12: bouwen in buitendijks gebied). Dit artikel verplicht gemeenten om in bestemmingsplannen voor buitendijks gebied waarin nieuwe bebouwing mogelijk wordt gemaakt een inschatting te maken van het slachtofferrisico van een eventuele overstroming, en om duidelijk te maken hoe met dat risico wordt omgegaan.

Het slachtofferrisico wordt uitgedrukt als het lokaal individueel risico (LIR). Ten behoeve van (de ontwikkelingen in) het bestemmingsplan Lloydkwartier is het LIR in het buitendijks gebied in beeld gebracht door een berekening uit te voeren met de door de provincie ontwikkelde Risico Applicatie Buitendijks.

Uit de berekening blijkt dat het LIR onder de oriëntatiewaarde ligt als gebouwen een minimale waterdichte hoogte hebben van 3,60 meter boven NAP. Het peil (maaiveld) ter plaatse van de Lloydpier is 3,60 meter boven NAP en op de Müllerpier 3,75 meter boven NAP. De nieuwbouw zal ten minste op maaiveldhoogte (van het omliggende verblijfsgebied) plaatsvinden, en idealiter op de advieshoogte van 4 meter boven NAP. Aangezien de maaiveldhoogte ter plaatse van de nieuwbouw gelijk of hoger is dan de wenselijke waterdichte hoogte van de nieuwbouw, ligt het LIR onder de oriëntatiewaarde van 1 op 10-5 per jaar. De waterkering bevindt zich op maximaal 10 minuten lopen van het buitendijks gebied en kan bereikt worden via verblijfsgebied waar eveneens aan de oriëntatiewaarde wordt voldaan. Om deze redenen vindt de gemeente Rotterdam de waterveiligheid in het buitendijks gebied voldoende voor (de nieuwe ontwikkelingen in) het bestemmingsplan Lloydkwartier.

Hoofdstuk 6 Milieu

6.1 Inleiding

Rotterdam is een compacte stad. Compact bouwen biedt aan de ene kant grote voordelen voor milieu en duurzaamheid op een hoger schaalniveau (minder mobiliteit, minder aantasting van natuurlijk en landelijk gebied). Aan de andere kant kan door compact bouwen de milieubelasting in de stad toenemen. Dit wordt de paradox van de compacte stad genoemd. Rotterdam moet bovenal een leefbare stad zijn. Een woonomgeving met weinig milieuhinder is één van de aspecten die de leefkwaliteit bepalen naast bijvoorbeeld voorzieningen, bereikbaarheid, kwaliteit van de publieke ruimte en sociale veiligheid. Het milieubeleid in Rotterdam is erop gericht om ondanks de verdichting en intensivering van de stad toch de milieubelasting terug te dringen en de leefkwaliteit te verbeteren.

In het bestemmingsplan moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening een afweging worden gemaakt van de wijze waarop milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen ten opzichte van elkaar moeten worden gesitueerd. De essentie en het gewicht van milieuonderwerpen is afhankelijk van het gebied, de opgave en eventuele wettelijke eisen. De gemeente Rotterdam is verplicht om bij de voorbereiding van het bestemmingsplan te onderzoeken welke (milieu)waarden bij het plan in het geding zijn en wat de gevolgen van het plan zijn voor deze waarden. Voor de meeste milieuthema's is er landelijk milieuwetgeving aanwezig. Een voorbeeld hiervan is de Wet geluidhinder. Daarnaast is er voor sommige milieuthema's Rotterdams beleid aanwezig. De voor dit plan relevante thema's worden hieronder verder uitgewerkt.

6.2 Milieu effectrapportage

Het instrument milieueffectrapportage wordt gebruikt om het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming. De basis hiervan ligt in de EU richtlijn m.e.r.. De richtlijn is van toepassing op de milieueffectbeoordeling van openbare en particuliere projecten die aanzienlijke gevolgen voor het milieu kunnen hebben.

De Europese regelgeving is in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de Wet milieubeheer en in het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). In de bijlagen behorende bij het Besluit m.e.r. zijn de m.e.r.-plichtige activiteiten (de C-lijst) en de m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten (de D-lijst) beschreven. Daarbij geldt een bandbreedte. Bovendien dienen bij de afweging ook nog andere factoren te worden betrokken en dient nagegaan te worden of er significant negatieve effecten te verwachten zijn op natuurgebieden.

6.2.1 Plangebied

Het bestemmingsplan Lloydkwartier maakt nog de volgende ontwikkelingen mogelijk: het realiseren van 420 woningen en een kinderdagopvang. Deze ontwikkelingen waren reeds mogelijk in het voorgaande bestemmingsplan.

Om te bepalen of het bestemmingsplan Lloydkwartier m.e.r.-(beoordelings)plichtig is, is het nog toe te voegen programma getoetst aan de Nederlandse en Europese wetgeving. In het bestemmingsplan zijn geen activiteiten opgenomen die voorkomen op de C/D-lijst. De ontwikkelingen liggen niet in of nabij een gevoelig gebied, zoals de ecologische hoofdstructuur of een Natura 2000 gebied. Bovendien hebben de ontwikkelingen vanwege de beperkte omvang geen grote negatieve effecten op het milieu. Dit blijkt uit de milieuonderzoeken waarvan de resultaten beschreven zijn in hoofdstuk 6 van dit bestemmingsplan.

Op grond van het bovenstaande is het bestemmingsplan Lloydkwartier niet m.e.r.-beoordelingsplichtig en daarmee ook niet m.e.r.-plichtig.

6.3 Milieuzonering

Bij goede ruimtelijke ordening hoort het voorkomen van voorzienbare hinder door bedrijven. Hiervoor bestaan voor nieuwe situaties geen wettelijke normen. De gemeente Rotterdam gebruikt al sinds de jaren '50 instrumenten om bedrijven in te passen in de omgeving. Dit gebeurde eerst door middel van de Hinderwetverordening. Vanaf de jaren '70 werkt de gemeente met de Rotterdamse 'Staat van Inrichtingen'. Deze is afgeleid van de inrichtingen die zijn opgenomen in het Hinderbesluit en uitgebreid met een indeling in milieucategorieën. Begin jaren '90 heeft Rotterdam beleid vastgesteld waarbij voor de milieuzonering gebruik wordt gemaakt van indicatieve gebiedstypen en een bedrijvenlijst die is opgesteld door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering).

De (huidige) VNG-uitgave geeft informatie over milieuhinder van vrijwel alle bedrijfstypen en andere activiteiten. Hierin zijn voor de milieuaspecten geur, stof (luchtkwaliteit), geluid en gevaar indicatieve afstanden bepaald. De aard van de hinder is bepalend voor de vraag in hoeverre tussen een belastende en een gevoelige functie verweving mogelijk is, dan wel ruimtelijke scheiding noodzakelijk is. De VNG-uitgave bevat een tabel met de indicatieve afstanden. Hiermee kan de vraag worden beantwoord welke afstand aanvaardbaar is tussen een nieuw bedrijf en woningen en tussen nieuwe woningen en bedrijven, of welke bedrijven aanvaardbaar zijn in een gebied met functiemenging.

Bij gebieden met functiemenging kan gedacht worden aan stadscentra, winkelcentra, horecaconcentratiegebieden, zones langs stedelijke wegen, woongebieden met kleinschalige en ambachtelijke bedrijvigheid, gebieden nabij industrieterreinen. In deze gebieden is een combinatie van wonen en werken vaak mogelijk. Vaak aanpandig, bij lichte bedrijvigheid, of naast elkaar, bij de iets zwaardere bedrijven en met aandacht voor de ontsluiting bij bedrijven met een verkeersaantrekkende werking.

De gemeente Rotterdam bestemt in haar bestemmingsplannen de functies zoals agrarische doeleinden, kantoren, detailhandel, horeca, maatschappelijke voorzieningen, sport of recreatie als zodanig en niet als bedrijfsbestemming. In de bijgevoegde bedrijvenlijst zijn deze bestemmingen dan ook niet opgenomen. Voor het inpassen van die functies wordt echter wel gebruik gemaakt van de VNG-uitgave.

6.3.1 Plangebied

Het plangebied van dit bestemmingsplan is volgens de Rotterdamse systematiek aangeduid als gemengd woongebied. Dit houdt in dat binnen het plangebied in principe activiteiten in de milieucategorieën 1 t/m 3 zijn toegestaan. Het voorgaande bestemmingsplan Lloydkwartier staat echter alleen bedrijven in de milieucategoriën 1 en 2 toe. Er bestaat geen aanleiding om in de bedrijfsbestemmingen, die dichtbij woningen zijn gelegen, in het nieuwe bestemmingsplan Lloydkwartier bedrijven in milieucategorie 3 toe te staan.

Croon Elektrotechniek b.v. is een bedrijf in milieucategorie 2. Door deze lage milieucategorie is er geen ruimtelijk conflict met de naastgelegen woningen op de hoek Schiemond-Schiehaven.

Op de scheepwerf “De Delft” wordt een replica van het VOC-schip gemaakt. In de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) zijn verschillende richtafstanden opgenomen voor de activiteiten zoals een scheepswerf. De richtafstand die voor scheepswerven met scheepsbouw in hout wordt aangehouden, is voor geluid 50 meter. Daarmee is "De Delft" een bedrijfsactiviteit in milieucategorie 3.1. In de bestemming 'Bedrijf - 2' is opgenomen dat naast bedrijven in de milieucategoriën 1 en 2 ook een scheepswerf ten behoeve van houten schepen is toegestaan.

De woningen op de hoek Schiemond-Schiehaven zijn op minimaal 50 meter vanaf de bestemming 'Bedrijf - 2' gelegen. De geplande nieuwe woningen bevinden zich op een afstand van ruim 300 meter tot de bedrijfgrens van de scheepswerf aan de Schiehaven 15. Aan de richtafstand wordt derhalve voldaan.

In de gemengde bebouwing op de Lloydpier en Müllerpier zijn bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 aanwezig en mogelijk. Het gaat om kleinschalige bedrijvigheid in panden waarin zich ook woningen bevinden. Bedrijven in milieucategorie 3 zijn hier niet wenselijk.

6.4 Geluid

Bij het ontwikkelen van een nieuw ruimtelijk plan is het belangrijk rekening te houden met geluidsbronnen en de mogelijke hinder of overlast daarvan voor mensen. De basis voor het beoordelen van geluid is de Wet geluidhinder en de Luchtvaartwet. In deze wetten liggen normen vast voor geluid afkomstig van de industrie, weg- en spoorwegverkeer en luchtvaartverkeer.

Volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient in het kader van goede ruimtelijke ordening sprake te zijn van een goede leefkwaliteit, of leefomgevingskwaliteit. Deze begrippen zijn niet duidelijk omlijnd en kennen vele invalshoeken. Met betrekking tot geluid betekent het echter dat niet alleen gekeken wordt naar de geluidsbronnen genoemd in de Wet geluidhinder, maar ook naar niet wettelijke geluidsbronnen zoals scheepvaart, tramverkeer, 30 km/uur wegen, parkeervoorzieningen. Hierbij wordt het geluidsniveau in beeld gebracht.

In de Wet geluidhinder staan de geluidsgevoelige bestemmingen genoemd waarvoor maximaal toelaatbare geluidsbelastingen gelden maar ook hier geldt dat in het kader van een goede ruimtelijke ordening gekeken moet worden naar bestemmingen, die in de Wet geluidshinder niet als geluidsgevoelig zijn aangemerkt, maar dit wel kunnen zijn.

Rotterdams beleid

In het bestemmingsplan wordt een opsomming van geluidsgevoelige bestemmingen en eventueel nieuwe bronnen, of aanpassingen van bestaande bronnen weergegeven. Onderzocht wordt of de maximaal toelaatbare geluidsbelasting (ook wel voorkeursgrenswaarde genoemd) overschreden wordt. Is dit het geval, dan is onderzoek noodzakelijk naar maatregelen die genomen kunnen worden om de geluidsbelasting terug te dringen. Indien het niet haalbaar blijkt de geluidsbelasting terug te dringen tot de maximaal toelaatbare waarde biedt de Wet geluidhinder de mogelijkheid een hogere maximaal toelaatbare geluidsbelasting vast te stellen. Dit heet het nemen van een Besluit hogere waarden. De motivering van dit besluit moet voldoen aan het Rotterdamse Ontheffingsbeleid Wet geluidhinder. Dit beleid is erop gericht het aantal geluidsgehinderden zoveel mogelijk terug te dringen.

Plangebied

Het bestemmingsplan Lloydkwartier maakt het op vier locaties, met de bestemming Woongebied (WG) 1 t/m 4, nog mogelijk om nieuwe woningen te realiseren. Op locatie WG-2 is het tevens mogelijk om een kinderdagverblijf te realiseren. Dit zijn nieuwe geluidsgevoelige situaties zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, daarom is voor deze locaties een akoestisch onderzoek uitgevoerd.

Voor dit bestemmingsplan zijn de wettelijke geluidbronnen wegverkeer (inclusief tramverkeer) en industrie relevant. De aspecten luchtvaartlawaai en railverkeerslawaai zijn voor dit bestemmingsplan niet van belang. De beoogde ontwikkelingen liggen namelijk niet binnen de geluidzone van een luchtvaartterrein of een spoortraject.

Daarnaast is de invloed van relevante niet-wettelijke geluidbronnen binnen of in de directe omgeving van het plangebied op de beoogde ontwikkellocaties bekeken. De voor dit bestemmingsplan relevante niet-zoneplichtige geluidbronnen zijn de binnen het plangebied gelegen 30 km/uur wegen, de scheepswerf “De Delft” aan de Schiehaven 15 (zie paragraaf 6.3) en de scheepvaart op de Nieuwe Maas.

In het akoestisch onderzoek t.b.v. het bestemmingsplan werd van 6 nieuwe geluidsgevoelige situaties uitgegaan. De aanduidingen (letters en cijfers ) van deze locaties corresponderen met die op de kaart in paragraaf 4.2.2. In het bestemmingsplan zijn de locaties C, D en E en de locaties 12 en 13 samengevoeg, zodat het bestemmingsplan 4 nieuwe geluidsgevoelige situaties mogelijk maakt (WG-1 t/m 4). De hoogste geluidsbelasting die voor locatie D is berekend is eveneens van toepassing op locatie C, en daarmee op de samengevoegde locatie WG-1.

Tabel: Bestemmingen en hoogtes ontwikkellocaties Lloydkwartier

Locatie   Bestemming   Max. Hoogtes (meter)  
WG-1 (C/D/E)   Woningen   50  
WG-2 (F)   Gemengde bestemming
(o.a. kinderdagverblijf en woningen)  
50  
WG-3 (8)   Woningen   13/25  
WG-4 (12/13)   Woningen   13/25/70  
6.4.1 Wegverkeer

Als in een zone langs een weg nieuwe situaties mogelijk worden gemaakt, dan moet een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd. De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken, het stedelijk gebied en de maximum snelheid. In de onderstaande tabel is de zonebreedte aangegeven.

Tabel: Breedte geluidszones langs wegen

Soort gebied   Stedelijk-   -gebied   Buiten-   -stedelijk-   -gebied  
Aantal rijstroken   1 of 2   3 of meer   1 of 2   3 of 4   5 of meer  
Zonebreedte   200 meter   350 meter   250 meter   400 meter   600 meter  

Zoneplichtige wegen

De relevante zoneplichtige wegen voor Lloydkwartier zijn de Westzeedijk, de Maastunnel, de Parkhaven en de Parkkade. De geluidsbelasting vanaf deze wegen op de gevels van de ontwikkellocaties is berekend. Hieruit blijkt dat de geluidsbelasting vanwege deze wegen (waaronder Westzeedijk inclusief tramverkeer) bij de ontwikkellocaties ruim onder de voorkeurswaarde ligt.

30 km/uur wegen

De geluidsbelasting vanaf 30 km/uur wegen op de gevels van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen hoeft niet aan de normen van de Wet geluidhinder te worden getoets. Toch kan de geluidsbelasting vanaf een 30 km/uur weg hoog zijn, met name bij (klinker)wegen die dicht langs de gevels liggen. Daarom is het om tot een goede ruimtelijke afweging te kunnen komen nodig om de geluidsbelasting vanaf 30 km/uur wegen te berekenen. Zeker in het Lloydkwartier, omdat alle wegen in het gebied zelf 30 km/uur wegen zijn.

Uit de rekenresultaten blijkt dat de hoogste geluidsbelasting vanaf een 30 km/uur weg op de gevel: 53 dB is op locatie WG-1; 60 dB is op locatie WG-2; 53 dB is op locatie WG-3 en 58 dB is op locatie WG-4. Op deze waarden is, conform artikel 110g van de Wgh, een aftrek van 5 dB toegepast. Deze maximale geluidbelastingen zijn op de lagere bouwlagen berekend, aangezien de afstand tussen de lagere bouwlagen en de weg het kortst is.

6.4.2 Industrielawaai

In het Rijnmondgebied zijn rondom de industrieterreinen waarop de zogenoemde grote lawaaimakers zich bevinden een geluidcontour van 50 dB(A) vastgesteld. Deze vastgestelde geluidcontour mag door de op het industrieterrein gelegen bedrijven niet worden overschreden. Het gebied tussen de grens van het industrieterrein en de daaromheen vastgestelde 50 dB(A)-geluidcontour is de geluidzone.

Het Lloydkwartier bevindt zich binnen de geluidzones van de industrieterreinen Maas-Rijnhaven en Waal-/Eemhaven. Deze industrieterreinen zijn dus relevante geluidbronnen voor het bestemmingsplan. De geluidsbelasting vanaf de industrieterreinen op de gevels van de nieuwe geluidsgevoelige situaties is berekend om deze te kunnen toetsen aan de wettelijke normen voor industrielawaai.

Eind 2010 heeft de gemeente Rotterdam samen met een aantal andere belanghebbende partijen het Convenant geluidruimte Waal-/Eemhaven ondertekend. Het doel van dit convenant is om duidelijkheid te scheppen over de geluidruimte en geluidruimteverdeling in de Waal-/Eemhaven bij vergunningverlening, en de geluideffecten hiervan op ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving. Dit om tot een evenwichtige ontwikkeling te komen van enerzijds het industrieterrein Waal-/Eemhaven en anderzijds het stedelijk gebied in de omgeving. Eén van de gemaakte afspraken is dat er bij het projecteren van woningen in het communicatiegebied (de 55 dB(A)-contour) een open planproces wordt gevolgd, waarbij alle relevante partijen worden betrokken. Een deel van het Lloydkwartier ligt binnen het communicatiegebied, waaronder een aantal locaties waar nieuwbouw van woningen mogelijk is. Deze woningen werden echter al mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan Lloydkwartier uit 2001, en zijn voor het grootste deel reeds gebouwd. Het convenant heeft betrekking op woningen die vanaf de ondertekening nieuw worden geprojecteerd in het communicatiegebied, en is niet van toepassing op de nog te bouwen woningen in het bestemmingsplan Lloydkwartier.

De voorkeurswaarde voor de geluidsbelasting vanaf industrieterreinen is 50 dB(A). Als de geluidsbelasting op de gevels hoger is dan 50 dB(A) kan door burgemeester en wethouders een hogere waarde worden verleend tot maximaal 55 dB(A). In de Wet geluidhinder is hierop een uitzondering gemaakt voor industrieterrein met activiteiten die zeehavengebonden zijn en die noodzakelijkerwijs in de open lucht plaatsvinden. In dit geval mag een hogere waarde van ten hoogste 60 dB(A) worden verleend als aan twee voorwaarden wordt voldaan: de geluidsbelasting op de gevel moet hoofdzakelijk worden bepaald door zeehavengebonden activiteiten en het moet o.a. om planmatige verdichting van bestaand woongebied gaan.

Maas-Rijnhaven

Uit de rekenresultaten blijkt dat de geluidbelasting op de gevels van alle ontwikkellocaties vanwege het industrieterrein Maas-Rijnhaven aan de voorkeurswaarde van 50 dB(A) voldoet.

Waal-/Eemhaven

In de onderstaande tabel zijn de hoogste geluidsbelastingen vanaf het industrieterrein Waal-/Eemhaven op de gevels van de nieuwe geluidsgevoelige situaties aangegeven.

Tabel: Geluidsbelasting vanaf industrieterrein Waal-/Eemhaven

locatie   Bestemming   Zoneplichtige geluidbron   Letmaal

[dB(A)]  
WG-1 (D en E)   Woning   Industrieterrein Waal-/Eemhaven   59  
WG-2 (F)   Woning   Industrieterrein Waal-/Eemhaven   57  
  Kinderdagverblijf   Industrieterrein Waal-/Eemhaven   52  
WG-3 (8)   Woning   Industrieterrein Waal-/Eemhaven   52  
WG-4 (12 en 13)   Woning   Industrieterrein Waal-/Eemhaven   56  

Uit de tabel blijkt dat de voorkeurswaarde van 50 dB(A) bij alle ontwikkellocaties vanwege het industrieterrein Waal-/Eemhaven wordt overschreden. Op locaties WG-2 en WG-3 wordt aan de maximaal toelaatbare geluidbelasting voor woningen en kinderdagverblijven (55 dB(A)) voldaan. De geluidbelasting op locaties WG-1, WG-2 en WG-4 is hoger dan 55 dB(A) maar lager dan 60 dB(A). Op deze locaties zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen mogelijk met toepassing van de zeehavennorm. De Wet geluidhinder kent een aparte regeling voor zeehavengebonden activiteiten (de zeehavennorm). Deze activiteiten spelen zich per definitie (deels) in de buitenlucht af waardoor maatregelen om het geluid aan de bron te beperken vaak niet goed mogelijk zijn. Ook ligt verplaatsing niet voor de hand vanwege de industriële ontwikkeling van een grootschalig havengebied. Voor de zones rond dergelijke industrieterreinen, waaronder de Waal-/Eemhaven, is het daarom mogelijk om nieuwe woningen te bouwen met een maximale gevelbelasting van 60 dB(A), in plaats van 55 dB(A). Daarbij geldt de voorwaarde dat deze woningen worden gebouwd in het kader van een herstructurering of een planmatige verdichting van bestaand woongebied, of wanneer de woningen worden gebouwd aansluitend aan het bestaande woongebied en sprake is van een beperkte uitbreiding van het bestaande woongebied.

6.4.3 Scheepvaartlawaai

Voor Scheepvaartlawaai bestaat geen wettelijk kader. Het is echter wel een geluidsbron die in het kader van een goede ruimtelijke ordening in overweging moet worden genomen bij nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen langs scheepvaartroutes. In de milieueffectrapportage voor de 2e Maasvlakte (in hoofdstuk 8 van de bijlage geluid) is de geluidsbelasting van de scheepvaart voor nagenoeg heel Rotterdam in beeld gebracht. Hierbij is als streefwaarde voor scheepvaartlawaai de voorkeursgrenswaarde bij spoorweglawaai genomen: 57 dB(A) (thans 55 dB). Omdat er in tegenstelling tot wegverkeerslawaai bij spoor en scheepvaart geen sprake is van een continue geluidsbelasting ligt de streefwaarde hoger.

Uit de bovengenoemde milieueffectrapportage blijkt dat de geluidsbelasting van de scheepvaart op het Lloydkwartier lager is dan de streefwaarde van 55 dB. Scheepvaartverkeer vormt dus geen belemmering voor de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige bebouwing in het Lloydkwartier.

Aan de Lloydkade bevinden zich ligplaatsen voor zee- en binnenvaartschepen. Aangemeerde schepen kunnen door werkzaamheden en door continu in bedrijf zijnde aggregaten voor geluidsoverlast op de nabijgelegen woningen zorgen. Aan het gebruik van de ligplaatsen voor schepen is een aantal voorwaarden verbonden (zie paragraaf 4.4.6 Vaarweg Nieuwe Maas). Door deze voorwaarden wordt de geluidsoverlast van de aangemeerde zeeschepen op de woningen beperkt. Hiermee denken de gemeente en het Havenbedrijf een goede balans te hebben gevonden tussen enerzijds de belangen van de woonfunctie en anderzijds de belangen van de scheepvaart.

6.4.4 overige geluidsaspecten

Naast de scheepvaart zijn er nog enkele mogelijke bronnen van geluidshinder waarvoor er geen wettelijke normen zijn. Deze geluidsbronnen moeten wel in het kader van een goede ruimtelijke ordening worden beschouwd.

Evenemententerrein

Het Lloyd Multiplein is ingericht als evenemententerrein en is (evenals in het vorige bestemmingsplan) in het bestemmingsplan Lloydkwartier ook als zodanig bestemd. De evenementen die hier worden gehouden, onder andere de kermis, brengen een grote geluidsproductie met zich mee. De dichtsbijzijnde huidige woningen liggen echter op circa 150 meter vanaf de rand van het terrein en de nieuwe woningbouwlocaties zijn even ver of verder van het evenemententerrein gesitueerd. Deze afstand tot woningen wordt als gepast gezien. Mede omdat het terrein vanaf de Westzeedijk wordt ontsloten en de bezoekersstromen niet langs de woningen voeren. En omdat de evenementen maar een beperkt aantal dagen per jaar plaatsvinden.

Horecaterrassen

Er zijn in het plangebied 12 horecavestigingen mogelijk en voor het grootste deel reeds aanwezig. Deze horecavestigingen kunnen in het aangrenzende verblijfsgebied een vergunning voor een terras krijgen. Op een deel van de locaties waar horeca mogelijk is, zijn daarboven woningen gerealiseerd of voorzien. Stemgeluid afkomstig van de terrassen kan voor overlast op deze woningen zorgen. Omdat de Lloydpier is ontworpen als een levendig gemengd gebied en omdat het om een beperkt aantal verspreid liggende horecavestigingen gaat, wordt deze mogelijkheid voor terrassen geacht niet voor een onacceptabele aantasting van het leefklimaat te zorgen.

Kinderdagverblijf

In de bestemming WG-2 is, naast woningen, een kinderdagverblijf toegestaan. Bij realisatie van het kinderdagverblijf (met name de bijbehorende buitenruimte) en de woningen dient zorg te worden gedragen voor het beperken van de geluidsoverlast die het kinderdagverblijf op de woningen kan veroorzaken.

6.4.5 Conclusie geluid

Wegverkeerslawaai

De geluidsbelasting vanaf zoneplichtige wegen op de gevels van de geluidsgevoelige locaties in het plangebied ligt onder de voorkeurswaarde. Voor wegverkeerslawaai hoeven dus geen hogere waarden te worden vastgesteld.

De geluidsbelasting vanaf 30 km/uur wegen op de gevels van de nieuwe woningen is nagenoeg overal laag. Uitzonderingen hierop zijn een aantal gevels op de begane grond van de locaties WG-1 (58 dB) en WG-2 (60 dB). Een belasting van 60 dB kan als hoog worden gezien, maar is voor een stedelijk gebied niet onevenredig hoog. Gesteld kan worden dat het Lloydkwartier voor een stedelijk gebied een goede geluidskwaliteit vanwege het wegverkeer heeft.

Industrielawaai

De geluidbelasting vanwege het industrieterrein Maas-Rijnhaven voldoet aan de voorkeurswaarde van de Wet geluidhinder.

Op het industrieterrein Waal-/Eemhaven vindt veel containeropslag en -overslag plaats. Deze zeehavengebonden activiteiten worden noodzakelijkerwijs in de openlucht verricht. De locaties in het Lloydkwartier waar nog woningbouw is voorzien liggen tussen al gerealiseerde woongebouwen en in het voorgaande bestemmingsplan was op deze locaties al woningbouw voorzien, daarom is sprake van een planmatige verdichting van het bestaande woongebied. Om deze redenen is op de geluidsbelasting vanaf het industrieterrein Waal-/Eemhaven op de nieuwe woningen in het Lloydkwartier de zeehavennorm van toepassing.

De geluidbelasting vanwege het industrieterrein Waal-/Eemhaven is bij alle ontwikkellocaties hoger dan de voorkeurswaarde. De maximaal toelaatbare geluidbelasting van 55 dB(A) voor woningen en kinderdagverblijven wordt op locaties WG-2 respectievelijk WG-3 niet overschreden.

De geluidbelasting vanwege het industrieterrein Waal-/Eemhaven bedraagt bij de geplande woningen op locaties WG-1, WG-2 en WG-4 tussen 56 dB(A) en 59 dB(A). De maximaal toelaatbare geluidbelasting van 60 dB(A) voor woningen, met toepassing van de zeehavennorm, wordt bij de geplande woningen niet overschreden.

Gebleken is dat (verdergaande) bron- en/of overdrachtsmaatregelen ter beperking van de geluidbelasting vanwege het onderhavige industrieterrein tot de voorkeurswaarde niet wenselijk/mogelijk zijn.

Ontheffingsbeleid Rotterdam

Het Ontheffingsbeleid Wet geluidhinder van de gemeente Rotterdam schrijft voor dat nieuwe woningen in principe over tenminste één geluidluwe gevel moeten beschikken, hier kan gemotiveerd van worden afgeweken. Alle beoogde woningen op de ontwikkellocatie WG-3 kunnen worden voorzien van minimaal één geluidluwe gevel en indien van toepassing van een geluidluwe buitenruimte. Deze woningen voldoen derhalve aan het Ontheffingsbeleid Wet geluidhinder van de gemeente Rotterdam. Op delen van de gevels van de ontwikkellocaties WG-1, WG-2 en WG-4 wordt vanwege het industrielawaai en omliggende 30 km/uur wegen niet voldaan aan het Ontheffingsbeleid Wet geluidhinder. Een bebouwingstype waarbij wel aan het Ontheffingsbeleid wordt voldaan (b.v. een gesloten bouwblok) is in principe mogelijk. Dit zou echter een grote aanpassing van de (reeds grotendeels gerealiseerde) stedenbouwkundige visie voor het Lloydkwartier betekenen, en afbreuk doen aan de stedenbouwkundige kwaliteit van dit gebied. Daarom kiest de gemeente Rotterdam ervoor om voor de genoemde gevels af te wijken van het Ontheffingsbeleid.

Besluit hogere waarden

Om de hierboven genoemde redenen hebben burgemeester en wethouders de geluidsbelastingen vanaf het industrieterrein Waal-/Eemhaven, zoals die in de tabel in paragraaf 6.4.2 zijn aangegeven, als hogere waarden PM vastgesteld. Het Besluit hogere waarden is als bijlage PM in de toelichting opgenomen.

6.5 Luchtkwaliteit

Met betrekking tot de luchtkwaliteit zijn in het bestemmingsplan twee aspecten van belang. Ten eerste dient nagegaan te worden wat de gevolgen zijn van het plan voor de (lokale) luchtkwaliteit. Daarnaast dient te worden nagegaan of de gewenste bestemming past bij de aanwezige luchtkwaliteit. Dit geldt vooral voor bestemmingen die gevoelig zijn voor een verminderde luchtkwaliteit zoals scholen, kinderopvang, bejaardenhuizen, maar ook woningen.

Volgens Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer (Wet luchtkwaliteit) zijn grenswaarden opgenomen voor de volgende stoffen; zwaveldioxide, stikstofdioxide, stikstofoxiden, zwevende deeltjes (fijnstof), lood, koolmonoxide en benzeen. De grenswaarden voor stikstofdioxide en fijnstof worden in Nederland op bepaalde plaatsen overschreden. Vooral langs drukke wegen in stedelijk gebied. Aan de andere grenswaarden wordt voldaan.

De kern van de Wet luchtkwaliteit is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). In de gebieden waar de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald, verbeteren de betrokken overheden met gebiedsgerichte programma's de luchtkwaliteit. Het NSL bevat zowel ruimtelijke ontwikkelingen die de luchtkwaliteit verslechteren als maatregelen die de luchtkwaliteit verbeteren. Het NSL moet ervoor zorgen dat overal de grenswaarden worden gehaald. Een groot deel van de maatregelen uit het NSL wordt nu al uitgevoerd. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.

Tegelijk met de Wet luchtkwaliteit is het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) in werking getreden. De wet maakt onderscheid tussen ruimtelijke projecten die in betekenende mate bijdragen aan de luchtvervuiling en projecten die daaraan niet in betekenende mate bijdragen. Het besluit regelt de grens daartussen. Het NSL bepaalt de grens tussen wel of niet in betekenende mate op 3% van de grenswaarde. Ruimtelijke ontwikkelingen worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit bij de vaststelling van een ruimtelijk plan. Ontwikkelingen die niet in betekenende mate bijdragen hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden.

De gemeenteraad kan een bestemmingsplan vaststellen als:

  • er door de (ontwikkelingen in) het plan geen grenswaarden worden overschreden;
  • de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof door het plan verbetert of ten minste gelijk blijft;
  • er sprake is van een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof en deze toename wordt gecompenseerd door een met het plan samenhangende maatregel of effect;
  • het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtvervuiling;
  • de in het plan opgenomen ontwikkelingen passen binnen het NSL, of een programma voor het verbeteren van de luchtkwaliteit dat door een ander bestuursorgaan dan het Rijk is opgesteld.

Rotterdams beleid

Om de luchtkwaliteit in Rotterdam te verbeteren en de ontwikkeling van de stad blijvend mogelijk te maken is de Rotterdamse strategie voor Besluit luchtkwaliteit vastgesteld, uitgewerkt in de Rotterdamse aanpak luchtkwaliteit. Daarin worden verschillende maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren beschreven. Zo is een slechte luchtkwaliteit bij nieuwbouw een belangrijk aandachtspunt. Herstructurering is alleen mogelijk als dat resulteert in netto minder blootgestelde inwoners. In overschrijdingsgebieden is nieuwbouw niet toegestaan.

6.5.1 Plangebied

Het bestemmingsplan Lloydkwartier maakt ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het bestemmingsplan Lloydkwartier zorgt dus niet voor een toename van het verkeer, en daarmee eveneens niet voor een toename van de luchtverontreiniging.

Er komen geen nieuwe woningen op locaties waar de grenswaarden voor luchtkwaliteit worden overschreden, en geen woningen binnen 10 meter van de rand van de Westzeedijk. Er wordt dus voldaan aan tet Rotterdams beleid dat voorschrijft dat er binnen de contouren van de grenswaarden geen nieuwe woningen mogen worden gebouwd.

Het Besluit Gevoelige Bestemmingen is niet van toepassing door het ontbreken van rijkswegen en provinciale wegen in de omgeving. De Beleidsregel buitenklimaat: Luchtkwaliteit bij scholen en kinderopvang heeft in dit plan betrekking op de 50 meter zone vanaf de rand van de Westzeedijk. In deze zone van de Westzeedijk worden geen scholen voor basisonderwijs en voortgezet onderwijs of kinderopvang mogelijk gemaakt. Dus wordt aan de Beleidsregel voldaan.

6.5.2 Conclusie luchtkwaliteit

Het bestemmingsplan Lloydkwartier draagt niet, dus ook niet in betekenende mate (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging. Dit plan voldoet daarmee aan de Wet luchtkwaliteit. Het plan voldoet tevens aan het Rotterdamse beleid. Het milieuaspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan Lloydkwartier.

6.6 Bodem

De kwaliteit van de bodem wordt gewaarborgd in de Wet Bodembescherming. De bodemkwaliteit kan van invloed zijn op de beoogde functies, of financiële haalbaarheid van een bestemmingsplan. De bodem zelf kan ook verschillende functies hebben, zoals een archeologische-, of aardkundige waarde, energie-opslag, waterberging, drinkwaterwinning. Deze functies worden indien relevant eerder in deze toelichting beschouwd. In deze paragraaf staat de kwaliteit van de bodem centraal.

Ter bescherming van toekomstige gebruikers worden bij nieuwe bestemmingen, of veranderingen van de huidige bestemmingen bepaalde eisen gesteld aan de kwaliteit van de bodem. Dat betekent dat soms onderzoek moet worden gedaan naar de bodemkwaliteit. Indien daaruit blijkt dat er sprake is van een (vermoedelijk) ernstige bodemverontreiniging wordt in deze paragraaf aangegeven hoe daar in relatie met de beoogde bestemming mee wordt omgegaan. Daaruit zal moeten blijken dat de beoogde bestemming haalbaar is.

6.6.1 Plangebied

In 2010 is de Indicatieve Bodemkwaliteitkaart Rotterdam opgesteld. Dit document geeft een indicatie van de mate waarin de bodem in een bepaald gebied is verontreinigd. Uit de Bodemkwaliteitskaart blijkt dat in het Lloydkwartier zowel de contactzone (de bovenste 1 meter van de bodem) als de ondergrond licht verontreinigd zijn. Deze verontreiniging is ontstaan door de haven- en bedrijvigsactiviteiten die in het verleden in het Lloydkwartier hebben plaatsgevonden.

6.6.2 Conclusie bodem

De lichte verontreiniging van de bodem vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan, de haalbaarheid van de ontwikkelingen die het plan mogelijk maakt is niet in het geding. In de bouwplanfase dient nader onderzoek naar de bodemkwaliteit op de ontwikkellocaties te worden uitgevoerd.

6.7 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over risico's voor de omgeving als gevolg van handelingen met gevaarlijke stoffen, zoals productie, op- en overslag en transport. Rotterdam, met zijn haven en vele industriële activiteiten, is bij uitstek een stad waar externe veiligheid een grote rol speelt. Daarnaast vindt in de regio veel transport van gevaarlijke stoffen plaats. Dat Rotterdammers daardoor gemiddeld een groter risico lopen betrokken te raken bij een incident met gevaarlijke stoffen is evident. Verantwoord omgaan met die risico's is een belangrijke opgave voor Rotterdam. Het reduceren en beheersen van deze risico's is het terrein van externe veiligheid.

Externe veiligheid heeft betrekking op inrichtingen (risicovolle bedrijven), transport (water, weg, spoor en buisleidingen) en luchthavens. In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden veiligheidsnormen opgelegd aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Er is aparte wetgeving voor vuurwerk en explosieven voor civiel gebruik. De circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRnvgs) beschrijft het beleid van de overheid over de afweging van veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen. Voor de oevers van de Nieuwe Waterweg en de Nieuwe Maas heeft de provincie heeft in artikel 11 van haar Verordening Ruimte een veiligheidszone vastgesteld, waarin geen bebouwing is toegestaan. De zone is 40 meter bij zeeschepen en 25 meter voor binnenvaartschepen. Voor buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

In de wetgeving zijn grenswaarden vastgelegd voor het plaatsgebonden risico (PR) en een oriëntatiewaarde voor het groepsrisico (GR). Deze hebben als doel zowel individuen als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te garanderen tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het PR is de kans dat iemand overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen in zijn omgeving. Dit risico zegt iets over de kans op een ongeval met dodelijke slachtoffers. Het GR is de kans dat meerdere personen tegelijk dodelijk slachtoffer worden van een ongeval met gevaarlijke stoffen in hun omgeving. Daarbij wordt bijvoorbeeld gerekend met tien, honderd of duizend slachtoffers tegelijk. Dit risico zegt iets over de omvang van een ongeval en de maatschappelijke ontwrichting. Het GR kent geen wettelijke normen of grenswaarden, maar een oriënterende waarde en een verantwoordingsplicht door het bevoegd gezag.

Rotterdams beleid

De wetgever biedt gemeenten beleidsvrijheid om groepsrisicobeleid te formuleren dat recht doet aan lokale omstandigheden. In Rotterdam is dit vastgelegd in het Beleidskader Groepsrisico. Daarin streeft Rotterdam voor stad en haven naar een situatie waarbij het groepsrisico voor alle nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen en/of uitbreiding van risicovolle activiteiten zo laag mogelijk is. Bij voorkeur een situatie die de oriëntatiewaarde niet overschrijdt. Deze ambitie krijgt vorm door, ongeacht de hoogte van het GR ten opzichte van de oriëntatiewaarde, te streven om het GR niet toe te laten nemen, waarbij een afname de voorkeur geniet. Indien dit niet realistisch is wordt door middel van maatwerk gestreefd naar een zo laag mogelijk GR. Bij een toename van het groepsrisico als gevolg van een plan, of een overschrijding van de oriënterende waarde is advies nodig van de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond (VRR).

Plangebied

De enige relevante risicobron voor het Lloydkwartier is het transport van gevaarlijke stoffen over de Nieuwe Maas.

6.7.1 Transport gevaarlijke stoffen over water

Veiligheidsafstanden

Over de Nieuwe Waterweg en de Nieuw Maas vindt transport van gevaarlijke stoffen met zeeschepen en binnenvaartschepen plaats. Om bebouwing langs de oever te beschermen tegen de risico's van ongevallen met giftige of brandbare stoffen en om te garanderen dat de oever bereikbaar is voor hulpdiensten dienen veiligheidsafstanden aan te worden gehouden. De regeling voor deze veiligheidsafstanden is onderdeel van de provinciale Verordening Ruimte (artikel13, “Veiligheidszonering oevers Nieuwe Waterweg en de Nieuwe Maas” ).

Indien zeeschepen met gevaarlijke stoffen langs de kade varen moet een zone van 40 meter vanaf de kade vrij gehouden worden van bebouwing. In een zone tussen 40 en 65 meter vanaf de kade moet het toestaan van nieuwbouw worden gemotiveerd; dit is in Rotterdam vanaf raainummer 1034 (Hoek van Holland) tot en met raainummer 1004 (ingang Schiehaven). Voor binnenvaartschepen zijn deze veiligheidsafstanden 25 respectievelijk 40 meter; dit gebied loopt vanaf raainummer 1004 (ingang Schiehaven) tot raainummer 995 (splitsing Nieuwe Maas en Hollandse IJssel).

Het bestemmingsplan Lloydkwartier ligt aan de Nieuwe Maas. Langs het westelijk deel van het plangebied, tot de ingang van de Schiehaven, varen ook zeeschepen. De bestaande (bedrijfs)bebouwing is deels binnen de zone van 40 meter gesitueerd. Nieuwe bebouwing maakt het bestemmingsplan hier niet mogelijk. Voor de Lloydpier en de Müllerpier geldt dat een veiligheidsafstand van 25 meter vanaf de kade moet worden aangehouden. Het vorige bestemmingsplan maakte bebouwing mogelijk op minder van 25 meter vanaf de kade (de veiligheidsafstand was bij het vaststellen van dat plan nog niet van toepassing. In het bestemmingsplan Lloydkwartier zijn de locaties voor de nog te realiseren woningen op ten minste 25 meter vanaf de kade gesitueerd. Binnen de toetsingszone van 40 meter vanaf de kade wordt wel nieuwbouw mogelijk gemaakt. De motivering hiervoor is dat het belangrijk is voor Rotterdam dat het hoogwaardige gemengde woongebied Lloydkwartier wordt afgerond conform de stedenbouwkundige visie en de planvorming waarmee het grootste deel van dit gebied al is gerealiseerd.

In de regels van het bestemmingsplan is vastgelegd dat de langs de rivier gelegen nieuwbouw over ten minste één (nood)uitgang moet beschikken die van de Nieuwe Maas als risicobron af is gericht. De zelfredzaamheid van de aanwezige personen wordt vergroot als zij op een veilige manier (van de risicobron af) de bebouwing kunnen ontvluchten.

Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat een persoon die op een bepaalde plek permanent aanwezig is komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. De norm voor het plaatsgebonden risico is een kans van 1 op 1 miljoen (10-6) per jaar. Het transport van gevaarlijke stoffen over de Nieuwe Maas zorgt nergens voor een risico van 10-6 per jaar. De 10-8 plaatsgebonden risicocontour ligt ongeveer op de oever van de Nieuwe Maas. In het Lloydkwartier is het plaatsgebonden risico dus meer dan 100 keer lager dan de wettelijke norm.

Groepsrisico

Het groepsrisico van het transport van gevaarlijke stoffen over de Nieuwe Maas ligt ter plaatse van het Lloydkwartier zeer ruim (meer dan een factor 2000) onder de oriëntatiewaarde. Het bestemmingsplan Lloydkwartier zorgt niet voor een toename van dit groepsrisico.

6.7.2 Conclusie externe veiligheid

Het bestemmingsplan Lloydkwartier voldoet aan de wettelijke norm voor het plaatsgebonden risico en aan de regels van de provinciale Verordening Ruimte.

Het groepsrisico is lager dan 0,3 maal de oriënterende waarde. Volgens het groepsrisicobeleid van de gemeente Rotterdam geldt voor deze situatie een lichte verantwoording van het groepsrisico. Gezien het zeer lage groepsrisico en het gegeven dat het bestemmingsplan niet zorgt voor een toename van dit groepsrisico vindt de gemeente Rotterdam dit groepsrisico verantwoord. Hierbij overweegt de gemeente Rotterdam dat veiligheidsmaatregelen gezien het lage groepsrisico niet nodig zijn om tot een goede ruimtelijke ordening te komen, zodat een nadere beschouwing van mogelijke veiligheidsmaatregelen in het kader van dit bestemmingsplan niet nodig wordt geacht.

Het groepsrisico geeft geen beperkingen voor de ruimtelijke ontwikkelingen in dit bestemmingplan.

Bij de inrichting van de te ontwikkelen locaties moet zorg worden gedragen voor een goede bereikbaarheid vanaf de weginfrastructuur, en dient ten aanzien van de bluswatervoorzieningen in het kader van de bouwvergunning advies te worden gevraagd bij de Regionale Brandweer Rotterdam-Rijnmond .

6.8 Natuur

De Europese Unie heeft richtlijnen opgesteld om de biodiversiteit te behouden. Nederland heeft hieraan uitwerking gegeven in de Natuurbeschermingswet, die vooral gericht is op het beschermen van gebieden en de Flora- en faunawet die vooral gericht is op de bescherming van soorten.
De Natuurbeschermingswet beschermt specifieke gebieden (Natura 2000) op basis van Europese richtlijnen: Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn, Wetlands en Beschermde Natuurmonumenten. Voor deze juridisch beschermde gebieden gelden per gebied specifieke instandhoudingsdoelen voor de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna. Daarnaast kan hier ook het beschermen van soorten op basis van de Flora- en faunawet van toepassing zijn.
De Flora- en faunawet regelt de soortbescherming en geldt voor heel Nederland. Voor alle in het wild levende planten en dieren geldt een algemene zorgplicht. Tevens is een lijst van kracht met beschermde soorten. De bescherming van deze soorten is nader uitgewerkt in verbodsbepalingen.

Bij het opstellen van het bestemmingsplan dient rekening te worden houden met de gevolgen van het plan voor de natuur. Gekeken dient te worden of ten gevolge van het plan, of bij de uitvoering van het plan geen blijvende schadelijke effecten zullen optreden aan gebieden en soorten. Dit moet 'op voorhand in redelijkheid' worden ingeschat.
Als er mogelijk effecten zijn, moet aannemelijk worden gemaakt dat daarvoor een ontheffing Flora- en faunawet kan worden verkregen en/of dat met zorgvuldig handelen schade kan worden voorkomen. Op grond van de Natuurbeschermingswet geldt een vergunningplicht. Als een vergunning nodig is, dan moet, om de uitvoerbaarheid voor het bestemmingsplan aan te tonen, aannemelijk worden gemaakt dat een vergunning kan worden verleend, zo nodig met mitigerende maatregelen, of door middel van compensatie.

6.8.1 Plangebied

Het Lloydkwartier is een voormalig havengebied dat is getransformeerd tot een gemengd stedelijk gebied. De bebouwing in het gebied is voornamelijk nieuwbouw en deels renovatie. Er is veel verharding in het gebied aanwezig en weinig groen. Er zijn in het Lloydkwartier geen waarnemingen van beschermde diersoorten bekend, en het voorkomen van deze diersoorten in het gebied wordt niet verwacht.

Aan de kades in het Lloydkwartier komen een aantal plantensoorten voor die zijn beschermd op grond van de Flora- en faunawet. Aan de noordelijke kade van de St. Jobshaven en bij het Lloydhoofd is de Zwartsteel waargenomen. De Tongvaren komt in het gebied op verschillende plekken voor, met name langs de noordelijke kade van de Schiehaven. Ook de Steenbreekvaren is aangetroffen langs de noordelijke kade van de Schiehaven.

6.8.2 Conclusie natuur

Er komen drie beschermde plantensoorten voor langs de kades in het Lloydkwartier. De nieuwe ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt voorzien niet in ingrepen aan de kades. Daarom staat het voorkomen van beschermde soorten de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in de weg.

6.9 Duurzaamheid en energie

Rotterdam ambieert een duurzame ruimtelijke ontwikkeling van de stad, de regio en de haven.

Binnen de stad speelt het streven naar duurzaamheid op alle schaalniveaus een rol, zowel op het niveau van de stad als geheel, als op het niveau van de verschillende stadsdelen: de binnenstad, wijken en buurten en op het niveau van een gebouw. Deze duurzaamheidsambitie is uitgewerkt in een aantal beleidsplannen, zoals het Programma Duurzaamheid, Rotterdamse Woningkwaliteit (RWK), het Waterplan Rotterdam, Gezond in de stad, de Rotterdamse aanpak luchtkwaliteit (RAL) en het Rotterdam Climate Initiative (RCI).

6.9.1 Duurzaam bouwen

Bij duurzaam bouwen is de insteek om er zorg voor te dragen dat tijdens de hele kringloop van bouwen, renoveren en beheren van bouwwerken, het milieu en de menselijke gezondheid zo min mogelijk negatieve effecten ondervinden. Het Bouwbesluit geeft aan welk kwaliteitsniveau ten minste is vereist. In Rotterdam geldt daarnaast 'De Rotterdamse Woningkwaliteit' (RWK). Het RWK is een eenvoudig systeem van aanvullende kwaliteiten op het Bouwbesluit en bestaat uit zes thema's: oppervlakte, veiligheid, toegankelijkheid, duurzaamheid, flexibiliteit en comfort. Een aantal van de duurzaam bouwen maatregelen kunnen worden toegepast bij nieuwe ontwikkelingen in het plangebied:

  • Afkoppeling van hemelwater, zodat regen en afvalwater niet in hetzelfde riool terecht komen. Het schone regenwater kan in het gebied zelf worden vastgehouden.
  • Geen zink gebruiken voor bijvoorbeeld dakgoten. Zink heeft de eigenschap uit te logen waarbij neerslag zink oplost in het regenwater. Een alternatief is stalen dakgoten.
  • Gebruik hout met een milieukeur, bijvoorbeeld FSC. Het keurmerk FSC geeft aan dat het hout uit een goed beheerd bos afkomstig is.
  • Pas waterbesparende maatregelen toe, bijvoorbeeld een waterbesparende douchekop of een waterbesparend toilet.
  • Maak gebruik van zonne-energie zoals een zonneboiler of zonnecellen.
  • Bekijk of nieuwe gebouwen uitgevoerd kunnen worden met een groen dak.
6.9.2 Duurzame energie

Eén van de meest ambitieuze doelstellingen is om de CO2-uitstoot in 2025 met 50% te verminderen ten opzichte van het niveau van 1990. Ook wordt in 2025 gestreefd naar een energieneutrale gebouwde omgeving.

Om een substantiële bijdrage aan deze doelstelling te leveren en energie te besparen, is het beleid van de gemeente Rotterdam erop gericht zo veel mogelijk woningen, bedrijven en voorzieningen aan te sluiten op een collectief warmtenet. Dit warmtenet omvat een stelsel van leidingen waardoor warm water wordt gepompt voor verwarming en warm tapwater. Daarbij wordt als warmtebron gebruik gemaakt van industriële restwarmte. Bij grootschalige toepassing, op gemeentelijk niveau, wordt een grote milieuwinst behaald op het gebied van het broeikaseffect (CO2) en de lokale luchtkwaliteit (NOx).
Dankzij de in 2007 doorgevoerde aanpassing van de bouwverordening wordt aansluiting op het warmtedistributienet bevorderd. Indien ter plaatse een warmtedistributienet aanwezig is, dan dient een te bouwen bouwwerk te worden aangesloten op dat net. Dit is aan de orde als het bouwwerk minder dan 40 meter van de dichtstbijzijnde leiding ligt, of als de kosten van de aansluiting niet hoger zijn dan bij een afstand van 40 meter.

De gemeente bevordert het opwekken van duurzame energie in de gebouwde omgeving. Kleine windmolens ('urban wind') en photovoltaïsche zonnepanelen (PV) zijn nu nog niet concurrerend met netstroom, maar dat wordt in de nabije toekomst wel verwacht. Naast bovengenoemde maatregelen moeten nieuw op te richten gebouwen of gebouwen die gerenoveerd worden daarom wat betreft daklast ook geschikt zijn voor het (na)plaatsen van zonnepanelen, zonneboiler of een groen dak. Om een bijdrage te kunnen leveren aan het klimaatprogramma van Rotterdam dient bij het ontwerp van gebouwen rekening te worden gehouden met duurzaam bouwen principes en de energieprestatie eisen. Zo is het reeds langer het verplicht om een EPC-berekening (EnergiePrestatieCoëfficiënt) in de dienen in het kader van het aanvragen van een omgevingsvergunning.

6.9.3 Groene daken

Wanneer groene daken op grote schaal worden toegepast dragen ze bij aan een duurzame en gezonde stad. Groene daken vangen regenwater op en voeren het vertraagd af. Hierdoor wordt het riool minder belast als het hard regent. Groene daken nemen stofdeeltjes op uit de atmosfeer en vormen zo een buffer tegen luchtvervuiling. Daarmee leveren groene daken een bijdrage aan de vermindering van CO2-uitstoot. Een beplant dak isoleert het pand eronder. Daardoor blijft het vooral in de zomer koeler in huis. Bovendien stralen groene daken bij hogere temperaturen minder warmte uit waardoor het ook een gunstige invloed heeft op de omgevingstemperatuur. En natuurlijk wordt de stad groener, waardoor er meer kansen komen voor flora en fauna en de leefbaarheid wordt verbeterd.

Hoofdstuk 7 Handhaving

Het bestemmingsplangebied is over het algemeen zeer zichtbaar. De bestaande illegale bebouwing zal dan ook bijna altijd opvallen, maar door de aard en de diversiteit van de activiteiten die in het gebied plaatsvindt, valt het niet mee om illegaal gebruik te inventariseren. Niet alleen is het lang niet altijd mogelijk om van buitenaf waar te nemen wat zich in een pand of op een terrein afspeelt, maar het constateren of dit gebruik illegaal is, vergt een grote deskundigheid die niet altijd terstond aanwezig is. Jurisprudentie leert dat er een handhavingsplicht bestaat, maar het voert te ver om daaruit af te leiden dat er ook in alle gevallen een opsporingsplicht bestaat.

Uiteraard zal altijd worden gereageerd op klachten van naburige gebruikers. Illegale situaties die reeds in strijd waren met het vorige bestemmingsplan, worden uitgezonderd van het overgangsrecht. Op grond van jurisprudentie bestaat daarom ook na langere tijd de mogelijkheid om handhavend op te treden, indien een situatie aan het licht komt die redelijkerwijze niet eerder bekend kon zijn. Juridisch zijn deze situaties immers wegbestemd. Per geval zal door het bevoegde bestuursorgaan een zorgvuldige belangenafweging worden gemaakt.

Op 16 april 2002 hebben burgemeester en wethouders de "Kadernota handhaving dS+V" vastgesteld, waarin de beleidsuitgangspunten voor de handhaving op het gebied van de dS+V zijn vastgelegd. Deze nota wordt door de dagelijks besturen van de meeste Rotterdamse deelgemeenten formeel onderschreven. In de nota wordt de wijze waarop het handhavingsbeleid wordt georganiseerd vastgelegd. Zo is onder andere een Handhavingscommissie ingesteld die advies uitbrengt. Voorts heeft het college een beleid ingezet dat is gericht op programmatisch handhaven (bijvoorbeeld horeca, kinderdagverblijven, verblijfsinrichtingen). Hierbij ligt de prioriteit bij veiligheid.

Hoofdstuk 8 Financiële uitvoerbaarheid

In 2013 is de ruimtelijke en programmatische invulling en financiële haalbaarheid van de plannen beoordeeld. Dit is gedaan op basis van programmastudies, ruimtelijke schetsplannen en ramingen.

Bij deze toets is gekeken naar:

  • Beschikbaarheid van gronden en terreinen (verwervingskosten, schadeloosstellingen, herhuisvesting zittende bewoners et cetera);
  • Programmatische mogelijkheden en wensen (verhouding en aantal marktwoningen en huurwoningen, de bouwkosten, de vierkante meter-prijzen en VON-prijzen, faseerbaarheid en mogelijke grondopbrengst);
  • Civieltechnische aspecten van de ontwikkeling (onderzoek naar de bodemgesteldheid, groen-, water- en infrastructuur en de kosten van noodzakelijke en gewenste ingrepen).

Binnen het bestemmingsplan Lloydkwartier dienen door middel van een (toekomstige) gronduitgifte nog enkele blokken te worden ingevuld met woningbouw. Het betreft hier Lloydpier/ Entreegebied de blokken C/D/E ("Woongebied - 1") en F ("Woongebied - 2") en aan de Müllerpier de blokken 8 ("Woongebied - 3"), 12/13 ("Woongebied - 4").

De kosten worden gedekt door opbrengsten uit uitgifte/verkoop van de grond aan projectontwikkelaar of woningbouwcorporatie.

Uit deze toets is de conclusie getrokken dat de voorgestelde bouwplannen Lloydkwartier, in het bestemmingsplan financieel ten minste neutraal te realiseren zijn.

Om risico's tijdens de uitvoering te verminderen, en eventueel te kunnen bijsturen, kan gekozen worden voor een gefaseerde ontwikkeling van de locaties. Voorafgaand aan iedere fase zal gekeken worden in welke mate de oorspronkelijke (financiële, programmatische en civieltechnische) uitgangspunten nog gelden en of planaanpassing noodzakelijk is.

Dit bestemmingsplan behoeft geen exploitatieplan vastgesteld te worden, omdat middels een (toekomstige) gronduitgifte, het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden is verzekerd, het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.12, lid 2, onder b, van de Wro, niet noodzakelijk is en er geen aanvullende eisen, regels of uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.12, lid 2, onder c van de Wro noodzakelijk zijn.

Hoofdstuk 9 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

In het kader van het overleg bij de voorbereiding van bestemmingsplannen, als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het concept ontwerpbestemmingsplan toegezonden aan:

  • 1. GS, Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, directie DRM;
  • 2. DCMR, Milieudienst Rijnmond;
  • 3. Hoogheemraadschap van Delfland;
  • 4. BOOR, Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam;
  • 5. VRR, Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond;
  • 6. Dagelijks Bestuur deelgemeente Delfshaven;
  • 7. SRR, StadsRegio Rotterdam;
  • 8. HbR, Havenbedrijf Rotterdam;
  • 9. KvK, Kamer van Koophandel Rotterdam;
  • 10. Deltalinqs, ondernemersvereniging haven- en industriële bedrijven;
  • 11. Tennet, Zuid-Holland, beheerder hoogspanningsnet;
  • 12. Stedin, regionale netbeheerder gas en elektriciteit;
  • 13. K.P.N. Telecom;
  • 14. N.V. Nederlandse Gasunie;
  • 15. Ministerie van Defensie, dienst gebouwen, werken en terreinen;
  • 16. Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;
  • 17. Rijkswaterstaat, directie Zuid-Holland;
  • 18. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed;
  • 19. Rijksluchtvaartdienst;
  • 20. Luchtverkeersleiding Nederland.

9.1 GS, Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, directie DRM

GS hebben kennis genomen van het concept ontwerpbestemmingsplan en komt met een gecoördineerde reactie van alle betrokken directies van de provincie. Het plan geeft aanleiding tot de volgende reactie en dient hierop aangepast te worden.

Het provinciale beoordelingskader is vastgelegd in de actualisering van de provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte 2012 (VR). Het plan is ten aanzien van kantoren, detailhandel en externe- en waterveiligheid niet in overeenstemming met dit beleid.

9.1.1 Kantoren

Artikel 7, lid 1 van de Verordening Ruimte (VR) schrijft voor dat bestemmingsplannen voor gronden die zijn gelegen buiten de invloedssfeer van de op kaart 5 aangeduide haltes in de kantoorontwikkelingslocaties geen bestemmingen aanwijzen die nieuwe kantoren mogelijk maken. In artikel 7, lid 2 van de VR is slechts een gering aantal uitzonderingen opgenomen voor kantoren buiten de ontwikkelingslocaties.

Artikel 3.1 onder b maakt op de gronden met de bestemming "Bedrijf - 1" bedrijfsgebonden kantoren mogelijk met een maximum van 9.000 m2 bvo. Dit is in strijd met het provinciaal belang (artikel 7, lid 2 sub c van de VR).

Tevens worden in artikel 8 en 9 "Gemengd - 2" en "Gemengd - 3" kantoren mogelijk gemaakt op de begane grond en op de verdiepingen zonder beperkingen.

Dit is in strijd met artikel 7 van de VR, omdat niet duidelijk is of de kantoren in genoemde artikelen worden mogelijk gemaakt vallen onder de uitzonderingsgevallen genoemd in artikel 7 van de VR.

Commentaar:

De locatie met de bestemming 'Bedrijf - 1' laat circa 29.000 m2 bvo bedrijf toe. In de huidige situatie is een deel van het bedrijf in gebruik voor een kantoorfunctie gebonden aan het bedrijf Croon. Om een onbeperkte groei van de kantoorfunctie op deze locatie tegen te gaan is in de bestemmingsomschrijving opgenomen dat alleen bedrijfsgebonden kantoorfunctie is toegestaan en is tevens het oppervlak aan een maximum gebonden, zodat sprake is van een kantoorfunctie ondergeschikt aan het bedrijf.

Omdat het hier niet gaat om nieuwe kantoorruimte is het bestemmingsplan op dit punt niet in strijd met artikel 7 van de VR.

9.1.2 Detailhandel

Onderhavig bestemmingsplangebied betreft geen bestaande winkelconcentratie in het centrum van de stad of een nieuwe wijkgebonden winkelcentrum. Op grond van artikel 9 van de VR mag geen nieuwe detailhandel buiten de centra mogelijk worden gemaakt.

Het plan is voor wat artikel 9.1 onder d "Gemengd - 3" in strijd met artikel 9 van de VR.

Commentaar:

In paragraaf 4.5.3 is aangegeven dat detailhandel in het gebied is toegestaan in de bestemming 'Gemengd - 3' in het complex met de Schiecentrale. Naar aanleiding van de opmerking van GS is de paragraaf aangevuld met de volgende informatie.

Voorgesteld is om niet méér detailhandel mogelijk te maken dan het huidige, aanwezige aanbod in de Schiecentrale. Het voorgaande bestemmingsplan maakt 2.000 m2 aan detailhandel mogelijk. Deze ruimte is ingevuld met de vestiging van een supermarkt (ca. 1600 m2 bvo ), een drogist en een bloemenwinkel.

Vanuit economisch perspectief is het wenselijk dat detailhandel geclusterd aanwezig is en dat extra detailhandel op die plekken in de stad wordt gevestigd waar je dit zou willen versterken. Op veel plekken in de stad is namelijk al meer aanbod van detailhandel dan waar (stedelijke) koopkracht voor is.

In het specifieke geval Lloydkwartier is detailhandel gericht op dagelijkse voorzieningen van de bewoners en moet het aanbod ook niet meer zijn dan dat. De inschatting is dat het huidige aanbod van 2.000 m2 hierin voldoende is. Daarom is de bestemming detailhandel in het nieuwe bestemmingsplan conserverend opgenomen.

Omdat het hier niet gaat om nieuwe detailhandel is het bestemmingsplan op dit punt niet in strijd met artikel 9 van de VR.

9.1.3 Externe veiligheid

Wij gaan ervan uit dat u met betrekking tot het plasbrand aandachtsgebied zult handelen conform de brief van de VRR van 14 mei 2013.

Commentaar:

De wijze waarop het plasbrand aandachtsgebied in het bestemmingsplan is opgenomen is inderdaad conform het advies van de VRR, zie hiervoor bij 9.6.

9.1.4 Buitendijks bouwen

Onderhavig plangebied is volledig buitendijks gelegen, Waterveiligheid is een provinciaal belang. Ingevolge het provinciaal beleid dient een bestemmingsplan voor buitendijks gelegen gronden, zoals aangegeven op kaart 16, dat nieuwe bebouwing mogelijk maakt, in de toelichting een inschatting van het slachtofferrisico van een eventuele overstroming te bevatten en hoe daarmee is omgegaan. Uit paragraaf 5.4.3 blijkt echter dat het slachtofferrisico in geval van een overstroming nog dit niet in voldoende mate is meegenomen in het bestemmingsplan. De gemeente zou alsnog een (kwantitatieve) inschatting van het slachtofferrisico moeten maken met een verantwoording hoe daarmee om wordt gegaan (art 12 VR).

De provincie heeft hiervoor i.s.m. o.a. de gemeente Rotterdam een instrument ontwikkeld dat hiervoor kan worden gebruikt, de zg. Risico Applicatie Buitendijks (RAB).

Het staat de gemeente vrij om ook de risico's op economische en milieuschade en maatschappelijke ontwrichting bij overstroming van dit buitendijks gebied in beeld te brengen.

Commentaar:

Inmiddels is door middel van een berekening met de Risico Applicatie Buitendijks het slachtofferrisico bij een overstroming in het buitendijks gebied in beeld gebracht. De resultaten van de berekening en een verantwoording daarvan zijn alsnog opgenomen in paragraaf 5.4.3.

9.1.5 Molenbiotoop

Het provinciaal beleid schrijft voor dat bij bestemmingsplannen voor gronden gelegen binnen de molenbiotoop van rationele molens zoals aangeduid op kaart 11, de vrije windvang en het zicht op de molen voldoende moet garanderen. Daartoe dienen in de bestemmingsplannen regels te worden opgenomen die voldoen aan de in artikel 16 opgenomen voorwaarde uit de VR. Onderhavig plan voldoet hier niet aan. Voorts dient u op de verbeelding de toegestande bouwhoogte van de voorgenomen woningbouw op te nemen.

Commentaar:

In paragraaf 3.3 Molenbiotoop is aangegeven dat nabij het plangebied een te beschermen molen aanwezig is. In die paragraaf is ook een afbeelding gegeven waarop de invloedssfeer van de molen, de molenbiotoop, is te herkennen. In de paragraaf is aangegeven dat de toegestane bouwhoogten in het plangebied binnen de molenbiotoop ruim onder de berekende waarden van 19 tot 26 meter boven maaiveld blijven. De vrije windvang en het zicht op de molen zijn daarmee in dit bestemmingsplan voldoende gegarandeerd. Een nadere beperking is niet nodig.

9.2 DCMR, Milieudienst Rijnmond

DCMR geeft geen formele reactie in het kader van art. 3.1.1-overleg.

9.3 Hoogheemraadschap van Delfland

Delfland heeft het concept ontwerp getoetst en merkt op dat het waterstaatswerk van de Delflandsedijk bestemd is. De beschermingszone ervan is echter niet op de verbeelding weergegeven. In het geval van de Delflandsedijk zijn alle buitendijks gelegen gronden, tot en met de oeververdediging van de Nieuwe Maas, onderdeel van de beschermingszone. Dit betekent dat alle haventerreinen binnen de grenzen van dit bestemmingsplan onderdeel zijn van de beschermingszone. Delfland verzoekt daarom de beschermingszone op de verbeelding weer te geven met de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - waterstaatswerk'. Dit conform artikel 2.3.3. van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Delfland denkt graag met Rotterdam mee over de voorwaarden die worden opgenomen in de adviesverplichting die aan deze bestemming is gekoppeld. Dit om voor zowel de gemeente als voor Delfland een zo efficiënt mogelijke regeling op te nemen.

Commentaar

Naar aanleiding van deze reactie is de beschermingszone op de verbeelding aangepast en voorzien van een gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk'. In de zone zijn na overleg met het Hoogheemraadschap van Delfland bepalingen in de regels opgenomen. De zone omvat nu alle buitendijks gelegen gronden tot en met de oeververdediging van de Nieuwe Maas.

9.4 BOOR, Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam

BOOR merkt op dat toelichting en verbeelding correct zijn, maar dat in de regels bij "Waarde - Archeologie 3" een zinsdeel is weggevallen.

Commentaar:

De vergissing is hersteld door middel van de aanpassing in art 33.3.3 Uitgezonderde werkzaamheden.

9.5 N.V. Nederlandse Gasunie

Het conceptontwerp is door de Gasunie getoetst aan het huidige externe veiligheidsbeleid van het Ministerie van I&M voor de aardgastransportleidingen van de Gasunie, zoals bepaald in het per 1 januari 2011 in werking getreden Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Op grond van deze toetsing komt de Gasunie tot de conclusie dat het plangebied buiten de 1% letaliteitgrens van de dichtstbijgelegen leiding van de Gasunie valt. Daarmee staat vast dat deze leiding geen invloed heeft op de verdere planontwikkeling.

Commentaar:

Voor kennisgeving aangenomen.

9.6 VRR, Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond

De afdeling Risicobeheersing van de VRR brengt in het kader van externe veiligheid advies uit over de verantwoording van het groepsisico en de mogelijkheden voor hulpverlening en zelfredzaamheid. Zij doet dit door midddel van een analyse van de omgeving, waarbij risicobronnen, mogelijke scenario's en hun effecten worden beschouwd.

VRR geeft aan dat voor het beoordelen van het ruimtelijk plan het college van B&W een gemotiveerde afweging dient te maken tussen de overwegingen met betrekking tot externe veiligheid en de toegevoegde waarde van het ruimtelijk plan. Graag verneemt de VRR het besluit van B&W met betrekking tot de onderstaande adviespunten.

Ten behoeve van de verbetering van de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid kunnen geen maatregelen geborgd worden die vallen binnen de context van de Wet ruimtelijke ordening. Deze maatregelen kunnen echter wel gerealiseerd worden binnen de context van de gemeentelijke verantwoordelijkheid ex art. 3:2 Wet Veiligheidsregio's.

9.6.1 Plasbrand aandachtsgebied

Gebouwen binnen het plasbrand aandachtsgebied van de Nieuwe Maas dienen zodanig gerealiseerd te zijn dat deze beschermd zijn tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) als gevolg van een plasbrand. Hierdoor worden aanwezige personen in staat gesteld om het effectgebied sneller en veiliger te ontvluchten. Hierbij kan voor de gevels gericht naar de Nieuwe Maas gedacht worden aan blinde gevels of het beperkten van het glasoppervlak. De gevels en of het glasoppervlak welke gericht zijn naar de Nieuwe Maas, behoren bestand te zijn tegen een warmtestralingsflux > 15 kW/m2. Bij de verlening van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen dient bij de brandpreventieve toets rekening te worden gehouden met de effecten van een plasbrand op de gevel. Voor zeevaart (het gebied tot en met de ingang van de Schiehaven) bedraagt het plasbrand aandachtsgebied 40 meter en voor de binnenvaart (vanaf de ingang van de Schiehaven naar het oosten) bedraagt het plasbrand aandachtsgebied 25 meter.

Commentaar:

Binnen het plasbrand aandachtsgebied maakt het bestemmingsplan geen nieuwbouw mogelijk. In de regels van het bestemmingsplan is vastgelegd dat de nieuwe gebouwen langs de rivier (maar buiten het plasbrand aandachtsgebied) moeten worden voorzien van ten minste één (nood)uitgang aan de van de rivier af gerichte zijde.

9.6.2 Zorgdragen voor goede voorlichting

Draag zorg voor een goede voorlichting en instructie van de aanwezigen personen zodat men weet hoe te handelen tijdens een calamiteit door middel van de campagne "Goed voorbereid zijn heb je zelf in de hand".

Commentaar:

Zoals door de Veiligheidsregio wordt gesteld valt dit advies niet binnen de context van de Wet ruimtelijke ordening en kan dit niet in het bestemmingsplan worden geregeld.

9.7 HbR, Havenbedrijf Rotterdam;

Het HbR heeft naar aanleiding van het toezenden van het concept ontwerpbestemmingsplan de volgende opmerkingen.

9.7.1 Waterbusremise

In par 4.2.6 wordt aangegeven, dat in het havenbekken Schiehaven een waterbusremise wordt mogelijk gemaakt, echter uit de Regels en Verbeelding blijkt dit niet.

Commentaar:

De opmerking is correct. In de beleidsnotitie van de deelgemeente is de Schiehaven genoemd als mogelijke locatie voor de waterbusremise. In de notitie is niet nader aangegeven welke voorwaarden hiervoor nodig zijn. In de bestemmingsregels is alsnog opgenomen in 'Water - 1' dat een gebruik voor verkeer te water is toegestaan, alsmede afmeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.

9.7.2 Ligplaatsen Zeehavenpolitie en douane

In par 4.2.8 ontbreekt dat de Parkhaven binnen het plangebied ook in gebruik is voor ligplaatsen voor de Zeehavenpolitie en douane.

Commentaar:

In paragraaf 4.4.5 Havenbekken Parkhaven is alsnog toegevoegd dat de Parkhaven voor ligplaatsen in gebruik is.

9.7.3 Aandacht voor vaarweg Nieuwe Maas

Geen aandacht wordt besteed aan de Nieuwe Maas, welke deels binnen het plangebied is gelegen. Dit is een belangrijke vaarweg voor zee- en binnenvaart. Hierlangs bevinden zich ter hoogte van de Lloydkade wachtplaatsen voor zeevaart, waaraan een aantal restricties is verbonden met oog op de nabijheid van woningen.

Commentaar:

In paragraaf 4.4.6 Vaarweg Nieuwe Maas is alsnog toegevoegd dat de Nieuwe Maas in het plangebied is gelegen en een belangrijke functie heeft voor de zee- en binnenvaart.

Daarnaast is de Nieuwe Maas meegenomen bij de behandeling van de milieuaspecten Geluid en Externe veiligheid in Hoofdstuk 6 van de toelichting.

9.7.4 Scheepvaartlawaai afgemeerde schepen

In paragraaf 6.4.3, Scheepvaartlawaai, ontbreekt het aspect lawaai van de afgemeerde zeeschepen langs de Nieuwe Maas.

Commentaar:

In paragraaf 6.4.3 is alsnog aandacht besteed aan de geluidshinder die het afmeren van zeeschepen met zich mee kan brengen. In paragraaf 4.4.6 Vaarweg Nieuwe Maas is aangegeven dat er voorwaarden gelden voor het afmeren van zeeschepen.

9.7.5 HbR als vooroverlegpartner ontbreekt

In hoofdstuk "Maatschappelijke uitvoerbaarheid" ontbreekt het HbR als vooroverlegpartner.

Commentaar:

HbR is alsnog aan de opsomming met vooroverlegpartners in Hoofdstuk 9 toegevoegd.

9.7.6 Verkeer te water ook in Water - 1

In artikel 23, Water - 1, onder a ontbreekt alsmede voor verkeer te water (zoals wel is opgenomen in artikel 24).

Commentaar:

Deze medebestemming is alsnog in art Artikel 23 opgenomen.

9.7.7 Steigers ontbreken in Water - 2

In artikel 24, Water - 2, lid 2.1 ontbreken steigers, zoals wel is opgenomen in artikel 23.

Commentaar:

De opmerking is terecht, want zowel 'Water - 1' als 'Water - 2' zijn tevens bestemd voor verkeer te water, met de daarbij horende voorzieningen, zoals afmeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen. Deze voorzieningen zijn alsnog in de bestemmingsregels van 'Water - 1' en 'Water - 2' opgenomen.

9.8 Rijkswaterstaat, directie Zuid-Holland

RWS is waterbeheerder van de Nieuwe Maas, maar het nautisch beheer is in handen van het havenbedrijf. RWS reageert daarom mede namens het havenbedrijf.

Rijkswaterstaat heeft zelf geen opmerkingen op uw plan. Namens het havenbedrijf wil RWS de volgende opmerking maken: "Ten aanzien van de Schiehaven en St.Jobshaven moet opgemerkt worden dat het toestaan van drijvende tuinen en stadslandbouw, zoals genoemd in paragraaf 4.2.6 en 4.2.7 van de toelichting, niet mag leiden tot beperkingen voor het scheepvaartverkeer op de Nieuwe Maas en de ligplaatsen langs de Lloydkade." RWS verzoekt met bovenstaande opmerking rekening te houden in het plan.

Commentaar:

Omdat een concreet plan voor drijvende tuinen en stadslandbouw op dit moment ontbreekt, is afgezien van nader planologisch onderzoek. Mocht zich op termijn een concreet initiatief voor een bepaald gebruik voordoen, dan staan hiervoor de gebruikelijke procedurele wegen open. Onderdeel van de procedurele wegen is het onderbouwen dat de voorgenomen activiteit rekening houdt met de belangen van het scheepvaartkwartier ter plaatse. Op deze manier wordt rekening gehouden met bovenstaande opmerking.