direct naar inhoud van Artikel 21 Verkeer - Verblijfsgebied
Plan: Scheepvaartkwartier
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0599.BP1032Scheepkwart-oh01

Artikel 21 Verkeer - Verblijfsgebied

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Verkeer - Verblijfsgebied" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen ten behoeve van wandelen, verblijven en spelen, zoals trottoirs, voetpaden en trappen;
  • b. voorzieningen voor rijdende en stilstaande voertuigen, zoals rijstroken, trambanen, fietspaden, parkeerplaatsen;
  • c. ter plaatse van de functieaanduiding "tunnel" is tevens een tunnel toegestaan;
  • d. groenvoorzieningen, waterpartijen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen;
  • e. bouwwerken voor kleinschalige openbaar nutsvoorzieningen, verkeer en vervoersvoorzieningen;
  • f. geluidswerende voorzieningen;
  • g. ongebouwde terrassen ten behoeve van een aangrenzende horecavestiging;
  • h. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming;
  • i. de bestemmingen "Waarde - Archeologie - 1", "Waarde - Archeologie - 2", "Waarde - Archeologie - 3", "Waarde - Cultuurhistorie", "Waterstaat - Waterkering", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
21.2 Bouwregels
21.2.1 Algemeen

Op de voor "Verkeer - Verblijfsgebied" bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens:

  • a. in de bestemming passende bouwwerken (geen gebouwen zijnde), zoals straatmeubilair, huisvuilcontainers (al dan niet ondergronds) niet groter dan 10 m3, abri's, bovenleidingmasten c.q. portalen ten behoeve van trambanen;
  • b. niet voor bewoning bestemde kleine gebouwen voor openbaar nut, verkeer en vervoer, welke gebouwen niet groter mogen zijn 80 m3 en ondergronds moeten worden gerealiseerd;
  • c. uitstekende delen aan gebouwen als bedoeld in lid 21.1, niet dieper dan 2 meter uit de gevel en ten minste 2,2 meter boven maaiveld.
21.2.2 Specifieke bouwregels

Het uitvoeren van werken of bouwwerken op gronden met de functieaanduiding "tunnel" mag niet schadelijk zijn voor de belangen van het tunnelverkeer.

21.2.3 Voorwaarden

Burgemeester en wethouder kunnen aan een omgevingsvergunning voorwaarden verbinden die dienen tot bescherming van de belangen van het tunnelverkeer.

21.2.4 Advies

Alvorens te beslissen op een aanvraag om omgevingsvergunning voor een locatie binnen het gebied dat op de verbeelding is opgenomen met de functieaanduiding "tunnel", winnen burgemeester en wethouders in het belang van het tunnelverkeer advies in bij de tunnelbeheerder.

21.2.5 Medebestemming

Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor "Waarde - Archeologie - 1", "Waarde - Archeologie - 2", "Waarde - Archeologie - 3", "Waarde - Cultuurhistorie" of "Waterstaat - Waterkering", is voor het bouwen het bepaalde ter zake in genoemde bestemmingen mede van toepassing.

21.3 Afwijking van bouwregels
21.3.1 Bovengronds bouwen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in lid 21.2.1 t.a.v. het ondergronds bouwen van kleine gebouwen voor openbaar nut, mits voldoende is aangetoond dat ondergrondse realisatie technisch niet mogelijk is of financieel niet haalbaar is.

21.3.2 Advies

Alvorens aan lid 21.3.1 toepassing wordt gegeven, winnen burgemeester en wethouders het schriftelijk advies in van de Commissie voor Welstand en Monumenten, voor zover deze gronden tevens zijn gesitueerd binnen de "Waarde - Cultuurhistorie".

21.3.3 Terrasschermen

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels van de ter plaatse geldende bestemming, door terrasschermen met een maximale hoogte van maximaal 1.60 meter toe te staan. De terrasschermen dienen in overeenstemming te zijn met de door het college vastgestelde nota “Kwaliteiteisen voor terrassen”.

21.4 Specifieke gebruiksregels

Ongebouwde (gevel) terrassen aangrenzend aan horeca dienen aan de volgende eisen te voldoen:

  • a. nooduitgangen, brandtrappen en brandkranen dienen vrijgehouden te worden;
  • b. op trottoirs dient minimaal een 1,80 meter brede obstakelvrije doorloopruimte te zijn gegarandeerd;
  • c. een ongebouwd terras dat niet langs een rijweg is gesitueerd (bijvoorbeeld een plein) dient een vrije doorgang van minimaal 4,50 meter breed te hebben.