Plan: | Zevenkamp en Nesselande |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0599.BP1043ZevenkmpNes-oh01 |
Rotterdam draagt sinds 1960 zorg voor het eigen archeologisch erfgoed en is in het bezit van een door het rijk verleende opgravingsbevoegdheid. Het doel van de Rotterdamse archeologie is: (1) te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem; (2) te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; (3) te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden.
De gemeente Rotterdam bezit een Archeologische Waardenkaart (AWK) en een vastgestelde lijst met Archeologisch Belangrijke Plaatsen (ABP's), die opgenomen zijn in de gemeentelijke archeologieverordening. Genoemde beleidsinstrumenten moeten een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen waarborgen. Dit instrumentarium sluit aan op en komt mede voort uit het rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het Europese 'Verdrag van Malta' is ontwikkeld.
Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureau-onderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen.
Het bestemmingsplangebied maakte oorspronkelijk deel uit van een veengebied. Het veen werd gevormd vanaf ongeveer 5000 voor Christus tot in de Middeleeuwen. Vanaf de 10de-12de eeuw is het veen ontgonnen voor akkerbouw en veeteelt. Het gaat om een strookvormige verkaveling met boerderijen gegroepeerd in bewoningslinten. In het zuidwestelijk deel van het plangebied bevond zich in het veengebied al vroeg een ondiep meer, het IJsselmeer. Of dit een natuurlijk meer is of een door vroege turfwinning ontstane plas is niet duidelijk. Vooral in de 17de tot 19de eeuw werd in het gebied uitgebreid turf gestoken. Uiteindelijk veranderde vrijwel het hele plangebied in een plassengebied, met alleen nog enkele stroken veen ter plaatse van oude kades en bewoningslinten. Het plassengebied werd in stappen bedijkt en drooggemalen. Ten noorden van de Wollefoppenweg (de vroegere Huismanskade) maakte het plangebied deel uit van de Eendrachtspolder (1762 definitief drooggemaakt). Het gebied ten zuiden van de Wollefoppenweg werd opgenomen in de Alexanderpolder (circa 1874 gereedgekomen). De Ringvaart aan de oostzijde van het plangebied hoort oorspronkelijk bij de ten oosten van het plangebied gelegen Zuidplaspolder. De meeste stroken restveen werden na de droogmakingen alsnog grotendeels afgegraven voor turfwinning, uitgezonderd vermoedelijk de Huismanskade (het tracé van de huidige Wollefoppenweg) en de strook met de Ringvaart aan de oostkant. In de veenrestanten kunnen bewoningssporen en vondsten aanwezig zijn, vooral uit de Late Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd.
Na de droogmaking van de plassen werd in het gebied weer landbouw uitgeoefend, tot het graven van de Zevenhuizerplassen voor zandwinning en de bouw van de wijken Zevenkamp en Nesselande. Door het verdwijnen van het veen liggen nu over het algemeen de oude prehistorische landschapselementen aan of dicht onder het oppervlak van de diep gelegen polders. Wel heeft ten behoeve van de nieuwbouw in grote delen van het gebied ophoging plaatsgevonden met een pakket zand van minimaal circa 1 meter dikte.
In het plangebied is onder de moderne ophogingen een dun pakket lagunaire klei-en zandafzettingen aanwezig, waar fijnvertakte geulpatronen in zijn gekarteerd. Het pakket werd afgezet in de periode direct voorafgaand aan de veenvorming. Het lagunaire landschap lijkt niet door de mens te zijn geëxploiteerd.
In de ondergrond zijn fossiele rivierlopen (stroomgordels, Afzettingen van Gorkum) van tenminste twee generaties gekarteerd, te dateren in de periode circa 7000 tot 5000 voor Christus. Op een diepte van circa 10 meter beneden NAP bevindt zich een brede stroomgordel, die van noordoost naar zuidwest door het plangebied loopt. In het uiterste noordoosten bevindt zich bovendien een wat jongere stroomgordel waarvan de bovenkant zich op circa 7 tot 8 m beneden NAP bevindt. De stroomgordels, die mogelijk fijne vertakkingen in het hele plangebied hadden, kunnen aantrekkelijke verblijfplaatsen hebben gevormd voor de mens in het Mesolithicum en het begin van het Neolithicum.
In het uiterste zuidwesten van het plangebied zijn in de diepere ondergrond rivierduinafzettingen aanwezig. De toppen van deze afzettingen (donken) kunnen in het Mesolithicum als woonplaats zijn benut.
Gelet op het voorgaande kunnen onder de moderne ophogingen in het plangebied archeologisch waardevolle bewoningssporen en vondsten worden aangetroffen uit het Mesolithicum (8000-5300 voor Christus) en het begin van het Neolithicum (5300-2000 voor Christus). Er is een kleine kans dat in de restveenstroken van onder meer de Wollefoppenweg en de Ringvaart relicten uit de IJzertijd, de Romeinse tijd, de Late Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd aanwezig zijn.
De archeologische verwachting geldt uitsluitend voor het bodemtraject dieper dan 1 meter beneden het maaiveld. De bovenlaag bestaat uit opgebrachte grond ofwel is al verstoord door activiteiten van de mens na het droogmaken van de polders.
Waarde - Archeologie - 1
Voor de strook restveen langs de Ringvaart (Waarde - Archeologie - 1) geldt een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 1,0 meter beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 100 vierkante meter beslaan.
Waarde - Archeologie -2
Voor de rest van het plangebied (Waarde - Archeologie - 2) geldt een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 1,0 meter beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 200 vierkante meter beslaan.
Overzicht welk archeologieregime waar geldt