direct naar inhoud van Artikel 15 Gemengd - 8
Plan: Zevenkamp en Nesselande
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0599.BP1043ZevenkmpNes-oh01

Artikel 15 Gemengd - 8

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 8' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen, met een b.v.o. van maximaal 500 m2 per vestiging en een gezamelijk b.v.o. van maximaal 2000 m2;
  • b. kantoren met een b.v.o. van maximaal 500 m2 per kantoorvestiging een een gezamenlijk b.v.o. van maximaal 5000 m2;
  • c. wonen;
  • d. voorzieningen behorend bij bovengenoemde functies, zoals erf, groen, tuinen, water, ontsluitingswegen en -paden;
  • e. 'Waarde - Archeologie - 1', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Medebestemming

Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie - 1', is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing.

15.2.2 Bebouwingsnormen

Wollefoppenweg

  • a. tenzij op de verbeelding anders is aangegeven, bedraagt het bebouwingspercentage per bouwperceel maximaal 35%;
  • b. voor woningen is de maximale goot- en nokhoogte van respectievelijk 4,50 meter en 8 meter;
  • c. ten aanzien van de functie kantoren en maatschappelijke voorzieningen is de maximale hoogte van 8 meter, met dien verstande dat bij een vestiging met een vloeroppervlakte van meer dan 100 m² een maximale goot- en nokhoogte van respectievelijk 4,50 meter en 8 meter goothoogte geldt;
  • d. de breedte van de voorgevel bedraagt maximaal 10 meter, met dien verstande dat wanneer het geschakelde bebouwing betreft de breedte maximaal 15 meter bedraagt;
  • e. de afstand van bebouwing ten opzichte van het aangrenzende bouwperceel bedraagt minimaal 3 meter;
  • f. voor de gronden gelegen aan de Wollefoppenweg 49 en tussen Wollefoppenweg 45 en 49 dient tevens een afstand van 3 meter tot de achtergrens van het bouwperceel aangehouden te worden;
  • g. de afstand tussen bebouwing onderling op een bouwperceel bedraagt minimaal 6 meter;
  • h. aanbouwen en bijgebouwen dienen achter de voorgevelrooilijn gebouwd te worden, met dien verstande dat op de hierna genoemde adressen voor het bouwen een afstand gemeten vanaf de voorgevelrooilijn van minimaal 2,50 meter –te weten de voorgevelzone - in acht dient te worden genomen: Wollefoppenweg 27a, de gronden gelegen ten zuiden van 27a, 27b, 45, 47 en 49;
  • i. de bebouwing dient haaks op of evenwijdig aan de aangrenzende bestemming ‘water’ (poldersloten) te worden gerealiseerd, met uitzondering van de gronden gelegen aan de Wollefoppenweg 27a, de gronden gelegen ten zuiden van 27a en 27b waar de 53 bebouwing haaks op of evenwijdig aan de Wollefoppenweg gerealiseerd dient te worden;
  • j. ter hoogte van de Wollefoppenweg 49 is een duiker toegestaan.

Zuideinde

  • k. tenzij op de verbeelding anders is aangegeven, bedraagt het bebouwingspercentage per bouwperceel maximaal 30%;
  • l. voor woningen geldt een maximale goot- en nokhoogte van respectievelijk 4,50 meter en 8 meter;
  • m. de breedte van de voorgevel bedraagt maximaal 10 meter;
  • n. de afstand van bebouwing ten opzichte van het aangrenzende bouwperceel bedraagt minimaal 4 meter, met dien verstande dat voor woonbebouwing op de gronden gelegen aan het Zuideinde 26 de afstand gemeten vanuit de zuid/zuid-oost hoek van het bouwperceel minimaal 7,5 meter bedraagt
  • o. de afstand tussen bebouwing onderling op een bouwperceel bedraagt minimaal 8 meter;
  • p. de bebouwing dient haaks op of evenwijdig aan het Zuideinde gerealiseerd te worden;

Groeneweg

  • q. tenzij op de verbeelding anders is aangegeven, bedraagt het bebouwingspercentage per bouwperceel maximaal 40%;
  • r. voor woningen geldt een maximale goot- en nokhoogte van respectievelijk 4,50 meter en 8 meter;
  • s. voor kantoren en maatschappelijke voorzieningen geldt een maximale hoogte van 8 meter, met dien verstande dat bij een vloeroppervlakte van meer dan 100 m² aan maatschappelijke voorzieningen of kantoren tevens een goothoogte geldt van maximaal 4,50 meter;
  • t. de breedte van een voorgevel bedraagt maximaal 10 meter;
  • u. de afstand van bebouwing ten opzichte van het aangrenzende bouwperceel bedraagt minimaal 3 meter;
  • v. de afstand tussen bebouwing onderling op een bouwperceel bedraagt minimaal 6 meter;
  • w. de bebouwing dient haaks op of evenwijdig aan de Groeneweg gerealiseerd te worden;

Bermweg

  • x. tenzij op de verbeelding anders is aangegeven, bedraagt het bebouwingspercentage per bouwperceel maximaal 30%;
  • y. voor woningen geldt een maximale goot- en nokhoogte van respectievelijk 4,50 meter en 8 meter;
  • z. de breedte van een voorgevel bedraagt maximaal 10 meter;
  • aa. de afstand van bebouwing ten opzichte van het aangrenzende bouwperceel bedraagt minimaal 5 meter;
  • ab. de afstand tussen bebouwing onderling op een bouwperceel bedraagt minimaal 6 meter;
  • ac. de bebouwing dient haaks op of evenwijdig aan de Bermweg dan wel parallel aan de aangrenzende bestemming water gerealiseerd te worden;
  • ad. de bebouwing dient haaks op of evenwijdig aan de aangrenzende, in oost-westelijke richting naastgelegen bestemming ‘water’ (poldersloten) te worden gerealiseerd;
  • ae. aanbouwen en bijgebouwen dienen achter de voorgevelrooilijn gebouwd te worden, met dien verstande dat de afstand ten opzichte van de voorgevelrooilijn minimaal 2,50 meter –te weten de voorgevelzone- bedraagt; een en ander geldt niet voor het bouwperceel gelegen achter Bermweg 2;

Onderweg

  • af. tenzij op de verbeelding anders is aangegeven, bedraagt het bebouwingspercentage per bouwperceel maximaal 25%;
  • ag. voor woningen geldt een maximale goot- en nokhoogte van respectievelijk 4,50 meter en 8 meter;
  • ah. de breedte van een voorgevel bedraagt maximaal 10 meter;
  • ai. de afstand van bebouwing ten opzichte van het aangrenzende bouwperceel bedraagt minimaal 5 meter;
  • aj. de afstand tussen bebouwing onderling op een bouwperceel bedraagt minimaal 6 meter;
  • ak. aanbouwen en bijgebouwen dienen achter de voorgevelrooilijn gebouwd te worden, met dien verstande dat de afstand ten opzichte van de voorgevelrooilijn minimaal 2,50 meter –te weten de voorgevelzone- bedraagt;
  • al. de bebouwing dient haaks op of evenwijdig aan de aangrenzende, in oost-westelijke richting naastgelegen bestemming ‘water’ (poldersloten) dient te worden gerealiseerd;

Bostelweg

  • am. het bebouwingspercentage per bouwperceel is op de verbeelding aangegeven;
  • an. voor woningen geldt een maximale goot- en nokhoogte van respectievelijk 4,50 meter en 8 meter;
  • ao. de afstand tussen de bebouwing en de grenzen van het bouwperceel, bedraagt minimaal 3 meter;
  • ap. de afstand tussen bebouwing onderling op een bouwperceel, bedraagt minimaal 6 meter;
  • aq. aanbouwen en bijgebouwen dienen achter de voorgevelrooilijn gebouwd te worden, met dien verstande dat de afstand ten opzichte van de voorgevelrooilijn minimaal 2,50 meter – te weten de voorgevelzone- bedraagt;

15.2.3 Overige bebouwingsnormen

Voor het bouwen van aan- en bijgebouwen geldt, onverminderd het bepaalde in 15.2.2 het volgende:

  • a. de goothoogte van aanbouwen is maximaaal eerste verdieping van het hoofdgebouw gelegen;
  • b. Indien een aanbouw met een kap wordt afgedekt, dient de nokhoogte minimaal 1 meter onder de nok van het hoofdgebouw te zijn gelegen;
  • c. de goot- en nokhoogte van bijgebouwen bedragen maximaal respectievelijk 3 meter en 5,50 meter.

15.3 Specifieke gebruiksregels
15.3.1 Algemeen

Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30% mag worden gebruikt voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf;
  • b. ten aanzien van een aan huis gebonden bedrijf sprake is van een bedrijf tot en met categorie 1 als bedoeld in de bij deze regels horende lijst van bedrijfsactiviteiten;
  • c. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen;
  • d. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;
  • e. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van het aan huis gebonden beroep of bedrijf.